Naamkunde. Jaargang 31
(1999)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |||
De familienaam TusschansTusschans is een uiterst zeldzame familienaam, die ik eigenlijk alleen maar ken via het Verklarend Woordenboek van F. Debrabandere (1993:1396). Daarin beschouwt hij de naam als een weergave van de Vlaamse uitspraak van Deschans of Deschamps. Ten onrechte evenwel, zoals hij ondertussen al wel weet. Een duidelijke stap in de goede richting vinden we echter in de lijst van correcties, die hij enige tijd geleden verspreid heeft. Daarin luidt het dat de naam wel een samenstelling met het woord gans zal zijn, blijkens het excerpt: 1508 Johannes Tusgans, Gent. Dat zal inderdaad wel juist zijn, maar daarmee hebben we nog geen verklaring voor het eerste lid van de samenstelling. Nochtans ligt die m.i. impliciet in dat enige excerpt besloten, tenminste als we ervan uitgaan dat er b.v. ook een spellingvariant Tuschgans bestaan kan hebben. Zou dat tusch- dan niet de verbale stam kunnen zijn van het Middelnederlandse werkwoord tuusschen, tus(s)chen, tuyschen: ‘(overgankelijk) ruilen, handel drijven’ maar o.a. ook ‘beetnemen, bedriegen’ (mnw: viii, 792), respectievelijk bewaard in het Duitse tauschen en täuschen? Theoretisch kunnen zelfs beide betekenissen in verbinding met gans een zinvol geheel vormen. Zo zou een samenstelling van het tupe breekpot, bestaande uit een verbale stam en een lijdend voorwerp een beroepsnaam kunnen zijn voor iemand die handel drijft in ganzen, een ‘ganzenkoper’ dus. Vgl. in dit verband mnl. rostu(us)scher, rostuyscher ‘paardenkoper’ (mnw: vi, 1639) en ook peerd-tuyscher, ros-tuyscher ‘hippoplanus, hippocomus’ bij Kiliaan (397, 445). Niettemin acht ik deze verklaring niet plausibel, vooral omdat samenstellingen van dat type slechts zelden op een beroepsactiviteit wijzen. Daarom geef ik de voorkeur aan een samenstelling van het type drinkebroer, namelijk een verbale stam en een substantief dat als onderwerp fungeert. De betekenis zou dan zijn ‘gans die beetneemt, bedriegt’, nagenoeg dezelfde als die van de Frans-Vlaamse familienaam Leuregans, waaraan ik onlangs in dit tijdschrift nog een korte | |||
[pagina 218]
| |||
bijdrage heb gewijdGa naar voetnoot(1) Daarin heb ik aangetoond dat Leuregans ‘lokgans’ betekent, als benaming dus voor een tamme of gevangen gans of voor een nagemaakt lokaas, dat de gedaante van een levende gans nabootst om andere ganzen aan te lokken. Kortom, een tus(ch)gans zou m.i. ook zo'n verlokkelijke, bedrieglijke, beetnemende gans kunnen zijn en Tusschans is daar blijkbaar een misleidende ‘tus(ch)spelling’ van (geweest).
Ieper
Wilfried Beele | |||
Literatuur
|