| |
| |
| |
De Vestdijk Bibliotheek
Een Vestdijkkring was er al, een Vestdijkkroniek ook. Sinds eind vorig jaar bestaat er bovendien een Vestdijk Bibliotheek, een reeks boeken, die wordt uitgegeven door de Bezige Bij en waarin verschillende aspecten van het werk van Simon Vestdijk worden belicht. Initiatiefnemer van deze serie is uitgever en Vestdijkfanaat Martin Ros. Zijn overwegingen: ‘Ik vind dat Vestdijk in Nederland de grootste schrijver van de twintigste eeuw is. Zijn oeuvre is wat betreft onderwerpen zo rijk geschakeerd dat het nodig is een reeks op te zetten waarin die allemaal behandeld worden. Dat kun je onmogelijk in één monografie.’
Tot nog toe verschenen er drie titels. Peter de Boer behandelt in Vestdijks Palet de rol van de beeldende kunst, P. Kralt schetst de relatie tussen zijn werk en de geschiedenis in De toverbron en Rob Schouten verdiepte zich in Iets verhevens en onuitsprekelijks in de muzikale motieven bij Vestdijk.
Martin Ros: ‘Die keuze voor de eerste drie titels was gemakkelijk. Voordat ik zelf ooit verdronk in de uitgeverij was ik een eenvoudig historicus. Ik groeide op met Vestdijks historische romans, Rumeiland, De nadagen van Pilatus - dat mij overigens, als ik het zeggen mag, in bescheiden mate van het Christendom afhielp - en De Vuuraanbidders. Dat zijn dé boeken! Toen ik pas studeerde fietste ik in de Paasvakantie met een pakje brood achterop naar Doorn, om een glimp van Vestdijk op te vangen. Uren had ik er voor over om de rook van zijn sigaar te zien. Het is me één keer gelukt.
Vestdijk en de muziek lag voor de hand omdat ik Rob Schouten goed ken. Eigenlijk is dit een van zijn eerste werken, want het is gebaseerd op zijn afstudeerscriptie bij Tom van Deel.
En de relatie met de beeldende kunst ligt weer dicht bij geschiedenis. Denk maar aan zijn beroemde El Greco-roman, maar ook aan zijn middeleeuwse gedichten. Daarover was bijna niets bijzonders verschenen.’
| |
Vestdijks Palet
De beeldende kunst is het meest prominent aanwezig in Het Vijfde zegel, over El Greco, en De Schandalen, over de schilder Wegener. Maar ook in de Anton Wachterromans is het een belangrijk motief, evenals in Het glinsterend pantser, hoewel dat een deel is van een trilogie over muziek.
Peter de Boer onderscheidt verschillende functies van de beeldende kunst in Vestdijks oeuvre.
‘De eerste is voor de hand liggend: Vestdijk maakte gebruik van de beeldende kunst bij de portrettering van zijn personages. Het uiterlijk wordt in verband gebracht met een schilderij dat iedereen kent, bijvoorbeeld met de
| |
| |
Mona Lisa. Een aardig voorbeeld daarvan is de wijze waarop hij zijn fascinatie voor het gezicht van Else Böhler, het Duitse dienstmeisje in de gelijknamige, semi-autobiografische roman beschrijft.’
Simon Vestdijk
(Foto: Joan van der Keuken)
‘Op die avonden doken ze, sterk verfijnd, achter elkaar op, alsof men een schilderijengalerij doorschreed, en allemaal even mooi en boeiend, hoeveel de landkaart van Else Böhlers gezicht ook te wensen overlaten mocht. Haar oogranden, rood en iets verdikt, in de zon soms licht tranend, werden (...) geretoucheerd in het zinnelijk doorlicht schouwspel, narcotiserend barok, van een Leda van Correggio, een zwijmelende Io, maar vooral dan van die “Madonna de Latte” uit de Hermitage, bij wie het hele gezicht nog maar bestemd schijnt te zijn om de zware, tedere, aan kleine borsten herinnerende oogleden te dragen’ (Vestdijks palet, p. 17/18)
| |
| |
‘Analoog daaraan kan hij ook het innerlijk van zijn romanfiguren tekenen. Door te vertellen wat zij al dan niet aan de wand hebben hangen, deelt Vestdijk iets over hun psyche mee.’
