Naamkunde. Jaargang 24
(1992)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
BoekbesprekingJ. de Vries / F. de Tollenaere, Etymologisch Woordenboek. 15de druk. Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1991. 449 blz. De bewerking van dit beknopte etymologisch woordenboek (EW) van J. de Vries (1958) door F. de Tollenaere in 1983 (de 13de druk) heb ik enige jaren geleden een aanwinst genoemd voor al wie belang stelt in de ontwikkeling van onze woordenschat. Een interessante vernieuwing erin was de zo nauwkeurig mogelijke datering van de oudste vindplaatsen van de woorden (cf. Naamkunde 18, 1986, p. 198-203). Kan het toeval zijn dat verscheidene van die dateringen, die nog nergens anders gepubliceerd waren, ook in een intussen verschenen etymologisch woordenboek van Van Dale (1989) staan? Van de 106 dateringen in dit laatste werk voor de letters B, C en G heb ik er 82 in het EW teruggevonden, waarvan er als dusdanig slechts 9 elders gepubliceerd waren, nl. in het WNT (22 andere dateringen bij die letters komen uit het Supplement op het Middelnederlandsch Handwoordenboek, dat evenmin als het EW in de bibliografie van de eerste oplage van dat woordenboek van Van Dale staat). Foutieve overnamen zijn een ander bewijs voor ontlening (cf. TNTL 106, 1990, p. 210-211). Foutieve overname is er vermoedelijk ook als volgens dat woordenboek van Van Dale het tweede lid van meewarig hoort bij waar 1 (in dat woordenboek ‘koopwaar’) i.p.v. bij waar 2 (‘echt, oprecht, trouw’). In het EW staat deze laatste betekenis als waar 1, zodat het EW bij meewarig terecht naar waar 1 verwijst, het woordenboek van Van Dale ten onrechte. De Tollenaere heeft deze nieuwe druk opnieuw verbeterd en aanzienlijk vermeerderd. Hij heeft o.a. meer dan 700 nieuwe trefwoorden opgenomen, ongeveer 200 andere artikelen grondig omgewerkt en de dateringen van veel woorden bijgewerkt. Voor de oudste periode van onze taal kreeg hij hierbij de gewaardeerde medewerking van Dr. A.J. Persijn. Dit vernieuwde EW blijft in de eerste plaats gericht op de intern-Nederlandse en intern-Germaanse woordgeschiedenis. Toch neemt De Tollenaere meer nog dan in de vorige uitgave ook bastaardwoorden op, althans voor zover informatie kan worden gegeven over de betekenisontwikkeling of de overneming ervan in het Nederlands. Nieuw opgenomen bastaardwoorden zijn o.a. arceren (1912), via de vorm artseren (1604) ontleend aan het Franse ‘hacher’ (ca. 1300), ‘met secundair ingelaste r in onbeklemtoonde lettergreep’, ecologie, vooral onder invloed van Haeckel (1868) bekend geraakt, maar al in 1858 in het Engels gebruikt, holocaust, al Middelnederlands in de betekenis | |
[pagina 214]
| |
‘groot brandoffer’, maar pas recentelijk in de figuurlijke betekenis ‘uitroeiing van de joden door de nazi's’ uit het Engels (1965) overgenomen, panne (1911), met als oudere betekenis in het Frans ‘stilstand’, maar oorspronkelijk een marineterm, ‘mettre en panne’, de zeilen strijken (17de eeuw). De woordgeschiedenis komt in dit EW duidelijk beter tot haar recht dan in de andere Nederlandse etymologische woordenboeken. Verscheidene nieuw toegevoegde trefwoorden staan in verband met eigennamen. Zo zijn er bijv. een aantal eponiemen, afgeleid van persoons- of plaatsnamen, bijv. charlatan (1875; ten onrechte ‘charletan’ geschreven), chauvinist (in het Frans 1867), fuchsia (1855), hyacint (1608), limerick (1940), mayonaise (1910), merinos (1843), nicotine (1847) en silhouet (1784). Ook enige namen van volksgroepen zijn nu nieuw opgenomen, bijv. Hottentot (1652), een benaming door Nederlandse schipbreukelingen aan de oorspronkelijke bewoners van de Kaap gegeven, kreool (1792), via het Frans en het Spaans ontleend aan het Portugees en afgeleid van het Latijnse ‘creare, verwekken’, en pygmee (ca. 1271 een volk van dwergen), via het Latijn ontleend aan het Grieks, waarin pugmè ‘vuist’ betekende. Als nieuwe afleidingen van volksnamen zijn er o.a. Indonesisch (1886), aan het Duits (1884) ontleend, maar gevormd naar het voorbeeld van het Engels (1850), Vlaams (ca. 1240-60?), dat al tegen het einde van de 15de eeuw een ruimer gebied dan het graafschap Vlaanderen is gaan aanduiden, terwijl Waals (ca. 1210-40) in het Germaans oorspronkelijk ‘Keltisch’ betekende. Interessant is ook dat flamingant, oorspronkelijk ‘Vlaams sprekend’, van het Oudfranse ‘flamengant’ (1432), zijn huidige betekenis na 1840 kreeg, oorspronkelijk als scheldwoord, terwijl franskiljon (1658 Brussel) uit het Waals komt en oorspronkelijk ‘Frans fortuinzoeker’ betekende, naderhand, reeds in 1835, ‘Fransgezind Vlaming’. Onder de grondig omgewerkte artikelen zijn er eveneens die naamkundig van belang zijn, bijv. horst, waarbij naast ‘nest van een roofvogel’ en ‘kreupelhout’ nu ook als gewestelijke betekenis wordt opgenomen ‘hoogte, eventueel met laag gewas begroeid (vooral in plaatsnamen)’, kaffer, met nu een afzonderlijk artikel voor de volksnaam, oorspronkelijk ‘bewoner der kust van O.