| |
| |
| |
Hij is een eenling. Niet begonnen met schrijven vanuit de tradities van de Italiaanse literatuur, maar gewoon om verslag te doen van zijn ervaringen in het kamp.
| |
Primo Levi
Hij studeerde in 1941 cum laude af in de scheikunde aan de universiteit van Turijn, omdat, zoals hij zelf zei, een heleboel mensen aan de universiteit het niet eens waren met Mussolini en het leuk vonden om een veelbelovende joodse student hoge cijfers te kunnen geven. Ondanks het opkomend fascisme en de Italiaanse rassenwetten van 1938 kon Primo Levi daarna zelfs werk vinden als chemicus. Omdat hij jood was hoefde hij niet, zoals zijn studiegenoten, de wapenrok te dragen.
Toen de Duitsers in '43 het noorden van Italië bezetten, sloot Levi zich aan bij een partizaneneenheid die in een mum van tijd werd verraden en opgerold. In februari '44 werd hij met 650 andere mensen op transport gesteld naar Auschwitz. Meer dan 500 mensen werden meteen vergast, de overblijvenden gingen naar werkkampen. Hij kwam terecht in kamp Monowitz, waar slavenarbeid werd verricht in het laboratorium van de Bunafabriek, een fabriek voor synthetisch rubber van IG Farben. En daar wist hij te overleven.
Zijn ervaringen zou hij kort na de oorlog van zich afschrijven in Se questo è un uomo (1947; Is dit een mens?)
Pannwitz is lang, mager, blond; hij heeft ogen, neus en haren zoals alle Duitsers die behoren te hebben en troont ontzaglijk achter een gecompliceerd bureau. Ik, Häftling 174517, sta in zijn kantoor, dat een echt kantoor is, ordelijk, netjes en schoon, en voel me of ik op alles wat ik aan zou raken een vieze vlek zou achterlaten.
Toen hij klaar was met schrijven, hief hij zijn hoofd op en keek me aan.
Vanaf die dag heb ik dikwijls en op vele manieren aan Doktor Pannwitz gedacht. Ik heb geprobeerd me voor te stellen hoe hij innerlijk, als mens functioneerde; hoe hij zijn tijd doorbracht, afgezien van de polymerisatie en het Indogermanendom; en vooral heb ik er, toen ik weer een vrij mens was, naar verlangd om hem nog eens te ontmoeten, niet uit wraakzucht, maar uit een persoonlijke behoefte om te weten hoe mensen kunnen zijn.
Omdat die blik geen blik tussen twee mensen was; en als ik precies zou kunnen zeggen wat voor blik dat was, als door een aquariumruit gewisseld tussen twee wezens die verschillende elementen bewonen,
| |
| |
zou ik ook de kern van de grote waanzin van het derde Duitsland hebben blootgelegd.
Alles wat wij allemaal van de Duitsers dachten en zeiden, werd op dat ogenblik onmiddellijke realiteit. Het brein achter die blauwe ogen en die verzorgde handen zei: ‘Dat onding daar voor me hoort klaarblijkelijk tot een soort die uitgeroeid moet worden. In het onderhavige geval moeten we echter eerst nagaan of het soms iets bruikbaars bevat.’ En in mijn hoofd, als pitten in een holle kalebas: ‘Blauwe ogen en blond haar is slecht. Niet mee te praten. Ik ben gespecialiseerd in delfstoffenkunde. Ik ben gespecialiseerd in organische verbindingen, ik ben gespecialiseerd in...’
(Is dit een mens? Amsterdam: Meulenhoff 1987, p. 121)
Na de bevrijding begint voor Levi een lange zwerftocht door Midden- en Oost-Europa, die hij later zal beschrijven in La tregua (1963; Het respijt) Bovendien zullen die omzwervingen hem begin jaren '80 inspireren tot het schrijven van de roman Se non ora, quando? (Zo niet nu, wanneer dan?), Levi's enige echte roman.
