| |
| |
| |
Ik had genoeg van dichters die zingen met gesloten ogen. Een dichter moet zijn ogen openenen, poëzie is er voor het volk en als dat volk niet meer bestaat, wie zal dan zijn gedichten lezen?
| |
Baltische literatuur
Moskou maakte een grapje, maar wil dat het serieus wordt opgevat.’ Zo karakteriseert Sigitas Geda de toestand in zijn land op dit moment.
Geda komt uit Litouwen, dat samen met Estland en Letland het Balticum vormt. Onder invloed van glasnost en perestrojka vindt in elk van deze drie Baltische landen een opleving plaats van nationalistische gevoelens, georganiseerd in volksfronten. Hoewel het uiteindelijke doel per land verschilt, komt de strijd die ze voeren voor alle drie neer op het bereiken van een grotere autonomie op zowel politiek, economisch en cultureel gebied. Estland, Letland en Litouwen zijn tussen de twee wereldoorlogen zelfstandige staten geweest met elk een eigen regering. Aan het begin van de jaren veertig zijn ze, als gevolg van het Molotov-Ribbentrop-pact waarvan de inhoud tot op vandaag geheim is, als ruilobject in een afspraak tussen Hitler en Stalin, door de Sovjet-Unie geannexeerd. In augustus 1987 vonden er voor het eerst demonstraties plaats in alle drie de staten, waarin geëist werd dat de inhoud van het pact openbaar gemaakt zou worden. Deze demonstraties waren mogelijk geworden door de relatieve vrijheid die er heerste, en ze worden gezien als de start van de vernieuwde strijd voor meer autonomie. De volksfronten worden voorgegaan door schrijvers en dichters, wat niet zo vreemd is, want de vrijheid kwam voor iedereen onverwacht. In de afgelopen jaren zijn het echter vooral schrijvers geweest die zich beziggehouden hebben met hun persoonlijke vrijheid. Ze moesten de censuur omzeilen en er tegelijk voor zorgen dat die de vrijheid van hun gedichten niet kon beïnvloeden. Het is dan ook geen toeval dat juist zij het zijn die voorop lopen in de strijd.
| |
Berendoder
Het volksfront in Letland is de kleinste van de drie. Het aantal geïmmigreerde Russen dat er woont is groter dan het aantal Letten. Hoewel die russificatie sporen heeft achtergelaten, zijn er niettemin elementen uit de oorspronkelijke Letse volkscultuur bewaard gebleven. De invloed van folklore in de moderne cultuur neemt echter af, hoewel Letland in het Balticum de meeste volksverhalen en poëzie heeft.
In de tweede helft van de negentiende eeuw, een periode van oplevend
| |
| |
nationalisme, is het Letse nationale epos, de Lasplesis of Berendoder, op schrift gesteld. Het is het verhaal van de zwarte ridder die het volk veel kwaad doet en die uiteindelijk gedood wordt door de Berendoder. Letland had in die tijd veel te lijden van Duitse grootgrondbezitters met een slechte reputatie. De zwarte ridder was een metafoor voor hen die hun volk zoveel schade en ellende brachten. De laatste decennia is de invloed van het verhaal teruggedrongen. Uldis Berzins, een Letse modernistische dichter, zegt daarover: ‘De Lasplesis is geschreven toen de mensen het nodig hadden om een eigen identiteit te bevestigen. Later werden er veel grapjes over gemaakt en werd de tekst nauwelijks meer serieus genomen. Maar met de huidige opleving van het nationaal bewustzijn, wordt het verhaal weer belangrijk. Het heeft aan kracht gewonnen en wordt aangepast aan deze tijd. De zwarte ridder is geen Duitser meer, maar een Rus.’
Een andere vorm van folklore vormen de Dalna's, volkspoëzie, vaak al honderden jaren oud, eveneens in de vorige eeuw op schrift gesteld. Samen beslaan ze twaalf dikke banden. Elk Lets kind leert ze op school en doordat ze een vast metrum en rijmschema hebben, zijn ze makkelijk te onthouden. Ook worden ze vaak gezongen.
| |
Repressie
Uldis Berzins en Knuts Skujenieks zijn twee belangrijke Letse dichters. Hun werk is eerder modernistisch dan folkloristisch te noemen. Berzins zelf moet echter erg lachen als men zijn werk als modernistisch karakteriseert. Hij omschrijft zijn werk als een antwoord op een droom. Berzins roept een emotie uit het verleden op, doorleeft die opnieuw.
