| |
| |
| |
Meet me tonight in Dreamland
Meet me tonight in Dreamland
Where love's sweet roses bloom
Come with the lovelight gleaming
In your dear eyes of blue
Meet me in dreamland, sweet dreamy dreamland
There let my dreams come true
| |
Tine, Top en Cissy
Vooral dames, met opvallend veel grijze kapsels, die ik bij andere voorstellingen nooit gezien heb. Maar ook jonge meisjes. Alleen al de reacties op de titel: iedereen weet meteen waar het over gaat. De nostalgie, maar ook de herkenbaarheid naar nu toe is zo breed. Al die verwachtingen en toekomstdromen van meisjes, hun venijnigheid, kattigheid, hun zorgen om vriendjes zijn natuurlijk in die zestig, zeventig jaar geen spat veranderd. Natuurlijk zijn de sociale omstandigheden en de hedendaagse taal niet gelijk, maar ik denk dat de voorstelling er wel in geslaagd is de boeken niet te laten wegzetten in het verleden. Het stuk leeft.’
Regisseur Suzanne van Lohuizen had vooraf nooit verwacht dat de voorstelling Tine, Top en Cissy zo'n gouden idee zou zijn. Op initiatief van Wiske Sterringa ontstond een fraaie produktie, gebaseerd op de zogenaamde bakvisliteratuur uit het begin van deze eeuw. Sterringa: ‘Ik ben die boeken pas na mijn vijfentwintigste gaan lezen. Het wonderlijke is dat je wel weet dat het rare of zelfs slechte boeken zijn, maar dat ze niettemin leuk zijn en verslavend werken. Ze hebben eigenlijk niets met jezelf te maken, omdat je als moderne vrouw in de wereld staat. Je wilt niet trouwen en kinderen krijgen, maar die boeken eindigen altijd met een alles goedmakend huwelijk.’ Tine, Top en Cissy is gebaseerd op de boeken voor oudere meisjes van vijf schrijfsters: Jacqueline Royaards-Sandbergh, Tine Brinkgreve-Wicherink, Tine van Berken en - de twee bekendste - Top Naeff en Cissy van Marxveldt. Die boeken zijn in ons land nog altijd populair. Joop ter Heul van Cissy van Marxveldt en Schoolidyllen van Top Naeff vindt men bijna in iedere boekenkast.
Beppie Melissen, Bertien Minco en Wiske Sterringa spelen in dit stuk drie behoorlijk uiteenlopende personages. Sterringa: ‘Joop ter Heul is gebaseerd op het ruwe bolster-blanke pit-principe. Zo'n type zit in de meeste meisjesboeken, ook in die van Top Naeff. Dan is er een geaffecteerd meisje, zoals er veel voorkwamen in die tijd. En tenslotte is er een van-de-prins-geen-kwaad-weten-type, maar die is meer tijdens de voorstelling gegroeid. Overigens is er
| |
| |
bij alle types een vermenging opgetreden met eigenschappen van de betreffende acteur. De rol van Tine kon alleen Beppie zo spelen, omdat ze, ondanks het geaffecteerde, zo charmant blijft. Als ik die rol had gespeeld, was er ongetwijfeld een bitse meid uitgerold.’
Tine
De meisjes uit de boeken zijn heel anders. Ten eerste zijn ze beeldschoon; nu, jij bent in het geheel niet schoon, je mond is veel te groot, dan is je voorhoofd te laag, en ik zou ook zeggen, hoewel er nergens een juiste maat wordt aangegeven, dat je te dik bent. Andere meisjes zijn weer niet schoon, maar bezitten toch dat onnavolgbaar gracieuse, dat onweerstaanbaar bekoorlijke, dat jij geheel mist. Of ook zijn er met regelmatige gezichtjes, maar die hebben dan weer zulke betoverende bloemenogen, of zien er zo interessant uit in haar albasten bleekheid, dat ze daardoor alleen ieders hart winnen. Jij bent mijn vriendin en misschien ben ik een beetje vooringenomen, maar al wil ik nu nog zo onpartijdig zijn, bloemenogen heb je niet. Grijs, donkergrijs zijn je ogen, en ik heb nog nooit een donkergrijze bloem gezien, of het moest een verdorde zijn.
En van interessante bleekheid is al helemaal geen sprake.
Cis
Bij jou wel.
Tine
Wat?
Cis
Bij jou is wel van interessante bleekheid sprake.