Terug in Italië gaat hij aan het werk als scheikundige. Hij wordt technisch direkteur van de verffabriek Siva in Turijn. Intussen schrijft hij zijn kampherinneringen én gedichten. Volgens Reinier Speelman, docent Italiaanse letterkunde aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, was dit een spontane ontwikkeling. ‘Levi heeft voet aan de grond kunnen krijgen in de literatuur door een eigen verhaal te brengen zonder zich te bekommeren om literaire conventies. “Vanuit literair gestuntel”, wordt ook wel gesteld, maar daar ben ik het niet helemaal mee eens. Zo schrijft een criticus in een inleiding tot zijn verzameld werk, dat momenteel in Italië wordt uitgebracht, dat Levi in zijn eerste boek veel het woord “quivi” (daarginds) gebruikt, terwijl dat verouderd is. Zoiets zou een “normaal” schrijver nooit doen. Maar Levi deed het en heeft zo eigenlijk de conventies van de moderne stijl kunnen doorbreken. Hij heeft geschreven zoals het hem uit zijn pen vloeide. Soms ongelooflijk vlot en helder en pakkend, maar soms ook clichématig, op het stuntelige af. Er zijn verhalen waarin hij eens in de twee pagina's een spreekwoordelijke uitdrukking gebruikt, maar dat zou Levi een zorg zijn. In zijn werk is een puur gedachtengoed gecombineerd met een ongedwongen spontane vorm.’
Se questo è un uomo, op de markt gebracht door de kleine uitgeverij De Silva, blijft echter zo goed als onopgemerkt. Pas als de grote uitgever Einaudi in 1958 de rechten heeft overgenomen en er een herdruk verschijnt, krijgt de schrijver erkenning en bekendheid. Er verschijnen o.a. verhalenbundels, essays en journalistiek werk. Tot 1975 blijft Levi het schrijven combineren met zijn baan als fabrieksdirecteur.
In dat jaar neemt hij de beslissing schrijver te blijven en legt zijn activiteiten in de chemie naast zich neer. Speelman opnieuw: ‘In Italië heb je van oudsher veel betere VUT-regelingen en daarvan heeft hij geprofiteerd. Een golf aan
| |
| |
journalistiek werk is het resultaat. Hij ging stukken schrijven voor de Turijnse krant La Stampa. Korte essays, die nog niet zijn vertaald, maar uitermate fonkelend en rijk aan gedachten zijn. En meer gedichten.’
Een verzamelbundel van gedichten en poëzievertalingen, Ad ora incerta, zag in 1984 het licht. Van die verzameling is een Nederlandse selectie uitgegeven onder de titel Op een onzeker uur, vertaald door Maarten Asscher en Reinier Speelman.
‘En niet te vergeten is Levi toen gestalte gaan geven aan zijn latere werken. Zijn vak gebruikte hij daarbij als referentiekader. Zijn eigen levensbeschrijving hing hij bijvoorbeeld op aan een “chemische kapstok” in Het periodiek systeem. Hij heeft daarin op bepaalde fasen uit zijn leven het stempel gedrukt van een scheikundig element en kwam zo tot een autobiografie die, naar mijn idee, qua vorm volstrekt nieuw is en tot de belangrijkste boeken van de naoorlogse Italiaanse letterkunde behoort. Het boek begint met het edelgas Argon dat geen vermenging duldt met andere stoffen. Naast Argon stelt hij het verleden van zijn joodse voorouders in Piemonte die, ofschoon ze in Italië woonden en contacten hadden met Italianen, toch in zekere mate een onaangestaste joodse identiteit wisten te behouden. Een identiteit die zelfs in een aantal heel merkwaardige uitdrukkingen bewaard is gebleven. Daarna schetst hij zijn eigen leven, te beginnen met zijn studietijd en de proefjes op de middelbare school in een zelf geïmproviseerd laboratorium. Uiteindelijk komt hij dan tot zijn professionele activiteit na de oorlog. De oorlog zelf vormt in Het periodiek systeem slechts een episode van voorbijgaande aard, beschreven in het verhaal Cerium.
