| |
| |
| |
Franco Ferrucci als schepper
Het eerste religieuze boek waarmee ik in aanraking kwam, was niet de Bijbel, maar het Nieuwe Testament, want dat is populairder binnen de katholieke traditie in Italië dan de Bijbel. Op de lagere school en tijdens de mis, waar ik als kind heenging, hoorden we de verhalen over het leven van Jezus. Voor Italianen is de Bijbel als het ware een lange inleiding op het Nieuwe Testament. De Bijbel is eigenlijk alleen bekend door sommige delen, zoals Genesis. Maar de Bijbelboeken die beroemd zijn om hun literaire waarde, zoals de Psalmen, het Hooglied en Job, heb ik al op jeugdige leeftijd gelezen.
Ik ben niet streng dogmatisch opgevoed. Toen ik zo'n 14 à 15 jaar oud was, ging ik bijvoorbeeld niet meer naar de kerk. Ik voelde mij geen gelovig persoon in de traditionele betekenis van het woord. Lange tijd dacht ik dat ik een totale atheïst was, omdat ik niet geloofde in hel en paradijs, noch in rituelen en dogma's. Ik realiseerde me dat de kerk niet het monopolie van het geloof bezat. Niettemin interesseerde religie mij altijd buitengewoon, omdat ik de zin van het leven probeerde te begrijpen. Zo ontdekte ik dat ik wél religieuze gevoelens had ten opzichte van het leven, maar andere. Nadenken over leven en dood is in principe ook religieuze uiting. Terwijl ik De schepping aan het schrijven was, kwam ik erachter dat ik ongeveer mijn hele leven theologische boeken heb gelezen. Dus zonder dat ik het wist, bleek religie heel belangrijk voor mij te zijn.’
De Italiaanse auteur Franco Ferrucci kwam in oktober naar ons land om de Nederlandse vertaling van zijn roman De schepping te presenteren. Het boek kreeg als ondertitel mee: Autobiografie van God. Ferrucci schetst God in deze roman als iemand die uit eenzaamheid het leven heeft geschapen en zich voortdurend realiseert dat wat hij gecreëerd heeft, absoluut onvolmaakt is. Helaas kan hij zijn werk niet ongedaan maken, maar slechts proberen het te verbeteren. En daarbij heeft hij de hulp van de mens nodig.
Ferrucci's God is niet almachtig, niet alwetend en zeker niet wraakzuchtig. Bovendien heeft hij een slecht geheugen.
Lange tijd vergeet ik dat ik God ben. Het geheugen is niet mijn sterkste kant, en ik moet het op alle mogelijke manieren een handje helpen.
De laatste keer dat ik mijn geheugen terugkreeg had ik net een periode van droefheid en verveling doorgemaakt. Maar op een avond toonde de televisie een ware explosie van gebeurtenissen: een lava spuwende vulkaan, een skiwedstrijd in de Alpen, een film over het Parijs van veertig jaar terug, het leven van de Indiaanse kinderen, de
| |
| |
jacht in Ecuador, een bureau in Ottawa, een rechtstreeks uitgezonden hartoperatie, een documentaire over de vissen van de Noordzee. Het leven ontrolde zich voor mijn ogen en dompelde mij onder in een hypnotische toestand die het geheugen welgevallig is. Toen nu de camera om een bloem op de zeebodem cirkelde herinnerde ik mij dat ik dat alles zelf geschapen had, en sindsdien voel ik mij als in het begin, verlang ik weer naar lentes en onbewolkte hemels.
Toen ik de volgende ochtend ontwaakte herinnerde ik mij de lieflijkheid en warmte van lang voorbije seizoenen. Ik stelde vast dat de winter uit zijn voegen barstte; de wereld ging net als ik een andere tijd tegemoet.
(De schepping. Autobiografie van God. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1989, p. 9)
Het idee een dergelijke roman te schrijven, kwam een jaar of zeven geleden bij hem op: ‘Toen ik mijn manusripten aan het ordenen was, ontdekte ik enkele pagina's die ik twintig jaar eerder had geschreven. Het was een brief, ondertekend door God. Plotseling realiseerde ik me opnieuw dat het een sensationeel idee was om God als verteller te gebruiken. Ik ging onmiddellijk aan het werk en vijf jaar later was De schepping voltooid.
| |
Onvolmaakt
In het eerste hoofdstuk zien we God als een eenzaam kind, dat spelenderwijs het heelal, de planten en de dieren schept. Een van hen is de aap Zita. God is gefascineerd door dit wezen, omdat ze hem lijkt te herkennen en zodoende een geheugen lijkt te bezitten. Hij probeert haar te vervolmaken.