Alles aan haar is interessant. Als je aan Tine vraagt of ze suiker en melk wil, zegt ze: ‘Een ideetje suiker en een nuagetje melk alstjeblieft’, met zo'n fijn deftig stemmetje.
Ik hoop maar dat ik ook nog eens zo deftig zal worden. En zo artistiek.
Jij bent wel een beetje een meisje uit een boek.
(Fragment uit Tine Top en Cissy; de tekst komt uit Mijn zusters en ik van Tine van Berken)
| |
Publiek
De oudere generatie vrouwen (tussen 45 en 65) geniet in de zaal vooral van de herinneringen aan hun jeugd en is na afloop enthousiast:
‘Zááálig, ik zwijmelde!’
‘Dat rijke milieu dat ik van huis uit helemaal niet gewend was, vond ik prachtig.’
‘En zo droevig. Doodgaan, ellende, ziekte. Heerlijk!’
‘Zo lekker meisjesachtig, af en toe vies venijnig!’
‘Dat valse hebben alleen grieten!’
‘Genóóóten!’
De aanwezige dertigers hebben de romans voor oudere meisjes voornamelijk gelezen, omdat hun moeders ze in de kast hadden staan. Of de moeders van hun vriendinnen! Hoewel zij taal enmaatschappijbeeld al behoorlijk
| |
| |
verouderd vinden, noemen zij de boeken in de regel ‘toch grappig’. De sfeer van jolige meisjes uit de betere kringen die hun eigen problemen en zorgen hebben, spreekt hen aan. Bovendien vinden ze het aardig te lezen over een tijd waarin zij iets van hun ouders herkennen. Veel moeders hebben ook geprobeerd de dertien- en veertienjarigen van nu in de wereld van Tine, Top en Cissy in te wijden. Nogal eens tevergeefs. De jeugd van nu vindt de boeken vaak ‘stom’ en ‘flauw’. Degenen die wél lezen, hebben een voorkeur voor Cissy van Marxveldt (Joop ter Heul en 'n Zomerzotheid). Maar ook Schoolidyllen van Top Naeff wordt door de jeugd gelezen: ‘Het staat op mijn literatuurlijst voor de HAVO. Het is een plus/min-boek. Het siert je lijst meer als je alleen plus-boeken leest, zoals Eenzaam avontuur en Eline Vere. Ik vind het geen vervelend boek, maar ouderwets. Die meisjes gaan zo truttig en degelijk met elkaar om. Het is best zielig dat die Jet uit dat boek doodgaat, maar... (lacht schaterend).’
Deze indeling in drie generaties, opgetekend uit de reacties na afloop van een voorstelling van Tine, Top en Cissy, kan worden bevestigd door Bart de Mooy van de Arnhemse kinderboekwinkel: ‘Ik heb de boeken van Top Naeff en Cissy van Marxveldt nog altijd op de planken, maar het zijn geen hardlopers. Vooral ouderen vragen ernaar uit nostalgie, terwijl de jeugdige klant voornamelijk geïnteresseerd is in wat de ouders vroeger hebben gelezen. En die lezen ze vaak met veel plezier. Maar ik attendeer kinderen er nooit op. Ik zal niet zeggen dat ze 't per se moeten lezen. Er moet al iets aanwezig zijn, ze moeten zelf belangstelling tonen.’
| |
Vernieuwend
De belangrijkste titels van Tine van Berken waren Mijn zuster en ik, Een klaverblad van vier en De dochters van de Generaal. Meer bekendheid genoot Cissy van Marxveldt, die in 1889 als Setske de Haan werd geboren in het Friese Oranjewoud. Boeken zoals Joop ter Heul, 'n Zomerzotheid, Marijke, Rekel en De louteringskuur werden evergreens.
Ook Schoolidyllen van Top Naeff is een topper. Haar andere meisjesboeken, De tweelingen, Het veulen en In den dop, zijn veel minder bekend. Anthonetta van Rhijn-Naeff werd in 1875 geboren in Dordrecht. Ze noemde haar meisjesboeken ‘pluk van één seizoen’, want ze vond haar echte literaire werk veel belangrijker. Ze schreef romans, toneelstukken en ook jarenlang toneelkritieken voor De groene Amsterdammer. In 1950, niet zo lang voor haar dood, verscheen Zo was het ongeveer; contouren van een schrijfstersleven. Vorig jaar werden deze herinneringen van Top Naeff herdrukt en van een uitvoerig
| |
| |
nawoord voorzien door Gé Vaartjes, die ook een biografie van de schrijfster voorbereidt.
