295 | min noch mee |
297 | dat wet (404) |
315 | gheloeft mi des |
317 | dat segic di |
323 | Dit merc elc wel in sinen sin |
327 | al omtrent (333) |
331 | sekerlike |
337 | als men siet |
339 | als men wel kint |
343 | ic seg v waer (353) |
351 | twaren |
372 | dat bekent |
412 | dat verstaet |
| enz... |
De beeldspraak blijft beperkt tot illustrerende vergelijkingen, met een louter didactische bedoeling. Als zodanig behoren ze niet tot de stijl, maar tot de inhoud. De gebruikte beelden worden besproken in de Aantekeningen bij de Inhoud, in deel I, 26 vv.
Het heeft m.i. weinig belang hier een studie te wijden aan de zinnen met aanloop of niet, zoals G.S. Overdiep dit deed voor verschillende Mnl. werken. Bij een zware aanhef gevoelswaarde gaan zoeken, lijkt me in dit mededelings-proza-op-rijm niet toepasselijk. Als we een aanloopzin hebben, zoals bv. in v. 364, dan is dat gewoon omwille van rijm en ritme.
απο-κοινου -constructies, zoals in vv. 527 en 947, worden vermeld in de Filologische Commentaar, evenals meervoudig onderwerp bij enkelvoudig werkwoord, e.d.
De imperatief heeft ongeveer steeds de t-uitgang (23, 24, 316, 373, 393, 412, ...) behalve bij sich (442, 452, 492, 534, 546, ...), vermoedelijk om het rijm, evenals lich(t) (460, 480, 498, 502, ...). Ook éénmaal, buiten het rijm: mic (547).
De negatie is meestal dubbel. Toch zijn er talrijke zinnen waar niet, geen, of andere ontkenningen, niet vergezeld gaan van en of ne. In verschillende gevallen is dit slechts schijnbaar, en hebben we enclise:
476 | Der aerden comet hi niet naer |
755⁄756 | Onse horen dat comt bi dien |
| Es niet so scerp... |
1053 | ... si niet meer climmen can |
1449 | Die mane ghene claerheyt heeft |
1479 | Mer vander sonnen ist also niet |
1522 | Dat si niet bescinen can |