De dichter Skujenieks wordt door Theo van Lint, Leids slavist en kenner van de Baltische literatuur, omschreven als een schrijnend voorbeeld van de Sovjet-socialistische repressie. Tussen zijn vijfentwintigste en tweeëndertigste heeft hij in de gevangenis gezeten:‘De liberalisatie van 1985 is voor hem eigenlijk tien jaar te laat gekomen. Zijn leven is al zover kapot gemaakt door de gebeurtenissen dat hij weliswaar zijn kunst nog wel kan vrijwaren van socialistisch-realistische bemoeienissen, maar persoonlijk heeft hij daar een enorme klap van gekregen.’
‘Wat opvalt aan zijn poëzie is dat hij zo'n grote tederheid heeft bewaard en dat hij een hele zachte, lieve vorm van lyriek schrijft, terwijl zijn ervaringen toch heel anders zijn. Hij heeft duidelijk een domein bewaard waarin emotie en menselijkheid nog bestaan. Ik denk dat dat een belangrijke funktie is van de literatuur voor de mensen in de Baltische landen.’
mijn slapend en mijn wakend bestaan
alleen maar om je door het raam
de maan te laten zien ongeschonden
| |
| |
alleen maar om je in jezelf te laten zoeken
tederheid als nevelsluiers boven de rivier
al je zorgen te laten overwoekeren
om je die van jou ermee te laten verstrengelen
zodat ook in jou het lied ontwaakt
ik geef me helemaal aan jou
van jouw verdriet en jouw geluk.
(Knuts Skujenieks, vertaling A. Urdze)
Theo van Lint vervolgt: ‘Literatuur is het brood dat mensen nodig hebben om geestelijk bij te blijven. Dat geldt vooral voor poëzie, dat is een persoonlijke, onafhankelijke stem in een wereld die beheerst wordt door propaganda. Manipulatie is misschien een beetje te vergelijken met de reclame en jingles die wij hier in het westen kennen, alleen is het hier veel diverser. Daar wordt eenzijdiger op de mensen ingebeukt met een bepaalde ideologie. Daarom is die functie van poëzie des te belangrijker.’
| |
Socialistisch realisme
Toen de Baltische staten werden ingelijfd bij de Sovjet-Unie veranderde er voor de kunst erg veel. Er werd opeens bepaald dat er kunst- en cultuurorganisaties ingesteld moesten worden naar Moskous model, en dat betekende het ontstaan van schrijversbonden. Zij stelden richtlijnen op waar kunstwerken aan moesten voldoen en waar de censuur dus op zou letten. De Baltische staten vielen midden in de toen heersende doctrine van het socialistisch realisme die in 1934 als enige methode van kunstuiting was geproclameerd. Literatuur werd geacht een onderdeel te zijn van een socialistische staat, op weg naar het communisme. De schrijvers moesten in dienst daarvan schrijven, ze vormden geen onafhankelijk instituut meer. Ze hadden niet meer de funktie die wij hier van schrijvers verlangen, namelijk een laatste instantie van twijfel en kritiek te zijn en het op een persoonlijke en integere manier geven van een mening over het leven in de vorm van literatuur.
Het gevolg was dat de meeste schrijvers bewust of onbewust zelfcensuur toepasten, omdat ze toch wilden blijven publiceren. Als ze kozen voor een vrije meningsuiting, moesten ze dat bekopen met een gevangenisstraf. Toch waren er ook manieren om die censuur te ontduiken. Poëzie heeft bij uitstek de mogelijkheid om in metaforen te spreken en daar is flink gebruik van
| |
| |
gemaakt. Theo van Lint: ‘Enerzijds werkt dat stimulerend op de vindingrijkheid van de dichters en ook het lezerspubliek is er op ingesteld dat veel dingen indirect gezegd worden. Anderzijds wordt de censuur zelf heel schichtig en dat kan er toe leiden dat ook gewone dingen, die helemaal niet als metafoor of verwijzing bedoeld zijn, verboden worden, want de mensen zouden er wel eens heel iets anders in kunnen lezen.’
| |
‘First Lady’
De dichteres Doris Kareva komt uit Estland en wordt daar ‘the first lady’ van de poëzie genoemd. Zij heeft nogal te lijden gehad onder die schichtige censuur. Haar gedichten kenmerken zich door een grote verbale begaafdheid en ze zijn persoonlijk van karakter. Kareva wordt bewonderd om de manier waarop ze de grenzen van de mogelijkheden van klank en betekenis aftast en vernieuwt. Ze gebruikt erg veel metaforen, natuursymbolen en beelden in haar werk. Ze heeft invloeden ondergaan van Emily Dickinson, van wie ze hoogstaande vertalingen heeft gemaakt, en van de Russische dichteres Anna Achmatova. Hoewel ze zogenaamde ‘poets’ poems’ schrijft en bepaald geen politieke thema's in haar gedichten verwerkt, heeft ze onder Brezjnev erg veel problemen gekend. Ze is van de universiteit gestuurd en heeft haar baan verloren. Daarvoor waren geen politieke redenen, volgens haar vertaler Matti Sirkel. Haar haar poëzie was, juist door die persoonlijke en vernieuwende manier van schrijven ‘verdacht’ en dat was de enige reden om haar het publiceren te verbieden.