‘Symbolisering van veel voorkomende thema's en motieven - liefde, dood, angst, sexualiteit, dubbelgangersmotief, vriendschap - is een tweede functie van de beeldende kunst in Vestdijks werk. In Het glinsterend pantser vinden we bijvoorbeeld een uitvoerige beschrijving van een beeldengroep.’
‘Het standbeeld was het mooist op een afstand. Welk een prachtig laat-antiek ritme, deze naakte krijgsheld, die, het hoofd wanhopig verbeten opgeheven, de gewonde makker voortsleepte, en daarbij half over hem heen stapte! De beweging was naar voren, de beweging was naar boven. Ik (...) twijfelde niet aan de identiteit van de gewonde krijger: dat was natuurlijk Patroklos, door Apollo (...) uitgeleverd aan de dood op het slagveld door Hektor's hand. Menelaos met het lijk van Patroklos was het in geen geval: Menelaos draagt daar een helm en stapt niet over Patroklos heen. (...).
(...) het ritme dier twee figuren, dat stappen, dat hangen, dat zeulen, dat zich vertwijfeld oprichten, (kreeg) steeds meer vat op mij (...). (...). Links, rechts, zij schreden en droegen en hingen, de golflijn van het leven wilde nog wel even verder, twee, drie stappen maar over het slagveld, waar de goden woedden in redeloos bliksemend geweld. (...). Opeens zag ik het meisje voor me. (...). Ja, natuurlijk, dat was zij. Zo liep zij: naar links, naar rechts, schommelend, niet eens een erg aantrekkelijke loop. Maar, nu ja, zo liep zij. Daar was niets aan te veranderen. Ik was doodrustig van binnen, toen ik voor mij heenprevelde: ‘Adri Duprez, -neen, ik ging nog een stap verder op dat innerlijk slagveld van het menselijk gemoed, ik zei hardop Adriana Duprez, Adriana’, en meende het wel zéér ver gebracht te hebben in de eerlijkheid tegenover zichzelf, die sommige zwaarmoedigheden kenmerkt. (Vestdijks palet, p. 29-30)
‘Deze beeldengroep, die nog verschillende malen in de trilogie terugkomt, is symbool voor het dubbelgangersmotief en de onverbrekelijke vriendschap. Dat is al heel duidelijk in het citaat. Die twee zitten aan elkaar vastgeketend, in het brons of steen. Daarnaast symboliseert het beeld ook de liefde. De schrijver S. wordt zich pas bij het zien van de beeldengroep bewust dat hij op het jonge meisje Adri Duprez verliefd is. Zo fungeert het beeld als blauwdruk van de roman.
In Pastorale 1943 zien we trouwens hoe alle motieven in principe symboliseerbaar zijn. Het schilderij van Margatha Maultasch, de lelijke hertogin van Karinthië, dat aan het begin van het boek wordt beschreven, groeit in de loop van het verhaal uit tot het symbool van de genocide die in die jaren is gepleegd.’
| |
| |
‘Als derde functie kan het etheticeren van de werkelijkheid worden genoemd. Het komt bij Vestdijk nogal eens voor dat een personage in een bepaalde situatie opeens doet denken aan een schilderij, een beeld. Dan gebeurt er iets gecompliceerds. Er schuift een tweede werkelijkheid, de kunst, tussen de eigenlijke werkelijkheid en de waarnemer. De waarnemer bevindt zich daardoor in een ingewikkeld tussengebied.
In De vrije vogel en zijn kooien moet Anton Wachter tijdens een college chirurgie plotseling denken aan een Prometheus-schilderij van Theodoor van Baburen. Terwijl zijn hoogleraar in een patiënt met een blindedarmontsteking snijdt, moet hij denken aan Prometheus, die door Zeus zwaar werd gestraft, omdat hij tegen de oppergod was opgestaan. Hij werd vastgeketend aan een rots, terwijl een arend dagelijks zijn lever wegpikte, die 's nachts weer aangroeide.’