Die affiniteit met scheikunde kom je ook in andere boeken tegen, zoals in de nog niet vertaalde korte verhalen Vizio di forma (1971; Vormgebrek) en de daaraan voorafgaande Storie naturali (1967; Natuurlijke geschiedenissen). Af en toe weet hij leuke vondsten te doen door een bepaalde stelling te poneren en die om te werken tot een verhaal. Je zou dat een vorm van Science fiction kunnen noemen, al moet je natuurlijk altijd oppassen met een dergelijk etiket. Tenslotte behoort Science fiction niet voor iedereen tot de literatuur. Bij Levi echter kan het in de mooiste gevallen leiden tot een heel diepgaande meditatie over het leven, met name over de problematiek van milieubeheer en genetische manipulatie. Alles aan de hand van chemie, maar ook van biologie, fysica, astronomie en techniek. Grofweg kun je zeggen dat in Levi alpha en bèta, de twee grote denkculturen, zijn samengevloeid.’
Naast zijn beta-achtergrond blijven zijn oorlogsherinneringen ook in het latere werk een voorname plaats innemen.
‘In zijn Vizio di forma bijvoorbeeld’, zegt Speelman, ‘toont Levi wat voor belang het schrijven van verhalen eigenlijk heeft. Door die kennis kijk je met een wat kritischer blik naar al die verhalen en dan zie je vele overeenkomsten met de wereld van het concentratiekamp. In een brief gaf Levi zelf ooit de volgende toelichting: Wie zich van een “vizio” - heeft in het Italiaans zowel een technische als een morele betekenis; vizio is “zonde”, maar ook “gebrek”,
| |
| |
“defect” - bewust is, van iets dat niet deugt, moet dat nader onderzoeken, er zich aan wijden, zij het ook met zielepijn en fouten makend en zich er niet van bevrijden door een verhaal te schrijven. Welnu, ik zou ze niet publiceren als ik niet had opgemerkt dat tussen het Lager en deze verzinsels continuïteit, een brug bestaat. Het Lager is voor mij de grootste “vizio” geweest’.
Primo Levi
(Foto: Jerry Bauer)
| |
| |
Voor Adolf Eichmann
Vrij raast de wind over onze vlakten.
Eeuwig beukt de levende zee op onze stranden.
De mens bevrucht de aarde, de aarde schenkt hem bloemen
Hij leeft in lijden en in vreugd, hij hoopt en vreest, hij
brengt lieve kinderen voort.
...Toen ben jij gekomen, onze kostbare vijand,
Jij verlaten schepsel, mens door dood omringd.
Wat zul je nu weten te zeggen, ten overstaan van ons allen?
Zul je zweren bij een god? Wat voor een god?
Zul je opgelucht het graf inspringen?
Of zul je spijt hebben, spijt zoals uiteindelijk elk ijverig mens voelt,
Wiens leven kort was voor zijn te lange kunst,
Spijt dat je kwade werk niet is voltooid,
dat er dertien miljoen nog in leven zijn?
O zoon van de dood, wij wensen jou de dood niet toe.
Moge jij zo lang leven als nog nooit iemand heeft geleefd:
Moge jij vijf miljoen nachten slapeloos leven,
En elke nacht de smart jou bezoeken van ieder die zag
Hoe de poort hem insloot en hem de terugweg benam,
Hoe het rondom donker werd, hoe de lucht zich vulde met dood.
(Op een onzeker uur. Gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 1987, p. 26)
‘In zijn eerste gedichten schrijft Levi zeer direkt over de oorlog. Later in de vorm van, je zou kunnen zeggen, bezoekingen. Dromen, visioenen, overdenkingen van wat er gebeurd is, of meer indirect met beelden die aan archetypen doen denken. Maar ook in het gedicht ‘De overlevende’ bijvoorbeeld, waaraan de titels van de Italiaanse bundel en de Nederlandse vertaling zijn ontleend, Op een onzeker uur, komen de oorlogservaringen dicht bij ons. Het opent met een citaat uit ‘The Rime of the Ancient Marmer’ van Coleridge, ‘Since then, at an uncertain hour’, en gaat verder in het Italiaans. Hij laat zien wat hem dwars zit, wat hem foltert totdat hij uitverteld is over de oorlogservaringen.
| |
| |
voor B.V.
