| |
| |
| |
Kroniek Nederland
R.A. Ebeling 65 jaar
Op 25 november 1999 bereikte ons redactielid R.A. Ebeling de pensioengerechtigde leeftijd en daarmee kwam een einde aan zijn officiële aanstelling als wetenschappelijk hoofdmedewerker van het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Groningen. Dat velen zijn vertrek niet ongemerkt voorbij wilden laten gaan was duidelijk te merken tijdens de afscheidsreceptie die hem op 30 november werd aangeboden. Meer dan honderd collega's uit nabije en verdere vakgebieden, professionele onderzoekers zowel als amateurs, waren naar het gebouw van de Faculteit der Letteren getogen om van hun belangstelling blijk te geven. Een reeks van sprekers schetste in lovende bewoordingen de vele aspecten van de ruim 33-jarige loopbaan van de scheidende functionaris.
Ondanks alle mooie toespraken hing er echter ook een sfeer van weemoed over deze bijeenkomst, want met het vertrek van Ebeling is er een streep gezet onder de beoefening van de naamkunde aan de Universiteit van Groningen. De afdeling die zo optimistisch door K. Heeroma in 1962 was opgezet heeft de druk van de vele universitaire bezuinigingen en herstructureringen lang weten te weerstaan, maar uiteindelijk is zij er dan toch onder bezweken. Het onomastisch feest in Groningen is over, de winkel gaat dicht, de verzamelingen worden - als we geluk hebben - ergens zorgvuldig opgeborgen en over enige tijd zal er alleen nog de herinnering over zijn.
Gelukkig hebben enkele enthousiaste sympathisanten er voor gezorgd dat er toch nog enkele tastbare gedenktekens van de periode Ebeling voor het nageslacht bewaard blijven. In de eerste plaats is er de feestbundel die onze mederedacteur bij zijn afscheid is aangeboden. Deze draagt de titel ‘Tussen Vlie en Wezer’ en bevat 26 artikelen die van zijn hand zijn verschenen tussen de jaren 1968 en 1998. In deze gebundelde vorm bieden zij een mooi overzicht over de veelzijdige activiteiten van de auteur op het gebied van de persoons- en plaatsnamen- | |
| |
studie van noordelijk en oostelijk Nederland en het aangrenzende Duitsland in de afgelopen dertig jaar.
Als voormalig medewerker van Heeroma heeft Ebeling altijd het belang ingezien van een structurele en typologische benadering bij het familienamenonderzoek, wat impliceert dat men makkelijk toegang moet hebben tot de laatste elementen van die namen. Dit heeft hem er indertijd ook toe gebracht om het deel Drente van het Nederlandse Repertorium van Familienamen retrograde uit te geven, onder de titel ‘De familienamen van Drente anno 1947. Een retrograde lijst’. Groningen 1987. Ter gelegenheid van zijn afscheid heeft zijn collega Siemon Reker nu gelijksoortige lijsten vervaardigd van de familienamen in respectievelijk de provincies Groningen en Friesland. Dit lijkt mij een heel mooi cadeau voor een naamkundige die met pensioen gaat. Door deze publicaties zijn de familienamen van heel Noord-Nederland veel toegankelijker geworden voor verder systematisch onderzoek en wie zou dat beter kunnen doen dan een deskundige die van nu af is vrijgesteld van alle administratieve en bestuurlijke verplichtingen.
Jurjen van der Kooi en Hermann Niebaum: Tussen Vlie en Wezer. Verzamelde bijdragen tot de Friese, Oostnederlandse en Nederduitse naamkunde van Rudolf A. Ebeling (Nedersaksische Studies 17; Estrikken 75). Stichting Sasland, Groningen 1999, 263 blz. isbn 90-800342-6-6
Siemon Reker: Huitema, Bootsma en andere familienamen in Friesland anno 1947. Een retrograde lijst (Nedersaksische Studies 18; Estrikken 76). Stichting Sasland, Groningen 1999. 99 blz. isbn 90-800342-5-8
Siemon Reker: Bolt, Hoeksema en andere familienamen in Groningen anno 1947. Een retrograde lijst (Nedersaksische Studies 19). Stichting Sasland, Groningen 1999. 122 blz. isbn 90-800342-7-4
| |
Straat- en perceelsnamen van Beesd en Mariënwaerdt
Het sponsorwezen bloeit, tegenwoordig zelfs ook in de naamkunde. Kon ik vorig jaar melding maken van een makelaarsfirma, die de uitga- | |
| |
ve van een boek over de straatnamen van Alkmaar had mogelijk gemaakt, ditmaal gaat het om een assurantiebedrijf, dat zijn jubileum op hodonymische wijze wil markeren. Ter gelegenheid van haar zestigjarig bestaan heeft de fa. Kroezen B.V. te Beesd de opdracht gegeven aan twee lokale onderzoekers om als relatiegeschenk een boek samen te stellen over de toponymie van het dorp Beesd en de heerlijkheid Mariënwaerdt. Het betreft hier een interessant gebied, romantisch gelegen aan de rivier de Linge in Gelderland, waarover wij historisch vrij veel weten dankzij de bronnen van de in 1129 gestichte abdij Marienweerd.
