Naamkunde. Jaargang 23
(1991)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geografie van de voor- en toenaampatronen in de Vlaamse dialekten0. In de verschillende antroponymische systemen in de ons bekende wereld kunnen we allerlei soorten naampatronen waarnemen: eenledige, tweeledige, drieledige en zelfs meer. Bovendien kan in deze patronen de volgorde van de elementen aanzienlijk verschillen. In dit stuk zullen we ons koncentreren op de tweeledige patronen zoals die voorkomen in de Vlaamse dialekten van de twintigste eeuw. De aandacht zal vooral gaan naar de geografische distributie en de historische ontwikkeling van die patronen. Eerst dienen echter enkele teoretische punten te worden aangestiptGa naar voetnoot(*).
1. Zoals bekend is het meest verspreide hedendaagse Europese antroponymische patroon de kombinatie van voornaam (VN) + toenaam (TN), in deze volgorde. Voor een degelijke analyse van de struktuur en de interne volgorde in deze patronen, lijkt het nuttig om vooraf even te kijken naar de rest van de taalstruktuur en dan te zien wat specifiek onomastisch is, en tenslotte te zoeken naar mogelijke buitentalige of buiten-onomastische faktoren die het onomastisch systeem zouden kunnen beïnvloeden. Een eerste vraag is of er een verband bestaat tussen het tweeledige persoonsnaampatroon en andere talige patronen. Er wordt wel eens aangenomen dat dit binaire patroon overeenstemt met andere talige verbindingen van het type hoofd + dependens (kern + bepaling), waarbij de VN wordt beschouwd als het hoofd en de TN als het dependens, meestal op intuïtieve gronden. Deze intuïtie lijkt echter korrekt. Laten we enkele kriteria nagaan. Het eerste is konstantheid van kategorie. Deze test zegt dat het hoofd van een woordgroep moet behoren tot dezelfde kategorie als de hele groep. Zo wordt bv. in een groep bestaande uit adjektief + nomen (zoals leuke mensen) het nomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het hoofd genoemd omdat de hele groep niet een adjektivisch maar een nominaal karakter draagt. Wanneer we dit kriterium toepassen op het patroon VN + TN, kunnen we stellen dat de VN het hoofd is en de TN het dependens. Net als de hele kombinatie immers verwijst de VN naar een individu; niet echter de TN, hoewel in de standaardtaal een TN een dubbele funktie vervult: in kombinatie met een VN verwijst hij naar een familie; op zichzelf gebruikt (bv. als onderwerp) refereert hij aan een individu. Anderzijds is het zo dat in vele dialekten van het Nederlands een TN (o.m. een familienaam = FN) niet op zichzelf als individuele naam kan fungeren. Dit verschijnsel raakt het tweede kriterium: weglaatbaarheid. Normaal kan het hoofd van een verbinding niet weggelaten worden, in tegenstelling met het dependens. Het lijkt duidelijk dat de VN in Nederlandse of andere naamsystemen niet altijd weg kan vallen, maar dat dit met de TN systematisch mogelijk is. Opnieuw besluiten we dan dat de VN het hoofd van de kombinatie is. Een derde kriterium betreft het gebruik van vraagwoorden. In de regel kan het dependens, maar niet het hoofd, vervangen worden door een vraagwoord (althans wanneer we echo-vragen niet in aanmerking nemen). Zo kan ik bv. zeggen wat voor mensen?, als ik vraag naar het soort mensen, maar niet * leuke wie? Zo ook kan bij het naampatroon in kwestie alleen de TN door een vraagwoord vervangen worden. Deze is immers de bepaling; dus vragen we Jan wie? en krijgen allicht het antwoord Jan Peeters of Jan Claes, maar we vragen niet * Peeters wie? of * Claes wie? Te noteren valt dat deze mogelijkheid van vraagstelling niet afhangt van de volgorde van VN en TN (FN). Immers, zowel Wie Jan? als Jan wie? zijn korrekt. Weer bij de volgordekwestie beland, kunnen we thans de vraag stellen of er enige korrelatie bestaat tussen de relatie hoofd - dependens en mogelijke volgordes. In de meeste taalsystemen is er een grotere of kleinere korrelatie (cf. Van Langendonck & Hudson 1985). Heel wat talen worden geacht een basisvolgorde te vertonen in de zin dat in de meeste konstrukties ofwel het hoofd het dependens voorafgaat ofwel het dependens het hoofd. Zo treft men bv. in het Wels een basisvolgorde hoofd-voor-dependens aan, terwijl bv. het Japans een duidelijke dependens-voor-hoofd-schikking vertoont. De vraag doet zich nu voor of er enig verband bestaat tussen de basisvolgorde en de ordening binnen het naampatroon VN + TN. De term ‘basisvolgorde’ suggereert dat een taal afwijkingen kan toestaan van deze ordening. Toch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt in zekere mate de tendens waargenomen dat het naampatroon het basispatroon volgt. Zo gaat bv. in de dependens-voor-hoofd-talen Japans en Hongaars de FN aan de VN vooraf. Niettemin treffen we in de grote meerderheid van de talen de FN achter de VN aan, althans in normale gesproken of geschreven taal. Men zou dan kunnen denken dat de meerderheid van de talen hoofd-voor-dependens als basisvolgorde heeft. Dit is echter allerminst het geval. We dienen dus naar andere interveniërende faktoren uit te kijken. Deze kunnen van