| |
| |
| |
Achttiende-eeuwse literatuur hoeft niet saai te zijn
Gullivers Travels van Swift en Robinson Crusoe van Defoe spreken de twintigste-eeuwse lezer nog steeds sterk tot de verbeelding. Dat geldt in veel mindere mate voor de Nederlandstalige literatuur van de achttiende eeuw. Auteurs zoals Bilderdijk, Rhijnvis Feith en Wolff en Deken zullen de hedendaagse lezer vooral bekend zijn uit de schoolboeken. Die Nederlandse Verlichting is echter óók spectaculair geweest, hoewel dat niet bekend is bij een groot publiek. Leonard de Vries wil daar verandering in brengen met de serie ‘Hoogtepunten van de 18de-eeuwse Nederlandstalige romanliteratuur’. Tot nog toe verschenen twee deeltjes: een bewerking van de roman Reinhart van Elisabeth Maria Post en de bundel Imaginaire Reizen, die drie reisverhalen bevat. De Vries ontrukte al eerder proza en poëzie aan de vergetelheid. Dertig jaar geleden stuitte hij bij toeval op de vrijwel vergeten oudste Nederlandse kinderboeken, waarvan vele uit de achttiende eeuw, en stelde daaruit de bloemlezing Bloempjes der Vreugd’ voor de lieve Jeugd samen. Ook kwam hij tijdens zijn onderzoek erotische romans en gedichten uit de achttiende eeuw tegen, ontdekte dat Nederland op dat gebied een internationale koploper was en publiceerde vier Lusthof-paperbacks. De vele populaire romans en volksboeken die hij en passant tegenkwam, leverden problemen op: ‘De zeldzame, originele boekjes, die verspreid zijn over allerlei bibliotheken in Nederland, Engeland, Duitsland en Amerika, werden natuurlijk niet uitgeleend.
Toen heeft de Universiteit van Amsterdam tien jaar lang een inventarisatie gemaakt, onder leiding van Bert Paasman, van het populaire proza dat over de gehele wereld bestond. Daarvan is een short-title-catalogus gemaakt, een monnikenwerk. Bovendien zijn van alle boekjes die niet in origineel in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam aanwezig waren, fotocopieën of microfilms vervaardigd. Ik kijk de lijst door om de hoogtepunten in een gemakkelijke vorm uit te geven. Ik kort in, met behoud van het essentiële en ik pas de spelling aan, omdat veel mensen weliswaar geïnteresseerd zijn in deze literatuur, maar zeer gehinderd worden door blauw, met twee a's. Wél heb ik zo gewetensvol mogelijk geprobeerd de oude zinsbouw in tact te laten.’
| |
Moderne mens
De Vries schreef in zijn voorwoord bij de serie: ‘In de achttiende eeuw werd voor het eerst in de geschiedenis der mensheid alles wat in vroeger tijden was beweerd kritisch onderzocht en beoordeeld. En werd de mens, zoals Kant het uitdrukte, als het ware mondig door zijn verstand te gebruiken en
| |
| |
door over alles te durven nadenken wat hij voordien argeloos had aangenomen. Met als gevolg dat hij zich van veel duister geloof en bijgeloof ontdeed en in het volle licht van zijn verstand ging zoeken naar waarheden en nieuwe waarden: het tijdperk van de Verlichting.’ De Vries vertelt daarbij onder meer dat in de achttiende eeuw de grondslagen voor de moderne natuurwetenschap werden gelegd (Newton, Huygens). Zekerheden werden aangetast, taboes doorbroken. Psychologisch inzicht zorgde ervoor dat men niet langer in heksen geloofde en dat waanzin niet veroorzaakt werd door een heks of duivel. Hij noemt de achttiende eeuw zelfs moderner dan de negentiende ‘die grotendeels werd gekenmerkt door gezapige burgerlijkheid, schijnheiligheid en extreme uitbuiting van het proletariaat.’ De ontkoppeling van zonde en sex had in deze periode plaats. En De Vries noemt Bach in veel opzichten moderner dan romantische componisten als Mendelssohn en Schumann.
