‘Gelukkig is het afgelopen. Dat vind ik het belangrijkste.’
‘Het was enig Astrid Lindgren voor het eerst te ontmoeten. We zijn vreselijk verwant, we konden zusters zijn. Bovendien heeft zij dezelfde oogkwaal als ik. We hebben gepraat over het populair-zijn als kinderboekenschrijfster en altijd over dezelfde onderwerpen te worden geïnterviewd. Het verhaal dat je dan ophangt over je jeugd en hoe het schrijven zo gekomen is, raakt daarbij los van jezelf. Voor mij was de ontmoeting met Astrid Lindgren het hoogtepunt. We hebben samen een taartje gedeeld.’
‘Mijn relativeringsvermogen heb ik ten dele uit mijn ouderlijk huis. Mijn vader was dominee en mijn moeder domineesvrouw. Dat had ze helemaal niet moeten zijn, want dat mens spotte met alles. Ze had in Amsterdam moeten wonen en actrice worden. Met mensen die op bezoek waren kon ze plechtig en serieus spreken, maar als ze vertrokken waren, kon ze met een paar ironiserende of kranzinnige opmerkingen alles in duigen laten vallen. Als iets huichelachtig, pompeus, onecht of vals was, keek mijn moeder er doorheen.’
‘Samen met Flip van Duyn, die toevallig ook mijn zoon is, heb ik het libretto voor de kinderopera De naam van de maan geschreven. Die opera is geschreven door Kees Olthuis en gaat met Kerstmis in première. Ik vond het erg moeilijk in deze vorm te schrijven, vooral omdat ik gewend was musicals te schrijven. In een opera gaat het vooral om de muziek en dialogen komen er niet in voor. Alles wordt gezongen en klemtónen worden anders gelegd. Er komt ook een storm in voor. Toen heb ik tegen Kees Olthuis gezegd: dat kan je toch wel componeren. Maar hij antwoordde: liever niet. En ik: misschien kan je er dan een s.o.s. in schrijven, want dat kan ik niet.’
‘Het was enig om aan die opera te werken, met dirigent, regisseur, componist, twee schrijvers en nog 86 mensen die de praktische zaken eromheen moesten regelen. Ik denk ook dat het leuk is geworden. Er staan honderd kinderen op het toneel, die met één volwassene een heel drama opvoeren. Dat zal wel een grote puinhoop worden, maar in ieder geval een interessante puinhoop.’
‘Ik heb een opdracht van Gerard Jan Rijnders van Toneelgroep Amsterdam om een stuk te schrijven. Dat zal ik ook maken, want ik heb er een idee voor. Maar door al dat gedonderjaag van de laatste maanden is er nog niets van gekomen. Dan weer dit en dan weer dat. Nou die prijzen weer.’
‘Een kind dat verzonken is in een boek is zoiets léuks. Grote mensen kunnen dat ook wel, maar die kijken uit beleefdheid op als je tegen ze praat.’
‘Ik zou dolgraag een nieuw kinderboek schrijven, maar ik weet niet of ik het nog kan. Het is zo tobberig geworden nu ik niet meer lezen kan. Tegenwoordig hebben ze van die handige tekstverwerkers, maar daar kan ik niet mee