| |
| |
| |
Een fantastisch uitgangspunt kiezen en dan heel consequent doorredeneren.
| |
Italo Calvino
Ik herinner me nog dat ik Calvino in de jaren '70 in Parijs ontmoette en hem vroeg of hij nog aan een nieuw boek bezig was. Hij antwoordde: ‘ik ben aan zeven boeken bezig’. Een ironisch antwoord. Later heeft hij me uitgelegd wat precies de opzet was van Als op een winternacht een reiziger .Het is een poging om verschillende romantechnieken en romans op een natuurlijke manier in elkaar over te laten lopen, waardoor een bespiegeling over het vertellen zou ontstaan. Calvino richt zich in het begin rechtstreeks tot de lezer en maakt hem hoofdpersoon van het boek. Vervolgens introduceert hij een lezeres. Tussen beide personages ontstaat een relatie - aanvankelijk in abstracte zin - maar uiteindelijk bestaat de voltooiing van een van de verhalen uit hun huwelijk. Aan het einde van het boek liggen ze samen in bed te lezen en vraagt de een de ander: ben jij al klaar met je boek, zullen we het licht niet uitdoen?’
Pieter de Meijer, hoogleraar Italiaanse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, heeft Calvino persoonlijk gekend. Het hier door hem geanalyseerde Als op een winternacht een reiziger, vindt hij een van de meest intrigerende boeken van Italo Calvino.
‘Het is geen grote dikke roman. Calvino's fascinatie voor vertellen is uitgewerkt in een poging om in helder kort proza het verloop van het verhaal zo duidelijk mogelijk naar voren te laten komen. Hij schrapt alles weg wat van de verhaallijn zou kunnen afleiden. Hij is dan ook zeer geboeid geweest door sprookjes, die wel gekarakteriseerd worden als de meest pure vertellingen, schematische verhalen.
Soms onderbreekt hij de verhalen om te reflecteren op het thema. Hij stapt dan af van een afzonderlijk verhaal naar een verhaal dat met het verhaal van anderen in contact komt. Hij raakt geboeid door de vervlechtingen van die verhalen, maar hij zal nooit proberen al dat onheldere, dat er in werkelijkheid natuurlijk bestaat, tot uiting te laten komen. Hij zal proberen dat onheldere te beredeneren, het vlechtwerk, ook waar het zich bijna aan onze waarneming gaat onttrekken, toch zover mogelijk te volgen. Als op een winternacht een reiziger is daar als het ware het hoogtepunt van.’
(Maar hoe bepaal je precies het moment waarop een geschiedenis begint? Alles is altijd al eerder begonnen, de eerste regel van de eerste bladzijde van iedere roman verwijst naar iets wat al buiten het boek gebeurd is. Of is het zo dat de echte geschiedenis pas tien of honderd
| |
| |
bladzijden verderop begint en dat alles wat daaraan voorafgaat alleen maar een proloog is. De levens van de individuen van het menselijk ras vormen een doorlopend vlechtwerk, waarin bij iedere poging om een stukje leven te isoleren dat een betekenis heeft die los van de rest staat - bijvoorbeeld de ontmoeting tussen twee mensen die beslissend zal worden voor allebei - rekening gehouden zal moeten worden met het feit dat elk van de twee een heel netwerk met zich meebrengt van feiten, achtergronden, andere mensen, en dat er uit die ontmoeting op hun beurt weer geschiedenissen zullen voortkomen die los komen te staan van hun gemeenschappelijke geschiedenis).
(Als op een winternacht een reiziger. Amsterdam: Bert Bakker, p. 149)
De schrijver werd in 1923 geboren in het plaatsje Santiago de las Vegas op Cuba, waar zijn vader enkele jaren als landbouwdeskundige werkte. In 1925 keerde de hele familie terug naar San Remo, waar Calvino verder is opgegroeid in een milieu van gestudeerde mensen, met onder andere veel aandacht voor botanie. Die belangstelling voor de natuur vind je ook terug in zijn werk. Hij schreef bijvoorbeeld een kinderboek, Marcovaldo, met als ondertitel De seizoenen in de stad. Die Marcovaldo, een eenvoudige arbeider, heeft in de stad alleen maar oog voor de resten natuur die er nog te vinden zijn en niet voor wat typisch stedelijk is. Dat is - naast zijn engagement - duidelijk een van de dominerende thema's in Calvino's werk, ook in de boeken die niet voor kinderen zijn geschreven.
