teit, ik wil niet anders zijn dan ik ben. Alleen de buitenkant komt niet overeen met mijn gevoelens.
Afkomstig uit een socialistisch nest gaat u naar de Christelijke Jongerenvereniging. Is dat geen zoeken naar een identiteit?
Nee, ook niet. Dat is zoeken naar, wat ik noem, de vertikale connectie, in mijn familie ontbrak het aan religie, dus zocht ik naar een verrijking op geestelijk terrein. Eerst ging ik naar Youth for Christ. Later met een vriendin naar andere kerken om eens te luisteren hoe ze het daar deden. Mormonen, rozekruizers, de katholieke kerk, de hervormde, de gereformeerde, de vergadering van de gelovigen, de Pinkstergemeente. Na al die jaren is het moeilijk aan te geven hoe mijn intellectueel niveau als teenager was, maar een feit blijft dat al die religies mij zaken presenteerden die ik in zekere zin al verwerkt had. Ik had het al gehad, dus zocht ik verder. Toen er niets meer was waar ik naar toe kon, bouwde ik mijn eigen wereldbeschouwing op en behield die een aantal jaren totdat ik bij toeval ontdekte dat die paste in het boeddhisme. Dat bleek wijd genoeg te zijn om er als het ware in te glijden en er voor wat betreft dit leven in te blijven. Ik ben dus nog steeds boeddhist, want ik ben nog niet uitgestudeerd. Daar heb ik nog wel een paar levens voor nodig.
‘Of ik zou mijn leven kunnen beschrijven vanuit het gezichtspunt van mijn opvoeding, een zaak van steeds onderbroken ontwikkeling als je maar zelden meemaakt. De lagere school onderbroken door oorlog, gestopt met de middelbare school toen ik veertien was, maar toch hetzelfde jaar aangenomen op de Vrije Universiteit van Amsterdam door de professor voor journalistiek. Een late universitaire graad, behaald in een taal die ik pas begon te leren toen ik vierentwintig was, en een voortgezette studie onder de palmen van de universiteit van Papoea Nieuw-Guinea, waar ik professoren had niet alleen uit dat land, uit Australië, Nieuw-Zeeland en Engeland, maar ook uit Nigeria en Oeganda’ (p.7/8)
U trouwde...
Mijn Youth for Christ-connectie resulteerde op de lange duur in een huwelijk en twee kinderen en een scheiding.
En daarna weer een huwelijk.
Met mijn tweede echtgenoot ben ik naar Australië geëmigreerd. Dat huwelijk heeft tien jaar geduurd en toen ben ik weer gescheiden. Toen had ik plannen om nooit meer te trouwen...(lacht hartelijk)... En dat heb ik ook niet gedaan. Met Burr heb ik een de facto-huwelijk, zoals je dat hier noemt.
Hebben die verschillende huwelijken met identiteit te maken?
Ja natuurlijk, want als je ouder wordt, begin je te begrijpen dat je andere mensen als een spiegel ziet. In hen zie je de toekomstige verwezenlijking van je idealen. Ik ben gedesillusioneerd geraakt doordat ik die verwezenlijking heb gezien in spiegels van andere mensen die er niet waren. Dat kan vernieti-