Gé Vaartjes over de drie jeugdboekenschrijfsters:’ Tine van Berken kwam met een geheel nieuw type meisjesboek. Ze nam een niet-moraliserende houding aan en creëerde levensechte, psychologisch aanvaardbare figuren. Bij haar geen brave, sentimentele bordkartonnen types, zoals in de doorsnee jeugdboeken destijds. Haar werk wordt soms zelfs gekenmerkt door een neiging tot satire. Ze is geestig en een beetje wrang. Eind vorige eeuw werd in de NRC heel lovend bericht dat ‘de meisjes in dit boek nu eens geen kwijnende leliën of zeursters over een ideaal waren’. Al die positieve kwalificaties gelden ook voor Top Naeff, die daarbij nog als extra pluspunt had: haar stijl. Die is verzorgd, ironisch. Haar werk laat niet alleen situatiehumor zien, maar ook duidelijke taalgrapjes. En in vergelijking met Cissy van Marxveldt is ze minder oppervlakkig. Haar romanfiguren worden meer uitgebouwd. Cissy van Marxveldt heeft het verschil zelf ook gesignaleerd, want na het verschijnen van Schoolidyllen heeft ze ooit gezegd: ‘Toen ik dat boek las, verscheurde ik mijn eigen werk met de tranen nog op mijn wangen om de dood van Jet, terwijl ik me voornam om nooit, nooit meer één letter op papier te zetten.’ In 1900 vond men het trouwens erg schokkend om een sterfscène in een jeugdroman te beschrijven. En Top Naeff verraste het lezerspubliek helemaal met de manier waarop ze de dood van Jet weergaf, namelijk volstrekt onsentimenteel. Geen aangrijpende taferelen, geen gewoel in bed, geen uitpuilende ogen, geen hijgende zinnetjes. Maar gewoon afstandelijk en daardoor des te schrijnender: ‘De tweede december stierf zij zonder pijn, geheel bij bewustzijn. Het was juist haar verjaardag.’
Scène uit Tine, Top en Cissy.
(Foto: Marc Blom)
| |
| |
| |
Schoolidyllen
Top Naeff zelf bewonderde op haar beurt Tine van Berken. Ze adoreerde haar en koos haar als voorbeeld. Zo schreef ze Schoolidyllen, dat tot haar grote verbazing bij het verschijnen in 1900 meteen een succes werd, nadat ze onder de indruk was geraakt van werk van Tine van Berken, maar tevens had vastgesteld dat ze zoiets zelf ook zou kunnen schrijven. Ze schreef het puur voor haar eigen plezier, snel achter elkaar en vrijwel onmiddellijk in het net. ‘Overschrijven, dacht ik, dat moest er bij komen! En nagenoeg zonder doorhalingen. Ach ja, zo onbevangen waren we toen. Met een ongeschokt vertrouwen in de genade en in de aardmannetjes, die kwamen in de nacht om onze slordige zinnen keurig af te maken. Ik schreef dan Schoolidyllen zoals men slaapwandelt of een kous breit. Ik schreef het in alle denkbare houdingen: zittende, staande, horizontaal. Als het dienstmeisje kwam dekken en ik zonder pardon van tafel werd verjaagd, daalde het schrift naast de zitting van mijn stoel en ik knielde ernaast. Ik nam het mee naar de tandarts en zelfs naar het tennisveld om mij de tijd die ik daar op mijn beurt te wachten had letterkundig ten nutte te maken. En ik herinner me niet dat er iemand daar aanstoot aan nam en niet dat ik zelfs maar op de gedachte ben gekomen van een ietwat ongewone bezigheid.’
Gé Vaartjes’ voorkeur genieten de jeugdboeken van Top Naeff zeker niet. Hij heeft ze beroepshalve gelezen. Aan de ene kant verbaast het hem dat Schoolidyllen nog altijd gelezen wordt: ‘Het boek is gedateerd, het maatschappijbeeld achterhaald. Niemand zou het nu meer in zijn hoofd halen een dienstmeid “meidenslonsje” te noemen. En ook “burgerjuffrouw” is zo'n volkomen in onbruik geraakte term. Wat denkt de hedendaagse jeugd bij begrippen als “balboekje” of “een krans geven”? Bovendien zal “het kapotje van een tante” toch op de lachspieren werken.’