Het in 1983 gepubliceerde boek Palomar vertoont bijvoorbeeld een overeenkomstige thematiek. Het gaat daarin om een autobiografische projectie van Calvino, iemand die zich voortdurend verwondert en probeert op basis daarvan een scherpe blik op de werkelijkheid te ontwikkelen.
Calvino begon zijn studie in de voetsporen van zijn vader aan de Universiteit van Turijn, maar die werd onderbroken door de Tweede Wereldoorlog. In Noord-Italië had Mussolini de Republiek uitgeroepen, waarna er een grote verzetsbeweging op gang kwam. Calvino sloot zich daar bij aan. Hij zat in de bergen, nabij Livoria.
De daar opgedane ervaringen zijn beschreven in zijn eerste grote roman, II sentiero dei nidi di ragno (1947, Het pad van de spinnenesten), dat nog niet vertaald is in het Nederlands. Als hoofdpersoon is daarin voor een kleine jongen gekozen, die een heel frisse blik heeft op de gebeurtenissen. Maar niettemin speelt Calvino's geëngageerdheid ten opzichte van sociale en politieke ontwikkelingen een belangrijke rol. Dat engagement heeft hij vrij lang behouden. Pas in de latere romans geeft hij zich helemaal over aan het fantastische element.
Na de oorlog ging hij door met een studie letterkunde en schreef een afstudeerscriptie over Joseph Conrad. Daarna richtte hij zich voornamelijk op de literaire arbeid. Ook werd hij spoedig consulent bij uitgeverij Einaudi.
In de zomer van 1985 werd Italo Calvino in zijn vakantiehuis in Castiglione della Pescaia getroffen door een hersenbloeding. Hij overleed aan de gevolgen daarvan in het ziekenhuis van Siena.
| |
| |
| |
Sprookjes
In het begin van Calvino's schrijverschap, de jaren '40 en begin jaren '50, ligt de nadruk op betrokkenheid bij de geschiedenis, zoals die zich onder de ogen van de schrijver aftekent. Maar al halverwege de jaren '50 begint zijn geweldige belangstelling voor sprookjes zich te ontwikkelen. De Meijer: ‘Op verzoek van de uitgever stelt hij een bundel samen van Italiaanse volkssprookjes. Zo'n bundel bestond niet, terwijl de Italiaanse literatuur toch erg rijk is aan sprookjes. Maar voor een groot deel waren die geschreven in dialect, het Siciliaans of het dialect van Napels of Piemonte, waardoor ze ontoegankelijk waren voor bewoners van andere streken. Calvino heeft op basis van de bestaande19de-eeuwse verzamelingen een selectie gemaakt, ze vertaald en samengevoegd tot een Italiaanse tegenhanger van de Sprookjes van Grimm. Met dien verstande dat Calvino welbewust en opzettelijk eigen toevoegingen heeft aangebracht in die sprookjes. Iets wat de folkloristen hem niet helemaal in dank hebben afgenomen, maar dat tegenover de werkwijze van de gebroeders Grimm het voordeel heeft dat hij dat duidelijk, opzettelijk en zelfs aanwijsbaar gedaan heeft - in de noten wijst hij aan wat hij er zelf bij heeft verzonnen. De laatste tijd wordt tenslotte steeds duidelijker dat de gebroeders Grimm ook gemanipuleerd hebben, al zeiden ze de volksmond exact te hebben gevolgd.