Het boekje is vrij ruim opgezet. De auteurs beperken zich niet alleen tot een bespreking van de namen, maar gaan ook regelmatig in op de ontwikkeling van de ontginning van het gebied in de loop der eeuwen. De indeling is zodanig dat eerst de straatnamen, zowel de oude als de nieuwe, van Beesd worden besproken en vervolgens de veldnamen die voor de ruilverkaveling in het dorpsgebied voorkwamen. In het tweede gedeelte worden op dezelfde wijze de namen van Mariënwaerdt behandeld. Voor zover er getracht is verklaringen bij de namen te vinden hebben de auteurs daarbij over het algemeen een prijzenswaardige terughoudendheid betracht. De los bijgevoegde kaart biedt in een oogopslag een overzicht over de toponiemen die in het onderzochte gebied waren te lokaliseren.
Gert de Kruijff en Bert Blommers: Langs velden en wegen. Straat- en perceelsnamen van Beesd en Mariënwaerdt. Beesd 1998. 128 blz., ill., krt.
| |
Waternamen in Overijssel
Hoewel velen Overijssel in de eerste plaats zien als een land van door bomen omzoomde akkers en weilanden, is het in feite een provincie met grote landschappelijke tegenstellingen. Zo staat bij voorbeeld tegenover het droge Buurserzand in het zuidoosten het waterrijke gebied van de Weerribben in het noordwesten. Laatstgenoemd natuurmonument behoort tot een deel van Overijssel dat toponymisch lang niet zo goed onderzocht is als Salland en Twente. Slechts weinigen hebben zich met de namen van dit gebied beziggehouden. Onder hen dient met
| |
| |
ere H.J. Moerman te worden genoemd, die meer dan een halve eeuw geleden vooral veel onderzoek heeft verricht op het Kampereiland. Zie H.J. Moerman, Plaatsnamen rond Kampen, in Nomina geographica neerlandica 14 (1954) 26-58. Uit recenter tijd springt vooral de naam in het oog van J.D. van der Tuin, een waterbouwkundig ingenieur die de laatste jaren in lokale en regionale historische tijdschriften verschillende artikelen speciaal over de hydronymie van Noordwest-Overijssel heeft gepubliceerd.
De inhoud van deze bijdragen heeft hij nu in een boekje bijeengevoegd en ten dele zelfs uitgebreid. Zoals de titel aangeeft gaat het werkje niet alleen over de namen, maar ook over de denotata, iets waar we als lezer blij over mogen zijn, want de auteur is tenslotte een deskundige op dat gebied. Zijn inleiding biedt dan ook een interessant overzicht over de waterstaatkundige geschiedenis van een streek die onder meer gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van het belangrijkste moerasgebied van Noordwest-Europa.
Het naamkundig gedeelte van het boekje bestaat uit meer dan waternamen alleen, want het geeft een alfabetische opsomming niet alleen van alle sloten, vaarten, weteringen, kanalen en kolken, maar ook van die van sluizen, dijken, venen en polders. Nauwkeurig wordt bij iedere naam de ligging van de lokaliteit aangegeven en soms ook een poging tot naamsverklaring geboden. Helaas ontbreken over het algemeen de oude vermeldingen, dus een plaats in de reeks Hydronymia Germaniae is voor dit nuttige boekje helaas niet weggelegd.