Meestal bleef hij [Wim Mesquita] staan, en keek goedertieren neer op het vunze bedrijf aan zijn voeten; en zo deed hij Anton altijd sterk denken aan de lichte Mercuriusfiguur op de achtergrond van het schilderij van de gebonden Prometheus, dat hij zich uit zijn prille jeugd herinnerde, en dat nog wel in het Rijksmuseum zou hangen. Prometheus, naakt, was nu een appendicituslijder geworden, en zijn beulen een professor met een paar assistenten; maar voor het overige was de suggestie volmaakt, - met dit ene verschil, dat men zich ernstig mocht afvragen, of het eigenlijke slachtoffer op dit nieuwe schilderij niet de vriendelijke god was, in plaats van de betaste of reeds geopende patiënt’. (Vestdijks palet, p. 154)
‘En tenslotte kon Vestdijk schrijvend over beeldende kunst natuurlijk ook zijn eigen opvattingen ventileren. Hij heeft een belangrijk essay over Rilke als barokkunstenaar geschreven, waaruit we in feite zijn eigen ideeën leren kennen. Vestdijk heeft een sterke voorkeur voor kunst waarin de vorm uiterst evenwichtig is, terwijl de inhoud juist zeer onevenwichtig, gedesintegreerd is. Dit zowel in tegenstelling tot de romantiek, waarbij vorm en inhoud onevenwichtig zijn, als tot de klassieke kunst, waarbij beide evenwichtig zijn. Hij was bij uitstek een barokkunstenaar, iemand die zeer gevoelig is voor tweeslachtigheid. Je kunt geen boek van Vestdijk opslaan of het is gebaseerd op allerhande tegenstellingen. Vooral tussen ideële liefde en sex. Madonna of hoer. Hij hield van de fantasten van alle tijden: Goya, Pieter Breughel, Jeroen Bosch, maar ook Willink en Pyke Koch, representanten van het magisch realisme. Een reële voorstelling van details, maar een irreële vormgeving. Dat fascineerde hem.
In Een kind tussen vier vrouwen komt een scène voor waarin op een curieuze manier Vestdijks kunstopvatting duidelijk wordt. De nog zeer jeugdige Anton Wachter speelt met een twaalftal blokken die met elkaar zes voorstellingen kunnen vormen. Maar hij is helemaal niet geïnteresseerd in het juist
| |
| |
uitleggen van de puzzel. Alleen de afzonderlijke vlakken van de blokken intrigreren hem. Een brokstukje knie, een blonde lok of alleen de neus van een schaap. Dat is de oerscène van de barok-demonische kunstenaar.
‘Buiten en behalve de zes grote en volkomen schilderijen bezat hij er nu eenenzeventig (want van één kant was het papier afgekrabd) kleinere, die langzamerhand zelfstandige dingen voor hem waren geworden, buiten verband met de voorbeelden. Naar de zes platen keek hij niet meer om, en de blokken: hij wentelde ze, zette ze op elkaar, keek er langs, er over heen, er onder, droomde er bij, bewonderde een afgezaagd been, een rokplooi zonder lichaam, een halve waterlelie; hij krabde af en toe wel eens met zijn nagel aan een lam of een blauwe golf, - maar ze aan elkaar passen deed hij nooit! Eén plaatje was erbij, dat nog wel als een voltooid landschapje zou kunnen gelden, maar dan uiterst eenvoudig en stil, eigenlijk niets anders dan een blauw vergezicht, dat aan de onderkant groende met de nuchtere aanduiding van een lommerrijk verblijf. (...). Soms had hij het gevoel alsof hij om een hoek naar dit landschap keek, wellicht doordat het begrensd werd door vier andere vlakken van het blok, die er loodrecht opstonden, of alleen, omdat het er zo raadselachtig-stil was? Hij zou volkomen gelukkig zijn, als hij in zo'n wereld leven kon...’
(Vestdijks palet, p. 67)
| |
De toverbron
Vestdijks belangstelling voor de geschiedenis blijkt wel uit het feit dat hij veertien historische romans en elf historische verhalen heeft geschreven. P. Kralt, auteur van De toverbron:\‘Oversteegen heeft een artikel geschreven waarin wordt gesteld dat Vestdijk over de hele geschiedenis wilde schrijven. Hij heeft inderdaad geen periode overgeslagen. In zijn oeuvre vinden we zowel de Griekse en Romeinse oudheid, de middeleeuwen als de 17de, 18de en 19de eeuw terug.
