van de Perzische dichter Omar Khayyam is hier het meest bekend. Het Perzisch kwatrijn heeft het strakke rijmschema aaba, vormt een afgerond geheel, een gedicht op zichzelf en verwoordt treffend een levenswijsheid, ondanks die beperkte omvang. De Roy is erg gesteld op de verzen van de dichter- filosoof uit het Midden-Oosten, die hij niet alleen kent in de beroemde vertaling van Edward Fitzgerald, maar ook in bewerkingen van Leopold en Boutens.
De tweede bundel van De Roy van Zuydewijn, Enclave (1984), bestaat uit 74 vierregelige verzen en is gebaseerd op Macbeth: ‘Ik zou Shakespeare niet durven hervertalen, het ging me om de sfeer.’
En ook in zijn laatste publikatie, Wat de zee verzwijgt, heeft hij gekozen voor het rijmschema van Perzische kwatrijnen. Zij zijn thematisch gerangschikt in zeven categorieën en gebaseerd op de Odyssee, zonder dat daarbij de lijn van het klassieke dichtwerk wordt gevolgd. Ondanks de grote beperkingen die De Roy van Zuydewijn zichzelf in de vorm oplegt, weet hij steeds prachtige beelden te creëren, die zich niets van hun keurslijf lijken aan te trekken. Elk kwatrijn is een poëtisch concentraat.
Ga weg uit dit gebied. Zoek niet de bron
die 't lichtloos dal bevloeit van Acheron, -
Kimmerisch land van nacht en winternevels
waar maan maar een gedenksteen is van zon.
‘Op het beeld in dit kwatrijn ben ik zelf erg gesteld. In het land van de Kimmeriërs, een mythisch volk in de Odyssee, heerst eeuwige duisternis. Dit rijk van Hades, waar een ingang naar de onderwereld is, wordt omsloten door de rivier de Acheron. Het woord “gedenksteen” krijgt hier een dubbele betekenis: de maan ontleent zijn licht aan de zon, maar herinnert ook aan de zon die ooit geweest is.’
Inmiddels heeft De Roy van Zuydewijn zich ook op het vertalen van de Odyssee gestort. Nu hij ambteloos is, hoopt hij in anderhalf à twee jaar klaar te zijn. Over zijn volgende dichtbundel is hij nog niet vastbesloten: ‘Ik heb vlak na de oorlog tweeënhalf jaar militaire dienst op Bali verricht. In die tijd waren slechts weinigen in het buitenland geweest. Over mijn ervaringen in die vreemde cultuur zou ik graag schrijven. In welke vorm weet ik nog niet. Als ik denk aan het vrije vers, zie ik een soort steppe voor me. Dichten doe ik trouwens niet zo regelmatig en intensief als vertalen. Soms komt er weinig in me op. Het is te vergelijken met de oliewinning op de Noordzee: na veel vruchteloze pogingen boor je opeens weer een bronnetje aan.’
H.J. de Roy van Zuydewijn, Wat de zee verzwijgt Amsterdam: De Arbeiderspers, 1988.
Een gedeelte uit deze bundel werd voorgedragen in het NCRV-programma Vers op Vijf van 20 september 1988. Ab van Eyk en Karin Evers interviewden de dichter voor Nadruk.