A blue boat vanishes beyond the horizon
and a brilliant moment slips away into dusk.
Shipwreck of self, pain of the soul,
on howling waters, vainglorious and lonely...
Footsteps sinking into sand.
There it is, your strand -
half-savage, cliff-creviced and dark.
yet undiscovered till today.
(Doris Kareva, vertaling Eric Dickens)
| |
| |
Doris Kareva, die ook wel het morele geweten van Estland wordt genoemd, is een van de oprichters van ‘Wellesto’ (Broederschap).Dat is een literaire groep Estlanders die zich inzet voor een grotere vrijheid om te schrijven, zonder ideologische beperkingen. Ze willen geen cultuurbeperking meer, maar een vrijheid die ook de Estlandse cultuur de mogelijkheid moet geven zich te ontplooien. Wat hen bindt is de poging de ethiek, het leven van voor de onderdrukking terug te krijgen. De groep is klein en wil een intellectuele gezelligheidsvereniging zijn. In die zin is zij dus niet te vergelijken met de volksfronten zoals die in Letland en ook in Litouwen bestaan. De groep streeft naar meer vrijheid, maar houdt zich niet met politiek bezig. Het volksfront in Estland doet dat wel en gaat meteen ook het meest ver van de drie Baltische staten. Zij eist namelijk een volledige onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie, waar de andere twee het voorlopig houden op meer autonomie en bewegingsvrijheid.
| |
(Inter)nationalisme
Een opvallende zin die in het oprichtingsmanifest van Wellesto voorkomt is ‘De cultuur is ons vaderland, ons vaderland is de wereld.’ Hierin komt de dubbelzinnigheid tot uiting die voor alle Baltische staten geldt: namelijk dat ze enerzijds erg op hun eigen, nationale cultuur zijn gericht, maar anderzijds ook open willen staan voor invloeden van buiten af, uit de rest van de wereld. Theo van Lint: ‘Ik denk dat dat historisch te verklaren is. Estland is vanaf 1200 bezet geweest door vreemde mogendheden en het is een verschijnsel dat je veel ziet bij kleine landen die door anderen overheerst worden. Als je identiteit bedreigd wordt, ga je die juist benadrukken, bijvoorbeeld door het spreken van de eigen taal hoog in het vaandel te dragen. Een taal is een continuüm van volksliederen en tradities, die essentieel zijn om je eigen identiteit te bewaren. Tegelijkertijd moet je echter ook deelnemen aan gebeurtenissen in de hele wereld om te voorkomen dat je tot provincialisme vervalt en je eigen cultuur gaat verheerlijken. Er moet een gezonde wisselwerking plaatsvinden.’
Matti Sirkel, de vertaler van Kareva, zegt: ‘De huidige situatie is extreem doordat de problemen zo lang onderdrukt en ontkend zijn geweest. Nieuwe wetgeving, tolerantie en geduld moeten de oplossing brengen. De Sovjets stelden zich op als de grote broer, de Russische cultuur wordt opgedrongen en de geïmmigreerde Russen doen geen moeite zich aan te passen aan het land waar ze wonen en de cultuur daarvan.’
Net als Letland heeft ook Estland zijn eigen nationale epos, de Kalevipoeg. Dit heldenverhaal, dat te vergelijken is met verhalen uit de Griekse mythologie, is sterk beïnvloed door het Finse epos Kalevala. In de tweede helft van de negentiende eeuw is het op schrift gesteld en het bevat vele legenden en mythen die vroeger mondeling werden overgebracht. Net als in Letland vond het opschrijven ervan plaats in een periode dat er grote behoefte was aan een nationale identiteit. Het verhaalt over een oude koning van Estonia, die na veel avonturen gedood wordt, maar belooft dat hij in betere tijden
| |
| |
terug zal komen om zijn volk te helpen. Daarin lijkt het sterk op de Arthursage. Die tijden zijn volgens sommige Esten met het oplevend nationalisme aangebroken en de Kalevipoeg speelt een belangrijke rol in kunst en cultuur. Bij wijze van rebellie worden straten en cafe's herdoopt in Kalevipoegstraat in plaats van bijvoorbeeld Leninstraat.
