Naamkunde. Jaargang 23
(1991)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Accentuele grilligheid of systeem?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het Duits meende Kaufmann (1959) een dergelijke correlatie ontdekt te hebben en die ontdekking vervulde hem begrijpelijkerwijs met grote vreugde: ‘Die Erkenntnis, dass auch in der Betonung der deutschen Orts- und Flurnamen nicht regellose Willkür herrscht, sondern ein System einfacher Grundregeln, erfüllt uns mit tiefer Befriedigung’Ga naar voetnoot(3). Het loont daarom de moeite om te onderzoeken of er ook in ons taalgebied een systematiek te bespeuren valt in de accentpatronen van meerledige toponiemen en of ook hier kennis van die patronen een ondersteuning of controlemiddel bij een ‘dargebotene und vermutete Deutung eines Namens’ kan zijn, of zelfs ‘eine unerlässliche Voraussetzung für ihre richtige Deutung’ isGa naar voetnoot(4). Temeer daar het in het Nederlands taalgebied maar pover gesteld is met het inzicht in die patronen. De bedoeling van dit artikel is daarom tweeledig: enerzijds het probleem (opnieuw) aan de orde te stellen met de hoop dat het tot nader onderzoek zal stimuleren en anderzijds een eerste voorlopige verkenning van het terrein te bieden. Daar toponiemen een appellativisch voorstadium hebben, lijkt het nuttig en noodzakelijk om te vertrekken van een beknopt overzicht van de inzichten die gegroeid zijn m.b.t. ‘accent in het Nederlands’ en dan na te gaan of, hoe en waarom de accentpatronen van toponiemen daar eventueel van afwijken. Vooraf zij gesteld dat in wat volgt steeds het zgn. lexicologisch accent beschouwd wordt (het ‘normale’ accent van het woord in zijn geïsoleerdheid) en niet het grammatisch accent (het accent in de spreeksituatie, oppositieaccent)Ga naar voetnoot(5). Bovendien wordt met accent, tenzij anders vermeld, het hoofdaccent bedoeldGa naar voetnoot(6). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Woordaccent en samenstelling1.1. Accentbepalende factorenOnderwerpen als accent en intonatie in het Nederlands zijn door de grammatici lang vrij stiefmoederlijk behandeld geweestGa naar voetnoot(7). Pas in de laatste decennia is men er zich intenser mee gaan bezighouden, maar het laatste woord is duidelijk nog niet gezegd, zeker niet m.b.t. compositaGa naar voetnoot(8). Pogingen tot verklaring en beregeling van de plaats van het accent in gelede woorden zijn (nagenoeg in chronologische volgorde) ondernomen vanuit verschillende invalshoeken: vanuit voornamelijk de semantiek, de morfologie of de fonologie, of vanuit een gecombineerde benadering. Sinds Jespersen (‘Einheitsdruck’) stelt de ‘traditionele’ grammatica dat bij Nederlandse samenstellingen de onderschikking van een der delen tot stand gebracht wordt door het zgn. eenheidsaccent, dat initiaal kan zijn (waardeaccent, bepalende klemtoon) of finaalGa naar voetnoot(9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een samenstelling zou bij ontstaan het accent op het belangrijkste, bepalende deel krijgen (initiaal waardeaccent), terwijl een samenkoppeling het accent behoudt van de groep waaruit het ontstond (meestal finaal). Op die regel zijn evenwel uitzonderingen (stad'huis). Waarom en of daarbij ‘klemverschuiving’ optrad, is volgens Erné (1949) niet altijd uit te maken, maar naast ritmische factoren zal vooral de betekenis een rol gespeeld hebben. Toegevend dat er slechts tendenties en regelmaat vallen te ontdekken, geen wetten zonder uitzonderingen, stelt Heeroma (1949: 68-71) dat klemverschuiving geconditioneerd wordt door drie factoren: de graad van zelfstandigheid van de samenstellende delen (cfr. infra Zeedijk), de ritmische structuur van het woord (onze taal heeft een voorkeur voor een alternerend ritme) en analogie (ontstaan van woordgroepen met bepaalde accentuatie), waarbij men de laatste factor niet mag overdrijven. Van den Berg (1953) probeerde accentverschillen te verklaren vanuit de opposities tussen de verschillende accenten (lenis, fortis, semifortis) binnen samenstellingen en afleidingen. Zijn besluit (1953: 260) laat zoveel mogelijkheden open, dat men het er bezwaarlijk oneens mee kan zijn, maar een ‘bevredigende formulering voor de accentuering van Nederlandse samenstellingen’ kan men het moeilijk noemen. Stutterheim (1962: 25) kon daarom terecht verzuchten: ‘Onze kennis van de accentverschijnselen neemt toe in hetzelfde trage tempo als waarin de schildpad zich pleegt voort te bewegen. Wij weten op dit gebied nog weinig’. Meer licht bracht Van den Berg (1978), wiens gedachtengang (voor zover hier van nut) beknopt mag weergegeven worden. De plaats van het woordaccent is afhankelijk van de soort van de structuren waarin morfemen en woorden tot constructies worden verenigdGa naar voetnoot(10). Bij ongelede woorden berust het accent niet op semantische eigenschappenGa naar voetnoot(11), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij gelede woorden (meer bepaald: samenstellingen) is de semantische factor wel beslissendGa naar voetnoot(12). Samengestelde substantieven, d.w.z. constructies met een substantief als 2de lid en waarvan het 1ste lid buiten de samenstelling zelfstandig kan voorkomen als subst. (zonlicht), adj. (matglas), bijw. (uittocht) of ww.-stam (vulpen), hebben normaliter het accent op het 1ste lid en het accent is er functioneel: ‘het markeert het specificerende element in de samenstelling’ en zo noemt bv. matglas een specifieke soort van glasGa naar voetnoot(13). Het 1ste lid kwalificeert de aard van de zaak door het 2de lid genoemd en is m.a.w. sorterend. In reeksen als zonlicht, lamplicht, avondlicht, kunstlicht e.a. heeft het tweede lid steeds dezelfde betekenis, wat sortering door het eerste lid toelaat. Daar de sorterende leden het verschil aangeven in de betekenissen van de samenstellingen op -licht, ‘lijkt het “natuurlijk” dat deze leden het woordaccent krijgen’ (1978: 73). Dit sorteringsprincipe verklaart waarom in stad'huis het accent niet op het eerste lid ligt. Het zou dan immers sorterend werken en het woord zou ondergebracht worden in de categorie 'buitenhuis, 'doktershuis e.a., waarin het niet thuishoort omdat -huis in stadhuis de karakteristieke betekenisfactor ‘woning’ mist. Er is betekenisisolering gebeurd: het is losgemaakt van de betekenis van het woord ‘huis’ in het algemeen. Het accent in stads'schouwburg, boeren'zoon, jonge'man, staats'bosbeheer wordt verklaard doordat ook hier niet gesorteerd wordt naar de aard maar respectievelijk naar de eigenaar, afkomst, leeftijd, beheersinstantie. Van den Berg (1978: 73) komt tenslotte tot de volgende beregeling: ‘Het woordaccent van samengestelde zelfstandige naamwoorden van twee leden kan dus op het eerste lid vallen (initieel accent) en op het tweede lid (finaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
accent). Het initiële accent komt veruit het meeste voor. De condities waaronder het optreedt zijn van semantische aard. Het treedt op als het eerste lid de zaak die in het tweede lid genoemd wordt, sorteert naar zijn aard en er in het tweede lid geen betekenisisolering heeft plaats gehad’. Daarentegen hebben woordgroepen bestaande uit adj. + subst. (bv. groen glas < > samenstelling matglas) het primaire accent (woordgroepsaccent) op het tweede lid, het substantief, terwijl het adj. een secundair accent heeftGa naar voetnoot(14). Sinds het verschijnen in 1968 van Chomsky's The Sound Pattern of English (SPE) heeft het onderzoek naar klemtoon intense aandacht gekregen binnen het kader van de generatieve fonologie. Veel vooruit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gang werd geboekt, hoewel men er nog lang niet in geslaagd is alle problemen op te lossen. Belangrijk is, dat men geleidelijk is gaan inzien dat het accent van samenstellingen bepaald wordt door een samenspel van semantische, morfologisch-syntactische, segmentaal-fonologische en suprasegmentaal-fonologische of ritmische factoren. Dit ingewikkelde samenspel van factoren, soms met en soms tegen elkaar, illustreert dat de taal geen kunstmatige matematische constructie is, maar een ‘natürliches, reales System’, dat zoals alle dgl. systemen ‘einen dialektischwidersprüchlichen Charakter hat, d.h. widerstreitende Subsysteme, Einheiten und Tendenzen in sich vereint’ (Wurzel 1980: 316). In wat volgt zullen een aantal begrippen, termen en technieken van de generatieve fonologie gehanteerd worden en het is daarom nuttig vooraf in a nutshell de voornaamste principes samen te vatten, vooral dan met betrekking tot klemtoon en relatieve klemtoonverhoudingen in gelede woorden of samenstellingen en morfologische frases. Onnodig te zeggen dat het hier gaat om een doorgedreven simplificatie en dat aan tal van problemen dient voorbijgegaanGa naar voetnoot(15). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Begrippen en techniekenBij klemtoontoekenning in gelede woorden speelt de morfologische structuur een grote rol. De standaard-generatieve SPE-fonologie (lineaire fonologie) stelt dat bij Ndl. samenstellingen de hoofdklemtoon steeds op het meest linkse woord ligt en dat relatieve stress-toekenning cyclisch verloopt. Men kent klemtoon toe aan de afzonderlijke delen van de samenstelling en past dan de Compound Stress Rule (CSR) toe op basis van de morfologische structuur van de samenstelling, waarbij men vertrekt van het kleinste domein en cyclisch verder werkt tot de grenzen van de samenstelling bereikt zijn. Bij elke nieuwe toepassing van de CSR werkt de Stress Lowering Convention (SLC), d.w.z. dat telkens opnieuw 1-stress wordt toegekend aan het lid dat reeds klemtoon had, waardoor alle andere graden van klemtoon met één trap worden verlaagd; de relatieve prominentie van de verschillende onder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delen blijft echter bewaard. De klemtoonverlaging vloeit voort uit het feit dat de verschillende klemtonen geen absolute maar slechts relationele eigenschappen zijn: een constituent is prominenter ten opzichte van een andereGa naar voetnoot(16). Ter illustratie:
Onderkenning van zwakke plekken in de lineraire fonologie leidde in de jaren zeventig tot de metrische fonologie, die de relatieve prominentie van de verschillende constituenten uitdrukt in een binair vertakkende hiërarchische boomstructuur (metrische bomen), die de morfologische structuur reflecteert. Bv.: Aan de diverse constituenten kent men volgens bepaalde conventies s (strong) en w (weak) labels toe, die de relatieve prominentie aangeven tussen zusterconstituenten. De CSR uit de lineaire | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fonologie wordt vervangen door de Lexical Category Prominence Rule (LCPR): in een configuratie [AB] geldt: B is s dan en alleen dan wanneer hij vertakt. Het specificeren van de s-knoop is voldoende en de hoofdklemtoon van de samenstelling, het Designated Terminal Element (DTE) kan gevonden worden door ‘het pad met uitsluitend s-en’ te volgen. Bv.: De relatieve prominentie kan nu ook in cijfers uitgedrukt worden volgens de regel: Als een eindknoop w is, is zijn graad van accent gelijk aan het aantal knopen waardoor die knoop wordt gedomineerd, plus één. Als een eindknoop s is, is zijn graad van accent gelijk aan het aantal knopen waardoor de laagste w boven die knoop wordt gedomineerd, plus éénGa naar voetnoot(17). Voor voetbalzaal is het klemtoonpatroon m.a.w. 132. Daar de regel nogal voor wat problemen bleek te zorgen werd hij voor het Engels aangepast en in het Nederlands (grotendeels) verlaten. Hij genereert immers het foute patroon in bv. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarom heeft men voor het Ndl. de volgende regels opgesteld:
Vandaar: Deze regel figureert in het overgrote deel van de voorkomende samenstellingenGa naar voetnoot(18). In zgn. morfologische frases (copulatieve samenstellingen als prins-gemaal, punt-komma en nominale composita met adj. als eerste lid), is eindklemtoon echter het normale gevalGa naar voetnoot(19). Er is m.a.w. steeds frasale w-s labelling en de hoofdklemtoon van de hele frase is altijd die van het laatste woord. Bv.: Een complexe situatie ontstaat wanneer frase en samenstelling gecombineerd worden, bv.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het patroon in Rodekruis is w-s (frase), het geheel is een samenstelling, dus klem-1 op het eerste lid (s-w) en patroon 312. Nader onderzoek heeft ook geleid tot het formuleren van een ritmeregel voor klemtoonverschuiving, Iambic Reversal of ‘metrische hangmat’, een regel die ook boven het niveau van het woord werktGa naar voetnoot(20). Daarmee wordt uitgedrukt dat (in Ndl. samenstellingen) in een reeks lettergrepen rechts van de hoofdklemtoon de uiterst rechtse relatief de meeste prominentie heeft en relatief veel bijklemtoon t.o.v. de andere lettergrepen. Voor Ndl. frases is de regel uiteraard omgekeerd en dient ‘rechts’ door ‘links’ vervangen. De regel luidt formeel: (Samenstelling) In de reeks DTE Fy Fx... adjungeer Fy aan Fx (Morf. frase) In de reeks... Fx Fy DTE adjungeer Fy aan Fx | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In frase: In principe gaat het meestal om het opheffen van zgn. stress-clash, d.w.z. wanneer twee beklemtoonde constituenten (lettergrepen, of woorden in de samenstelling) te dicht bij elkaar komen te staanGa naar voetnoot(21). Het verschijnsel treedt vooral op in allerlei vormen van morfologisch-syntactische frases. Voor de representatie van zulke ritmische verschuiving werd het concept ‘grid’ gelanceerd. Een grid wordt afgeleid van de metrische boom en is een hiërarchisch gelaagde representatie bestaande uit kolommen van x-jes, waar de kolomhoogte de metrische sterkte uitdrukt. Hij wordt als volgt van de metrische boom afgeleid: elke syllabe krijgt een x, elke syllabe die s is in een boom-constituent krijgt een extra x, de syllabe met het hoofdaccent in de samenstelling of frase krijgt nog een extra x. Bv.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waar een configuratie ontstaat van twee adjacente kolommen van (minstens) twee hoog, dus 4 x-en in een vierkant, is er stress clash. Die wordt opgeheven door omlabelling van de boom (metrische hangmat), waarna een grid zonder clash ontstaatGa naar voetnoot(22). Bv.: Voor het Engels wordt althans verschuiving op die manier beregeld: de klemtoonprocedure geeft gelabelde bomen; de ‘relative prominence’ regel zet die om in grids; de wens tot euritmie zet de ritmeregel in werking, d.w.z. adjunctie en herlabelling. In het Ndl. is de rol van grids bij de beregeling van verschuiving controversieel en is misschien adjunctie voldoende; de metrische fonologie werkt aan nieuwe modellen. In wat volgt zal geen standpunt ingenomen worden ten voordele van de validiteit van een ‘tree only’ of ‘grid only’ theorie (of combinatie van beide), maar zullen de besproken concepten enkel als beschrijvingsinstrument gebruikt worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Het Zuidnederlands systeemAccentueringsgewoonten verschillen regionaal. Daar het de bedoeling is Brasschaatse (Antwerpse) en Znl. toponiemen te onderzoeken, dient bijgevolg uitgegaan van het Znl. accentueringssysteem. Daar blijken (althans in het Antwerps) de volgende algemene regels te gelden voor meerledige substantieven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Toponiemen en accentBij toponiemen constateert men nogal wat accentuele grilligheid: Kal'lo, 'Geetbets, Frankrijk'lei, 'Kammenstraat, Peerds'bos, 'Koeweide, etc. De vraag is of in die ogenschijnlijke chaos toch een regelsysteem valt te ontdekken en of die regels dan overeenkomen met of afwijken van de accentregels voor appellatieven, of het m.a.w. waar is dat PlN ‘zich ook qua accentuatie nogal eens rebels kunnen gedragen’ (Paardekooper 1950: 257). Als er al een antwoord op deze vragen kan gegeven worden, dan zal dat in eerste instantie moeten gebeuren voor een bepaald gebied. Daar enerzijds de accentregels voor appellatieven regionaal verschillen en anderzijds de meeste toponiemen een appellatief voorstadium hebben en/of dezelfde morfologische structuur als vergelijkbare appellatieven, valt het immers te vermoeden dat in een gebied waar men op het appellativisch vlak ‘accentuele grilligheid’ constateert ('huisdeur, 'hoogmis < > stad'huis, hoog'leraar), op het toponymisch vlak ook andere accentsituaties zullen optreden dan in een ‘accentvast’ gebied. Mijn streefdoel is daarom slechts om op het spoor te komen van een Znl. (Antwerps) regelsysteem vanuit en tegen de achtergrond van het dito accentsysteem voor appellatieven; aan definitieve uitspraken over heel Z.-Ndl., laat staan N.-Ndl., waag ik mij niet. Het is evenwel leerzaam om vooraf de bevindingen na te gaan van anderen die zich over het probleem van de accentuering van toponiemen in ‘het Nederlands’ gebogen hebben. Uitgebreide studies be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staan er bij mijn weten niet en bovendien hebben de meeste auteurs zich vooral ingelaten met straatnamenGa naar voetnoot(24), in mindere mate met PlN, d.w.z. NZ-namen en veldnamen. Zoals bij appellatieven (cfr. supra) kan men voor de accentuering een oplossing zoeken vanuit de fonische vorm van de namen, vanuit de morfologie of vanuit de semantiek. Uitgaande van de gangbare opvatting over waarde- en eenheidsaccent meende Schrijnen (1916, 1933) voor aardrijkskundige namen (waarbij hij vooral denkt aan straat- en NZ-namen) de volgende accentregels te kunnen formuleren:
Enkele straatnamen uit Venlo en Amsterdam en ook enkele PlN moesten dat illustreren. Daar -straat ‘een soort toonloos achtervoegsel geworden is’ (1916: 143) en als aanduiding te vaag (‘Hij woont in de straat’), kan het niet het belangrijkste element zijn en dus niet het accent krijgen. Men zegt dus 'Kerkstraat, 'Maasstraat, etc. maar anderzijds, in overeenstemming met regel 3, Maas'poort, Keulse'poort, Oude'markt (‘Hij woont aan de poort, op de markt’) en dan weer 'Moesmarkt (groentemarkt), volgens regel 2, omdat de koopwaar ‘hier het eerste lid tot het voornaamste maakt’ (ibid.). Zo ook te Amsterdam: Heeren'gracht, Toren'sluis, Nieuwen'dijk, Zee'dijk, Muider'poort, Waterloo'plein, Nieuw'markt, waarin steeds het ‘meest kenschetsende, en op zich desnoods voldoende lid’ het accent krijgt, tegenover 'Heerenstraat, 'Prinsenstraat, 'Botermarkt, 'Appelemarkt (koopwaar)Ga naar voetnoot(25). Na- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men als Utrechtse'straat, Leidse'straat, Haarlemmer'straat noemde Schrijnen ‘schijnbare uitzonderingen’ omdat -straat hier de oorspr. betekenis had van ‘straatweg’ (ibid.); het initiale accent van 'Kattenberg en 'Wittenburg verklaarde hij doordat -burg ‘alle determineerende betekenis verloren heeft’. In 1917 verdedigde Schrijnen zijn visie tegen kritiek en trachtte uitzonderingen op zijn regel weg te redenerenGa naar voetnoot(26). Daarbij wees hij o.a. op de werking van analogieGa naar voetnoot(27), maar vooral op ‘de voor elke taalwet gepostuleerde eenheid van plaats en tijd’ (1917: 21), wat hier des te meer zou gelden omdat het bij zijn regels gaat om een ‘waarderingsoordeel’. Terecht stelde hij dat men zich niet moet afvragen: waarom 'Vondelpark te Amsterdam en Zuider'park te Groningen, maar: waarom 'Vondelpark < > Ooster'park te AmsterdamGa naar voetnoot(28). In verband met de eenheid van tijd merkte Schrijnen op dat het finale eenheidsaccent veld wint ten koste van het initiale waardeaccent naarmate de naam afslijt en tot zuivere formule wordt, m.a.w. bij toponymisering. Vandaar 'Noordkaap naast Noord'zee (< ouder 'Noordzee) en te Amsterdam West'einde, Oost'einde waar men vroeger zei 'Westeinde, 'OosteindeGa naar voetnoot(29). Vandaar ook het jongere Prins-'Hendrikkade naast de oudere Geldersche'kade, Stadhouders'kade en accentverschuiving bij jongere straatnamen, zoals te Utrecht vroeger 'Bilderdijkstraat, thans (d.i. 1917) Bilder'dijkstraat, te Venlo voorheen Mer'catorstraat, thans Merca'tor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
straat, te Utrecht Bella'mijstraat, Eiken'boomstraat e.a.Ga naar voetnoot(30). Bij de bespreking van het accent mogen PlN uit verschillende perioden dus niet naast elkaar geplaatst worden. Waar Schrijnen de relatieve belangrijkheid van de samenstellende leden als accent-bepalend zag, meende Heeroma (1949: 68) dat veeleer de graad van zelfstandigheid van die leden bepalend was. Zo bewaart Zeedijk zijn natuurlijke accentuatie zolang het inderdaad gaat om een dijk langs de zee, waarbij de twee leden een zekere zelfstandigheid behouden voor het taalbewustzijn. Wanneer die verloren gaat en de Zeedijk een straat wordt tussen andere straten, die niets meer met zee of dijk te maken heeft, kan het tweede lid ofwel gereduceerd worden ('Zeed'k, vgl. zakdoek, zadd'k) of gehandhaafd ten koste van het eerste (Zee'dijk)Ga naar voetnoot(31). Van den Berg (1953: 257-258) drukte essentieel hetzelfde uit, zij het vertaald in de terminologie van het structuralisme. Hij stelde dat de accentuatie Zee'dijk als straatnaam verklaard wordt omdat dit woord losgemaakt werd uit de oppositieketen rivierdijk, havendijk, etc. Het morfeem dijk in Zee'dijk is immers niet meer identiek met het morfeem dijk in rivierdijk c.s., maar betekent zoiets als ‘straat’. Daarom mocht zee in Zeedijk niet meer opponeren met rivier etc. (wat de gedachte zou wekken dat dijk hetzelfde morfeem is in Zeedijk en rivierdijk) en dus mocht het geen fortis meer hebben, maar kreeg het semifortis. In tegenstelling met de vorige auteurs, die een verklaring zochten vanuit de semantiek, bekeek Bakker (1960) straatnamen voornamelijk vanuit de morfologie. Hij onderscheidde twee types: Type I Viottastraat ('huisdeur) en Type II Haarlemmerstraat (platte'grond), m.a.w. respectievelijk de echte samenstelling en de samenkoppelingGa naar voetnoot(32). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type I heeft als echte samenstelling logischerwijs het accent op het specificerend bepalend lid; finaal accent zou er ten onrechte prominentie geven aan het minst belangrijke deel (er zijn tienduizenden straten), terwijl het deel waarvan de herkenning afhangt onderbeklemtoond zou worden. Om die reden hebben samenkoppelingen als 'Langestraat hetzelfde accent. Elementen als kerkweg, kerkstraat, zijstraat, dwarsstraat behouden hun accent in cumulatieve samenstellingen of -koppelingen, bv. Looiers'dwarsstraat. Type II heeft het voor samenkoppelingen (tot vaste verbindingen aan elkaar gegroeide eenheden, gelexicaliseerde morfologische frases) typische finale eenheidsaccent wanneer het eerste lid een adj.-afleiding is van een PlN. Dit samenkoppelingsaccent (finaal) treft men ook aan in Frederiks'plein, Koediefs'laan, Stadhouders'kade, Keizers'gracht e.a., koppelingen die de oude mogelijkheid illustreren in het Ndl. om een genitiefvorm te gebruiken als adj., bv. die lants sede, die broeders doot, het boeren soontje, waarin finaal accent normaal is. Bakker meent dat uitzonderingen door secundaire regels kunnen verklaard worden, o.a. met behulp van de kennis van regionale accentgewoonten en de lokale geografische en historische situatie. Zo kan bv. een erg nadrukkelijk accent in een EN gaan fungeren als hoofdaccent in de samenstelling, bv. Juli'anaplein < > Frederiks'pleinGa naar voetnoot(33), kan het FN-accent zich handhaven in samenstellingen met VN en FN, bv. Hendrik 'Mandeweg, of kan analogie gewerkt hebben, bv. Park'weg naar de vele namen van Type II op -weg (Bloemendaalse'weg). In wezen luidt Bakkers regel dus dat de plaats van het accent bepaald wordt door het verschil tussen samenstelling (initiaal) en samenkoppeling (finaal), maar de regel wordt doorkruist door enkele secundaire regels i.v.m. semantische prominentie of aard van het bepalend lid. Leys (1965: 55-59) wijst op de ‘fonische instabiliteit’ van de EN en stelt dat de accentkwestie moet gezien worden in het kader van de overgang appellativum (A) - proprium (P). Wanneer een EN zich uit de homofonie met A losmaakt, kan hij aan andere vormgevingsprincipes gaan beantwoorden. Het appellativisch compositum of de vóór-propriale constructie worden immers een propriaal simplex, een amalgaam, één enkelvoudig d.i. niet-samengesteld woord. Wanneer de EN ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stond uit een appellatieve samenstelling of een vóór-propriale verbinding, kan de EN eventueel een accentpatroon gaan volgen dat aangepast is aan zijn structuur van amalgaam of simplex, bv. Diks'muide, Tiense'straat, met bewaard appell. of vóór-propriaal accent, waarbij als vrije variant met initiaal accent 'Diksmuide, 'TiensestraatGa naar voetnoot(34). Er ontstaat dus verbreking van de homofonie EN-A wanneer het propriale amalgaam zich prosodisch aan het algemeen taalsysteem aanpast en omgekeerd betekent volgens Leys bewaard blijven van de vóór-propriale accentuering vaak een doorbreken van de algemene prosodische structuur van de taalGa naar voetnoot(35). Bij de overgang naar propriaal amalgaam kan de plaats van het accent ook bepaald worden door de fonologische structuur (in Oostende kan de e niet toonloos zijn zonder te verdoffen) en/of door het spreekritme binnen de woordgestalt, bv. BegijnendijkGa naar voetnoot(36). Secundair en analogisch, tenslotte, kan dit verantwoord nietaanvangsaccent van sommige EN zich dan uitbreiden en een typisch of constant kenmerk worden van EN of een bepaalde categorie van ENGa naar voetnoot(37). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat Leys slechts een algemene theoretische verantwoording biedt voor de ‘accentuele grilligheid’ van EN, zonder nadere beregeling, zoals ook blijkt uit het frequent gebruik van ‘kan’. Hij moet dan ook stellen ‘dat de aksentuatie van eigennamen... (voorlopig) geen strak patroon volgt’, dat allerlei ‘vormen van aksentuatie’ zich voordoen en dat ‘bij plurisyllabische eigennamen... vaak verschillende, niet-gekonditioneerde varianten mogelijk’ zijn. In een artikel over accent bij FN merkt Van Langendonck (1973: 119-120) terloops op dat in het toponomasticon van Tildonk nogal wat accentuele grilligheid heerst. In meerdere gevallen (vooral bij bos-, veld- en straatnamen) wijkt de accentuering af ‘van het normale patroon van een equivalente appellativische samenstelling of woordgroep’ (Beek'hoef, 'Hogebeek), terwijl nogal wat namen nu eens initiaal dan weer finaal accent hebben ('Bertelenstraat - Bertelen'straat). Meestal gaat het om diachronisch samengestelde PlN waarin de lexemen synchronisch nog doorzichtig zijn en die niet door merktekens van de vóór-propriale equivalenten onderscheiden zijn (de hoge 'beek - de 'Hogebeek). Die minimale oppositie heeft dan ‘blijkbaar geleid tot de opkomst van een suprasegmenteel differentiatiemiddel, met name het woordaccent’Ga naar voetnoot(38). Ook De Vries (1983) stelt vast dat (Amsterdamse) straatnamen soms wel en soms niet in overeenstemming zijn met de ‘normale’ accentregel (initiaal accent) voor samenstellingen: 'Geuzenveld maar Heilige'weg, 'Kalverstraat maar Leidse'straat, Thorbecke'plein, Keizers'gracht, etc. Hij verklaart dit door het feit dat een samenstelling zijn karakter als samenstelling kan verliezen en tot rechtstreekse aanduiding worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(vgl. Leys), waarna de klemtoon naar achter verschuift (finaal eenheidsaccent) om die betekenisverandering uit te drukken. Bij de meeste straatnamen gebeurt die overgang niet, want de namen moeten de straten van elkaar scheiden (vgl. Schrijnen, Bakker): de Ferdinand 'Bolstraat is de Adriaan 'Cuyperstraat niet. Vandaar Leidse'straat c.s. omdat de namen hier niet dienen ter onderscheiding maar omdat ze de richting aangeven en omdat het om zeer oude straten gaat, daterend van vóór er van straten in de buurt sprake was. Zo ook Heilige'weg, Konings'plein, Heren'gracht, Amstel'veld, omdat daarin het eerste lid niet dient ter differentiatie (vgl. Van den Berg), maar omdat de namen rechtstreekse aanduidingen zijn van bepaalde stukjes stad. Uit dit overzicht blijkt dat er nogal wat verwarring heerst en dat geen enkele van de voorgestelde benaderingswijzen een sluitende oplossing biedt: noch de theorie van het vage begrip ‘relatieve belangrijkheid’, noch die van de ‘graad van zelfstandigheid’, ‘morfologisch type’ of ‘proprialisering’. Als men niet te zeer met het weinig bevredigende begrip ‘analogie’ wil werken, kunnen bij elke voorgestelde theorie wel tegenvoorbeelden gegeven worden. Het ziet er bovendien naar uit dat men, net zoals bij de accentuering van appellatieven, zal moeten rekening houden met een samenspel van factoren. Bovendien is ook duidelijk dat men zich zal moeten laten leiden door het principe van de eenheid van tijd en plaats en dat een eerste stap in de richting van een mogelijke oplossing zal moeten gezet worden vanuit de studie van individuele gebiedenGa naar voetnoot(39). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Accent in brasschaatse straatnamenGa naar voetnoot(40)De straatnamen van de eigen gemeente bieden een geschikt vertrekpunt voor de studie van accentpatronen in toponiemen: het is een beperkte groep namen van een bepaald type, de accentuering ervan is bekend en eventuele wijzigingen erin heeft men misschien zelf kunnen volgen, ze hebben lexemische en morfologische doorzichtigheid, ze zijn meestal dateerbaar, het zijn duidelijk propria (bij veldnamen is de grens appellativum-proprium vaak minder duidelijk), ze kunnen bestudeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden tegen de achtergrond van het lokale accentsysteem bij appellatieven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. TypesBij Brasschaatse straatnamen (bestaande en enkele verdwenen namen) kan men de volgende types onderscheiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Accent in type IOnderzoek van alle namen leert dat de plaats van het accent hoofdzakelijk afhankelijk is van de aard van het grondwoord, slechts in geringe mate van bovenstaande indeling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.1. Namen op -straatDergelijke namen hebben nooit het finale accent in Type I.A., wat er ook aan het grondwoord voorafgaat:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op te merken valt dat er evenmin sprake is van een initiaal accent. Het bepalend lid behoudt zijn eigen accentuering, d.w.z. het accent dat het ook zonder toevoeging van -straat heeft als appellatief, PN, PlN, etc.: fa'briek, 'gasthuis, 'Bossaers, de Pro'li, 'Passendale, Mikse'beek. Uiteraard treedt overal de normale accentreductie op, bv. Gasthuis + straat (12 # 1) > Gasthuisstraat (132), Fabriek + straat (21 # 1) > Fabriekstraat (312). Namen als Prins van Oranjestraat dienen beschouwd als samenstelling (s-w) met als eerste lid een morfologische frase (w-s), vandaar het normale patroon 312 of, nader gedefinieerd, 344152. Evenmin finaal accent is er in de namen van Type I.B.2.: 'Bredestraat, 'Hoogstraat, 'Kortestraat, 'Langestraat. Het accent ligt alleen op -straat bij de namen van Type I.B.1., waarin het eerste lid de nederzetting aangeeft (dorp, gehucht, buurt) waar de straat naartoe loopt of doorloopt. Het enige synchrone vb. is Oudegrachtse'straatGa naar voetnoot(41). Andere dgl. namen zijn verdwenen (soms vervangen door -baan, -steenweg, cfr. infra), maar ze krijgen van de huidige autochtonen spontaan het ‘correcte’ accent: Brasschaatse'straat, Eikelenbergse'straat, Hoogboomse'straat, Hoge-Kaartse'straat, Kaartse'straat, Lage-Kaartse'straat, Laarse'straat, Mikse'straatGa naar voetnoot(42). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Concluderend kan men stellen dat namen op -straat het ter plaatse normale accentpatroon volgen van equivalente appellativische samenstellingen en -koppelingen: I.A. 'Akkerstraat, 'Kerkhofstraat zoals 'akkerland, 'kerkhofmuur; I.B.2. 'Bredestraat, 'Hoogstraat zoals 'hogeschool, 'hoogmis (cfr. supra) en Type I.B.1. Kaartse'straat (accent 231) zoals platte'land. Zie verder 3.2.4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2. Namen met andere grondwoorden dan -straatWat ook de aard van de combinatie (samenstelling, -koppeling) of van de samenstellende delen is, er is altijd finaal accent op de grondwoorden -baan, -dreef, -laan, -lei, -plein, -steenweg, -wegGa naar voetnoot(43).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afgezien van het finale accent volgen de namen van I.A.1. het normale patroon van appellatieve samenstellingen: de bepalende leden behouden hun ‘normaal’ accentpatroon (ge'zondheid, 'dopheide, a'cacia) met dezelfde accentverhoudingen tussen de verschillende syllaben, maar met de gewone accent-reductie, bv. Kantien + lei (21 # 1) > Kantienlei (321), Zwemdok + lei (12 # 1) > Zwemdoklei (231). Schijnbare uitzonderingen zijn Garçondreef (231 waar 321 te verwachten), Oudstrijderslei (2341 i.p.v. te verwachten 3241), Rode Kruislei (2431 i.p.v. 3421), maar ook zij volgen de regels: het zijn normale gevallen van clash. Bv.: Ook bij de namen van I.A.2. gelden in principe dezelfde regels. In de praktijk betekent dit dat PN hun klem-1 als klem-2 bewaren in de straatnaam, terwijl de accentverhoudingen binnen de PN blijven bestaan, bv. Aerden 12 > Aerdenlei 231. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit geldt althans voor PN waar de klemtoon niet-finaal is, of beter gezegd waar hij ofwel op de eerste syllabe ligt ofwel op de tweede in namen van minstens drie syllaben. Het gaat dus om namen met het patroon 1 of
Wanneer aan deze namen het element -lei etc. met klem-1 wordt toegevoegd, ontstaat in de namen met PN 213 lichte clash, maar die lijkt geen bezwaar en wordt niet opgelost, mede omdat verspringing naar een voortonige eerste syllabe zou moeten gebeuren, bv. De Beelen 213 > De Beelenlei 3241, niet > 2341. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij twee namen met 213 (Max Herman en Prins Karel) ontstaat wel clash en verschuiving, begrijpelijk daar beide morfologische frases zijn en klem-2 op de eerste syllabe toelaten. Vandaar Max Herman 213 > Max Hermanlei 3241 > 2341. Bij de PN met finaal accent, of pré-finaal indien slechts gevolgd door een schwa-syllabe en voorafgegaan door minstens twee andere syllabes, ontstaat na toevoeging van -lei etc. met klem-1 begrijpelijkerwijs automatisch clash. Verschuiving van klem-2 naar voor gebeurt dan altijd wanneer die mogelijk is, d.w.z. naar de eerste beklemtoonbare syllabe indien die er is. Zo is er bij de PN met patroon 21 verschuiving bij Berré, Dubois, Henri, Lemmé, 't Serclaes (bv. Berrélei 321 wordt 231), evenwel niet bij De Pret, Emiel, Guyot, (generaal) Leman, Louis, (generaal) Mercier, Nothomb, omdat de eerste syllabe (lokale uitspraak) geen secundaire klemtoon toelaat (bv. De Pretlei 321 blijft 321 wegens onmogelijk 231). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij alle andere patronen is er verschuiving:
De namen van I.A.3. gedragen zich op dezelfde manier als die van I.A.2. Het is m.a.w. niet relevant of het eerste lid PN of PlN is, zodat I.A.2. en I.A.3. vanuit accentueel standpunt slechts één categorie vormen: EN + -lei etc. Er is dus geen verschuiving bij de PlN met patroon 1 (Luik), 12 (Driehoek, Halen, Hanen, Ieper, Ijzer, Leemput, Nieuwpoort, Olme, Rustoord, Schagen, Voshol, Vriesdonk, Zwaantje), 123 (Antwerpen), 132 (Durentijd, Hondjesberg) en 1323 (Klaverheide, Sionklooster), bv. Rustoord 12 > Rustoordlei 231. Bij de namen met patroon 213 ontstaat lichte clash, die niet leidt tot verschuiving in De Romboutweg, Mishagendreef (1ste syllabe te zwak, dus 3241 blijft), wel in Diksmuidelei en Prins Kavellei (3241 > 2341). Bij de overige namen, met finale of pré-finale klemtoon, leidt clash steeds tot verschuiving, bv.
