Naamkunde. Jaargang 34
(2002)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Kroniek NederlandDit jaar kunnen we een behoorlijke boekenlijst presenteren met publicaties uit 2001 en 2002 en een enkele van daarvoor. Dit jaar was ook het jaar van het 21ste International Congress of Onomastic Sciences in Uppsala, met een tiental Nederlandse en Vlaamse participanten, van een Naamkundesymposium op het Meertens Instituut in Amsterdam en van een symposium met betrekking tot het Woordenboek van het Oudnederlands in Leiden, waar het belang van het plaatsnamenonderzoek weer eens naar voren werd gebracht. Het gaat de goede kant op! Het overzicht van de boeken is dit keer verdeeld in een antroponymische en een toponymische sector. | |
AntroponymieGeheel in de geest van Nederland Wereldland, een populaire gids over achtergronden van feesten, rituelen en gebruiken van oorspronkelijke en nieuwe Nederlanders, heeft samensteller en uitgever Pim van Schaik nu een naslagwerk vervaardigd over de voornamen van de diverse bevolkingsgroepen die Nederland rijk is. Uit een groot aantal moderne bronnen (gedrukte media, internetsites) heeft Van Schaik deze voornamen bijeengebracht, zodat de recent gekozen namen nu eens uitgebreid op de voorgrond staan. Aan het lemmatische deel, dat gesplitst is in een afdeling voor meisjesnamen en een afdeling voor jongensnamen, gaat een inleiding vooraf waarin in het kort de naamgevingskenmerken van de voornaamste bevolkingsgroepen worden behandeld. In aparte kaders zijn de verhalen van enkele informanten over de naamgeving in eigen kring opgetekend. De naamsverklaringen in het lemmatisch deel zijn beknopt. Ze worden aangevuld met vermeldingen van de voornamen van bekende personen. Hoewel de etymologieën ontleend zijn aan andere naslagwerken, is dit fraai verzorgde boek als contemporain overzicht van de diversiteit van voornaamgeving beslist een aanwinst.
Pim van Schaik, m.m.v. Arnoud Bijl: Voornaam! Voornamen van oorspronkelijke én nieuwe Nederlanders. Amsterdam, PlanPlan, 2002, 191 p. ISBN 9076092036
Een naamkundige en genealogische schat voor een specifieke bevolkingsgroep, de joodse, is door Jits van Straten ontsloten. In samenwerking met Jan Berns als naamkundige en archivaris Harmen Snel, en met assistentie van deskundigen op andere vakgebieden zoals het Jiddisch (kennis van het | |
[pagina 104]
| |
Jiddisch bleek essentieel voor het interpreteren van veel achternamen), heeft Van Straten in navolging van zijn Joodse voornamen in Amsterdam uit 1996 de Joodse achternamen in Amsterdam geïnventariseerd, uit het Hebreeuws getranscribeerd en bovendien geïnterpreteerd. In zijn eigen woorden: ‘Tijdens het inventariseren van voornamen in joodse bronnen viel het mij op dat er in joodse kring, ver voor de officiële naamsaanneming eind 1811, al zoveel achternamen gebruikt werden. Ik vond dit zo boeiend dat ik besloot, in navolging van de inventarisatie van de voornamen, hetzelfde te gaan doen met de achternamen’. Van Straten onderscheidt de achternamen van de joden in Nederland in burgerlijke achternamen, dat wil zeggen de familienamen die vanaf 1811 bij de burgerlijke stand geregistreerd werden, en joodse achternamen: de namen van joden die met Hebreeuwse letters zijn geschreven en die reeds voorkwamen vóór het keizerlijk decreet dat joden (en anderen) voorschreef een burgerlijke familienaam, dus een in het Nederlands vertrouwde vorm, aan te nemen. In zijn inleiding legt de auteur nauwgezet de problematiek van de transcriptie van Hebreeuws naar Latijns schrift uit. ‘De onbekendheid met joodse achternamen, die alleen in joodse kring gebruikt werden, heeft soms tot conclusies over de in 1811 aangenomen burgerlijke familienamen geleid die niet correct zijn.’ Na de bestudering van de opbouw in de inleiding treft men een complete en uiterst overzichtelijk gealfabetiseerde namenlijst aan met de Hebreeuwse naamsvormen, de getranscribeerde en de burgerlijke namen, indien aanwezig, met jaartal en bron. De tweede helft van het boek beslaat de interpretatie van de namen met een verhelderende inleiding waarin een tiental hoofdtypen worden behandeld. Kritiek wordt geleverd op elders gepubliceerde interpretaties. Het is duidelijk dat onderzoek naar de Nederlandse, burgerlijke joodse namen niet kan voldoen zonder bestudering van de in Hebreeuws schrift genoteerde namen die al ruim voor 1811 voorkwamen. Van Straten en zijn medewerkers hebben wat dat betreft in een leemte voorzien. Het boek wordt nog vervolmaakt met een index op burgerlijke familienamen met verwijzing naar één of meerdere joodse achternamen, een beroepenoverzicht met de transcripties van bijhorende eigennamen en evenzo een lijst van plaatsnamen met transcriptie. Het is evenals Van Stratens transcripties van de begraafboeken van Zeeburg en Muiderberg, waarvan de namen hierin verwerkt zijn, als een stevig oblongformaat boekwerk uitgegeven. Het is een tweetalige, Nederlands-Engelse, uitgave. Perfect! | |
[pagina 105]
| |
Jits van Straten, Jan Berns, Harmen Snel: Joodse achternamen in Amsterdam, 1669-1850. Een inventarisatie en een interpretatie = Jewish surnames in Amsterdam, 1669-1850. An inventarisation and an interpretation. Bennekom, Stichting Bevordering Onderzoek Joodse Historische Bronnen / Meppel, Krips, 2002, viii, 274 p. ISBN 9080324450
Ook Jan Spendel, die eerder een algemeen georiënteerd boek over familienamen schreef - Familienamen in Nederland, van hier en elders (Delft 1999) - bedient met zijn laatste boek een bijzondere groep: zij die Meijer heten of een familienaam hebben die met het woord meier is samengesteld. Het Meiernamenboek bevat, zoals men kan verwachten, allerlei wetenswaardigheden over en een uitvoerige geschiedenis van de beroepsnaam meier en de (betekenis-)varianten die uit het Latijnse woord ‘maior’ zijn voortgekomen. De auteur heeft maar liefst 2800 meier-namen verzameld. Dat is ongeveer viermaal zoveel als wij volgens het Nederlands Repertorium van Familienamen anno 1947 hadden. De meeste komen aan bod in het Overzicht samengestelde meiernamen, dat het grootste deel van het boek bestrijkt. Hierin worden de meier-namen van een naamsverklaring voorzien. Zijn uitgangspunt dat de meeste meiernamen combinaties zijn van een voornaam met -meier (p. 7) maakt veel van zijn verklaringen echter problematisch. Hij heeft zich kennelijk niet gerealiseerd dat veel meiernamen die hij als zodanig interpreteert in de eerste plaats met toponiemen zijn samengesteld, namelijk met de namen van de goederen of boerderijen waarvan de naamdragers meier waren. Zoals Brenninkmeijer de meier van de Brenninkhof was, zo was Schenkmeijer de meier van de/het hof van de familie Schenk, dat mogelijk Schenkhof werd genoemd, en Albstmeijer is niet de zoon van Albert Meier, maar de meier van het goed Albst dat wellicht in Mennighüffen gelokaliseerd kan worden waar de familie vandaan komt; of Albst dan uit de voornaam Albert kan worden verklaard, is afhankelijk van de oude spellingsvormen en in ieder geval van ondergeschikt belang voor de verklaring van de familienaam Albstmeijer. De verbinding tussen -meier en een toponiem maakt het begrijpelijk waarom -meier geregeld met -man(n) wisselt: ook dit naamselement duidt vaak de bewoner van een boerderij aan. Het is dus zaak om die goederen te lokaliseren, alvorens ze te etymologiseren als samenstellingen met een voornaam. De verbinding met de streek waar zoveel meier-namen hun oorsprong vinden, in noordwest-Duitsland, komt in dit lemmatische hoofdstuk echter niet expliciet naar voren. Er zouden veel meer genealogische gegevens verzameld en gegenereerd moeten worden om dit te laten zien. De auteur houdt in ieder ge- | |
[pagina 106]
| |
val wel rekening met de valkuilen bij het verklaren van de meier-namen, zodat hij met omzichtigheid te werk gaat. Per naam biedt hij steeds verschillende mogelijkheden ter verklaring, in volgorde van waarschijnlijkheid. Hij heeft wel degelijk van een aanzienlijke literatuurlijst gebruik gemaakt, alsmede van bijdragen van genealogen. Een twintigtal namen wordt in het hoofdstuk Meiernamen nader beschouwd op basis van informatie van genealogen apart behandeld. Een belangrijk artikel dat in de literatuurlijst ontbreekt en bruikbaar is voor een volgende, herziene druk is van G. Müller, Schulte und Meier in Westfalen, in Germanistische Linguistik 1993, Heft 115-118.
