| |
| |
| |
Lucky Jim niet langer gelukkig
Met Lucky Jim, zijn eerste roman, vestigde Kingsley Amis in 1954 zijn faam als prozaïst. Jim Dixon, de hoofdpersoon uit het boek, een jonge universiteitslector met anti-burgerlijke ideeën, paste zo goed in de tijd dat hij een van de prototypes van de angry young man werd. Na Lucky Jim volgden nog veel werken, doorgaans van een satirisch-humoristisch karakter. Amis bereikte met dit oeuvre de status van succesauteur en hij kon zodoende zijn academische baan als lector, die hem aan het materiaal voor Lucky Jim geholpen had, opgeven. Het betekende niet dat hij op zijn lauweren ging rusten. Integendeel, hij keerde zelfs terug tot zijn eerste liefde: de dichtkunst. Amis debuteerde namelijk met twee poëziebundels: Bright November van 1947 en A Frame of Mind van 1953. Met zijn poëzie kreeg verkreeg Amis weliswaar enige naam, zo kon hij in 1979 een verzamelbundel uitgeven van al zijn gedichten tot dan toe en was hij een jaar eerder de bezorger van de prestigieuze bloemlezing The New Oxford Book of Light Verse, toch bleef hij voornamelijk bekend als prozaschrijver.
In de recent bij Meulenhoff verschenen bloemlezing van Elizabeth Mollison en Henk Romijn Meijer Spiegel van de Engelse Poëzie uit de gehele wereld. Dichters van de twintigste eeuw is Kingsley Amis wel vertegenwoordigd, maar zoals het een in hoofdzaak prozaïst geacht schrijver betaamt met slechts één vers. Wel een mooi vers:
| |
New approach needed
And get to know the place.
Madness, disease and war,
You heard about them, true,
The last time you came here:
It's different having them.
At love, marriage, children?
All good, but bringing some
A sort one should, again,
Feel, not just hear about,
| |
| |
People have suffered worse
Than you did on that cross
(I know - you won't get me
Up on one of those things),
On the third day, without
‘I die, but man shall live’
As a nice cheering thought.
So, next time, come off it,
Jack, long before you start
If you still want to then.
Teil your dad that from me.
Dit gedicht, waarvan geen enkele regel langer is dan zes woorden, doet aan als proza. Geen poëtisch taalgebruik, geen klassieke versvorm, geen metrum, geen rijm, niets. Alleen de extreem korte regeltjes maken duidelijk dat het een vers is. Zelfs de inhoud is nogal prozaïsch. De werkvertaling die van het gedicht in de bloemlezing gegeven wordt, maakt dat zo mogelijk nog duidelijker dan het origineel:
| |
Nieuwe aanpak vereist
Mocht je ons nog eens komen opzoeken,
en stel je eens goed op de hoogte.
waanzin, ziekte en oorlog.
Je hebt er wel van gehoord,
de laatste keer dat je hier kwam:
het is wat anders om het zelf mee te maken.
En zou je je niet 'ns wagen
aan de liefde, het huwelijk, kinderen?
Heel mooi, allemaal, maar met een zeker
risico van berouw en pijn
een angst ook die je moet
voelen, waar je niet alleen van moet horen,
| |
| |
een kenner van de mensheid te mogen noemen.
Wat het leven hier betreft, vertrouwen we op
de ooggetuige uit de buurt,
niet op de koninklijke toerist.
en langduriger onrecht geleden
(ik weet het - mij krijg je niet
zonder het vaste vooruitzicht
zo goed als nieuw ten hemel te varen
‘Ik sterf, maar de mens zal leven’
als prettige, opbeurende gedachte.
Bespaar ons dus de volgende keer je verhalen,
en loop eerst zelf een tijdje mee,
ons weer de wet komt voorschrijven:
Zeg dat maar van mij tegen je vader.
Toch vind ik dit een mooi gedicht. Het is verrassend opgebouwd en er zit een diepe gedachte in. Het begin van het gedicht sugggereert een eenvoudige klacht van de dichter tegenover een gehaaste bezoeker. De vierde en vijfde regel - Ervaar honger,/waanzin, ziekte en oorlog - maken al duidelijk dat het hier niet zomaar een bezoeker betreft. Het moet een figuur uit een ivoren toren zijn. Maar wat voor een? Iemand, die zoals uit de volgende regels blijkt, niet getrouwd is, geen gezin heeft en zich toch een oordeel aanmatigt over deze zaken van het leven. Hij noemt zichzelf een kenner van de mensheid, maar hij staat even ver van het dagelijkse leven als de koning die op werkbezoek de sloppenbuurten aandoet.
Wat voor iemand we ons bij de ‘je’ van dit vers moeten voorstellen, laat de eerste strofe in het ongewisse. Zal het een kerkelijke hoogwaardigheid zijn? De tweede strofe beantwoordt de vraag meteen. De bezoeker is geen paus, kardinaal of bisschop, maar de zoon van God zelf. Hij is het immers die geleden heeft aan het kruis. De dichter vindt dat lijden aan het kruis niet niks, hij wil zelf immers niet aan zo'n ding, zoals hij zegt, maar het verschaft geen inzicht in het werkelijke menselijke lot.
Alsof het een politiek debat over apartheid betreft zegt de dichter op quasiblasfemische toon: je kunt niet oordelen over de situatie hier als je die niet echt aan den lijve ervaren hebt. God en zijn zoon worden beschreven als de spreekwoordelijke stuurlui die aan de wal staan. Kingsley Amis ontzegt deze lieden, en in hun gevolg de kerken natuurlijk, het recht ons voor te schrijven
| |
| |
hoe te leven. In feite is zijn gedicht een pleidooi voor het eigen menselijk geweten.
In zijn roman The Anti-Death League uit 1966, ogenschijnlijk een klassiek spionageverhaal, stelde Amis zich op hetzelfde standpunt. In dit boek protesteerde hij tegen de onmenselijke wreedheid van God. Een God die in zijn almacht en goedertierendheid oorlog, ongeluk en wreedheid toestaat, is geen God, is de moraal van dit boek. Het werk is een lofzang op ‘the unaided and self-constituted human spirit’ en daarmee in wezen ‘the final proof of the non-existence of God’. Zover gaat het hier geciteerde gedicht niet, maar het is wel een uiting van dezelfde theologische visie.
Een visie die ook in de Nederlandse dichtkunst door een in hoofdzaak prozaïst te noemen schrijver verdedigd is, Du Perron. Zijn gedicht ‘De zieke man’ doet niet alleen qua inhoud aan Amis denken, ook in de vorm zijn er overeenkomsten. Het parlando-taalgebruik, de extreem korte regeltjes en het ontbreken van elk klassiek versmiddel verraden zowel bij Du Perron als bij Amis de dichtende prozaschrijver.
door iedereen was verwend geweest,
door iedereen zacht behandeld
en zacht was aangesproken, en
gewassen en in bed gelegd,
gekrabd, in bed gelegd, geraden,
gestreeld, gelakseerd, in bed gelegd,
en iedereens zachte wil, vier jaren,
tot eigen heil had ondergaan -
zijn kasten, laden, ramen, deuren;
en op de buitenkant van iedere deur
waarop hij had geschreven:
Camiel Hamans schreef deze tekst voor Over Poëzie.
|
|