De overlevende
Since then, at an uncertain hour,
Sindsdien, op een onzeker uur,
Keert dat verdriet terug,
En is er niemand om hem aan te horen
dan brandt het hart hem in de borst.
Hij ziet weer de gezichten van zijn makkers
Lijkbleek in het eerste daglicht,
Grauw van het gruis van cement,
Doods gekleurd in hun rusteloze slaap:
's Nachts bewegen zij hun kaken
Onder de zware steenhoop van hun dromen
Kauwend op een raap die er niet is.
‘Achteruit, weg van hier, verdronkenen,
Gaat heen. Ik heb niemand weggedrongen,
Niemands brood heb ik afgenomen
Niemand is in mijn plaats gestorven. Niemand.
Keer terug in jullie mist.
Het is mijn schuld niet dat ik leef en adem
En eet en drink en slaap en kleren draag.
(Op een onzeker uur. Gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 1987, p. 44)
‘Het verleden bleef voor hem leven, maar schuldgevoelens wijst hij hier duidelijk van de hand. Dat doet hij eveneens, zeer rationeel, in I sommersi e i salvati (1986; De verdronkenen en de geredden), hoewel er toch een bepaald gevoel blijft dat hij kan worden aangeklaagd door de schimmen. Of er dan niet toch sprake is van een schuldgevoel, is heel moeilijk te doorgronden. Met I sommersi e i solvati keert Levi terug naar de materie van Is dit een mens? Maar nu niet meer als persoonlijke getuigenis, maar als een overdenking van alles wat er gebeurd is en van de manier waarop er door mensen op is gereageerd. Hij constateert dat de ooggetuigen van de concentratiekampen - het ligt voor de hand - mensen waren die een bevoorrechte positie hadden. Er zijn bijna geen muzelmannen blijven leven, maar wel mensen die bijvoorbeeld Kapo waren of een ander baantje hadden, waaraan ze een extra korst brood of misschien alleen een beetje warmte konden ontlenen. En Levi zelf hoorde bij die gepriviligeerde groep. Dat inzicht spreekt ook uit ‘De overlevende’.
| |
| |
‘Levi is nergens haatdragend, vormt nergens een oordeel. Dat is opmerkelijk. Aan het eind van De verdronkenen en geredden wijdt hij een hoofdstuk aan zijn contacten met Duitsers naar aanleiding van het verschijnen van Is dit een mens? In Duitsland heeft men het kunnen lezen nadat het vertaald was door “een goede Duitser”. De reacties waren soms niet meer dan het bekende “Wir haben's nicht gewusst”. Daar kon Levi bijzonder weinig begrip voor opbrengen. Hij zei gewoon: “Jullie hadden Mein Kampf in de kast staan en konden precies zien wat Hitler van plan was met de joden”. Maar er waren ook Duitsers bij die zich de situatie veel meer aantrokken en werkelijk niet konden bevatten hoe zij dat collectief hebben kunnen doen. Zij waren bereid een deel van de schuld te dragen. Met een aantal van hen heeft Levi een boeiende correspondentie gehad en daarvan doet hij verslag. Er zijn mensen bij die helemaal niet uit burgerlijke nazi-milieus kwamen, maar bijvoorbeeld uit sociaal-democratische kringen, waarvan mensen zelf in Dachau belandden. Maar ook in deze correspondentie blijkt dat Levi telkens bereid was een objectief - voorzover je dat woord kunt gebruiken - oordeel, een objectieve beoordeling te hanteren. Hij koesterde geen haat. Wel had hij gecompliceerde gevoelens en was zich daarvan zeer bewust. Toen hij hoorde dat zijn boek in het Duits werd vertaald, reageerde hij onmiddellijk met: “dit is natuurlijk waarvoor ik het heb geschreven”. Hij voelde toen dat de Duitsers de eigenlijke geadresseerden waren van zijn boodschap. Veel sterker nog dan zijn Italiaanse land- en tijdgenoten.’
| |
Durlacher
Voor de auteur Gerhard L. Durlacher waren Is dit een mens? en Het respijt van Primo Levi een steun om zijn eigen ervaringen te verwerken.