Jan M. Spendel: Het Meiernamenboek. Verzameling van meer dan 2800 meiernamen met hun betekenis. Zwolle, 2002, 287 p. ISBN 9076958149
Nog steeds wordt het Meertens Instituut bezocht door genealogen die gegevens overnemen van het bronmateriaal dat diende voor de samenstelling van het Nederlands Repertorium van Familienamen. Een zeer trouwe klant is de heer A.P. Zeelenberg, iemand die zich tot doel heeft gesteld om in zijn vrije tijd de gegevens van complete gemeenten (Ridderkerk) en streken (het Westland) te verwerken om het resultaat vervolgens als computerbestand of als uitdraai daarvan aan archieven en genealogische instellingen beschikbaar te stellen. Zo hebben wij dit jaar een uitdraai gekregen van de gegevens van de gemeente Monster. Daarmee hebben we dus alle namen en naamdragers uit deze gemeente volgens de volkstelling van 1947 bij elkaar. Juist vanwege zijn nauwkeurige werk hebben we hem gevraagd om het materiaal te verwerken dat altijd maar vergeten op de plank lag, hoewel het wel degelijk van het Repertorium deel zou moeten uitmaken. Het betreft de namen van de mensen zonder vaste verblijfplaats, die bij het Centraal Bevolkingsregister werden opgeslagen: ongeveer 5800 namen, verdeeld over 32.420 naamdragers, voornamelijk opvarenden of bewoners van (woon)-schepen en woonwagenbewoners met hun gezinnen. Als volontair heeft de heer Zeelenberg dit werk op zich genomen en reeds per 1 januari 2002 konden we deze aanvulling op het Nederlands Repertorium van Familienamen via de website van het instituut beschikbaar stellen.
A.P. Zeelenberg: Volkstelling 31 mei 1947: gemeente Monster met 13247 inwoners en 1675 achternamen. Amstelveen [2002], 192 p. Idem: Namen CBR 1947. | |
[pagina 107]
| |
In Nederland mogen sinds 1998 ouders bepalen of een geboren kind de familienaam van zijn vader of van zijn moeder krijgt. Het is dus spannend om na verloop van tijd te zien hoe deze hervorming van het naamstelsel heeft uitgepakt. Medewerkers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie hebben reeds na vier jaar een rapport opgesteld om tot een sociaal wetenschappelijke evaluatie te komen. Meteen al in de eerste alinea van het voorwoord wordt de suggestie gewekt dat de gekozen achternaam in een periode van culturele veranderingen een voorsprong heeft op de gekozen premier en de gekozen burgemeester. Dit is echter een onjuiste vergelijking: er valt als achternaam niet méér te kiezen dan één van beide namen. Vóór de invoering van de burgerlijke stand waren er toch echt meer mogelijkheden wat dat betreft, zoals er in landen die onder de Angelsaksische wetgeving vallen nog steeds meer vrijheden zijn. Dus zo bijzonder is het resultaat van het jarenlange getouwtrek dat aan de wijziging van Artikel 5 van het Burgerlijk Wetboek voorafging niet. De gedragsnorm van de Nederlandse wet die ouders verzoekt om ‘op een gelijkwaardige wijze tot een gezamenlijke keuze’ te komen, is in wezen nog even bevoogdend. Hoewel een bakker in de 18e eeuw met verwijzing naar zijn beroep de achternaam Brood kon voeren, is het ondenkbaar dat een piloot zich heden ten dage Vliegtuig noemt. Maar daar gaat het dan ook helemaal niet om bij de wetsherziening. Het is strikt een emancipatorische kwestie, waarbij gelijke behandeling van man en vrouw wordt nagestreefd. In die zin is het een belangwekkende maatregel. Uit het rapport blijkt dat om en nabij 5 procent van de ouders die van naamkeuze gebruik kon maken moeders naam aan het kind heeft gegeven (maar erg betrouwbaar is deze schatting niet). Dat lijkt weinig, maar ik vind het heel veel in zo'n korte termijn. In mijn omgeving, waar ook moderne mensen te vinden zijn, de meeste gehuwde vrouwen zich bij de meisjesnaam noemen (in 1980 2%, nu 20% in Nederland) en sprake is van een geboortegolf, heeft niemand behalve ik zijn of haar kind moeders naam meegegeven, terwijl het motief (‘er zijn al zoveel Brouwers en zoveel heb ik er niet mee op’) mutadis mutandis ook voor anderen zou kunnen geldenGa naar voetnoot(1). Voor de samenstellers van het rapport was de omvang van de moedersnaamkiezers echter te gering om het zinvol te vinden om een motiefanalyse te maken. De vraag naar het gebruik van de nieuwe mogelijkheid en de | |
[pagina 108]
| |
vraag naar de betekenis van de nieuwe regeling dienden als uitgangspunt van het onderzoek. De familienaam mag nu weliswaar slechts als een geërfd etiket gelden, er zal altijd een connotatieve betekenis aan toegeschreven worden die door het uiterlijk van de naam en vermeende lexicale inhoud wordt ingegeven, en die stellig van invloed is op de belevingswaarde. Die intrinsieke betekenis van de naam, die dus losstaat van de gelijke behandeling van man en vrouw en ook niets met saamhorigheid en individualiteit te maken heeftGa naar voetnoot(2), zal ervoor zorgen dat de namenvoorraad wijzigt. De beleidsvraag zou zich erop kunnen toespitsen in hoeverre hiermee rekening moet worden gehouden en wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Het is daarom merkwaardig dat het overheidsbeleid ten aanzien van namen uitsluitend als een juridische kwestie wordt beschouwd en niet als een onomastische, ondanks de maatschappelijke implicaties die met meer naamkundig inzicht doorgelicht zouden kunnen worden. Er zitten geen naamkundige specialisten in de begeleidingscommissie en naamkundig advies wordt evenmin ingewonnen, terwijl de media wel ingaan op de uitlatingen van naamkundigen over de bedreiging voor bepaalde familienamen, in het bijzonder door Ann Marynissen met betrekking tot de situatie in BelgiëGa naar voetnoot(3). Naamkeuze biedt de mogelijkheid om van een rotnaam af te komen of om de voorkeur te geven aan een chique naam. Maar wat is een rotnaam of een chique naam!? Uiteraard zou socio-onomastisch onderzoek bij deze evaluatie van de vrije naamskeuze betrokken moeten zijn: welke namen zijn gekozen en waarom. Maar dat is wellicht voor toekomstige onderzoekers weggelegd.