J.D. van der Tuin: Wateren en waternamen in Noordwest-Overijssel (Publicaties van de IJsselacademie; nr. 106). Kampen, IJsselakademie 1998, 96 p.: ill., krt.; + 1 losse krt.
| |
Boerderij- en veldnamen in Zelhem
We hoefden slechts een jaar te wachten voor het volgende oblongdeel in de reeks Boerderij- en veldnamen in de Achterhoek verscheen. Na de gemeente Hummelo en Keppel (zie Naamkunde 29 (1997) 250) was het nu de beurt aan Zelhem om toponymisch ontsloten te worden. De structuur en vormgeving van het boek zijn zoals we die kennen van de
| |
| |
voorafgaande delen. Dat wil zeggen dat het werk niet alleen qua uiterlijk, maar ook wat zijn inhoud betreft, van goede kwaliteit is.
De inleiding van Loes H. Maas biedt een grondig gedocumenteerd overzicht over vooral de lexicale betekenis van de belangrijkste toponymische elementen verdeeld naar de wijze waarop de grond werd gebruikt. Slechts een enkele keer bleek de auteur niet op de hoogte van de meeste recente literatuur over een onderwerp. Niet alleen de inleiding, die expliciet handelt over bodemgesteldheid en bodemgebruik, maar ook iedere naamkundige paragraaf bevat een grote hoeveelheid interessante landbouwhistorische informatie, die het landschap van deze Gelderse gemeente in het verleden helder tot leven brengen.
Overeenkomstig de opzet van de reeks bestaat het grootste deel van het boek uit een alfabetische lijst van de boerderij- en veldnamen in een dialectaal getinte spelling, voorafgegaan door opmerkingen en commentaren die door de veldwerkers zijn opgetekend uit de mond van de informanten ter plaatse.
Het gebied van de gemeente is opgedeeld in vijfendertig kaartjes, die het laatste deel van het boek vormen. Op de kaarten staan de veldnamen en de boerderijnamen weer op de gebruikelijke, duidelijke manier ingetekend, waarbij de laatsten door een onderstreping speciaal gemarkeerd zijn.
Boerderij- en veldnamen in Zelhem / coördinatie: H.H. Hennink; red.: Loes H. Maas., A.H.G. Schaars en L. Strijker-Klaij. Doetinchem, Stichting Staring Instituut [etc.], 1998. 112 blz., ill., krt.; isbn 90-73667-37-2.
| |
Toponymie van Hattem
De energieke onderzoeker van de toponymie van de Veluwe, D. Otten, heeft zijn schreden deze keer helemaal naar het uiterste noordoosten van dit deel van Gelderland gericht, namelijk naar de gemeente Hattem. Samen met de lokaal-historicus E. Agterhuis heeft hij een tweeledige taak op zich genomen, enerzijds uit te zoeken hoe deze plaats in de loop der eeuwen cartografisch is gerepresenteerd, anderzijds hoe het toponymisch landschap rond de stad zich in de tijd heeft ontwikkeld. Dit heeft
| |
| |
geresulteerd in een rijk geïllustreerd boek, waarin beide vragen uitgebreid behandeld worden.
Na een inleiding, waarin de geologische basis van het onderzoeksgebied wordt geschetst, volgt eerst het hoofdstuk ‘Hattem op historische kaarten’. Vanaf de kaart van Grüniger uit 1524 tot de Topografische Kaart van Nederland schaal 1:25000 in de editie van 1911 worden veertien kaartfragmenten afgedrukt, waar Hattem op staat afgebeeld, en van een topografisch commentaar voorzien. Een dergelijke reeks te bestuderen kan ook voor naamkundigen zin hebben, want het leert ons hoe verkeerd gelezen naamsvormen soms een taai leven kunnen leiden doordat zij ongecontroleerd van cartograaf op cartograaf worden doorgegeven.
Het naamkundig gedeelte van het boek begint met een bespreking van de namen van de wateren die op het gebied van de gemeente voorkomen, waarbij gelukkig de hydronymische gevolgen van dijkdoorbraken en rivierverleggingen niet zijn vergeten. Andere hoofdstukken behandelen de namen van hoogten en verhogingen, uiterwaarden en venen, bossen, holten en heggen. Speciale aandacht is er voor de veldnamen op het landgoed Molecaten alsmede die rond de voormalige landgoederen de Ierst en de Hezenberg. Andere microtoponiemen komen aan bod in het hoofdstuk ‘De overige veldnamen’, waarin de verschillende namen per kadastrale sectie alfabetisch worden opgesomd met hier en daar een korte verklaring daaraan toegvoegd. Zoals vaker heeft de auteur weer een goed oog voor het chronologische aspect van de veldnamenvoorraad als geheel, dus voor de vraag wanneer namen ontstonden en wanneer zij weer buiten gebruik raakten.