In het algemeen stelt men dus bij de namen van I.A.2 en I.A.3. een algemene tendens vast om de secundaire klem-2 te leggen op de meest linkse beklemtoonbare syllabe. De namen van I.B. hebben ‘normaal’ accent: het zijn ‘gelexicaliseerde morfologische frases’, d.w.z. frases die hun dubbelaccent bij proprialisering inruilen voor finaal accent en de gewone reducties. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meestal heeft het eerste lid initiaal accent en ontstaat dus geen verschuiving. Zo voor patroon 12 (Bergse) > 231 Bergsebaan, ook Berkse, Brechtse, Donkse, Fortse, Kaartse, Kampse, Mikse, Ploegse; patroon 123 > 2341: Antwerpse > Antwerpsebaan, Elshoutse, Essense, Heislagse, Kalmthoutse, Loenhoutse, (Wuust)wezelse; patroon 1323 > 24341: Achterbroekse > Achterbroeksebaan, Eikelenbergse, Luizenfortse, Middelkaartse, Rozendaalse. Ook bij de namen met 213 (Brasschaatse, Bredase, Kapelse, St.-Jobse) treedt geen verschuiving op, ondanks de clash, behalve bij Hoogboomsesteenweg (23413 i.p.v. 32413), begrijpelijk omwille van de eerste volle syllabe. Bij de namen Hoge/Lage Kaartsebaan treedt eveneens, zoals te verwachten, verschuiving op: 2313 # 1 > 34241 > 24341. Bij de namen van I.B. blijkt dus evenzeer de tendens om klem-2 zoveel mogelijk vooraan te leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3. Vergelijking met AntwerpenVoor Antwerpen (inclusief Berchem, Borgerhout, Deurne, Ekeren, Hoboken, Merksem, Wilrijk) geldt mutatis mutandis hetzelfde systeem. Ook hier komt er nooit accent op -straat, steeds op -brug, -laan, -lei, -plein, -poort, -rui, -vest, -vliet, bv. Meir'brug, Bikschote'laan, Amerika'lei, (Kon.) Astrid'plein, Falcon'poort, Anker'rui, Kipdorp'vest, Brouwers'vliet. Ook hier is het type ‘Leidsestraat’ veeleer zeldzaam (meestal -steenweg of -baan), maar zoals te Brasschaat en elders heeft het finaal accent, bv. Borgerhoutse'straat, Merksemse'straat; Boomse'steenweg, Ekerse'steenweg; Herentalse'baan, Turnhoutse'baan. Namen op -markt volgen het systeem van -straat, d.w.z. samenstelling initiaal, samenkoppeling finaal, bv. 'Eiermarkt, 'Melkmarkt, Oude 'Koornmarkt, 'Paardenmarkt; Grote 'Markt, Kleine 'Markt, Vrijdag'markt (in volksmond Vrijdagse'markt). Ook blijken dezelfde accentreducties en -verschuivingen te gelden als boven beschreven voor Brasschaat, bv. bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1ste lid = EN: Jan Moorkens (213) - Jan Moorkensstraat (3142), Pastoor De Vos (3241) - Pastoor De Vosstraat (43512), Jan De Vos (231) - Jan De Voslei (2431), Sint Jan (21) - St.-Jansplein (231), Desguin (21) - Desguinlei (231), d'Herbouville (231) - d'Herbouvillekaai (2431), Godefridus (2313) - Godefriduskaai (24341), Lodewijk van Berken (243413) - Lod. van Berkenlaan (2545341). Het zou interessant zijn, na te gaan hoever de gewoonte om -straat niet (behalve type ‘Leidsestraat’) en -laan/-lei etc. wel te beklemtonen geografisch verbreid is. Mocht het (althans voor -laan/-lei) een typisch Antwerps verschijnsel blijken te zijn, dan zou het als extra criterium kunnen aangewend worden in de afbakening van ‘het Antwerps’ of eventueel in het bepalen van de uitstralingssfeer van het ‘stads-Antwerps’. Dat het geen algemeen Zuidnederlands verschijnsel is, staat vast. Zo accentueert men te Oostende bv.: A'cacialaan, 'Afrikalaan, Prins Al'bertlei (fra. PN), Koningin 'Astridlaan, E'lisabethlaan, 'Epsomlaan, etc. en ook Henri 'Baelskaai, 'Cockerillkaai, 'Bauwensplein, 'Canadaplein, Marie-Jo'séplein, Hoge 'Dijkweg, 'Groendreef, 'Koningspark, 'Zeedijk; wel finaal: Bredense'steenweg, Nieuwpoortse'steenweg, Plassendaalse'steenweg, Torhoutse'steenweg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.4. VerklaringDe systematiek die blijkbaar bestaat in de accentuering van Brasschaatse (Antwerpse) straatnamen kan zijn verklaring vinden in verband met het individualiserend karakter van de EN, de markering van de EN als EN, en tegen de achtergrond van het accentueringssysteem van appellatieven en appellativische combinaties. EN kunnen op diverse manieren als EN gemarkeerd worden. Zo worden Leo, Breda, de Schelde door afwezigheid van lidwoord en/of morfologische, lexemische en semantische ondoorzichtigheid reeds voldoende als EN gemarkeerd, terwijl hun syntactische valentie en de context zullen moeten zorgen voor markering van de EN-klasse waarin ze thuishoren, P1N, PN, waternaam, etc.Ga naar voetnoot(44). Bij constructies met een doorzichtige structuur (straatnamen) liggen de zaken anders: ofwel worden ze reeds voldoende als straatnaam (en dus EN) gemarkeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door hun doorzichtigheid zelf, ofwel wordt het accent gehanteerd als suprasegmenteel markeringsmiddelGa naar voetnoot(45). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. de namen op -straatDe namen op -straat van I.A. zijn meestal voldoende als EN gemarkeerd door hun morfologische, lexemische en semantische structuur. Het element -straat markeert ze als straataanduiding, hun eerste lid maakt duidelijk dat het niet om appellativische aanduidingen gaat, verheft ze m.a.w. tot straatnamen: een bossaersstraat, een paulusstraat, een koloniestraat, een mishagenstraat, etc. kept het gewone lexicon nietGa naar voetnoot(46). Waar een appellativisch equivalent mogelijk is (bv. achterstraat), is er nog steeds het uitsluitend gebruik van het bepaald lidw. en de unireferentialiteit als markeringsmiddelGa naar voetnoot(47). Daar de namen in I.A. reeds voldoende als EN en straatnaam gemarkeerd zijn, dient geen beroep gedaan op het accent als markeringsmiddel, wat verklaart waarom deze namen het ‘normale’ samenstellingsaccent hebben: vgl. kerkhof + muur (12 # 1) > kerkhofmuur (132), Bossaers + straat (12 # 1) > Bossaersstraat (132). De namen op -straat in I.B.1. en I.B.2. zijn door hun structuur onvoldoende als EN en straatnaam gemarkeerd en hun proprialiteit moet daarom door het accent gemarkeerd worden. Dit gebeurt door het tweetoppige accent van de morfologische frase te vervangen door een initiaal (in I.B.2.) of finaal eenheidsaccent (I.B.1.): 'korte 'straat (12 # 1) > 'Kortestraat (132) en 'Kaartse 'straat (12 # 1) > Kaartse'straat (231). De reden waarom in B.1. het accent alleen finaal en in B.2. alleen initiaal kan zijn, is duidelijk: in het omgekeerde geval zouden de combinaties niet als straatnamen gemarkeerd zijn, maar een ongewenst contrast-accent krijgen: een korte 'straat (< > een korte steenweg?), een 'Brusselse straat (een straat in Brussel, geen Gentse)Ga naar voetnoot(48). Zuiver | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘technisch’, metrisch fonologisch gezien, zijn uiteindelijk alleen de namen van I.B.2. wegens hun initiaal accent ‘abnormaal’ (morfologische frase = w-s, bv. platte'land, Rode 'Kruis, supra); ze wijken echter niet af van de normale appellativische accentpatronen (betekenisisolering in eerste lid, bv. 'hogeschool, cfr. 1.3., 3.2.1.