Albert Klijn & Guillaume Beijers: De gekozen achternaam. Betekenis en gebruik van de wijziging van artikel 5 van het Burgerlijk Wetboek. Den Haag, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie / Meppel, Boom, 2002, 112 p. ISBN 90 5454 250 0
Er zijn niet veel boeken over bijnamen. Wel treffen we zo nu en dan in heemkundige tijdschriften artikelen aan met overzichtjes van de bijnamen die men in besloten (dorps)gemeenschappen gaf. Zo kon men over bijna- | |
[pagina 109]
| |
men in de vissersgemeenschap van Noordwijk in Zuid-Holland door de jaren heen in kruimelwerk lezen dat in De Blauwdotter verscheen. Maar nu laat Noordwijk van zich spreken met een geweldig boek over bijnamen: een lijst van maar liefst 1184 namen van vóór en na 1900, met veel foto's van bijgenaamden, afgesloten met enkele ‘rijmlijsten’: ‘Zeg kent u allen Noordwijk wel?
Vergeef mij dat 'k deez vraag u stel.
Want wist u, dat ons dorp gewis,
zo rijk aan scheldnamen is?’
Als scheldnamen werden de bijnamen echter niet beschouwd, ‘omdat scheldnamen niet door iedereen gebruikt zouden zijn en dus geen lang leven zouden hebben gehad’. Desondanks heeft een aantal inwoners van een oproep gebruik gemaakt om bezwaar tegen publicatie van hun bijnamen te maken en deze namen zijn dan ook niet opgenomen. De Noordwijkse bijnamen waren vroeger onmisbaar om aan te geven welke personen er exact bedoeld werden. Veel Noordwijkers hadden immers dezelfde familie- en voornaam. Je zou kunnen zeggen dat de bijnaam een typisch verschijnsel was van de periode na de invoering van de burgerlijke stand, toen de toenaam of het patroniem familienaam was geworden. Het wordt natuurlijk tijd om eens een grootschalig naamkundig onderzoek op te zetten, waarbij bijnamen synchroon en diachroon bestudeerd worden, mogelijk tegen het licht van de genese van de familienamen in voorgaande eeuwen. Dit boek over Noordwijk zou als uitgangspunt kunnen dienen. De samenstellers hebben er veel werk aan gehad; ze hebben niet alle bijnamen van een verklaring kunnen voorzien, maar ze hebben wel alle namen geïdentificeerd.
Ton Meijer & Cees van der Niet: Noordwijkers bij naam en toenaam. Noordwijks bijnamenboek. Noordwijk, Van der Meer, 2001, 256 p. ISBN 907076198
Als namen uit de handen van naamkundigen ontsnappen, worden ze als eponiemen voer voor gewone taalkundigen: de eigennaam wordt een gewoon woord of de eigennaam wordt ‘onteigend’ in een spreekwoordelijke uitdrukking. In ons taalgebied zijn Ewoud Sanders en Marcel Grauls zo ongeveer tegelijkertijd met eponiemen aan de slag gegaan. Ann Marynissen heeft de naslagwerken die zij aan het begin van de jaren negentig hebben samengesteld in Naamkunde 1993 vergeleken en besproken. Het onderwerp | |
[pagina 110]
| |
heeft hen niet losgelaten. Van Ewoud Sanders verscheen in 1995 het Geoniemenwoordenboek over woorden die van plaatsnamen zijn afgeleid. Van Marcel Grauls ligt nu het aantrekkelijk uitgegeven naslagwerk Mijn naam is Haas in de winkel. Het kan beschouwd worden als een flink aangevulde en verrijkte herdruk van Grauls' eponiemenboek Bintje & Kalasjnikov uit 1991. Het biografisch-anekdotische aspekt van de lemmata maakt het boek tot een fijn leesboek voor weetgierigen. Mij valt het op dat het woord fiets ontbreekt, hoewel dit woord reeds in het WNT verbonden werd aan een Wageningse rijwielhandelaar met de naam Viets. Grauls zal zich echter hebben laten overtuigen door het onderzoek dat Ewoud Sanders naar de woordgeschiedenis van de fiets heeft gedaan. Het woord fiets bleek al voor te komen voordat Viets zijn rijwielhandel had. Maar door het woord te traceren tot in Apeldoorn gaf Sanders een voorzet die voor het intikken was: de familienaam Fiets, een variant van Viets en ontstaan uit Vitus, komt vrijwel uitsluitend in Apeldoorn en omgeving voor. Dat kan toch geen toeval zijn!