In het boek Strepen aan de hemel (1985) beschrijft hij zijn persoonlijke concen- tratiekampervaringen en probeert hij een antwoord te vinden op de vraag, hoe en waarom de catastrofe heeft kunnen plaatsvinden die hem en met hem vele miljoenen andere joden, heeft getroffen.
Durlacher: ‘Voor 1979 heb ik nooit gesproken of geschreven over mijn ervaringen. Pas toen ben ik “opengebroken” voor die materie en ben vervolgens als een razende alle literatuur daarover gaan lezen. Ik stootte toen op Levi en hij zou mijn grote voorbeeld worden. Hij was het juweel dat ik aantrof tussen een hoop verdraaide herinneringen. Hij was zo indringend, zo eerlijk, zo authentiek. Dat heeft mij enorm geholpen bij het loskomen. Achteraf bezien had ik hem misschien al eerder moeten lezen, als hulp bij het verwerken van mijn verleden. Andere herinneringen bevatten vaak iets van een noodkreet of een rechtvaardiging. Maar hij hoefde zich niet te rechtvaardigen en die noodkreet probeerde hij zoveel mogelijk te objectiveren. En dat zie je vooral in Het respijt, waarin hij zelfs humor kon opbrengen. Bijna een Dante-humor. Als je je alleen maar los wilt schrijven, heb je geen humor. Het gaat me natuurlijk niet om grapjes, maar om diepgaande humor: wie lacht niet die de mens beziet.’
‘Ik weet niet of Levi's werk in het algemeen nuttig kan zijn bij het verwerken
| |
| |
van oorlogservaringen. Hij is zo eerlijk en helder dat het voor sommigen misschien juist schadelijk zou zijn om zonder psychologische hulp door die literatuur opengebroken te worden. Je wordt geconfronteerd met de meest gruwelijke dingen, die bij jezelf waren ingekapseld, maar door het lezen plotseling weer aan de oppervlakte komen. Dus ik geloof niet dat het voor iedereen toegankelijk moet en mag zijn.’
‘Ik was diep geschokt toen ik vernam dat Levi waarschijnlijk zelfmoord heeft gepleegd. Ik weet helaas nog altijd niet waarom. En voelde me ook gedeprimeerd. Zijn boeken leken mij, ondanks alles, van een positieve levensinstelling getuigen, maar opeens was ik dat optimistische, positieve kwijt. Nu ik zijn laatste werk ken heb ik soms de indruk dat hij het toch niet meer aankon. Het was niet alleen maar een persoonlijke kwestie, hij doorzag waarschijnlijk dieper wat er werkelijk gebeurd is. Het lachen, zoals dat nog kon in Het respijt, is hem in de loop der jaren vergaan. In zijn laatste boek lees je bijvoorbeeld hoe geschokt hij was over de ontwikkelingen in Latijns-Amerika, Cambodja, Vietnam. Daardoor verdween voor hem de eenmaligheid. Hij dacht dat die machine-achtige moorden eenmalig waren, maar zag helaas dat de mensen nog steeds tot de meest gruwelijke dingen in staat zijn. Dat de menselijke natuur tot alle kwaad in staat is. Een afschuwelijke ontdekking voor hem. Toen hij ouder werd blikte hij terug, maakte balansen op van het leven. Ik denk dat de resultaten daarvan vaak bedroevend waren, net als bij mij overigens. En als je dan nog, net als hij in 1987, een slechte gezondheid hebt, dan is het makkelijk om de laatste stap te nemen.’
In de maand mei besteedde Literama aandacht aan de Italiaanse letterkunde. Op 13 mei sprak Marja Käss met Reinier Speelman over Primo Levi.
|
|