In diezelfde achttiende eeuw vond ook de geboorte van de moderne roman plaats, waarin belevenissen en het innerlijk leven van gewone mensen een plaats kregen. Daarvoor waren er slechts ridderromans verschenen. In Nederland geniet nog maar één van die boeken bekendheid: Sara Burgerhart. Maar ook tussen die meer dan duizend andere publikaties zitten schitterende boeken. De Vries: ‘Een jaar of wat geleden was er een rage van een soort getuigenissen uit het eind van de middeleeuwen, zoals De naam van de roos. Hoewel vergelijkbare getuigenissen uit de achttiende eeuw zijn verwerkt in romans, werd daar tot nog toe niets mee gedaan.’
| |
Reisliteratuur
Het is geen toeval dat de twee verschenen deeltjes, Imaginaire Reizen en Reinhart, uitsluitend reisliteratuur bevatten. De tijd van de grote ontdekkingsreizen, waarbij Nederland voorop liep, was immers net voorbij. Bovendien was het genre populair, omdat het zeer geschikt was om een ideologie uit te dragen. Zo is Gullivers Travels een satire op de wantoestanden in de Engelse samenleving, die Swift niet rechtstreeks kon beschrijven. En ook in Robinson Crusoe werd kritiek verpakt.
In ons land verschenen talloze ‘Robinsonades’, navolgingen van het Crusoeverhaal. Bekend zijn de Hollandse, Spaanse, Engelse, vrouwelijke en Haagse Robinson. In Imaginaire Reizen is ‘De Walcherse Robinson’ opgenomen. Dat verhaal gaat over een jongetje dat op een eiland wordt geboren. Behalve door zijn ouders wordt het eiland alleen bewoond door een godsdienstleraar. Doordat de ouders spoedig sterven en de leraar wordt gekidnapt door Turkse zeerovers, groeit de jongen van zijn derde tot zijn eenentwintigste alleen op. Het boek werd voornamelijk geschreven om, in een tijd van ontkerkelijking, een godsdienstige boodschap te verkondigen. Niet door de Schrift, maar door eigen bespiegeling en waarneming komt de hoofdpersoon tot de conclusie dat er een Almachtige moet bestaan.
Dat er een Schepper is zag ik duidelijk aan allerlei soorten dieren, hetzij kruipend, gaand, zwemmend of vliegend; aan al die soorten
| |
| |
planten, bomen en kruiden en vooral ook aan de zon, maan, sterren en de aarde zelf. Die Schepper had alles zo wijs en voorzichtig geschapen dat onder de dieren ieder het zijne had om zich tegen geweld van buiten te verdedigen.
Om meer over het geschapene, dus ook over die Schepper te weten te komen, besloot ik zoveel ik kon zoveel mogelijk verschillende dingen te onderzoeken. Eerst onderzocht ik de planten en kruiden. Ik ontdekte hoe de regen, die ik tevoren als een plaag had ondervonden, noodzakelijk is om uit het zaad een plant te doen groeien. Hoe er dan uit het zaadje wortels in de grond schieten, die daaruit voedsel trekken voor het loof dat boven de grond moet groeien.
(‘De Walcherse Robinson’ in Imaginaire Reizen. Bussum: Agathon, 1988, p. 71)
Het opmerkelijkste verhaal uit de bundel Imaginaire Reizen is de vrij onbekende satire ‘Reis door het Apenland’. Het boek werd in 1788 geschreven door een zekere doctor Schasz. Nog niet zo lang geleden is ontdekt dat dat een pseudoniem was van de patriottische schrijver Gerrit Paape. Het gaat over een man die ontdekt dat zijn vrouw, dienstbode, paard en hond op hetzelfde ogenblik te water zijn geraakt. Vervolgens denkt hij een uur na over wie hij het eerst zal redden, zodat ze allemaal jammerlijk verdrinken. Door een woedende menigte wordt hij uit zijn dorp verdreven. In een naburig dorp is hij ook niet welkom, want het gerucht heeft zich razendsnel, in aangedikte vorm, verspreid. De man heeft zijn vrouw vermoord, de dienstbode verkracht en de hond zijn nek omgedraaid. Als hij zelfs in het buitenland zijn toevlucht niet kan zoeken, besluit hij naar Apenland af te reizen. Daar wonen miljoenen apen, die alleen maar nummers dragen. Zij streven ernaar op den duur hun staarten af te hakken, zodat ze de hogere status van de mens kunnen benaderen. De Vries: ‘Het is echt een geweldig leuk verhaal, want die staart wordt dubbelzinnig gehanteerd. Het kan net zo goed een piemel zijn. Vooral de apinnetjes zijn dus bang...’