Marcel Grauls: Mijn naam is Haas. Hoe historische figuren in het woordenboek belandden. Leuven / Amsterdam, Van Halewyck / Balans, 2001, 422 p. ISBN 9056173278 / 9050185460. | |
ToponymieBij de samenstelling van zijn bibliografisch overzicht van de Straatnamen in Nederland uit 1999 werd de belangstelling van de bekende bibliograaf A.O. KouwenhovenGa naar voetnoot(4) gewekt voor de serie Nomina Geographica Neerlandica (1884-1954). Mede omdat hij de indruk had dat deze werken van het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap gebrekkig ontsloten waren, heeft hij hieraan zijn volgende naamkundig-bibliografische publicatie bij de Stichting Discom gewijd. In de inleiding vat hij de geschiedenis van deze voor de plaatsnaamkundige essentiële reeks samen. Daarop volgt een overzicht van de inhoud per deel en een bibliografische ontsluiting alfabetisch op auteur. In het laatste hoofdstuk worden de redacteuren opgesomd met een biografische beschrijving. Een register op toponiemen en overige onderwerpen ontbreekt niet. Allicht is dit een welkom initiatief van de heer Kouwenhoven. Het moet echter worden opgemerkt dat het spijtig is dat hij, evenals bij zijn | |
[pagina 111]
| |
straatnamenbibliografie, kennelijk niet onder naamkundigen heeft geïnformeerd naar voorhanden zijnde documentatie. Zijn straatnamenbibliografie zou stellig aangevuld kunnen worden met titels uit het documentatiesysteem van het Meertens Instituut en in tegenstelling tot wat hij in de inleiding veronderstelt, is er wel degelijk een register op de delen XIII en XIV van NGN, dat door J.M. Verhoeff is vervaardigd. Maar dit is natuurlijk gemakkelijk gezegd als je met je neus in de boter zit en je houdt de boter in het vat. Gelukkig kan inmiddels iedereen die van internet gebruik maakt profiteren van het documentatiesysteem van het Meertens Instituut. In Namen en Naamkunde in Nederland en elders (NNN) is naamkundige en andere literatuur inhoudelijk ontsloten en dit systeem verschaft gedetailleerde zoekmogelijkheden op namen, auteurs, specifieke onderwerpen, enzovoort. Op dít moment, in de ontwikkelingsfase, is nog slechts de documentatie vanaf 1990 beschikbaar, maar het bestand dat er aan ten grondslag ligt bevat reeds alle titelbeschrijvingen uit Nomina Geographica Neerlandica en het ziet er naar uit dat binnenkort de plannen gerealiseerd worden om de literatuurverwijzingen met de betreffende tekstdelen te verbinden. Dat betekent ook dat deze reeks in zijn geheel in een elektronische versie beschikbaar zal komen als onderdeel van een digitale naamkundige bibliotheek, waarvoor verder een aantal niet meer verkrijgbare werken van Schönfeld, Moerman en anderen in aanmerking komen.
A.O. Kouwenhoven: De serie Nomina Geographica Neerlandica (1884-1954). Lotgevallen en inhoudelijke ontsluiting. Zeist, Stichting Discom, 2002, 55 p. ISBN 9073971292 Namen en Naamkunde in Nederland en elders (NNN)
Was de spellingsproblematiek rondom plaatsnamen in de 19de eeuw de aanleiding om plaatsnamen te onderzoeken in Nomina Geographica Neerlandica, tegenwoordig is er nog steeds behoefte aan overzichten van correct gespelde aardrijkskundige namen. Nadat de lijst Buitenlandse aardrijkskundige namen in het Nederlands van de Nederlandse Taalunie in 1996 was verschenen, namen enkele leden van de Werkgroep Buitenlandse Aardrijkskundige Namen (BAN) het intiatief om een vollediger handboek te maken: een overzicht van buiten- én binnenlandse namen. Bovendien namen zij niet alleen exoniemen op, maar ook endoniemen. Dat wil zeggen dat er niet alleen buitenlandse namen met een vernederlandste vorm vermeld zijn, maar dat er juist systematisch aandacht is besteed aan alle belangrijke topo- | |
[pagina 112]
| |
niemen met weergave van de naamvorm die in de betreffende landen zelf is gebruikt, of indien niet het Latijnse schrift wordt gebruikt, de aldaar of de door de Verenigde Naties aanbevolen getranscribeerde vorm. Gerard Verhoeven en Jan van Groesen hebben de aarde onderling verdeeld bij het verzamelen van de namen en Ferjan Ormeling verstrekte op de achtergrond advies. De verzorging van de uitgave kon andermaal aan de Sdu worden overgelaten.