Je zou kunnen stellen dat Calvino door deze activiteiten wel sterk is beïnvloed, maar zelf niet steeds sprookjesachtiger is gaan schrijven. Hoewel Pavese er overigens in zijn kritiek op Het pad van de spinnenesten op wees dat er iets sprookjesachtig zat in de manier van schrijven van Calvino! Het kiezen van een kind als hoofdpersoon nodigt daar ook wel enigszins toe uit. Naar mijn idee is het voor Calvino een aanleiding geweest om te gaan nadenken over de meest fundamentele verhalen waar mensen mee geconfronteerd worden. Wel gaat de fantasie een grotere rol spelen. Dat zie je bijvoorbeeld in boeken als II barone rampante (1957; De baron in de bomen), II visconte dimezzato (1952; De gespleten burggraaf) en II cavaliere inesistente (1959; De niet bestaande ridder), die in 1960 gebundeld werden onder de titel I nostri antenati (Onze voorouders). Daarin is telkens een fantastisch uitgangspunt gekozen, maar daarna krijgt de fantasie niet langer de vrije loop en probeert hij op scherpe wijze te beredeneren hoe de geschiedenis zich moet ontwikkelen als je van zo'n fantastische gegeven uitgaat.’
| |
Zintuigen
‘Diepe psychologische analyses interesseren Calvino niet. Maar het zou een misverstand zijn hem daarom een oppervlakkig schrijver te noemen. Hij brengt graag de oppervlakte gedetailleerd in kaart. Zoals hij in de postuum uitgegeven bundel Onder de jaguarzon (1986) bijvoorbeeld een analyse maakt van de gewaarwordingen der zintuigen. Als uitgangspunt in die bundel heeft hij de vijf zintuigen gekozen, in die tijd in Italie en Frankrijk als thematiek al interessant. Langzamerhand komt er nu in Nederland belangstelling voor een literatuurgeleerde als Camporesi, die geschreven heeft over de geschie- | |
| |
denis van de zintuiglijke ervaring. In die beweging moet je Calvino's ideeën ook plaatsen. Helaas is zijn plan door de dood onderbroken, waardoor maar enkele zintuigen aan de beurt zijn gekomen. Voor de behandeling van het gehoor koos hij een koning, in wie hij op een knappe manier de relatie tussen gehoor en achterdochtigheid wist aan te geven. Dat is ook weer heel typerend voor Calvino, één bepaald gegeven, één bepaalde situatie en dan door proberen te redeneren. De uiterste consequenties vaststellen.’
Italo Calvino
(Foto: Domenico Ciociola)
Het paleis is een vlechtwerk van regelmatig terugkerende steeds eendere klanken, als een hartslag, waar zich andere dissonante en onvoorziene klanken uit losmaken. Er slaat een deur, waar?, er holt iemand op de trap, er klinkt een onderdrukte kreet. Lange minuten van wachten gaan voorbij. Een lang en schril gefluit weerklinkt, wel- | |
| |
licht uit een torenraam. Ander gefluit antwoordt, van beneden. Dan is het stil.
Is er een verhaal dat de twee geluiden met elkaar verbindt? Je kunt niet nalaten naar een betekenis te zoeken, één die zich misschien niet verbergt in de afzonderlijke geluiden, maar daartussen, in de rusten die hen scheiden. En als er een verhaal is, is het dan een verhaal waar jij iets mee te maken hebt? Een aaneenschakeling van consequenties waar je ten slotte in betrokken zult raken? Of is het slechts een van die onbetekenende episodes waaruit het dagelijks leven in het paleis bestaat? Elk verhaal dat je lijkt te verzinnen verwijst naar jezelf, in het paleis gebeurt niets waar de koning geen deel aan heeft, hetzij actief hetzij passief. In de geringste aanwijzing kun je een voorteken zien van je lot.
Voor wie in gespannen verwachting leeft lijkt elk teken dat de norm doorbreekt een dreiging. Het kleinste klankvoorval lijkt de verwezenlijking van je angsten aan te kondigen. Maar zou het tegendeel niet ook waar kunnen zijn? Gevangen in een kooi van cyclische herhalingen spits je hoopvol je oren bij iedere noot die het verstikkende ritme verstoort, bij elke voorbode van een mogelijke verrassing, het openbreken van de tralies, het zich verbreken van de keten. Misschien gaat er meer dreiging uit van de stiltes dan van de geluiden. Hoeveel uur hoor je nu al het wisselen van de wacht niet meer? En als de patrouille van aan jou trouwe wachters nu eens in handen was gevallen van de samenzweerders? Waarom klinkt er uit de keuken niet het vertrouwde gekletter van pannen? Misschien zijn de betrouwbare koks wel vervangen door een leger huurmoordenaars die gewoon zijn al hun handelingen met stilte te omgeven, gifmengers die nu stilletjes de gerechten doordrenken met cyanide...
