en deels zelfstandig konden werken. Annie Romein trok daar in '69 heen, maar kon niet wennen. Ze had het moeilijk met de ouderdom en de gemeenschappelijke gezelligheid en ze uitte veel kritiek op de leiding. Dat laatste ging zelfs zo ver dat ze met een groepje dwarsliggers de directrice tot ontslag dwong om zelf enkele jaren de instelling te besturen.
Na haar dood verschenen nogal wat necrologieën die niet alleen ingingen op haar samenwerking met Jan Romein bij het schrijven van De lage landen en Erflaters, maar die vooral ook haar autobiografie als aanknopingspunt hadden. En zonder mijn biografie had ze vermoedelijk in 1988 niet meer zo veel aandacht gekregen, want zo werken die dingen.
Die necrologieën hebt u buiten de biografie gehouden. U koos voor een klassieke vorm door te beginnen met het voorgeslacht en te eindigen met de dood. De laaste zin luidt: ‘Annie Romein -Verschoor stierf op zondag 5 februari 1978, om half tien 's avonds.’ Hebt u nooit overwogen een andere vorm te kiezen?
Nee, want ik vind die wet van de chronologie uitzonderlijk belangrijk. Als je die loslaat straft het kwaad zich onmiddellijk. Dan deugt de compositie niet meer en - wat belangrijker is - dan kun je het leven niet goed reconstrueren. En daar gaat het per slot van rekening om! Naar mijn idee is de enige juiste manier een tijdslijn uit te zetten, waarop je punten afbakent. Aan de hand daarvan overzie je het hele leven en heb je in zekere zin het recht bepaalde interpretaties te maken. Laat je die lijn los, dan berusten de interpretaties op los zand.
U hebt ook gebruik gemaakt van theorieën uit de psychologie.
Waar het nodig was heb ik bijvoorbeeld psychologie en geneeskunde gebruikt als hulpwetenschap. Ik denk dat iedere biograaf dat zou moeten doen; Engelse biografen doen het stuk voor stuk. Je moet ook wel, want je beheerst geen acht disciplines tegelijkertijd. Maar vooral met psycho-analytische modellen ben ik heel voorzichtig geweest. Het blijft gevaarlijk, dus ik heb het maar af en toe gedaan.
Zoals bij haar moeder, van wie je min of meer kunt zeggen dat ze waanzinnig was. Ja, ik heb met alle gegevens die ik verzameld had een paar psychiaters geconsulteerd en gevraagd wat ze van haar gemoedstoestand dachten. Daar kwam heel duidelijk dat beeld uit. Dat had ik zelf nooit kunnen bedenken.
In het boek zijn er regelmatig passages waarin u Annie Romein beschrijft in het dagelijks leven, bijvoorbeeld hoe ze achter haar bureau zit. Is dat uw fantasie of berust dat op bronnen?
Het is ten dele gebaseerd op bronnen. Maar, zoals ieder historicus wel zal hebben, duik je zo diep in iemands leven dat je het op een gegeven moment met een soort inwendig oog voor je af ziet spelen. Met alle beschikbare gegevens denk je dan: zó heeft ze er bijgezeten. In het vierde hoofdstuk beschrijf ik haar, terwijl ze op haar studentenkamer zit te werken. De daar weergegeven ambiance berust op feiten. Ik wist welke boeken ze las en dat ze een boekenmolen van haar vader gekregen had. Die bestaat trouwens nog, hij staat nu bij haar zoon Jan Erik. Uit brieven van haar ouders en zusjes was het