de straten in Toscane. Ik wou er bij zijn. Alle fouten en onzin die in die kronieken staan, heb ik gewoon overgenomen. Als het echt helemaal niet klopte, dan had ik de voetnoten nog. Dat vind ik zelf dan ook het belangrijkste van de biografie. Daar heb ik de meeste research in opgeborgen. Weinig mensen duiken daarin, meestal uitsluitend specialisten. Niettemin staat daar het meeste in, zij het dan ten aanzien van details, van het nieuwe.’
‘In het tweede deel, “De man uit het dal van Spoleto”, vertellen de volgelingen van Franciscus hun herinneringen. Daar komen simpele, weinig ontwikkelde broeders aan hetwoord, zodat ik hoop dat dat deel een andere geest ademt. Ik hoop het dagelijks leven in die gemeenschap goed te hebben weergegeven. Wij hebben geen idee hoe vuil en afstotelijk dat was. Wij zouden zo'n samenlevingsvorm nu in de derde wereld situeren, maar voor hen was het heel gewoon. En wat je normaal vindt, vermeld je niet in de boeken. Dus ik kon daar slechts door vele omwegen achter komen.’
‘En in het laatste deel, “Het fenomeen Franciscus”, kom ik zelf aan het woord. Franciscus moet een enorme uitstraling gehad hebben. Ik heb het idee - ik heb daar ook over gedisputeerd met mediaevisten - dat hij zo glansrijk slaagde, omdat hij voorop stelde dat hij coute que coute gehoorzaam aan Rome bleef. Daardoor konden ze hem de toestemming tot preken niet weigeren. Hijzelf zag preken als een noodzaak, want het volk verstond zo langzamerhand geen Latijn meer en de geestelijken interesseerden zich niet voor de noden van de massa. In dat gat in de markt is hij met zijn orde gesprongen. Maar hij heeft dus nooit kunnen preken over dat wat hem door Rome niet werd toegestaan. Hij was geen theoloog, hij was niet echt ontwikkeld, dus hij moest zich beperken tot vermanen en het goede voorbeeld geven. Niet alleen in zijn woorden, maar ook in zijn leven. Dat radicalisme maakte hem zo bekend.’
‘Mij persoonlijk fascineert voornamelijk het mystische aspect van Franciscus, waaraan nog te weinig aandacht is geschonken. Daar ben ik betrekkelijk toevallig op terechtgekomen en vervolgens ben ik me in de mystiek als leer gaan verdiepen. In de wat je zou kunnen noemen “vergelijkende mysticologie”. Daarin worden verschillende levensfasen van grote mystici - met name uit de latere middeleeuwen, maar toch ook nog uit de tijd van Theresa van Avila - met elkaar vergeleken. Dat leverde merkwaardige parallellen op die zich wonderwel laten inpassen in het leven van Franciscus en die veel van zijn persoon duidelijk maken. Ik wil overigens niet zeggen dat ik de eerste was die dit spoor volgde, maar ik heb wel veel dingen gevonden die Franciscus naar mijn idee begrijpelijker maken. En ook menselijker.’
‘Franciscus heeft ook gezongen. Voor mij als musicoloog is dat heel boeiend. Eén zo'n wijsje heb ik terug kunnen vinden, dat heb ik ook gepubliceerd.’ ‘Een mateloos mens, zou ik hem willen noemen, met een ongelooflijke inzet en uitstraling, maar ook rechtlijnig en koppig. Hij was zo bezeten van zijn ideaal, dat hij niet kon inzien dat het maar een ideaal was voor heel weinig