Jan van Groesen & Gerard Verhoeven: Wijzer van geografische namen. Den Haag, SDU, 2002, 302 p. ISBN 9012089239 ---
We kunnen deze Kroniek afsluiten met een aantal regionale en lokale toponymische publicaties.
Bij het Staring Instituut verscheen Boerderij- en veldnamen in Aalten als volgende atlas in de reeks onder redactie van Loes Maas en A.H.G. Schaars. In het Ten Geleide verhaalt samensteller B.J. Dorrestijn over de geschiedenis van de Oudheidkundige Werkgemeenschap Aalten-Dinxperlo-Wisch en het initiatief om reeds vanaf de oprichting in 1962 de boerderij- en veldnamen te inventariseren. Dat het veldwerk niettemin moeizaam verliep en dat het enkele decennia geduurd heeft voordat het resultaat gepubliceerd kon worden, laat zich deels verklaren doordat het niet eenvoudig is om diverse vrijwilligers in zo'n groot gebied te coördineren. Loes Maas nam de naamkundige analyse voor haar rekening in een stevige inleiding die aan het kaartgedeelte voorafgaat. Ook de opmerkingen van de informanten zijn in een apart hoofdstukje bij elkaar gezet. Welk misverstand moet er hebben plaatsgevonden, zo kun je je afvragen, tussen de metselaar die MEIRIKA in de gevel van een nieuwe boerderij metselde en de opdrachtgever, die zijn huis ERICA had willen noemen?
B.J. Dorrestijn (coördinatie); Loes H. Maas, A.H.G. Schaars (redactie): Boerderij- en veldnamen in Aalten. Doetinchem, Stichting Staring Instituut / Mr. H.J. Steenbergenstichting / Oudheidkundige Werkgemeenschap ADW, 2002, 112 p.
Eveneens uit de Achterhoek, maar niet van het Staring Instituut, komt de op vergelijkbare wijze gestructureerde atlas Boerderij- en veldnamen in Neede. Ook hier is getracht de situatie van voor de ruilverkaveling weer te geven met behulp van veldwerkers en zegslieden die deze situatie nog voor ogen | |
[pagina 113]
| |
hadden. Ook hier heeft het vele jaren geduurd voordat de inventarisatie kon worden afgerond met een niet minder verdienstelijk overzicht van veldnamen tot gevolg. Aan het register en het atlasgedeelte gaat een naamkundig hoofdstukje vooraf waarin summier de meest voorkomende bestanddelen worden besproken, alsmede een opsomming van bijzonderheden die door de veldwerkers zijn genoteerd. Hoe smakelijk zullen de plaggenmaaiers eertijds op de Pannekookenbulten geschaft hebben, mogen we ons hier afvragen.
J. Wim Meerman: Boerderij- en veldnamen in Neede. Neede, Historische Kring Neede / Historische Kring Oud Noordijk, 2002, 240 p. ISBN 90-74955-10-X
De naam van Dr. D. Otten is inmiddels bekend in deze rubriek en zijn naam kan men zondermeer aan de naamkunde op de Veluwe verbinden. Toch blijken er steeds nog gebieden, nederzettingen en grondstukken te zijn, die niet door hem in beslag zijn genomen. Dit jaar getuigen zelfs twee publicaties van zijn hand van gebiedsuitbreiding. Het boekje Oude namen op de Noord-Veluwe verscheen als themanummer van de heemkundige verenigingen Arent thoe Boecop, Ampt Epe en de Heerder Historische Verening. Dat hij niet stil hoeft te zitten, geeft Otten meteen aan in het Woord vooraf als hij laat weten dat er in de periode 1200-1950 in de Noord-Veluwse plaatsen Elburg, Epe, Hattem, Heerde en Oldebroek aan ongeveer achtduizend stukken grond een naam is gegeven. De culturele kentering die de teloorgang van de veldnamen inhield, vond halverwege de twintigste eeuw plaats, terwijl de kennis van de namen in de 19de eeuw al niet meer urgent was dankzij de invoering van het Kadaster. De veldnamen vinden we nu terug in moderne straat- en andere namen, maar de geschiedenis ervan behoeft meer aandacht. Otten heeft in dit boekje 45 stukjes bij elkaar gebracht als ware het een bundel columns. Naast het onderzoeken van toponiemen is het hem er om te doen een beeld te geven van het leven op het platteland. Hij heeft zich zo in de materie verdiept, dat hij er, geruggesteund door geograaf E.J. Zuurbier en historicus Willem van Norel, een verhelderend boekje van gemaakt heeft dat ook buiten de Veluwe belangstelling zou kunnen/moeten wekken. Het andere boek belicht specifiek de veldnamen en boerderijnamen in Epe en het is door de IJsselacademie uitgegeven. Het was aanvankelijk niet de bedoeling dat de boerderijnamen bij het onderzoek werden betrokken, maar er bleken er zoveel te zijn die van oude veldnamen waren afgeleid, dat ze er feitelijk bijhoorden. Eén van de verdiensten van Otten is dat | |
[pagina 114]
| |
hij het veldwerk niet schuwt. Maar hoewel hij veel verhalen van welwillende boeren te horen kreeg, bleken de meeste veldnamen in vergetelheid te zijn geraakt. De auteur moest daarom vooral veel archiefwerk verrichten. Het veldnamengedeelte van het boek is zorgvuldig thematisch opgebouwd, het boerderijnamendeel is alfabetisch. Het hoofdstuk in het midden is aan de kaarten gewijd en het bevat een aantal illustratieve kaartfragmenten. Het register bevat ongeveer 2600 namen.
