Naamkunde. Jaargang 23
(1991)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
De familienaam StekelorumStekelorum is een eerder zeldzame familienaam, die blijkbaar het frequentst voorkomt in de Westhoek, aan weerskanten van de rijksgrens. De bakermat moet dan ook logischerwijze in die streek te vinden zijn, hetgeen trouwens door degelijk genealogisch onderzoek bevestigd kan worden. De meeste nog levende naamdragers uit de Westhoek en ook daarbuiten blijken immers af te stammen van een zekere Quintinus Steculorum, in 1669 in Loker geborenGa naar voetnoot(1). Uiteraard zijn er van de naam een aantal varianten bewaard gebleven. Naast Stekelorum (± 44%, vooral in België) en Steculorum (± 35%, soms met een accent op de e, vooral in Noord-Frankrijk), zijn dat sporadisch ook nog Stekelorom (± 15%, vrij recent, uitsluitend in Noord-Frankrijk), Stekulorum (± 4%, in België en in Noord-Frankrijk) en Stekelerom (± 2%, alleen in Noord-Frankrijk). Daarenboven vinden we in oudere documenten nog tal van andere spellingen, o.m.: Steculoorum, Steeckelorum, Steeculorum, Stekeloorum, Steklorum, Stickeloorum, Stickelorum, Sticloorum, Sticolorom. Laatstgenoemde varianten staan dan weer dichter bij de familienamen Stikelorum en Stikkelorum, die nu her en der in Nederland verspreid zijn. Alweer uit betrouwbaar genealogisch onderzoek is gebleken dat de oudste naamdragers daar uitwijkelingen uit de Westhoek waren: Jan Steeckelorum van Wulvergem, die in 1671 poorter van Leiden werd, Claes Stekeloorum, die misschien van Westnieuwkerke afkomstig was en in 1690 in Leiden overleed en Jacob Steeckelorum van Ieper, die in 1699 in Leiden huwdeGa naar voetnoot(2). In diezelfde Westhoek vinden we de naam ook al heel wat vroeger terug, meer bepaald in Westnieuwkerke, o.m. in een lijst van drapeniers uit het begin van de 16de eeuw: Jan Stekelooru(m)Ga naar voetnoot(3), en in een | |
[pagina 195]
| |
paar schepenregisters: a. 1520 van Jan Stekelooroms, a. 1521 Jan Stekeloorom, a. 1539 Jan StequelorumGa naar voetnoot(4). Ofschoon oudere excerpten mij vooralsnog ontbreken ben ik er zo goed als zeker van dat de naam van huis uit Romaans is. Het zou me geenszins verwonderen dat de oorspronkelijke naamsvorm iets als *Estiquelarron geweest is. Dat zou dan te verklaren zijn als een zinwoord, bestaande uit de verbale stam van ofra. estiquier: ‘steken’Ga naar voetnoot(5), van Germaanse oorsprong, en ofra. larron, uit lat. latronem, accusatief van latro: ‘dief’Ga naar voetnoot(6). Het geheel zou zoveel betekenen als *Stekedief en naar de vorm te vergelijken zijn met woorden als brekespel, dwingeland, stokebrand en waaghals. Het zou een bijnaam kunnen zijn voor iemand die berucht was om zijn nogal agressieve houding tegenover ongure creaturen. Weliswaar heb ik het woord als zodanig nergens in de woordenboeken aangetroffen, maar anderzijds heb ik onder het lemma estiquier, in de betekenis van ‘transpercer quelqu'un’, toch een paar excerpten genoteerd die het bestaan van zo'n woord waarschijnlijk maken: estiker vulent le chetifGa naar voetnoot(7) en ja alast son neveu ens el cuer estechierGa naar voetnoot(8). Ook een paar excerpten uit Duitse bronnen wijzen in die richting: wir söltend den bösswicht ztod staechen