Al spoedig waren de geschillen tussen de grote apen de kleine ter ore gekomen en werd de zaak wonderbaarlijk door elkaar gehaspeld. Elk begreep het op een andere manier. Er waren er die het zinnebeeldig en het woord staart dubbelzinnig opvatten en het zo uitlegden dat de afkapping zich uitsluitend tot het manlijk geslacht bepaalde. Dit werd weldra zeer gevaarlijk voor de publieke rust. Want de apinnen, door vrees gedreven, staken de koppen bij elkaar en beschouwden zo'n afkapping als een omkering van de grondwet van de staat. Ze ontzagen zich niet te zeggen dat er verraad werd gesmeed: de ganse uitroeiing van het apendom. Wanneer, zeiden zij, onze mannen en onze minnaars van hun zinnebeeldige staarten beroofd worden, welk middel blijft ons dan over om aan de eis van de natuur, de vermenigvuldiging van ons geslacht, te voldoen? Indien men dan ook iets nieuws wilde invoeren, dan moest dat iets algemeen nuttigs zijn, dat
| |
| |
de ganse staat tot voordeel en niemand tot nadeel strekte. Dus, bijvoorbeeld (riep een jong apinnetje), behoorde men liever, in plaats van de staart der mannen af te kappen, hun er nog één aan te zetten.
(‘Reis door het Apenland’ in Imaginaire Reizen. Bussum: Agathon, 1988, p. 116/117)
Dit boek verscheen in 1788, een zeer roerige tijd in Nederland, waar patriotten en Oranje-aanhangers elkaar fel bestreden. Maar ook onder de patriotten zelf heerste grote verdeeldheid. ‘Reis door het Apenland’ wilde het schijnpatriottisme aan de kaak stellen, maar ook bijvoorbeeld de demagogie van de patriottische sprekers belachelijk maken. De Vries: ‘Hoewel het voor ons moeilijk is nu nog precies vast te stellen hoe de parodie in elkaar zit, is er geen twijfel mogelijk dat vele wantoestanden belicht worden. Misschien is het wel de schitterendste satire die er ooit in de Nederlandse taal is geschreven. Geestig en sarcastisch, vermengd met typische Verlichtingsfilosofie.’
| |
| |
| |
Elisabeth Maria Post
De in 1792 verschenen roman Reinhart vult, in verkorte vorm, het eerste deel in de serie ‘Hoogtepunten’. De schrijfster, Elisabeth Maria Post, werd uitvoerig bestudeerd door Bert Paasman, universitair hoofddocent aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde een proefschrift over Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting en diverse artikelen over leven en werk van E.M. Post. Paasman: ‘Al tijdens mijn studie kwam ik haar tegen in de handboeken. Toen herinnerde ik mij dat in Epe, waar mijn ouderlijk huis staat, zowel een straat naar Elisabeth Maria Post is genoemd als een monument voor haar is opgericht. Op grond daarvan ben ik begonnen met een bio- en bibliografisch onderzoek.’
Elisabeth Maria Post werd in 1755 te Utrecht geboren uit welgestelde ouders. Toen Elisabeth twaalf jaar oud was, raakte haar vader Evert Post echter in financiële moeilijkheden. Schuldeisers legden beslag op hun bezittingen en moeder en kinderen Post werden in deze trieste periode ondergebracht in Jutphaas, terwijl de vader zich probeerde te rehabiliteren. Pas na anderhalf jaar kwam het gezin in Emminkhuizen weer bijeen. De drie jaren die daar werden doorgebracht, hebben een blijvende invloed op Elisabeth Maria gehad. Haar neiging tot eenzelvigheid en melancholie, evenals haar gevoel voor de betrekkelijkheid van rijkdom, macht en aanzien, zelfs van al het aardse genoegen, zal zich in deze tijd hebben ontwikkeld.
In 1774 keerde het tij doordat Evert Post drost, schout, watergraaf en hof- en tijnsmeester in de Heerlijkheid Amerongen kon worden. Ze verhuisden naar het mooie, tussen beboste heuvels en de Rijn gelegen, Drostehuis. Pas in 1787, toen vader Post overleed, zouden ze naar Arnhem vertrekken. Al die tijd had de schitterende natuur Elisabeth geïnspireerd tot het schrijven van poëzie. Nu ze terug moest naar de stad beschreef ze haar liefde voor het platteland in haar eerste boek, Het land, een briefwisseling tussen twee vriendinnen, van wie de ene in de stad en de andere buiten woont.