Aan de andere kant begrijpt Vaartjes wél waarom Schoolidyllen nog steeds populair is. ‘Er komen herkenbare personages en situaties in voor. Intensief genieten van feestjes, giechelen om jongens, afspraakjes maken, afkeer van huiswerk hebben, kotsen van scholen in het algemeen, briefjes doorgeven tijdens de lessen, bespotten en imiteren van docenten, in de maling nemen van uitsloverige leerlingen. Top Naeff overtrad graag conventies. Ze moraliseert niet, maar sympathiseert met haar rebelse heldinnen. Precies die mensen worden van een voetstuk gehaald, van wie een puber dat leuk vindt. De vader, de moeder, de docent.’
Het zal dan ook geen verbazing wekken dat er in onderwijskringen destijds veel bezwaar werd gemaakt tegen het boek. Men vond het een gevaarlijk boek dat de schoollokalen onveilig kon maken. Maar Jan Ligthart, een groot pedagoog in die tijd, schreef in 1904, zowel over Dik Trom, dat men ook te ondeugend vond, als over Schoolidyllen: ‘Behoef ik nog te zeggen dat ik lectuur van boeken als Dik Trom en Schoolidyllen warm aanbeveel. Ja, ja, ik zie ook wel de gevaren, maar waar zijn die niet? Zelfs bij saliemelk kun je je tong branden en in een stuk koek kun je stikken. Maar 't enorme voordeel van zulke lectuur, net zo goed als die der Indianenromans, is dat ze bij de
| |
| |
kinderen niet alleen de behoefte bevredigen aan het avontuurlijke, het heldhaftige, het ondernemende, maar dat ze in hen aankweken bewondering van het stoute, het vermetele, voor durven en doen, voor 't breken met banden van schijn. Gevaar van deze aankweking ken ik niet, als er maar mee gepaard gaat aankweking van hulpvaardigheid, van liefdevol zorgen.’
| |
Autobiografisch
Dat ‘breken met banden van schijn’, zoals Ligthart het noemt, ziet Gé Vaartjes ook als het belangrijkste thema in de novellen en romans die Top Naeff voor volwassenen schreef. Ook daarin wilde ze tegen conventies aantrappen, keurige huwelijken doorprikken of gezinsverhoudingen belichten om bijvoorbeeld te laten zien hoe ouders en kinderen, die ogenschijnlijk goed met elkaar omgaan, in werkelijkheid wildvreemden voor elkaar blijken te zijn.
Schrijven betekende voor haar een soort zelfbevrijding. Ze had zelf een buitengewoon strenge opvoeding genoten. Fatsoen en gehoorzaamheid waren daar de pijlers van geweest. Later zou ze haar eigen opvoedig typeren als ‘een moeizame groei zonder veel hogere idealen dan rechtop lopen, met twee woorden spreken en met mes en vork eten’. Haar ouders als ‘doorgaans aannemelijk’ en het gezinsleven als ‘welwillend en beklemmend’. Alleen haar grootvader viel in positieve zin op, hij beschermde haar een beetje. Op school was ze een onhandelbare leerling, ze trapte rotzooi en las historische romans. In psycholgisch opzicht kun je haar jeugdromans dan ook autobiografisch noemen. Alle grieven en frustraties die ze thuis heeft opgedaan, worden erin verwerkt. Opvallend is dat in drie van de vier boeken de ouders zonder pardon van het toneel zijn verwijderd!’
| |
Boeketreeks
Bakvisromans werden ze hiervoor genoemd. Ze worden nog steeds veel gelezen, maar daarnaast doen kwalificaties als ‘sentimenteel’, ‘stom’ en ‘truttig’ de ronde. Je kan er bij zwijmelen of er om gniffelen. Lijken de boeken van Tine van Berken, Cissy van Marxveldt en Top Naeff eigenlijk niet verdacht veel op boeketreeksboekjes?
Suzanne van Lohuizen, gedecideerd: ‘Nee, absoluut niet. Sinds het tijdvak waarin deze schrijfsters hebben gepubliceerd, is er niets meer verschenen van dezelfde kwaliteit. Het zijn rijke boeken, die zeer goed aangeven wat meisjes willen, doen en zijn. De meisjesboeken van na die tijd moeten zogenaamd meer voorbereiden op de liefde, maar eindigen allemaal met een kus en dan moet je maar geloven dat alles goed komt. En ook het kostschoolgenre, zoals de Pitty-reeks, is oppervlakkig in vergelijking met de rijkdom en nuance van de romans voor oudere meisjes uit het begin van onze eeuw.’
Marja Käss belichtte de theaterproduktie Tine, Top en Cissy in de Literama-uitzending van 17 januari 1989.
|
|