Vestdijk koos voor geschiedenis om een drietal redenen. Allereerst wilde hij in zijn romans graag een avontuur vertellen. Het moest spannend zijn. Die opvatting vind je ook terug in zijn boekbesprekingen. Hoewel Scott niet zijn grote voorbeeld was, stond Vestdijk wel in de traditie van de negentiendeeeuwse historische roman.
Daarnaast zag hij het verleden als een droom van een heel speciale kwaliteit, die hij graag wilde verwezenlijken. Hoewel het verleden iets van de verbeelding is, omdat het niet meer bestaat, is het niet verzonnen, omdat het eens bestaan heeft. Vestdijk benaderde het verleden - zoals hij het zelf formuleerde - met de tastorganen van de droom.
En als derde reden kan Vestdijks nieuwsgierigheid genoemd worden. Hij was geïnteresseerd in hoe het precies was. Hij wilde juist die details kennen, waarover we maar zelden kunnen beschikken. Hoe roken de mensen twee eeuwen geleden? Niet erg fris waarschijnlijk, maar hoe precies? En wat dach- | |
| |
ten ze? Dergelijke vragen hielden hem bezig.
Hij had ook meer belangstelling voor het individu dan voor de grote lijnen. Hij schetst een periode liefst vanuit een personage, omdat hij geboeid is door de psychologie van mensen. Zo gaat Het Vijfde zegel over de vervolgingen tijdens het Spanje der Inquisitie. Maar de kunstenaar El Greco en zijn vriendschap met een lelijke man, die hij gaat schilderen, staan centraal.
Vestdijk heeft ook romans geschreven die niet uitgaan van bekende historische personen. Nader onderzoek leert dat ze niettemin echt geleefd hebben. En wat betreft entourage, couleur locale is Vestdijk zeer authentiek.
| |
Iets verhevens en onuitsprekelijks
Simon Vestdijk in Kind tussen vier vrouwen: ‘Muziek was toch ook te mooi om er zoveel over te kletsen, muziek was iets verhevens en onuitsprekelijks, ver boven woorden uitstijgend.’
Vestdijk heeft niet extreem veel over muziek geschreven, maar dat muziek zijn grote passie was, is bekend. Onder de titel Iets verhevens en onuitsprekelijks, staat Rob Schouten stil bij de muzikale motieven in het werk van de Doornse auteur.
‘Zijn beroemdste muziekroman is zonder enige twijfel De koperen tuin, hoewel die eigenlijk meer over liefde gaat. Het is een verslag van de tragische liefde tussen Nol Rieske en Trix Cuperus, wier vader dirigent is in een provinciestad. Er wordt wel veel over muziek gesproken en het drama van het verhaal kunnen we afzetten tegen de opera Carmen. Er zijn verschillende parallellen te vinden tussen de hoofdpersonen in beide verhalen. Carmen is de femme fatale die tamelijk overspelig tekeergaat. Trix Cuperus, hoewel afwijkend qua uiterlijk en mentale gesteldheid, was ook zo'n lichtzinnige dame die er meer mannen op na hield. Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat die opera er niet toevallig een rol in speelt: In De koperen tuin maakt dirigent Henri Cuperus zich tot spreekbuis van Vestdijk zelf als hij zich kwaad maakt op de schrijver van het programmaboekje van de Carmenopvoering die centraal staat in het boek. Diens interpretatie van het tweede intermezzo in de opera is in Cuperus’ ogen nietszeggend:
‘Wat is dit hier? Wat durft die kwibus nü te beweren? Pastoraal getinte idyllische... roept in de luisteraar het bergachtige landschap op... Godallemachtig, wat een uilskuiken!’ (...) ‘Ziet niet in, die dirigent van een castratenkoortje, ziet niet in, dat dit liefdesmuziek is, liefdesmuziek, die je door merg en been...’