en der durch gottes rach zu tod diesen tyrannen stachGa naar voetnoot(9). Het betreft hier dus telkens hetzelfde overgankelijke werkwoord steken met een persoon als object. Bovendien heb ik zonder veel moeite een aantal toenamen kunnen noteren die daar heel goed bij aansluiten en zelfs min of meer als synoniemen van *Stekedief en *Estiquelarron beschouwd kunnen worden: de Nederlandse toenaam Scandeviant (mnl. scenden: ‘verslaan’ + viant)Ga naar voetnoot(10), de Franse Boutevilain (ofra. bouter: ‘frapper’ + vilain)Ga naar voetnoot(11) | |
[pagina 196]
| |
en de Duitse Griepenkerl (Greif den Kerl), Schlagenteufel (Schlag den Teufel), Stich den Dufel (Stich den Teufel), Stichenwirth (Stich den Wirt) enz.Ga naar voetnoot(12). Onoverkomelijke semantische bezwaren tegen een toenaam als *Stekedief zijn er dus niet. Het komt er nu alleen op aan nog andere eventuele bezwaren uit de weg te ruimen. Ik denk b.v. aan de overgang van -lar(r)on tot -lor(r)on. Dat is een doodgewone ar/or-wisseling in bijtonige syllabe. Voorbeelden daarvan zijn gemakkelijk te vinden, in beide richtingen zelfs. Enkele voorbeelden uit De Bo mogen hier volstaan: barlaffe, parlaffe naast borlaffe, porlaffe e.a. uit fra. balafre: ‘gapende wonde’; parette, parète naast porette, porète: ‘soort kers’; bardesch, pardasch naast borde(s)sch(e), porde(s)sch(e): ‘soort windeweer’; gareel naast goreel uit ofra. gorel: ‘halsjuk’ en paret naast poret: ‘prei’Ga naar voetnoot(13), resp. ook nog voortlevend in de familienamen Parret naast Porret en Poreye. Er is dus geen twijfel mogelijk: *Estiquelarron kan probleemloos geëvolueerd zijn tot *Stickeloron, na aferesis van de e. Wat dan nog overblijft kan gemakkelijk door volksetymologie verklaard worden. Ik bedoel de overgang van *Stickeloron tot Stekelorum en varianten. Pastoors die in hun gebeden iedere dag herhaaldelijk het Latijnse woord saeculorum moesten uitspreken, zullen niet aan de bekoring hebben kunnen weerstaan om de raadselachtige naam *Stickeloron bij voorkeur als Steculorum te spellen in hun parochieregisters. Daarnaast kan bijgedachte aan het woord stekel de vorm Stekelorum opgeleverd hebben. Ook de klemtoonverspringing is m.i. op rekening van dezelfde volksetymologie te schrijven. Nu ligt de klemtoon duidelijk op de voorlaatste lettergreep, die met scherplange o uitgesproken wordt, terwijl dat in het Oudfranse prototype op de laatste lettergreep geweest zal zijn. De klemtoon van saeculorum moet dus onvermijdelijk die van Steculorum beïnvloed hebben, te meer daar ook de massa in Vlaanderen ten minste wekelijks dat Latijnse woord te horen kreeg. Voor de protestantse uitwijkelingen in Nederland zal dat wel niet het geval geweest zijn. Dat zou dan misschien ook kunnen verklaren waarom de naam daar niet zo dicht bij dat Latijnse woord staat. De | |
[pagina 197]
| |
oorspronkelijke i-klank, die we in de Westhoek, ondanks de e-spelling, trouwens ook nog sporadisch horen, is er onvervalst bewaard gebleven. Het ziet er dus naar uit dat de naam Stekelorum uiteindelijk een typisch taalgrensproduct is, van gemengd Germaanse en Romaanse oorsprong, door de tand des tijds wat verweerd en door een kerklatijns verflaagje haast onherkenbaar geworden.
Ieper Wilfried Beele |
|