-Afrika’, bij uitbreiding ‘zwarte’, en Pasen, waarbij de verklaringen van het Duitse Ostern en het Engelse easter door Beda (naar een godin Eostrae) en door Grimm (naar een godin Ostara) nu ‘zeer onzeker’ genoemd worden. In het algemeen zijn de verklaringen in dit EW terecht voorzichtig: vaak worden verschillende mogelijkheden voorgesteld of worden vraagtekens geplaatst. Toch zijn sommige als enige voorgestelde verklaringen twijfelachtig. Risico bijv., dat volgens het EW in het Italiaans uit het Latijnse resecum, ‘wat snijdt’ en vandaar ook ‘klip’, komt, zou ook van het Arabische rizk, levensonderhoud, kunnen komen, al staat dit | |
[pagina 215]
| |
evenmin vast (M. Philippa, Koffie, kaffer en katoen. Amsterdam, 1989, p. 45 en 126). Ons woord koffie is volgens het EW via het Engels en het Turks uit het Arabisch ontleend, terwijl volgens anderen het Engelse woord van het Nederlandse zou komen (Onze taal 58, 1989, p. 199). Hoewel in deze nieuwe druk na veel tijdrovend zoekwerk heel wat oudere dateringen van woorden werden opgenomen, heb ik in oude woordenlijsten en woordenboeken toch nog meer dan 500 vermeldingen gevonden die ouder zijn dan die in het EWGa naar voetnoot(1). Meer dan een eeuw ouder bijv. zijn gezant (ca. 1300; EW 1599), griffie (ca. 1300 greffie; EW 1488), komkommer (ca. 1300 cucumern; EW 1515), marmer (ca. 1300; EW kort voor 1500), anker (wijnmaat, ca. 1330; EW 1688), buksboom (ca. 1350; EW 1573), ginst (ca. 1350 gheenst; EW 1599), de vorm hagedisse (14de eeuw; EW 1567), hop (vogel, 14de eeuw; EW 1599), zeelt (1420 zielt; EW 1599), alfabet (1484; EW 1599) en slak (van metaal, 1599-1607; EW 1808). Verder heb ik in het Dictionarium Tetraglotton (1562), de Nomenclator (1567) van Junius, de Thesaurus (1573) van Plantijn en in Kiliaans Dictionarium van 1574 en van 1588 een aantal woorden gevonden waarvoor het EW als datering 1599 (Kiliaans Etymologicum) opgeeft. De Tollenaere heeft het ‘Kiliaanse ijzeren gordijn’ (p. 29) als eerste doorbroken, maar een verdere doorbraak is duidelijk nog nodig. Dit beknopte EW telt uiteraard minder trefwoorden dan de uitvoeriger woordenboeken. De bewerker heeft zich vooral gericht op woorden waarover interessante informatie over woordgeschiedenis of betekenisontwikkeling verstrekt kon worden. Toch kunnen gebruikers van het EW teleurgesteld worden wanneer ze sommige woorden er niet in vinden: gewone Nederlandse woorden waarvan de vorming niet onmiddellijk duidelijk is, zoals goedertieren, ingetogen, onraad, ransuil, tegenwoordig, of bastaardwoorden waarvan de oorsprong niet zomaar bekend is, zoals banjo, fanfare, komisch, talisman, turkoois en zigeuner. In feite worden in dit EW wel meer woorden verklaard dan er trefwoorden zijn. Zo worden bij andere trefwoorden bijv. verklaringen gegeven van kolvenier (i.v. klovenier), kruisbes (i.v. kruizemunt), lichterlaaie (i.v. laai), opschorten (i.v. schorten), overbluffen (i.v. bluffen), paspoort (i.v. pas 2), proberen (i.v. proeven), revier (i.v. rivier), rubber (i.v. robber), spetteren (i.v. spatten en sputteren), tweespalt (i.v. twist) en verslentsen (i.v. verflensen). Van zulke woorden zou een trefwoord met een verwijzing naar de verklaring heel nuttig zijn. Nog enige kleine op- en aanmerkingen: i.v. doch wordt dit woord ‘ca. 1220-40’ gedateerd, maar i.v. toch staat ‘doch (1237)’; de afkortingen Akkad. (i.v. dragoman) en prelat. (i.v. rots) worden niet verklaard in de Lijst van afkortingen; i.v. flenzen wordt verwezen naar ‘flensje’, maar bij dat woord staat flensen; bij kalfaten wordt ten | |
[pagina 216]
| |
onrechte verwezen naar ‘kalfateren’ i.p.v. naar kalefateren; dat wederrechtelijk aanvankelijk een zeldzaam purisme was voor het Latijnse ‘lêgitimus’, zal wel een vergissing zijn voor het tegenovergestelde ervan, ‘illêgitime’ (alleen bijwoord in het Latijn). Op elk woordenboek is wel wat aan te merken. Eigen aan dit EW is dat het veel boeiende gegevens over de vorming, geschiedenis en betekenisontwikkeling van woorden beknopt samenvat en op een wetenschappelijk verantwoorde wijze bevattelijk voorstelt. Wie het verleden van Nederlandse woorden wil kennen, kan er niet zonder.
Heverlee Frans Claes S.J. |
|