Een afzonderlijk hoofdstuk biedt tenslotte informatie over de namen en de vaak interessante geschiedenis van een aantal oude boerderijen. De begeleidende foto's laten bovendien zien hoe aantrekkelijk het daar nog steeds is.
D. Otten en E. Agterhuis: Kaartboek en namenboek van Hattem (Publicaties van de IJsselacademie 111). Kampen 1998, 160 p., ill. Isbn 90-6697-098-7. Prijs f 34,95.
| |
| |
| |
Veldnamen Elburg
Bij het horen van de naam Elburg denken we in de eerste plaats aan een pittoresk stadje aan de voormalige Zuiderzee, bekend in binnen- en buitenland om zijn oude gevels en charmante grachtjes. Dat zo'n plaats altijd ook nog een achterland had, plegen wij meestal te vergeten. Toch is het juist het agrarisch gebied rond Elburg dat het materiaal heeft geleverd voor de studie van D. Otten van de veldnamen die voorkwamen en -komen op het grondgebied van de gemeente Elburg. Met medewerking van F.J. Bakker heeft hij in de archieven meer dan duizend microtoponiemen weten op te sporen en aan nader onderzoek onderworpen.
Het boek begint met een bespreking van de namen van de dorpen en buurschappen in de gemeente. Het gaat daarbij steeds om semantisch secundaire nederzettingsnamen die teruggaan op veldnamen, die al eerder zijn behandeld in Ottens boek ‘Landschap en plaatsnamen van de Noordwest-Veluwe’ uit 1991.
In het daarop volgende hoofdstuk komen de namen aan de orde van topografische eenheden die enigszins tussen nederzettingen en percelen in zitten, de namen van streken en gebieden die vaak gebruikt worden voor een eerste, globale lokalisering. Het valt mij iedere keer weer op dat wij daar eigenlijk geen goede vakterm voor kennen in het Nederlands. De auteur spreekt van ‘gebieds- of streeknaam’, maar het probleem daarbij is natuurlijk dat de connotaties van de woorden ‘gebied’ en ‘streek’ in feite zo diffuus zijn omdat zeer grote geografische eenheden ook met die begrippen worden aangeduid, hetgeen de toponymische classificatie bepaald niet vergemakkelijkt.
De veldnamen pur sang zijn ondergebracht in zes hoofdstukken, waarvan vier de belangrijkste naamvormingsmotieven als uitgangspunt hebben, te weten de hoogte, de grootte, de vorm en de begroeiing. Andere motieven worden behandeld in het hoofdstuk ‘Wat verder aanleiding gaf tot naamgeving’. Namen waarbij het kennelijk te moeilijk was om een naamvormingsmotief te reconstrueren zijn terug te vinden in het hoofdstuk ‘De overige namen’.
De rijkdom van het voorhandene archiefmateriaal heeft het ook mogelijk gemaakt om veel van de besproken veldnamen te lokaliseren
| |
| |
en het resultaat daarvan treffen we aan in hoofdstuk 10, ‘Lokalisering van de namen’, dat vrijwel geheel is gevuld met kaartfragmenten waarop de namen met een duidelijke hand zijn ingetekend. Wij mogen de bewerkers voor deze cartografische weergave uiterst dankbaar zijn, want juist op kaart ingetekend namenmateriaal kan een belangrijke bijdrage leven aan de studie van de microtoponymie.
Een bijzondere dank mag ook worden uitgesproken aan het adres van de historische vereniging Arent thoe Boecop, die ten behoeve van deze uitgave kennelijk diep in de beurs heeft getast. Daardoor is het mogelijk geworden de vele sfeervolle foto's af te drukken die J. Hoeksma overal in de gemeente heeft gemaakt en die dit werk tot zo'n aantrekkelijke publicatie maken.
D. Otten, met medewerking van F.J. Bakker: Oorsprong, betekenis en gebruik van veldnamen in de gemeente Elburg. Arent thoe Boecop, Elburg 1999, 136 blz., ill. krt. issn 1383-181 X
| |
Hodonymische bibliografie
De hodonymische litteratuur in Nederland munt niet uit door grote samenhang. De meeste straatnamenboeken zijn geschreven voor een lokaal publiek en dat betekent dikwijls dat de auteurs daarvan bij de behandeling van de stof ook niet verder hebben gekeken dan de gemeentegrens en wellicht onwetend zijn gebleven van bruikbaar vergelijkingsmateriaal dat elders is gepubliceerd.