D. Otten: Oude namen op de Noord-Veluwe. Elburg, Arent thoe Boecop / Epe, Ampt Epe / Heerde, Heerder Historische Vereniging, 2002, 92 p. D. Otten: Veldnamen en oude boerderijnamen in de gemeente Epe. Kampen, Stichting IJsselacademie, 2002, 180 p. ISBN 90-6697-148-7
Ook in Noord-Holland is een belangrijk veldnamenonderzoek voortgezet. J.P. Geus nam enkele jaren geleden het voortouw met een boek over de water- en veldnamen van Koedijk; nu heeft Jaap van Beek zich namens de stichting Coördinatie Onderzoek Oud Geesterambacht over het grondgebied van Sint Pancras en Oudorp ontfermd. J.P. Geus en Kees Bakker hebben hun medewerking verleend door een aantal van de historisch-geografische en naamkundige bijdragen te schrijven, die het boek tussen het archivalische werk door tot leven brengen. Het resultaat is een stevig boekwerk, dat zonder de inzet van tientallen vrijwilligers die onder andere alle mogelijke aktes in het Regionaal Archief in Alkmaar hebben uitgeplozen, onvoorstelbaar zou zijn geweest. Het boek geeft de indruk dat lokalisering, datering en spelling uiterst consciëntieus zijn nagegaan en weergegeven. Als gevolg van de ruilverkaveling, die een eind heeft gemaakt aan de doolhof van percelen en eilanden, en ook van de stadsuitbreiding van Alkmaar, is deze bewerking van de toponiemeninventarisatie onmisbaar voor de geschiedenis van het Geestmerambacht en heel Noord-Holland. Genealogen met familie in de omgeving van het voormalige Rijk der Duizend Eilanden biedt het een schat aan persoonsgegevens.
Jaap van Beek: Sint Pancras, Zuideinde en Oudorp meer dan 4 eeuwen water- en veldnamen. Koedijk, Stichting Coördinatie Onderzoek Oud Geesterambacht, 284 p. ISBN 9076264066
Tenslotte kunnen we nog melding maken van een viertal straatnaamboeken. Dr. P.C.J. van der Krogt heeft met ondersteuning van gemeentearchivaris Gerrit Verhoeven zijn straatnamenboek van Delft, dat in 1985 als deel 5 van de serie De straat waarin wij wonen verscheen, herzien en aangevuld. | |
[pagina 115]
| |
Ook namen van andere officieel vastgestelde topografische namen, zoals de namen van wijken, bruggen en hofjes komen aan bod en er is een hoofdstuk met de namen van grotere gebouwen zoals studentenhuizen, wooncomplexen en verzorgingstehuizen toegevoegd. Het is een door de Gemeente Delft voorbeeldig uitgegeven boek, ook nog voorzien van een plattegrond als bijlage. Medewerkers van het gemeentearchief hebben een aantal prachtige foto's ter illustratie opgediept. Voor de auteur was het een voordeel dat hij na publicatie van het vorige boek benoemd werd tot adviseur van de commissie voor de straatnaamgeving, zodat hij goed op de hoogte is van de achtergronden van de nieuwe straatnamen. Voor naamkundigen is het de moeite waard om beide boeken met elkaar te vergelijken en te zien waar de lemmata zijn gecorrigeerd en genuanceerd.