In een jaar tijd verschenen er drie drukken en Post, aangemoedigd door dit succes, publiceerde al in 1789 haar tweede boek, Voor eenzamen, met prozastukken en gedichten die grotendeels autobiografisch zijn. Daarna volgde opnieuw een brievenroman: de 1069 pagina's tellende Reinhart, of natuur en godsdienst (1791-1792), waarin de hoofdpersoon naar Guyana gaat.
Ik zit hier thans op een prachtige plek en heb het uitzicht over een hele rij van koffieakkers op wier sierlijk bloeiende bomen de dalende zon een zeer schone glans verspreidt. Het aangename denkbeeld aan u, mijn beste vriend, te schrijven vloeide als een balsem in mijn eenzame ziel en bij al mijn gemis voelde ik een schaduw van menselijk geluk rondom mij zweven. Doch in de verte hoor ik de zweep van de bomba, de opperste der negers, knallen. Ik zie hem een gehele troep zwarten van beide seksen in de matte, moedeloze houding van afgewerkte slaven, met houwelen, spaden en hun verdere werktuigen beladen, voor zich heen drijven. Naar hun hutten, waar zij nog zelf
| |
| |
hun avondmaal moeten bereiden en de naderende nacht op een hard leger van planken doorbrengen.
Al die schone velden, die ik hier en ginds wijd en zijd zie liggen, zijn dan alle door het gedwongen zweet van beroofde, mishandelde mensen bebouwd en liggen in een treurige nevel van onrechtvaardigheid gehuld, die mij akelig maakt en doet zuchten.
De onoverwinnelijke trek tot vrijheid, die zowel het kruipend insekt als nog veel meer de edele mens, het afdruksel van het beeld van zijn maker, is ingeschapen, deze wordt even wreedaardig als onmenselijk uit het hart van zovele miljoenen gescheurd! Wie zal het getal van al
| |
| |
die slachtoffers van lage driften en vuil belang, die gedurende enkele eeuwen de gronden van dit gewest bebouwden, tellen? Hoevelen bliezen hier hun rampzalig leven, moegesloofd, in treurigheid en wanhoop uit, terwijl hun geest voor de Rechter van de ganse aarde om wraak roept over de wreedheid, die men de onschuldigen deed lijden!
Al die mensen of tenminste hun voorouders waren eens vrij en genoten al de voorrechten der vrijheid, vrede, rust en overvloed in hun gezegend vaderland. Hun eenvoudige, vreedzame hutten stonden in een gelukkig oord, waar de dankbare grond hun geringe arbeid met overvloedige oogsten beloonde. Ze genoten, op hun wijze, de stille genoegens van de maatschappij en van de vriendschap, omringd door hun bloedverwanten en de stem van de natuur sprak in hun hart. (Reinhart. Bussum: Agathon, 1988, p. 30/31)
Het bleek Bert Paasman al spoedig dat de broer van Elisabeth Maria voor de hoofdpersoon uit Reinhart model heeft gestaan. Deze Hermanus Post was in 1773 naar Guyana vertrokken om zijn familielden zo veel mogelijk te kunnen steunen. Hij stichtte een plantage, had slaven, maakte tochten door het oerwoud en ontmoette Indianen. Zijn brieven en verhalen zetten Elisabeth Maria aan tot het schrijven van een omvangrijke roman. Paasman: ‘In de handboeken werd gesteld dat dit de eerste roman was waarin Guyana en de slavernij werd beschreven. Achteraf bleek dat onjuist. Het werk past binnen een lange traditie, maar neemt wel een opvallende plaats in.’
Paasmans belangstelling voor broer en zus Post bracht hem uiteindelijk ook zelf in Guyana:‘Toen ik als gastdocent in Suriname was, ben ik onmiddellijk naar het buurland afgereisd. Op het Algemeen Rijksarchief en in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam had ik vantevoren copieën laten maken van achttiende-eeuwse kaarten, waarop te zien was waar de plantage van Hermanus Post moest zijn geweest. Vanuit Georgetown ben ik langs de kust gaan lopen, totdat ik bij een kreek zou uitkomen. Die vond ik niet, maar wel een plek waar het land wat dieper lag en een andere bodemkleur bezat. Daar moest het zijriviertje gelopen hebben. Toen ik vandaaruit het binnenland introk, vertelden spelende kinderen dat er in het moeras nog een oud bouwwerkje te zien was. Dat bleek het graf van Hermanus te zijn. Zeer opmerkelijk, want na de afschaffing van de slavernij en ook na de vrijwording van Guyana zijn veel overblijfslen van de koloniale periode opgeruimd. Op de steen stond: ‘HERMANOUS POST ESQUIRE OF LE RESOUVENIR THROUGH WHOSE EFFORT THE GOSPEL WAS FIRST INTRODUCED INTO THIS COLONY IN FEBRUARY 1808 HE DIED 25TH DEC. 1808.