Toch is het merkwaardig dat God er niet bij is als de mens ten tonele verschijnt. Hij laat het dier dat bezig is een mens te worden in de steek, omdat er ergens in het heelal een aardbeving plaatsvindt. Als God poolshoogte gaat nemen, verdwaalt hij en kan pas eeuwen later naar de aarde terugkeren. Ferrucci legt uit waarom God op het beslissende moment afwezig is: ‘Doordat God er niet zelf bij is om dat proces te begeleiden, heeft hij niet voldoende duidelijk kunnen maken wat hij van de mens verwachtte. De nu geschapen mens blijkt intelligent te zijn, maar kent nog steeds de nodige beperkingen. God realiseert zich dat hij het veel beter had kunnen doen. God is bij mij niet almachtig en alwetend.
Hij weet niet eens hoe hij zelf geboren is en hij is buitengewoon vergeetachtig. Ik heb dat zo verzonnen om verhalen te kunnen vertellen, want daar ben ik gek op. Je kunt toch geen roman schrijven over een volmaakte hoofdpersoon! Mijn God staat niet boven het leven, maar er midden in. En een van de voorwaarden voor het leven is de imperfectie. Dus God houdt van vrouwen en drinkt soms te veel.’
Inderdaad, deze God slaapt met vrouwen, heeft zelfmoordneigingen, voelt zich miskend en weet soms geen maat te houden. Is Ferrucci niet bang dat hij net als Salman Rushdie veel boze en verontwaardigde reacties zal oproepen?:
| |
| |
‘Ik realiseerde me vantevoren wel dat gelovige mensen mijn boek misschien grievend of godslasterlijk zouden vinden. Het is echter nooit mijn bedoeling geweest om iemand te beledigen. Bovendien is het geschreven vol humor. Als je echt beledigend wilt zijn, gebruik je geen humor, maar sarcasme. De mensen moeten niet vergeten dat dit een roman is, waarvoor ik deels de Bijbel, deels oude legenden en andere bronnen heb gebruikt, maar waarvoor ik ook mijn fantasie de vrije loop heb gelaten. Het is een roman en ik wil dat de mensen het ook als een roman lezen.’
Franco Ferrucci
(Foto: Feddy Rikken)
| |
| |
| |
Westerse traditie
In de roman De schepping vraagt God zich voortdurend af waar hij vandaan komt en hoe alles is ontstaan. Om een antwoord op die vraag te vinden, moet de mens hem helpen. Door de eeuwen heen gaat God op zoek naar wijsgeren, theologen, onderzoekers en schrijvers. Zo ontmoet hij Mozes, Seneca, Augustinus, Dante, Columbus, Hölderlin, Freud, Einstein en vele anderen. Dat vergt een enorme belezenheid van een auteur. Ferrucci heeft dan ook veel gelezen en herlezen. Naast de Bijbel en de evolutietheorie van Darwin, baseerde hij zich op theologische studies. Dat zijn God een typisch Westerse God is geworden, was onvermijdelijk: ‘Het boek is eurocentrisch, met aandacht voor de oude Grieken, Jezus Christus en andere Europese denkers, op één uitzondering na: Boeddha, een zeer fascinerende figuur. Mohammed ontbreekt bijvoorbeeld, maar ik moest kiezen. Anders was deze roman een encyclopedie geworden. Overigens was die keuze niet rationeel, maar emotioneel. Sommige karakters spreken je aan, andere niet. Het was voor mij ook moeilijk me te beperken tot enkele representatieve denkers van de twintigste eeuw. Uiteindelijk zijn dat Freud en Einstein geworden.’
Met deze twee laatsten krijgt God een hele bijzondere band in de roman. Freud helpt hem om het innerlijk leven van de mens te begrijpen en Einstein laat hem kennis maken met de buitenwereld. Tussen die twee werelden moet de menselijke natuur immers balanceren volgens Ferrucci. ‘Vooral voor kunstenaars is die balans noodzakelijk. Je moet diep in jezelf kunnen afdalen om je innerlijk te leren kennen en dat vereist eenzaamheid. Aan de andere kant moet je geïnteresseerd zijn in de wereld om je heen. Voor mij zelf waren eenzaamheid en onafhankelijkheid nodig om schrijver te worden. Ik wilde mij op een bepaalde manier alleen op de wereld voelen.’
Die dag bracht ik een bezoek aan Janus om hem mijn dank te betuigen. Janus, de enige heidense god die ik had geschapen, was een Romeinse uitvinding, maar ikzelf had de Romeinen daartoe geïnspireerd op een zwak moment van toegeeflijkheid jegens de godsdienst en haar afschuwelijke riten. Maar ik had hem hoe dan ook anders gewild dan wat zij van hem hadden gemaakt: een bewaker van de huisdeur, met zijn ene gezicht naar binnen en het andere naar buiten gekeerd, zodat hij beide ruimten in het oog kon houden. Mijn idee was subtieler, maar werd niet door de priesters geaccepteerd. Ik wilde de mensen duidelijk maken dat hun natuur dubbelzinnig was, dat er in elk van hen twee personen woonden en dat één gezicht steeds naar binnen was gewend, naar de ziel, en dat het andere naar buiten keek. Deze waarheid drong langzaam tot de mensen door, en niet alleen de christenen geloofden erin, want ook Seneca herhaalde vaak dezelfde gedachte. Hij citeerde in dit verband graag Epicurus: als je midden in de massa bent - en vooral dan - moet je je terugtrekken in jezelf!