Sinds kort beschikken wij nu echter over een bijzonder nuttige bibliografie met annotaties van de belangrijkste boeken en artikelen over straatnamen in Nederland van de hand van A.O. Kouwenhoven. De auteur heeft niet volstaan met een alfabetische opsomming van titels, maar heeft er een bibliografische studie van gemaakt, die bovendien nog wordt voorafgegaan door een uitgebreide inleiding waarin een groot aantal straatnaamkundige problemen aan de orde komen. Te noemen valt daarbij de herkomst van straatnamen, het naamgevingsproces, de bestuurlijke kanten van het fenomeneen straatnaam, zoals die tot uitdrukking komen in de instelling van straatnamencommissies, in naamswijzigingen, in het invoeren van naambordjes, de introductie van
| |
| |
het postcodeboek enz.
De eigenlijke bibliografie, die weliswaar niet helemaal volledig is, bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden alfabetisch per auteur 54 titels opgesomd die op algemene problemen betrekking hebben, zoals taalkundige aspecten of de naamvormingsproblematiek als zodanig. Het aardige van deze rubriek is dat de literaire onomastiek niet is vergeten, zodat ook Multatuli, Bordewijk en Hermans er hun plaats in hebben gekregen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een kleine selectie van stratenatlassen en stratengidsen.
Het grootste deel van het boek wordt ingenomen door het hoofdstuk ‘Straatnamen lokaal en regionaal’. Alfabetisch per plaats of streek volgt hier een overzicht van de litteratuur die de bewerker heeft kunnen opsporen. Wanneer men ziet uit welke perifere publicaties de bewerker vaak zijn informatie heeft moeten betrekken, komt men onder de indruk van de vasthoudendheid waarmee hij zijn gegevens heeft verzameld. Hiermee heeft hij de hodonymie een belangrijk gereedschap verschaft, dat het vergelijkend onderzoek ongetwijfeld in hoge mate zal vergemakkelijken. Een index op auteurs alsmede een index op toponiemen maakt deze waardevolle bibliografie extra toegankelijk.
A.O. Kouwenhoven: Straatnamen in Nederland. Een bibliografisch overzicht met inleiding en annotaties. Discom Boeken, Zeist 1999. 162 blz. ISBN 90-73971-28-4
| |
Limburgse plaatsnamen in het Limburgs
De erkenning van het Limburgs als streektaal door de EU blijkt ook toponymische gevolgen te hebben. Veldeke Limburg, de organisatie die de propaganda van het Limburgs meer en meer tot zijn hoofdtaak rekent, heeft er op aangedrongen dat de tweetaligheid van Limburg ook in de namen van steden en dorpen tot uitdrukking moet komen. Aanzetten daartoe waren al eerder gegeven. In verschillende gemeenten is men er al toe overgegaan bij de straatnaamgeving gebruik te maken van toponiemen die vanouds gangbaar waren of van toponiemen die men in de lokale archieven heeft aangetroffen. Er zijn zelfs al tweetalige straatnamenlijsten uitgebracht.
| |
| |
De lijst die nu is verschenen biedt een volledig overzicht van alle namen van steden, dorpen, buurschappen en gehuchten, zowel in hun geschreven vorm overeenkomstig de Veldeke-spelling als in een fonetische weergave van de lokale uitspraak. Dit laatste is natuurlijk ook voor het wetenschappelijk onderzoek van groot belang, want de plaatselijke uitspraak van een naam kan ons dikwijls helpen bij het vinden van de etymologie ervan. De bewerker heeft zich overigens niet beperkt tot een loutere opsomming, maar laat zijn lijsten voorafgaan door een uitgebreide inleiding, waarin hij uitlegt hoe het spellingsysteem op het toponymisch materiaal is toegepast.
Wie in deze publicatie snel iets wil opzoeken moet wel zijn aardrijkskunde van Limburg goed kennen. De eigenlijke lijst is namelijk ingedeeld in drie hoofdstukken, ‘Noord-Limburg’, ‘Midde-Limburg’ en ‘Zuûd-Limburg’, maar de arme Hollander zoekt vergeefs naar een kaart waarop de grenzen van die gebieden staan aangegeven.
Lijst van Limburgse plaats- en gemeentenamen in het Limburgs. Samengesteld door Veldeke Limburg in opdracht van de Provincie Limburg. Onderzoek & samenstelling: Frens Bakker. z.p. z.j. [1999] diverse pagineringen.
Amsterdam
R. Rentenaar
|
|