(Onder de jaguarzon. Amsterdam: Bert Bakker, 1987, p. 59/60)
| |
Kritiek en essaïstiek
In Nederland is minder bekend dat Italo Calvino ook als criticus en essayist heel wat te zeggen heeft. In Als op een winternacht een reiziger geeft Calvino meningen ten beste over bijvoorbeeld het lezen en schrijven van romans. Volgens Pieter de Meijer kloppen de daar geformuleerde opvattingen met die uit zijn essays en kritieken.
‘Als op een winternacht een reiziger geeft echter een flauw beeld van de essayist Calvino. In '79 verschenen er in Raster aantekeningen over het vertellen als combinatieproces. Later publiceerde Raster nog een essay van Calvino over de schilder/tekenaar Steinberg, en een over de werkelijkheidslagen in de literaire tekst. Maar er zijn talrijke essays van Calvino die in de literatuurgeschiedenis van Italië sinds de Tweede Wereldoorlog een grote rol hebben gespeeld en die helemaal nog niet bekend zijn in Nederland. Dat vind ik jammer. Hij snijdt zo veel verschillende thema's aan: het engagement van de schrijver; in hoeverre kun je als schrijver een geloofwaardig personage maken?; het zich voordoen van de wereld als labyrint en de reactie van de
| |
| |
schrijver op dat labyrint. Verder zijn er allerlei opstellen over schilders - Sternberg is in dat opzicht representatief - en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. Zijn voorlaatste bundel heet Verzameling zand, geschreven naar aanleiding van een tentoonstelling in Parijs, waar allerlei rare verzamelingen te zien waren, waaronder één van iemand die de hele wereld afreisde en van alle plekken op de wereld wat zand meenam. Je zag daar een zeer grote collectie flessen met allemaal verschillende soorten zand. Dat is het soort onderwerpen dat Calvino buitengewoon boeit, zozeer zelfs dus dat hij zijn eigen bundel essays - ook natuurlijk weer met enige ironische distantie - een verzameling zand noemt.’
| |
Structuralist
Pieter de Meijer plakt niet graag één etiket op het werk van Italo Calvino. Toch is hij wel geneigd Calvino een structuralist te noemen, omdat de schrijver zo veel aandacht heeft voor de vorm. ‘Hij is in Parijs gaan wonen, was onder de indruk van het opkomende structuralisme in de zestiger jaren, waarvan overigens ook Umberto Eco toen de invloed onderging en nog steeds ondergaat. In zijn benadering van de werkelijkheid is Calvino duidelijk getekend door het structuralisme: de werkelijkheid is zeer bont, maar wij kunnen proberen vat te krijgen op de meest bonte aspecten door subtiele structuren te ontwikkelen. Ik zie De onzichtbare steden (1972) in dat opzicht als Calvino's hoogtepunt. Hij zelf ook trouwens. Het is een combinatie van een voorbeeldig verhaal, de onmoeting van Marco Polo met de grote keizer, en de beschrijving van allerlei steden. Je word gegrepen door het rijke verschil tussen al die steden. Aan de ene kant zijn het fantastische, onzichtbare steden, maar aan de andere kant doen ze toch voortdurend denken aan plaatsen zoals je ze gezien hebt. En waarvan je vaak moet zeggen dat slechts bepaalde momenten, dingen die je overkomen zijn bij het bezoek aan zo'n stad, een algemene, min of meer duidelijke vorm van zo'n stad bepalen. In de structuur van het boek is bovendien een doorzichtige opbouw aan te wijzen. Een medewerker aan onze Universiteit, de heer Molenwijk, heeft er zelfs een mooie rekenkundige constructie in kunnen aanwijzen.
Hoogtepunt van Calvino's hoogtepunt vind ik het laatste gesprek tussen de keizer en Marco Polo, omdat daar een directe betrokkenheid is op onze eigen situatie van dit ogenblik.