Op het eerste gezicht leek die idee niets bijzonders, maar het was een stap die men rustig mag vergelijken met de ontdekking dat de kosmos
| |
| |
geen grenzen heeft. Dat wonderkind van een aap waarmee ik tot nog toe geconfronteerd was, had inmiddels zijn kinderjaren achter zich en stootte nu op dezelfde problemen als ik, op zijn weg naar de volwassenheid. Als een grootmoedige vader probeerde ik hem te helpen door hem een woning te schenken: een kamer waarin hij zich kon terugtrekken om de druk van de buitenwereld te ontlopen. Natuurlijk dacht ik daarbij ook een beetje aan mezelf: ik stelde me voor dat uitgerekend de eenzaamheid iets was wat de mensen nodig hadden. Het resultaat was echter dat ik de mensen steeds melancholischer maakte.
(De schepping. Autobiografie van god. Amsterdam: Wereldbibliotheek 1989, p. 177/178)
Een van de personen die God in De Schepping tegenkomt, is Dante. Ferrucci is een groot bewonderaar van deze Italiaanse schrijver. In de eerste plaats omdat de Divina Commedia hem leerde dat een auteur het beste over de wereld kan schrijven. Een schrijver moet niet alleen een verhaal vertellen, maar moet ook een visie op de wereld als geheel verkondigen. Daarnaast is Dantes stijl heel belangrijk geweest voor Ferrucci: ‘De manier waarop Dante de Italiaanse taal gebruikt, is een wonder op zich. Lietratuur bestaat uit ideeën, maar het basismateriaal is de taal. En Dante heeft laten zien hoe je met dat materiaal moet omgaan.’ Op de vraag of De schepping als de tegenhanger van de Divina Commedia beschouwd kan worden, lacht Ferrucci verlegen: ‘Nee, nee, ik wil mezelf niet met Dante vergelijken. Hij was zo'n grote schrijver.’
| |
Pessimisme
Goede en slechte mensen kruisen het levenspad van God. Hij verbaast en verheugt zich over hen, maar veroordeelt hen nooit. Slechts één keer verliest God zijn geduld en ontsteekt in woede. Dat gebeurt als hij Mussolini ontmoet. Ferrucci vermoedt dat dit een autobiografische projectie is: ‘Als kind zag ik Mussolini als de belichaming van de macht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ik op school met alle officiële propaganda van het fascistisch regime geconfronteerd. Mussolini werd vergeleken met Julius Caesar, Napoleon en andere groten uit de wereldgeschiedenis. Op een dag zag ik op straat foto's van Mussolini, nadat hij doodgeschoten was. Voor mij was dat een grote schok, een tragedie vergelijkbaar met de ondergang van Shakespeare's Macbeth. Toen ik aan het einde van mijn boek het falen van de politieke, dictatoriale macht wilde beschrijven, kwamen die beelden weer bij mij boven. In het gesprek met Mussolini welt de pijn van destijds op. Pijn veroorzaakt door de bloedbaden, de afslachtingen, die ik als kind zag. Symbolisch voor de volkomen mislukte pogingen van machthebbers.’
Aan het einde van het boek wil God de wereld gaan verlaten. Hij heeft zich genoeg verwonderd over het beeld dat de mens van hem geschapen heeft. De mens wil niet tot inzicht komen, gaat precies zijn eigen gang, zonder reken- | |
| |
ing te houden met God. De wereld is een puinhoop geworden en geen mens wil hem helpen daar iets aan te doen. Een pessimistisch slot. Ferrucci is het daar niet mee eens: ‘God is bezig zijn spullen in te pakken, we zien hem niet vertrekken. Ik weet niet of hij weggaat. Kijk om je heen. De laatste veertig, vijftig jaar bekommert de mens zich niet meer om het in stand houden van de wereld. Alles is gericht op vertrek. Denk maar aan de ruimtevaart en alle ruimtelijke onderzoekingen. Niemand weet waar die ontwikkelingen op uit zullen lopen. Het boek heeft niet voor niets een open einde. Het leven kan zeer verrassend zijn. Er zit ook iets euforisch in die laatste bladzijden. Ik ben pessimistisch, maar uit dit boek spreekt ook mijn grote liefde voor het leven. Als dat gevoel door de meerderheid van de mensheid gedeeld zou worden, heeft het leven een goede kans’.
Voor de uitzending van Literama op 24 oktober 1989 sprak Leonore van Prooijen met Franco Ferrucci.
|
|