Naguib Mahfouz is van mening dat de houding van de traditionele islamologen in Egypte, maar ook in de rest van de Arabische wereld, geen aansluiting vindt bij de gewone mensen. Hun uitleg van het geloof is zwaar en moeilijk toegankelijk. Mahfouz pleit daarom voor een eenvoudige, zuivere leer die samen met de verworvenheden van allerlei wetenschappelijke disciplines (sociologie, medische wetenschap, politicologie, psychologie) voor veranderingen in de (Egyptische) islamitische maatschappij kan zorgen.
In 1959 verscheen De kinderen van onze wijk als feuilleton in Al Ahram. Toen het eenmaal voltooid was, werd het aanvankelijk verboden in Egypte. Het is eenvoudig gezegd een reproduktie van de geschiedenis van Mozes, Christus en Mohammed, hoewel zij niet met name genoemd worden. Ieder afzonderlijk dragen zij een goede, menselijke boodschap uit, die echter min of meer genegeerd wordt zodra de profeet vertrokken is. De bevolking wordt dan telkens geterroriseerd door een soort knokploegen, die corruptie en machtsmisbruik symboliseren. Na die drie voert Mahfouz een nieuwe profeet ten tonele: Arafa (‘hij weet’), die staat voor kennis en wetenschap. Die figuur is in staat met nieuwe wapens, bijvoorbeeld molotovcocktails, de knokploegen uit te roeien. Hij beeldt de wetenschap dus uit als een verlengstuk van de boodschap der profeten, niet als een verbetering of juist een tegengestelde houding. In zijn roman zijn wetenschap en godsdienst met elkaar te rijmen.
Het is opvallend dat Mahfouz, om die zienswijze uit dragen, niet kiest voor het essay, de meest voor de hand liggende vorm voor een dergelijke boodschap, simpelweg omdat hij vóór alles romancier is. Zijn voorkeuren liggen in de lijn van Tolstoi, Dostojevski, Tsjechov, Balzac, Thomas Mann, Heming-way en Hesse.’