| |
Redevoeringen
De auteur Sigitas Geda is aan het begin van de zeventiger jaren uit de Litouwse schrijversbond gezet, omdat hij een te subjectieve en individualistische wijze van uitbeelden zou hebben. Geda is een van de zesendertig oprichters van de Sajudis in Litouwen en besteedt zijn tijd aan het schrijven en uitspreken van redevoeringen voor menigten van meer dan tweehonderdduizend mensen. De rust en de tijd voor het schrijven van poëzie ontbreekt hem daardoor, maar, zegt hij, we voeren strijd voor onafhankelijkheid en vrijheid en dat zal uiteindelijk ook de literatuur ten goede komen:‘Ik had genoeg van dichters die zingen met gesloten ogen. Een dichter moet zijn ogen openenen, poëzie is er voor het volk en als dat volk niet meer bestaat, wie zal dan zijn gedichten lezen? Het loslaten van de literatuur is voor ons noodzakelijk om te overleven.’
Litouwen is de meest zuidelijk gelegen en de grootste van de drie Baltische republieken. De Sajudis streeft naar culturele en economische autonomie. De politiek lijkt een iets belangrijker rol te spelen dan in de andere staten. Zo ijvert men voor het Litouws als voertaal, voor een eigen militaire macht en voor lossere economische banden met Moskou. Door een strenger immigratiebeleid is de verhouding Litouwers en Russen nog 80% tegenover 20 %. De bevolking is voor het grootste deel katholiek.
Geda vindt absolute onafhankelijkheid geen reële optie, omdat zijn land te lang bij de Sovjet-Unie aangesloten is geweest. Volgens hem is de beweging ook geen poltieke, maar een culturele. Het gaat om geestelijke vernieuwing, niet om de ene groep te vervangen door een andere.
De poëzie in Litouwen heeft zich zoveel mogelijk los van de Sovjet-ideologie ontwikkeld. Tegenover het internationale proletariaat stelden zij hun nationalistische folklore. Dichters werden de sprekers van het volk en dat had gevolgen voor de vorm en de inhoud van hun gedichten. Geda combineert deze traditionele mythologische manier van schrijven met experimentele poëzie. Volgens hemzelf moet dat echter niet als iets bijzonders worden gezien. De oude Egyptenaren deden dat al en hij bouwt dus slechts voort op een eeuwenoude traditie.
| |
Religie
Sigitas Geda is priester en hij hecht veel belang aan de oude Europese en katholieke cultuur. De religie is erg belangrijk in zijn werk:‘Het geloof en het christendom zijn voor ons volk de redding geweest. Zonder dat was er niets van ons overgebleven. Het atheïsme dat ons van staatswege is opgelegd, is vernietigend. Wij hebben de weg terug naar ons geloof en naar God moeten
| |
| |
zoeken. Daarom denk ik ook dat ons geloof interessanter is dan ieder ander geloof in het westen’
Hij laat zich beïnvloeden door de cultuur van de oude Grieken en het oude Egypte. Daarnaast ontleent hij thema's aan Chinese en Indiase poëzie. Zijn belangrijkste onderwerpen zijn de mens, zijn lot en vooral zijn verbondenheid met God. Ook de natuur speelt een grote rol, wat overigens van alle hier genoemde dichters gezegd kan worden. Geda zoekt metaforen voor gevoelens in de natuur om zo een relatie te leggen tussen het individuele bewustzijn en de natuurlijke omgeving. Zijn gedichten zijn toegankelijk door de eenvoudige woordkeuze, maar hebben een diepere emotionele lading. De betekenis is vaak alleen te doorgronden met kennis van het dagelijks leven in Litouwen. De onderliggende premisse in zijn werk is de vereniging van mens en natuur. In subtiele natuurbeschrijvingen poogt hij door te dringen tot het mysterie van leven en het menselijk bewustzijn.
De natuursymboliek is ook een praktisch hulpmiddel bij het omzeilen van censuur. Geda:‘Het is een verschrikkelijk compromis, maar de enige manier ons volk te redden, is om zelfcensuur toe te passen. Dat kan door in gedichten bijvoorbeeld het woord God te vervangen door het woord aarde, of door andere natuursymbolen. We moeten de taal naar beneden halen om het volk te redden.’
In een uithoek van een Hollands kerkhof
in de ascese van de Judaeërs
aan de wereld geschonken.
De worm hunkert er zózeer naar
en dat Perkunas hem niet zou treffen
(Sigitas Geda, vertaling Arlette Schellenbach)
Ria Lavrijsen en Linda Huysmans schreven deze tekst naar aanleiding van een uitzending van Camera Obscura op 27 mei 1989
|
|