Overigens stierf Post in werkelijkheid in 1809, maar het was vooral belangrijk te weten hoe men over hem gedacht had. Nakomelingen van slaven, die nog altijd in kleine huisjes in die buurt woonden, kenden zijn naam nog. Vroeg je naar Hermanus Post, dan kreeg je steevast als antwoord: ‘He was a good man, a wise man’ of ‘He abolished slavery’.Dat laatste klopte natuurlijk niet, maar het zegt genoeg dat de orale traditie dit positieve beeld overleverde.
| |
| |
Ook in kerken zijn gedenkstenen voor hem aangebracht, niet door blanke kolonisten, maar door zijn eigen slaven. Post heeft veel gedaan voor zijn slaven op het terrein van bijvoorbeeld medische verzorging, drinkwatervoorziening, onderwijs en zending. Hoewel het onderricht niet was gericht op hun algemene ontwikkeling, maar bedoeld om de bijbel, een eenvoudige catechismus en psalmenboekjes te kunnen lezen, was Hermanus Post daarmee zeer vooruitstrevend. Hij was niet principieel tegen slavernij, maar heeft er op een verlichte manier het beste van gemaakt. Waarschijnlijk heeft de roman van zijn zuster, waarvan bekend is dat hij hem gelezen heeft, hem aan het denken gezet. Hij is daarna steeds humaner geworden en is ook veel verder gegaan dan zijn alter ego Reinhart. Hij heeft zelfs enkele slaven de vrijheid gegeven.’
Elisabeth Maria Post trouwde op 39-jarige leeftijd dominee Justus Ludovicus Overdorp en volgde hem naar zijn standplaats Noordwijk. In haar boek Het waare genot des levens uit 1796 noemde ze haar huwelijk idyllisch. Niettemin miste zij het geliefkoosde Gelderse landschap en haar cultureel geïnteresseerde vrienden. Twaalf jaar lang zou ze niet meer tot het schrijven van poëzie worden geïnspireerd! Bovendien leed haar astmatisch gestel onder de zeelucht. Uiteindelijk trokken zij en haar man in 1807 naar Epe, wat haar gezondheid ten goede kwam. Of ze daar nog geschreven heeft, is onbekend. Ze stierf in 1812.
| |
Erotica
Dit najaar zullen opnieuw twee deeltjes in de reeks over de achttiende eeuw worden uitgebracht. Samensteller Leonard de Vries meldt dat daarin drie sublieme Nederlandse erotische romans zijn opgenomen: ‘Venus en Cupido is, volgens de kenners, de allermooiste. Het gaat over Venus die haar zoontje Cupido aanraadt pijlen af te schieten op mensen. Eén daarvan raakt bijvoorbeeld een wiskundige. Hij haast zich naar een vrouwelijke wiskundige om haar te vertellen dat hij een nieuw bewijs heeft gevonden voor de gelijkheid van driehoeken. Om zijn bewijsvoering te tonen, ontdoet hij zich van zijn mantel en van nog veel meer. Hij vraagt haar hetzelfde te doen en wil dan de driehoeken op elkaar leggen. De vrouw is zo overtuigd van de zaligheid van zijn bewijzen dat ze er maar mee doorgaan. Heel geestig!
Schunnig of zinnenprikkelend zijn die verhalen niet. Maar het is opmerkelijk dat er al zo vrijmoedig over sex wordt gesproken in die, in de regel weinig tot de verbeelding sprekende, achttiende eeuw.’
Voor de Literama-uitzending van 21 februari interviewde Mark Fekkes Leonard de Vries, bezorger van de Agathon-serie ‘Hoogtepunten van de 18de-eeuwse Nederlandstalige romanliteratuur’ en Bert Paasman, kenner van Elisabeth Maria Post
|
|