betreden een kelderachtige, gewelfde ruimte, tegenover de Kaitbai moskee, een koffiehuis in de fundamenten van een oude mammelukkentombe. Een jongetje brengt mierzoete thee, een waterpijp, aardewerk pijpekoppen en een schaaltje gloeiende kooltjes. In gedachten verzonken plakt Sa'ied kleine flintertjes hasjiesj op het marmeren tafelblad, die vervolgens een voor een in de pijpekoppen worden geduwd.
De waterpijp is verwoestend voor het gestel, het roken is een strijd op leven en dood, en dat is te zien aan de ernst waarmee wordt geïnhaleerd. Geleidelijk voegen zich andere schrijvers bij het gezelschap. Er worden manuscripten uitgewisseld en terwijl de slang van de waterpijp van hand tot hand gaat, wordt er zwijgend gelezen. Als ze klaar zijn met lezen, kijken de auteurs elkaar indringend aan. Zeer bedaard complimenteert men elkaar. Dan wordt er voorzichtig kritiek geuit, op een woord, een zin, en weldra barst er een heftige discussie los, waarin wordt geschreeuwd, gelachen en voorgedragen, en die na enige tijd overgaat in een wedstrijd in welsprekendheid en het vertellen van anekdotes.
Sa'ied en Joesoef praten over niets anders dan literatuur. Literatuur is hun passie. Af en toe richten ze zich tot mij om uit te leggen dat zij, auteurs van de jonge generatie, anders schrijven dan de generatie van de jaren zestig, die grote talenten heeft voortgebracht. Het is een typisch Egyptisch fenomeen dat literatoren in generaties worden ingedeeld, dat wil zeggen dat een schrijver wordt ondergebracht bij de periode waarin hij begon te publiceren, en dat literaire stromingen worden geanalyseerd aan de hand van politieke gebeurtenissen. Dat is gemakkelijk voor critici, maar het schept ook verwarring, als men niet meer precies weet wanneer een bepaalde schrijver heeft gedebuteerd. Een schrijver als Sa'ied al-Kafrawa doet zijn voordeel met deze verwarring: hij schuift steeds een generatie op, waardoor hij al jaren tot het jonge, veelbelovende talent behoort en op die manier de eeuwige schrijversjeugd lijkt te hebben verworven.
De indeling in literaire generaties is natuurlijke niet louter op gemakzucht gebaseerd. De Egyptische literatuur heeft in de loop van deze eeuw steeds ingespeeld op poltieke gebeurtenissen. De strijd tegen de Britse bezetting in de eerste helft van deze eeuw, het verkrijgen van de onafhankelijkheid en de revolutie van Nasser in 1952, de nederlaag tegen Israël in 1967 en de opendeur poltiek van Sadat in de jaren zeventig hebben hun stempel op de literatuur gedrukt. Egyptische schrijvers zijn geen onthechte dromers, maar bemoeien zich met alles wat er gebeurt. Van oudsher werpen schrijvers zich op als woordvoerders van het volk, die de politieke machthebbers kritisch volgen en corruptie en bedrog aanklagen. Zij, en niet de kliek van politici, zijn de legitieme vertegenwoordigers van het Egyptische volk. De literaire polemiek is dan ook onlosmakelijk verbonden met ideologische discussies, en een roman wordt pas als relevant beschouwd, wanneer wordt ingehaakt in de discussie op de politieke situatie of de interpretatie van een periode uit de recente geschiedenis. De Egyptische schrijvers zien het als hun taak in de