Kon Peter van der Krogt putten uit oude straatnaamboeken van Delft, de samenstellers van het straatnamenboek van het naburige dorp Schipluiden konden dat niet. Maar in de kleinere gemeenschap kan men vaak een historische vereniging vinden met leden die in samenwerkingsverband de mouwen eventjes opstropen om zo'n publicatie voor elkaar te krijgen. Het is voor de hand liggend dat het initiatief van een historische vereniging uitgaat, niet alleen omdat in het algemeen de belangstelling voor de geschiedenis van de oude namen toeneemt, maar ook omdat veel historische verenigingen bij de nieuwe straatnaamgeving worden betrokken en deze nieuwe straatnaamgeving zo mogelijk een reflectie van de lokale geschiedenis is. Dat geldt in ieder geval voor de Historische Vereniging Oud-Schipluiden. Het betreft een fraai verzorgd en uiterst informatief straatnamenboek, waarbij de lezer niet alleen steeds een stukje geschiedenis bij een historische straatnaam krijgt, maar ook ruime kennis van de flora opdoet bij een moderne straatnaam als Dotterbloem.
Straatnamen in Edam is eenvoudig en zakelijk door de Vereniging Oud Edam uitgegeven, maar het is zeker niet minder welkom. Hier beantwoordde één van de leden, Jaap Molenaar, het voorstel van de vereniging om een dergelijke publicatie samen te stellen in het kader van de doelstelling om de geschiedenis van de stad te boekstaven. Ook hier wordt het gemeentebestuur aangemoedigd om bij straatnaamgeving tot historische verantwoorde namen te komen. Even duidelijk worden in dit boekje de namen echter niet verklaard. Leest men bijvoorbeeld dat de Fröbelstraat op verzoek van de vereniging officieel is vastgesteld ten koste van enkele andere namen die in de volksmond figu- | |
[pagina 116]
| |
reren, een verklaring of een toelichting blijft uit. Soms kookt de auteur het nogal kort af, zoals bij de Pepersteeg: ‘peper is een bekende specerij en een andere betekenis is niet te bedenken’. Hier en daar wordt slechts verwezen naar publicaties in het periodiek Oud Edam, of voor een levensbeschrijving bijvoorbeeld naar een onthullingsrede, waar het een en ander beter uitgewerkt had kunnen worden.
Het boekje over de straatnamen van Aalst en Waalre in Noord-Brabant, dat door de regionaal bekende publicist Evert Meijs is geschreven, is een jubileumuitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de gemeente Waalre in 1998. In deze gemeente werd in 1975 een werkgroep ingesteld om oude perceelsnamen te inventariseren ten behoeve van de straatnaamgeving. Toch blijkt de straatnaamgeving nog een arbitraire zaak van het gemeentebestuur zonder beleid. Het verzoek in de inleiding om een straatnamencommissie in te stellen is, zoals bij navraag blijkt, nog niet gehonoreerd. Hoewel Meijs al enige ervaring heeft met straatnamen door eerdere publicatiesGa naar voetnoot(5), zijn de naamsverklaringen tamelijk vluchtig: Maarten Trompstraat: ‘naar de Nederlandse zeeheld Tromp; Maarten Harpertszoon Tromp was admiraal’ - punt. Met zijn bronnen springt Meijs slordig om. Een enkele maal refereert hij terloops aan ene Zoetmulder. Bij het summiere lijstje bronnen op de laatste bladzijde vind je terug dat Zoetmulder zonder voornaam of initialen de schrijver is van Waalre en Aalst in het verleden. Deze Zoetmulder is echter dezelfde als S.H.A.M. Zoetmulder (1903-1993), ereburger van de gemeente, naar wie blijkbaar al bij leven, in 1980, de Steph. Zoetmulderdreef genoemd is (!) - maar bij zijn straatnaam vinden we van deze ‘historiograaf’ niets over zijn werk terug. Onzinnig is de opmerking bij de straatnaam De Voort, die aan een ‘al in 1695 vermelde veldnaam’ ontleend zou zijn, dat juist in de oude delen van Aalst de benaming van percelen noodzakelijk was om ze uit elkaar te kunnen houden (sic). Dat getuigt van gauwigheid bij het schrijven of van weinig naamkundig benul.
Peter van der Krogt: Straatnamen van Delft. Verklaring van de namen en buurten, grachten en bruggen. Delft, Gemeentearchief Delft, 2000, 312 p. ISBN 9080565415
J.W. Moerman & A.A. Olsthoorn (redactie), O. Spinnewijn (eindredactie): Waar wonen wij. Straatnamen in de gemeente Schipluiden. | |
[pagina 117]
| |
Vianen, Optima, 2001, 224 p. ISBN 9076940029
Jaap Molenaar: Straatnamen in Edam. Hun historie en betekenis. Edam, Vereniging Oud Edam, [2001], 55 p. ISBN 9080589721
Evert Meijs: De straatnamen van Aalst en Waalre van A tot Z. Waalre, Peeters, 1998, 56 p. ISBN 9080127795
Amsterdam Leendert Brouwer |
|