(Iets verhevens en onuitsprekelijks, p. 83)
‘Ook als Vestdijks romanpersonages qua karakter niets van hem weg hebben, debiteren ze zijn mening over muziek. Fantaseren deed hij daarbij niet. Hij heeft bijvoorbeeld nooit composities verzonnen, zoals Proust deed in A la recherche du temps perdu. Hij hield zich aan de bestaande canon.
| |
| |
In de Anton Wachterromans is Mahler zijn favoriete componist, maar gek genoeg komt deze componist in zijn andere werk nauwelijks meer ter sprake. Dan schrijft hij over Bach en Debussy. Toch denk ik dat zijn voorkeur uitging naar Mahler, en meer in het algemeen naar de grote, symfonische werken. Hij hield bijvoorbeeld helemaal niet van de préludes van Chopin. Dat vond hij te kort en daardoor kon hij het ook minder differentiëren. Vestdijk waardeerde namelijk composities niet als geheel. Hij haalde er stukjes uit, soms maar een maat of een accoord. Daarmee riep hij een theorie in het leven, de differentiële waardekritiek, die tegen de gangbare praktijk om een muziekstuk als eenheid te beschouwen, indruiste. Ook in zijn romans vallen daar bijzondere staaltjes van te bespeuren. Als hij ergens de Tarantella van Chopin noemt, haalt hij er één dominant septiem accoord uit. De waarde van de compositie wordt voor hem door dat ene fragment uitgemaakt.’
Muziek is ook het belangrijkste thema in Het glinsterend pantser, Open boek en De arme Heinrich, die samen de cyclus Symfonie van Victor Slingeland vormen. Rob Schouten: ‘Van Victor Slingeland krijg je het idee dat hij eigenlijk helemaal niet van muziek houdt. Hij is een goed, internationaal bekend dirigent, maar hij voert zijn werk afstandelijk en zakelijk uit. Nu en dan is hij zelfs depreciërend. Dat merkwaardige onderscheid - Vestdijk adoreert muziek, maar niet de uitvoerders - valt te verklaren uit zijn eigen verlangen musicus te zijn. Zijn hele leven heeft hij gezegd dat hij liever een onaanzienlijke in het rijk der muziek was geweest dan een aanzienlijke in het rijk der letteren. Schrijven was voor hem second best. Met zijn falen om zelf musicus te worden, rekent hij af in zijn verhalen en romans.’
‘Een andere manier waarop Vestdijk over muziek schrijft, noemde hij zelf ooit de volksmuziek van de liefde’. Geliefdes werden door Vestdijk vaak met muziek geassocieerd en zo krijgen zij hun eigen volkslied. Het bekendste voorbeeld van dit verschijnsel treffen we aan bij Ina Damman, die het menuet uit de 104e symfonie van Haydn kreeg toebedeeld.
‘Nog keek hij Marie van den Bogaard aan, die daar zo luidkeels en vrijpostig naast hem reed, op een plaats waar ze niet hoorde,... toen greep hij blindelings naar de melodie die tegelijk met het verdwijnen van de koolzaadgeur uit het geruis van hun fietsen en stemmen in hem gedrongen scheen te zijn. Het was de menuet van Haydn. Terug kon hij niet meer. Maar verder dan vier, vijf maten hoefde hij ook niet te gaan, want reeds sloeg deze wijs, als een toverstaf een springbron, het scherpgetekende beeld van Ina Damman in hem los.’
(Iets verhevens en onuitsprekelijks, p. 53)
| |
Vestdijk-berg
Drie informatieve delen. Drie onderwerpen minutieus beschreven. Maar wie zal al die kennis tot zich gaan nemen? Martin Ros, de uitgever, ziet
| |
| |
verschillende soorten lezers:
‘Allereerst is de serie bedoeld voor de Vestdijk-gemeente, voor liefhebbers zoals ikzelf en Maarten 't Hart. Maar daarnaast ook voor het groeiende aantal Vestdijk-lezers. In de boekhandel is het merkbaar dat de belangstelling van de jongeren toeneemt. Zo'n nieuwe generatie heeft er behoefte aan geschikte hulpmiddelen te hebben om de enorme Vestdijk-berg, die gekenmerkt wordt door een zekere moeilijkheidsgraad, want Vestdijk was nog zo'n ouderwetse erudiet, te penetreren.
Op den duur moeten vele onderwerpen in de Vestdijk Bibliotheek terug te vinden zijn: religie, filosofie, essays, poëzie. De reeks zou dan moeten worden afgesloten met een nieuwe biografie. Dat is mijn droom.’
Hylco Span maakte voor de Literama-uitzending van 24 januari 1989 een programma over Vestdijk, n.a.v. het verschijnen van de eerste drie delen in de Vestdijk Bibliotheek.
|
|