In de atlas van de Grote Kan staan ook kaarten van beloofde landen die wel bezocht zijn in gedachten, maar nog niet ontdekt of gesticht: het Nieuwe Atlantis, Utopia, de Zonnestad, Oceana, Tamoé, Harmonia, New Lanark, Icaria. Kublai vroeg aan Marco: ‘Jij gaat op verkenning uit en ziet de tekens, dus jij zult me kunnen zeggen naar welke van deze toekomstbeelden wij door gunstige winden heengedreven worden.’
‘Voor deze havens zou ik geen route kunnen uitstippelen op de kaart, en geen datum van aankomst kunnen vaststellen. Soms heb ik genoeg aan een perspectief dat zich opent midden in een onsamenhangend landschap, een
| |
| |
twinkeling van lichten in de mist, een gesprek tussen twee voorbijgangers die elkaar in het gewoel tegenkomen, om te denken dat ik van dat punt moet uitgaan om beetje bij beetje de perfecte stad samen te stellen: zij wordt gevormd door fragmenten vermengd met de rest, door momenten met intervallen ertussen, door signalen die iemand uitzendt zonder te weten wie ze opvangt. Als ik je zeg dat de stad die het doel van mijn reis is discontinu is in ruimte en tijd, dan weer ijler dan weer dichter, moet je niet denken dat we wel op kunnen houden ernaar te zoeken. Misschien ontstaat zij op het moment van dit gesprek, verstrooid binnen de grenzen van jouw rijk; je kunt haar opsporen, maar op de manier die ik je gezegd heb.’
De Grote Kan bladerde alweer in zijn atlas de kaarten door van dreigende steden uit nachtmerries en vervloekingen: Enoch, Babylon, Yahoo, Butua, Brave New World. Hij zegt: ‘Alles is nutteloos als de laatste aanlegplaats slechts de helse stad kan zijn, en daar zuigt de stroom ons toch uiteindelijk naar toe, in een steeds nauwer wordende spiraal.’
En Polo: ‘De hel van de levenden is niet iets wat zal zijn; als er een is, dan is het de hel die hier al is, de hel die wij dag in dag uit bewonen, die we vormen door onze samenleving. Er zijn twee manieren om er niet onder te lijden. De eerste valt velen makkelijk: de hel aanvaarden en er deel van gaan uitmaken tot je op het punt bent gekomen dat je hem niet meer ziet. De tweede is riskant en vereist ononderbroken aandacht en studie: zoeken en weten te herkennen wie en wat er, te midden van de hel, heen hel is, dat laten voortduren, en er ruimte aan geven.’
(De onzichtbare steden. Amsterdam: Bert Bakker, p. 149/150)
| |
Ongrijpbaar
De Meijer zou Calvino binnen de moderne Italiaanse literatuur een apart plaatsje willen toebedelen: ‘Dat klinkt misschien wat goedkoop, maar het is letterlijk zo bedoeld. Je kunt aan de ene kant zeggen dat de hele ontwikkeling van de Italiaanse literatuur tussen '45 en '85 terug te vinden is in het werk van Calvino. Maar aan de andere kant neemt Calvino altijd net een positie in die niet helemaal samenvalt met die ontwikkeling. Hij is nooit bij uitstek dé vertegenwoordiger van een bepaald moment. Een voorbeeld: Het pad van de spinnenesten verschijnt in de periode van het neorealisme en tot op zekere hoogte hoort dit boek daarin ook thuis, maar door het sprookjesachtige, het net niet helemaal documentaire-achtige van het verhaal hoort het er net weer niet in. In de jaren '60 ontstaat de beweging van de nieuwe avant-garde. Calvino's werk, zoals De onzichbare steden, heeft een beetje zo'n karakter, maar ook weer tot op zekere hoogte. Met de uiterste experimenten van die periode doet hij niet mee. Het klopt nooit helemaal, hij blijft zijn eigen karakteristieken houden.’
In de maand mei besteedde Literama aandacht aan de Italiaanse letterkunde. Op 30 mei sprak Hijlco Span met Pieter de Meijer over Italo Calvino.
|
|