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. namen op -lei etc.Het finale accent, het enige probleem bij deze categorie van namen en bovendien alleen bij die van I.A. (bij I.B., ‘morfologische frases’, is finaal accent normaal), kan eveneens zijn verklaring vinden vanuit hun markering als specifieke EN. Evenzeer als de namen op -straat zijn ze reeds voldoende als EN en als wegbenaming gemarkeerd, maar het accent biedt hier een extra dimensie: het markeert de namen als straatnamen (niet zomaar een dreef etc.), markeert ze als contrastaccent binnen de straatbenamingen tegenover het ongemarkeerde -straat (niet zomaar een straat) en markeert ze in voorkomend geval terzelfdertijd als proprium vs. appellativum (een eikendreef 132 < > de Eikendreef 231)Ga naar voetnoot(49). Boven is voldoende gebleken dat voor het overige alle namen in deze categorie de gewone accentregels volgen. De vaak optredende accentverschuiving (EN + lei etc.) wordt verklaard door de (ook niet-propriaal werkende) ritmeregel, die zorgt voor spreiding van de hoogste accenttoppen en botsing ervan vermijdt. Bovendien is deze verschuiving ook morfologisch-syntactisch gemotiveerd. Wanneer men de accenten laat botsen, suggereert men immers een woordgrens: Leo'polds 'lei, Ber'ré 'lei, zodat het karakter van propriaal compositum verdwijntGa naar voetnoot(50). Wil men die suggestie vermijden dan moet klem-2 wel naar voor schuiven. Men zou hier kunnen spreken van een secundair initiaal eenheidsaccent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Accent in type IIDe namen van Type II.2. en de niet-samengestelde toponiemen van Type II.1. vormen qua accentuering geen probleem (De Aard, De Dries, De Gagel, De Heuvels, De Mortel, De Vis, De Vroente, De Wilgaart, De Zwaan, Distel, Dullingen, Het Gemaal, Het Heiken, Het Innemen, Het Leeg, Het Venneke, Melde, Pinksterbloem, Ter Borcht, Tolbareel, Valeriaan, Weegbree, Zand, Zilverschoon). De overige zijn, volgens grondwoord: 'Binnenhof, Mik'hof; Broomans'akker, Hemel'akkers, Hoge 'Akker; De Burlet'heide, Klaver'heide, 'Leenheide, 'Molenheide, 'Onderheide; Donks'einde; De 'Tomermaat; Goor'dijk; 'Heideaard, 'Helleweide, 'Hulshout, 'Kampelaar; Hoog'bos, Kaartse 'Bossen, Werver'bos; 'Neervelden, Stuivers'velden, Vagevuur'velden; Reintjes'beek; Voshol'dal. Op accentueel vlak kunnen uit dit lijstje niet veel conclusies getrokken worden, temeer daar de meeste namen als straatnamen jong tot zeer jong zijn. Sommige namen behielden het accent uit het pré-straatnaam-stadium (Mikhof, Hoogbos, Kaartse Bossen). De overige werden ontleend aan slechts schriftelijk bewaarde toponiemen en er is dus geen garantie dat hun huidig accent hun vroeger toponymisch accent reflecteert, dan wel of dit accent wijzigde bij hun wording tot straatnaam. Bij enkele mag wel aangenomen worden dat ze finaal accent kregen om ze te markeren als straatnaam: De Burletheide, Klaverheide (< Klaverheidesteenweg), Goordijk. Een blik op het lokale toponomasticon kan misschien meer klaarheid brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Accent in brasschaatse toponiemenGa naar voetnoot(51)De Brasschaatse zgn. ‘Flurnamen’ vormen een probleem: de overgrote meerderheid ervan ligt opgesloten in archivalia en behoort niet meer tot het levend onomasticon, zodat over de accentuering geen zekerheid bestaat. Toch kunnen uit de beperkte voorraad van nog levende namen enkele voorzichtige conclusies getrokken worden. Zo blijkt dat vrijwel steeds het bij appellatieven te verwachten accent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
optreedt, d.w.z. initiaal accent bij samenstellingen, finaal bij samenkoppelingen (‘morfologische frases’), in de zin zoals boven beschrevenGa naar voetnoot(52). Zo bv. For'tuinbeek (312), 'Boshoeve, 'Hemelhoeve, 'Bosbeemd, 'Bremdonk, 'Rietbeemd, 'Vriesdonk, 'Besterveld, 'Elshout, 'Kraaienberg, 'Hondjesberg, 'KattekensbergGa naar voetnoot(53), 'Voshol, 'Leenheide, 'Puiteputteke, 'Seefhoek, 'Waaigat. Anderzijds Brasschaatse 'Heide, Kater'heideGa naar voetnoot(54), Hoog'bos, Donks'einde, Engelse 'Villa, Hoge 'Kaart, Wit'hof, IJzeren 'Draai, Kaartse 'Bossen, Kleine Ba'reel, Miks 'Heike, Oude 'Gracht, Zwaantjes'brug, Zwart 'Kruis, Donkse'beek, Laarse'beek, Mikse'beek, etc. en ook combinaties met genitivische PN als eerste lid: Broomans'akker (2313), Meulemans 'Ven, Prekers 'Stuk, Verschurens 'BoskeGa naar voetnoot(55). Afwijking van de regel vindt men bij de samenstellingen op -hof: Anker'hof, Bellen'hof, Bisschoppen'hof, Mik'hof, Toren'hof. De reden waarom het accentsysteem van ‘Flurnamen’ nog dichter staat bij het appellativisch accentpatroon dan dat van straatnamen lijkt voor de hand te liggen. Straatnamen zijn meestal onmiddellijk van bij hun ontstaan als EN gemarkeerd; FlN daarentegen kunnen tientallen jaren een appellativisch vóórstadium doorlopen vooraleer ze de status van EN bereikt hebben en vaak zullen extra-linguïstische criteria moeten duidelijk maken of die status wel bereikt is (bv. unireferentialiteit en behoud van de naam na wijziging in de referent). In al die jaren geraakt de appellativische accentuering zodanig gefixeerd dat ze bewaard blijft wanneer het propriaal stadium bereikt is. Daarmee is ook het finale accent van -hof verklaard: het gaat hier niet om tot EN gegroeide appellatieven, maar om ‘propria ab ovo’ en het accent markeert ze als zodanig (een 'torenhof < > het Toren'hof). De ‘bezits-composita’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben, als gelexicaliseerde morfologische frases, finaal accent. Een extra verklaring voor hun finaal accent, kan zijn dat de eigenaar doorgaans ook nog andere soorten terrein bezit (bv. te Overpelt: Kremers 'Broek, Kremers 'Wijer, Lanen 'Eusel, Lanen 'Hof, Lanen 'Veld, Lanen 'Land, Lanen 'Look, Molemans 1976). Initiaal accent zou ze bovendien ten onrechte onderbrengen in de reeks tarweveld, haverveld, raapveld, etc., m.a.w. sorterend werken. Steekproeven wijzen uit dat ook elders fundamenteel dezelfde regels van toepassing zijn. Zo blijkt bij Billiet (1955), die alleen het accent vermeldt waar dat afwijkt van de gangbare accentuatietendens of waar twijfel bestaat, dat vrijwel overal het normaal te verwachten appellativisch accent geldt (bv. 'Boskouter, 'Galgendries, Stenen 'Brug). Het aantal uitzonderingen is gering en een aantal namen (waarbij Billiet het ‘afwijkend’ accent vermeldt) vallen binnen de regels of zullen binnen het lokale onomasticon hun verklaring moeten vindenGa naar voetnoot(56). Te Overpelt illustreert de grote verzameling van nog in de volksmond bekende namen eveneens de normale toestand: 'Bosbeemd, 'Bovenbroek, 'Bremberg, 'Kraaienbos, 'Leemskuil tegenover Achterste 'Heide, Grote 'Beemd, Groot 'Veld, etc. Opvallend groot is er het aantal namen van het type PN (genit.) + terreinwoord: Jokkes 'Veld, Koks 'Akker, Balis'broek, Bergmans 'Look, Broeks'bos, Jannekes 'Land, Paggers 'Beemd, Poelmans 'Wijer, Rikkaarts 'Vurrit, Van Linnekes 'Weide, Keunen 'Eusel, etc.Ga naar voetnoot(57). Concluderend kan men stellen dat veldnamen in ruime zin over het algemeen de ‘gewone’ accentregels volgen. Afwijkingen zijn veeleer uitzonderlijk en zullen ws. binnen het lokale onomasticon een verklaring kunnen krijgen van wie dat onomasticon grondig heeft bestudeerdGa naar voetnoot(58). Nader onderzoek van gebieden waar nog veel ‘Flurnamen’ leven in de volksmond lijkt evenwel gewenst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Accent in zuidnederlandse NZ-namen5.1. ProbleemstellingIn de inleiding werd aangestipt dat het accent een belangrijke rol heeft gespeeld in het vervormingsproces van toponiemen. Logischerwijs bestaat daarbij een correlatie tussen enerzijds de oudheid en de gebruiksfrequentie van de toponiemen en anderzijds hun graad van vervorming, wat mede verklaart waarom (oudere) NZ-namen grosso modo minder doorzichtig zijn dan (jongere) veldnamen en (meestal nog jongere) straatnamen. In het algemeen kan men zo bij NZ-namen een neiging tot (soms verregaande) verkorting waarnemenGa naar voetnoot(59). Men kan zich daarom de vraag stellen of het wel zin heeft naar een beregeling van de accentuering in NZ-namen te zoeken vanuit zuiver synchronisch standpuntGa naar voetnoot(60). Een antwoord op die vraag kan slechts gevonden worden door het te proberen... Bij een zuiver synchronisch-fonologische benadering waarbij men de EN als een synchronisch simplex beschouwt (Leys 1965: 56), stuit men al vlug op moeilijkheden. Morfologisch kan men nl. vier categorieën onderscheiden:
Het is overduidelijk dat men bij het zoeken naar een accentberegeling er niet van kan uitgaan dat alle namen in deze 4 categorieën ongelede woorden zijn. Anderzijds kan men niet van een morfologische indeling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertrekken omdat men daarvoor de diachronie nodig heeft en zelfs dan de categorisering niet altijd zonder meer duidelijk is. In het volgende overzicht zal daarom een ‘gematigd synchronisch’ standpunt ingenomen worden: vertrekkend van de synchronische fonologische (syllabische) structuur wordt het accentpatroon vergeleken met dat van equivalente appellatieven en geïnterpreteerd tegen de achtergrond van de morfologie en diachronie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. Het CorpusDe lijst van gemeenten (vóór de fusie) levert in Zuidnederland ruim 1100 NZ-namen op van ‘Vlaamse’ origine. Ze zijn zelden lang: 79% bestaat uit maximaal 3 syllaben; van de 4-syllabige (15%) zijn er bovendien zowat 25% koppelnamen of secundaire onderscheidende benamingen (bv. Grote/Kleine Spouwen, Strombeek-Bever), bij de meer dan 4-syllabige zijn dat er ruim 70% (Bachte-Maria-Leerne etc.). Bij het overgrote deel van de namen (86%) ligt het hoofdaccent op de eerste syllabe en wanneer men de koppelnamen en dgl. buiten beschouwing laat, dan is dat zelfs bij ruim 95% het gevalGa naar voetnoot(62). Wegens hun speciale status zal deze laatste groep namen, die het gros uitmaken van de multi-syllabische, eerst kort behandeld worden. Het heeft immers weinig zin ze volgens aantal lettergrepen te ordenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.1. Koppelnamen, distinctieve namen en frasale namenMen kan bij deze namen (ruim 11% van de namenvoorraad) verschillende types onderscheiden, maar zij hebben alle gemeen dat het accent op het laatste element ligtGa naar voetnoot(63).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.2. Monosyllabische namen (synchronisch)Deze namen dragen uiteraard steeds (68 op 68) het accent. Een aantal bestaat uit monomorfematische veldnaam (Donk, Lo) of werd gevormd met een suffix (Elst, Heist); andere ontstonden door syncope (Bree < Brida, Bride) of verlies van een eindsyllabe (Lier < Lyera); nog andere zijn duister of ontstonden uit bv. Gallo-romeinse namen (Gooik < Gaugiaco). Slechts in enkele gevallen lijkt een compositum aan de basis te liggen, dat dan initiaal accent moet hebben gehad: Baal < Barlo, Dworp < Tornepe, Mol < Molle. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.3. Dissyllabische namen (synchronisch)Het accent is vrijwel steeds initiaal (cfr. infra). De namen gaan voor de overgrote meerderheid terug op (echte) samenstellingen (Baaigem < Badingaheem, Bevel < Beverle < Beverlo), d.w.z. alle namen voor zover ze niet teruggaan op een tweesyllabig appellatief (Hove, Kaster, Voorde) of suffigale afleidingen zijn (Heestert, Kumtich, Vurste). Van de 376 namen zijn er 258 met een schwa of reductievocaalGa naar voetnoot(64) in de tweede syllabe, zodat het accent normaal op de eerste syllabe ligt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bv. Aalter, Achel, Asse, Balen, Beernem, Blanden, Deurle; Wervik, Kontich, Kelmis, Kerkom. De overgrote meerderheid van de overige namen zijn voor de gewone taalgebruiker nog doorzichtig als composita of worden althans spontaan als samenstellingen (103 namen) of afleidingen (7 namen) beschouwd, wat ze diachronisch ook zijnGa naar voetnoot(65). Initiaal accent is bijgevolg ook hier normaal, bv. Bierbeek, Blaasveld, Breendonk, Duisburg, Hallaar, Houthulst, Kalmthout, Kieldrecht, Koolskamp, Leefdaal, Melsbroek, Merksplas, Neerpelt, Nieuwpoort, Opwijk, Ploegsteert, Ransberg; Deerlijk, Houwaart, Kortrijk, Waarloos. Langdorp heeft initiaal accent zoals dat ook bij dgl. appellatieven mogelijk is (bv. hoogmis). De namen op lange vocaal of diftong hebben eveneens, zoals enigszins te verwachten, initiaal accent: Afsnee, Peutie, Retie, SinaaiGa naar voetnoot(66). De enige uitzonderingen met finaal accent zijn Brasschaat, Kallo, Moeskroen en PerwijsGa naar voetnoot(67). Het is het accent dat men normaliter bij appellatieven met gelijkaardige fonologische structuur zou verwachten (bv. eindsyllabe met lange vocaal + cons. draagt accent, NEYT 1982: 541) en dus niet ongewoon indien men de namen als simplicia beschouwt, maar het accent wordt ook verklaard vanuit de diachronie. Perwijs en Moeskroen ontlenen hun accent aan het Frans of Latijn: 1172 Paruisia = mnl. paervijs < fr. parevis < lat. paradisus ‘voorportaal van een kerk, kerkplein’ (TW 792; De Vries 1961: 186), 1060 Moscheron, dim. van Mosser (TW 720). Brasschaat is geen samenstelling maar een morfologische frase (Brechtse gate, wegbenaming) en heeft dus normaal finaal accent (w-s, zie straatnamen, bv. Brechtsebaan)Ga naar voetnoot(68). Kallo zal veeleer een morfologische frase zijn (‘het kale lo’), met normaal w-s accent, dan dat het ontstond uit Chanelaus; in het laatste geval zou het als compositum overigens initiaal accent hebbenGa naar voetnoot(69). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.4. Trisyllabische namen (synchronisch)Ook hier is het accent vrijwel uitsluitend initiaal en zijn vrijwel alle namen diachronisch composita. Van de 380 namen zijn er 305 die in de laatste syllabe een reductievocaal hebben, wat finaal accent reeds uitsluit. Voor een nadere beregeling van het accent dient echter de morfologie ter hulp geroepen. Een groot aantal namen (210) wordt door de gewone taalgebruiker spontaan als compositum herkend of geïnterpreteerd, zodat het initiale accent er normaal isGa naar voetnoot(65). Het gaat om namen met als tweede lid -beke, -broek, -veld, -berg, etc., bv. Aalbeke, Arendonk, Beverlo, Buggenhout, Everberg, Geluveld (1ste lid beeknaam Geluwe), Haasrode, Hofstade, Houtvenne, Klemskerke, Morkhoven, Noorderwijk, Remersdaal, Rotselaar, Verrebroek, Watervliet, Zandvoorde, Zwijnaarde. Van de overige 174 namen zijn er 149 die reductievocaal hebben in zowel de 2de als de 3de syllabe, zodat ook daar alleen initiaal accent mogelijk is. Bv. Beveren, Bredene, Ekeren, Essene, Gavere, Helchteren, Herdersem, Hingene, Hoevenen, Izegem, Lokeren, Mechelen, Runkelen, Stekene, Tongeren, Vlimmeren, Zepperen; Beringen, Buizingen, Hemiksem, Huizingen, Kuringen, Kessenich. Vanuit synchronisch standpunt valt op de rest van de namen (beschouwd als simplicia) met initiale klemtoon geen peil te trekken. Bv. dat de klemtoon vrijwel steeds onmiddellijk vóór de schwa zou liggen (zie TROMMELEN 1989: 142), gaat hier niet op: Bogaarden, Eynatten, Hoboken, Lanaken, Ninove, Widooie (wel in Gelinden, Hendrieken, Parike). Alleen uit de diachronie zal een motivering voor het accent (bv. samenstelling) moeten blijken bij deze en de overige namen: Dottenijs, Elewijt, Herentals, Kwaremont, Nazareth, RijmenamGa naar voetnoot(70). Namen met PN in de genitief + subst. en adj. + subst. hebben, hoewel ze gelexicaliseerde morfologische frases zijn, vaak initiaal accent, zoals bij appellativische equivalenten, wat, zoals bij deze laatste, bij de namen met adj. als eerste lid verklaard wordt door betekenisisolering of oppositieaccent (vgl. 