Soms Nomsz
Wat aantal stukken betreft mag Jan Nomsz (1738-1803) de Heijermans of de Vorstenbosch van de achttiende eeuw worden genoemd. En hij is zijn tijd zo intensief gespeeld en gelezen dat de meeste exemplaren van zijn in druk verschenen werk in het gebruik versleten zijn. Bij antikwaren worden deze uitgaven zelden of nooit aangeboden.
Om een indruk te krijgen van Nomsz’ oeuvre moet men neerstrijken in de Universiteitsbibliotheken van Leiden of van Amsterdam, want de boeken worden niet uitgeleend. Je kunt er een fotocopie laten maken van werk waarvan je nadere beschouwing verlangt.
Mijn verlanglijst was kort. De blijspelen van deze populaire 18de-eeuwer zijn van een dolmakende oubolligheid en ze behandelen meestal de deugdelijkheid van de huwelijkspartner. Zo schijn je voor een huwelijk niet te driftig van aard te moeten zijn (De driftige) enz.
Het vereist ook een enorme wilskracht om je door de talloze historische drama's van Nomsz heen te worstelen. Hoe hij het voor elkaar krijgt om de vooravond van de executie van Johan van Oldenbarnevelt ook voor de betrokkenen zo neerdrukkend saai te krijgen, is mij een raadsel. Pagina's lange monologen, uitgesproken in tweezaamheid - alsof de gesprekspartners elkaar was in de oren hebben gesmeerd.
Ik ben graag bereid te geloven dat Spanjaarden tot het vuigste bedrog in staat zijn als het erom gaat de beeldschone vrouw van de Haarlemse held Ripperda in bed te krijgen, als het maar spannend drama oplevert. Maar nee, het was allemaal Wordperfect-op-rijm, als u begrijpt wat ik bedoel.
Ik zou dit stukje echter niet hoeven schrijven als ik niet twee trouvailles had gedaan op mijn zoektocht door Nomszland, daarbij aangemoedigd door Camiel Hamans, hoofd cultuur van de KRO-radio.
De eerste vondst is een kort ‘tooneelspel’ getiteld De voorwetenschap, waarin een burger van het oude Athene de goden smeekt om voorwetenschap, het vermogen in de toekomst te kunnen zien. Hij kan dan immers langer genieten van al het heerlijks dat hem te wachten staat. Het stuk en de moeilijkheden beginnen als zijn bede verhoord wordt.
De held raakt gewikkeld in een academisch dispuut met zijn echtgenote over de spreiding van genot. De voorwetenschap van rampen laat hij buiten beschouwing, zo niet de goden! Zijn huis, haard, huwelijk en loopbaan lopen gevaar en er moet een opperpriester aan te pas komen om de zaak terug te draaien. De priester vat het probleem aldus samen:
De mensch is derwyze in de waereld geplaatst, dat hy juist zo veel voorwetenschap heeft als hem dienstig is tot zijn geluk. [...] Zo men vraagt waaröm dit alles in den aanleg niet anders is geplaatst? vraagt men als een dwaas. Het zoude zijn alsöf men de goden vroeg, waarom