'hoogmis, 'Langestraat c.s.): Beervelde, Drogenbos, Gelrode (< germ. halu ‘afhellend’, 1214 Helrode, TW 393), Hoboken, Hoogstraten, Kortemark, Langemark, Nieuwkerke, Ninove (‘nieuwenhove’), Oostakker, Oudenburg; Handzame (< Handas hamma, TW 445), Remersdaal, Snaaskerke, Wilskerke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet-initiaal accent hebben, tenslotte, alleen Borgerhout, Diksmuide, Ingooigem, Kapellen, Pervijze, Pulderbos (voor Oostende cfr. supra). Als synchronische simplicia volgen ze de accentregel van appellatieven (accent op de laatst beklemtoonbare syllabe, De Schutter 1985: 156), maar zij nemen daardoor een uitzonderingspositie in tegenover bovengenoemde namen als Hoboken, Lanaken, Ninove, etc., een positie die vanuit de diachronie moet verklaard worden. Kapellen is geen probleem: het bewaarde als simplex het appellativisch accent. Pervijze ontleent zijn accent aan het Frans (cfr. supra). Ingooigem (12de eeuw Ingoudenghem < Ingwiwaldinga haim, TW 535) bewaarde misschien het accent van de PN (cfr. infra); of trad verschuiving op bij samenstelling of later, bv. ter vermijding van een oppositieaccent (< > *Uitgooigem)? Diksmuide (1089 Dicasmutha) heeft als morfologische frase w-s accent, evenals Pulderbos (adj. bij NZ-naam Pulle + appell.). Borgerhout, tenslotte, moet ook een morfologische frase zijn. Alle andere namen op -hout hebben initiaal accent en zijn echte samenstellingen: Boechout, Boekhout, Boekhoute, Buggenhout, Eindhout, Herenthout, Kalmthout, Kampenhout, Linkhout(?), Loenhout(?), Meerhout, Minderhout(?), Torhout(?), TurnhoutGa naar voetnoot(71). Borgerhout zal m.a.w. geen ‘burgerbos’ zijn of ‘berkenbos’ (TW 165) maar het bos van de Borg, zoals Roelandts (1946) het ook verklaarde (afleiding op -er van borg). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.5. Quadrisyllabische en langere namen (synchronisch)Van de 128 quadrisyllabische namen hebben de overgrote meerderheid weer initiaal accent. De meeste (108) zijn ook direct als composita herkenbaar, bv. Attenrode, Bassevelde, Destelbergen, Harelbeke, Mariekerke, Massenhoven, Passendale, Ruddervoorde. Begrijpelijk initiaal accent is er ook bij de 15 namen met overwegend zwakke syllaben, bv. Alveringem, Elverdinge, Goeferdinge, Poperinge. Morfologische frases vertonen weer vaak initiaal accent: Blankenberge, Grotenberge, Nieuwenrode, Nieuwerkerken, Nieuwkapelle; Bommershoven, Geraardsbergen, Lombardsijde, Ramskapelle, Romershoven (vgl. 5.2.4.). Een verklaring vragen de namen met niet-initiaal accent: Begijnendijk, Erembodegem, Godveerdegem, Hemelveerdegem, Leopoldsburg, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scherpenheuvel, Tessenderlo, Woubrechtegem. Leopoldsburg heeft het normale samenstellingsaccent (vgl. Leopoldstraat); Scherpenheuvel heeft het normale w-s accent als morfologische frase; Tessenderlo (Tehswandra + lauha, TW 956) heeft het gewone samenstellingsaccent en bewaard accent in eerste lid. Het accent in Begijnendijk kan worden verklaard door betekenisisolering van -dijk bij proprialisering (cfr. supra Zeedijk). Erembodegem (1146 Erembaldegem < Arinbaldinga haim, TW 325), Godveerdegem (1176 Gotferthengem < Gudafriþinga haim, TW 411), Hemelveerdegem (1015 Hermefredegim < Irminafriþinga haim, TW 473) en Woubrechtegem (< Waldaberhtinga haim, TW 1091) zijn te vergelijken met Ingooigem en schijnen erop te wijzen dat bij -inga-afleidingen van tweeledige PN (Erenbold, Ermenfrid, Gudafriþ, Ingwiwald, Waldaberht) het accent naar het tweede lid van de PN verschuift. De namen met 5 of meer syllaben blijken zich niet altijd aan de regels te houden. D.w.z. genit. PN + appell. of adj. + appell. zouden w-s patroon moeten hebben, de andere s-w. Dit klopt voor 'Gijverinkhove, 'Mariakerke, Mannekens'vere (1171 Manekini oueruara < Mannikinas ufarfari, TW 658) en Oudeka'pelle, maar niet voor 'Avekapelle (< Avenkapelle ‘kapel van Ava’, TW 85), 'Engelmanshoven (929 Engilmundeshouon, TW 319), 'Eggewaartskapelle (1111 Eggafridi capella), Schuiferskapelle en Stuivekenskerke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3. EvaluatieUit bovenstaand overzicht is gebleken dat een poging tot een min of meer sluitende accentberegeling van NZ-namen uitgaande van de synchronische fonische vorm, waarbij alle namen als simplicia worden beschouwd, tot mislukken gedoemd is. Uitgaan van de morfologie is slechts ten dele mogelijk, daar nog te veel namen een onzekere etymologie hebben. Wanneer men een pragmatisch standpunt inneemt en de namen indeelt in ‘van-uitzicht-monolexemische’, ‘van-uitzicht-composita’ en ‘van-uitzicht-frasale’, dan blijken er weinig verschillen te zijn tussen de accentpatronen van deze namen en die van hun appellativische equivalenten. De namen met monolexemisch uitzicht hebben het accent van appellatieven met gelijkaardige fonologische structuur. De ‘van-uitzicht-composita’ hebben initiaal accent zoals appellativische samenstellingen. De van-uitzicht-frasale hebben, net zoals frasale appellatieven ('hoogmis, hoog'water), nu eens het frasale accent, dan weer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet. Het niet-frasale accent is daarbij veeleer de regel dan de uitzondering: namen met PN als eerste lid, genitivisch of niet, blijken steeds initiaal accent te hebben (uitzondering is Mannekens'vere, tenzij het hier gaat om een naam met distinctieve uitbreiding?; voor accentverschuiving in Ingooigem c.s., cfr. supra); namen met adj. als eerste lid hebben eveneens meestal initiaal accent (Hoboken, Kortemark < > Brasschaat). Dit alles leidt tot de trieste conclusie dat het accent niet kan gehanteerd worden als een onfeilbaar criterium ter onderscheiding van samenstellingen en morfologische frases of om bv. het eerste lid van een NZ-naam als adj., PN of subst. te onderscheidenGa naar voetnoot(72). De regel werkt dus maar in één richting: gelede NZ-namen met accent op het tweede lid zullen oorspr. morfologische frases zijn, maar uit initiaal accent kunnen geen specifieke gevolgtrekkingen gemaakt worden m.b.t. de morfologische structuur van de naam. Verklaringen post factum kunnen natuurlijk voor het accent van alle individuele namen wel gegeven worden: sommige namen zijn etymologisch misschien verkeerd geïnterpreteerd (bevat Beervelde wel adj. baar, bar?), bij sommige namen met adj. gaat het om een oppositieaccent (Kortemark, Langemark) en bij de meeste dgl. namen is het initiaal accent te danken aan proprialisering (Grotenberge is geen grote berg meer)Ga naar voetnoot(73). Een naam als Scherpen'heuvel wijst erop dat hier misschien ook een chronologische factor in het spel is. Evenzo blijkt het finaal accent in namen met genit. PN + appell. typisch voor jongere namen (Flurnamen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Algemeen besluitUit wat voorafgaat, kunnen enkele bescheiden conclusies getrokken worden. Vooreerst is duidelijk dat toponiemen (althans Zuidnederlandse) over het algemeen minder accentuele grilligheid vertonen dan vaak wordt aangenomen. Bovendien is gebleken dat het accentueringssysteem slechts op enkele punten afwijkt van het ‘normale’ accent- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
systeem bij appellatieven. Zo vertonen straatnamen slechts geringe anomalieën, die evenwel opgelost worden vanuit de markering als EN. Ook ‘Flurnamen’ geven weinig afwijkingen van het appellativisch systeem te zien en als die er zijn dan is er wel een duidelijk aanwijsbare reden binnen het lokale onomasticon. Zelfs het accent bij NZ-namen blijkt in wezen verklaarbaar vanuit het voor-propriale stadium; de namen die ontstonden uit morfologische frases vertonen dezelfde ‘afwijkingen’ als vergelijkbare appellatieven (hoogmis, Hoogstraten), maar om aanwijsbare en begrijpelijke redenen (proprialisering, vermijden van foute sortering). Voor het door Kaufmann uitgedrukte enthousiasme m.b.t. het gebruik van accentkennis bij het etymologiseren van namen kan echter helaas weinig motivering gevonden worden. Daar onze NZ-namen vrijwel steeds initiaal accent hebben, wat ook de aard is van de samenstellende delen (subst. + appell., adj. + appell., PN + appell.), kan het accent weinig licht werpen op de morfologische structuur. In een aantal gevallen kan een (afwijkende) accentuering wel steun verlenen aan een bepaalde etymologie of voor de onderzoeker een vingerwijzing zijn naar een juiste etymologie.
Brasschaat 1990 Ward Van Osta | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aangehaalde literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|