uiteenlopende aard zijn: onomastisch, historisch, buitentalig of buiten-onomastisch. Een zuiver onomastische faktor zou kunnen zijn dat noch het hoofd noch het dependens in een naampatroon enige deskriptieve betekenis dragen. Bijgevolg kan het modificeren door een FN niet van een deskriptieve aard zijn, dus ook niet zo sterk zijn, zodanig dat de volgorde van de elementen gemakkelijker door andere faktoren bepaald kan worden. Een belangrijke faktor is van historisch-onomastische aard. Zoals welbekend is het oude Europese éénnaamsysteem vanaf de middeleeuwen geleidelijk aan vervangen door een twee- of zelfs drieledig patroon, althans voorzover dat uit geschreven bronnen kan worden afgeleid. Aanvankelijk vond deze expansie plaats door lossere, beschrijvende elementen aan de individuele naam toe te voegen. Een wezenlijk punt is dat deze elementen van een zodanige vorm waren dat ze niet of moeilijk voor de VN geplaatst konden worden: apposities ingeleid door filius, alias, dictus, cognomine, cognomento, enz., eenvoudige juxtapositie, voorzetselkonstrukties, relatieve zinnen. Enkele voorbeelden uit het Nederlandse en het Franse taalgebied:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de loop der tijden werden de apposities geleidelijkaan vaste TN en tenslotte FN. Tussengevoegde bestanddelen zoals filius, dictus, alias, net als voorzetsels en funktiewoorden uit relatieve zinnen, werden uiteindelijk meestal weggelaten. Zo gebeurde het dat de TN of FN in de regel achter de VN bleef staan. Nochtans zou in talen als het Nederlands en het Duits, die de basisvolgorde dependens-voor-hoofd vertonen, vooraanplaatsing van de TN of FN plausibel of mogelijk moeten zijn, in tegenstelling met het Frans, dat als basisvolgorde hoofd-voor-dependens heeft. In dit verband kan men beter de bewering verstaan dat het Frans, evenals het middeleeuwse Latijn, de Germaanse naamgevingssystemen beïnvloed hebben. Daarop kunnen we hier verder niet ingaan.
2. We zullen onze aandacht nu toespitsen op de ontwikkeling van het Nederlandse antroponymische systeem, met name op de evolutie ervan in de Vlaamse dialekten. Op het eerste gezicht lijkt de situatie niet te verschillen van bv. die in het Franse taalgebied. De ontwikkeling van het antroponymische systeem volgt grosso modo het algemene Europese patroon, dat teruggaat op het middeleeuwse Latijnse model, en uiteindelijk geleid heeft tot het wijdverbreide standaardpatroon VN + TN (FN), hoewel de Nederlandse basisvolgorde dependens-voor-hoofd is (vgl. bv. samenstellingen: bezem-steel < wat voor steel?, appel-taart < wat voor taart?). We moeten echter onderscheiden tussen naamsystemen in administratieve dokumenten of andere geschreven bronnen aan de ene kant, en naamsystemen in de gesproken taal, de volkstaal of de dialekten aan de andere kant. Gesproken taal kan zich ontwikkelen op een vrijere, kreatievere manier, niet gehinderd door de noden en beperkingen van de administratieve taal, die overigens van bij de aanvang door Latijnse bronnen is beïnvloed. Uiteraard weten we vrij weinig over volkse naamsystemen in de middeleeuwen of zelfs in latere tijden tot aan de twintigste eeuw. Niettemin treffen we vanaf de achttiende eeuw in sommige dokumenten een merkwaardige ontwikkeling aan. Vanaf dat moment vinden we beide patronen: zowel TN + VN als VN + TN. Zo vermeldt Mennen (1987: 249) als TN + VN-patroon voor Lommel: Esel Jan (1719), Moesel Sus (1788). Het blijven voorlopig evenwel geïsoleerde voorbeelden; meer onderzoek is noodzakelijk om een redelijk overzicht op te leveren. Natuurlijk is de situatie m.b.t. de twintigste eeuw geheel verschillend. In de tweede helft van deze eeuw is er over de Vlaamse dialekten heel wat naammateriaal verzameld, inz. aan het Instituut voor Naamkunde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de Universiteit Leuven. Hoewel we daarmee reeds een redelijk kaartbeeld bekwamen, reflekteerde dit kaartje nog te zeer de geografie van de rekrutering van de Leuvense studenten. Daarom hebben we bijkomend een beroep gedaan op de (schaarse) gegevens uit de naamkundige literatuur en op mondelinge data van een aantal informanten. Zodoende werd het kaartbeeld enigszins vervolledigd. De dragers van al deze bijeengegaarde persoonsnamen, zowel vrouwen als mannen, zijn in deze eeuw geboren. Om deze naampatronen behoorlijk te klassificeren zijn vooraf een aantal terminologische opmerkingen te maken. Persoonsnamen (PN) worden onderverdeeld in individuele namen en kollektiefnamen (KN); de eerste verwijzen naar individuele personen, de laatste naar groepen, in de regel families. Individuele namen worden verder onderverdeeld in voornamen (VN) en bijnamen (BN). De term BN wordt hier gebruikt voor een individuele naam die geen VN is of tenminste niet als zodanig fungeert (zie ook Van Langendonck 1979). Een toenaam (TN) is dan ofwel een BN ofwel een kollektiefnaam (KN) die een individuele naam modificeert, waardoor een nieuw, tweeledig antroponiem gevormd wordt. De TN wordt ofwel voor ofwel achter de individuele naam (VN of BN) geplaatst. Gewapend met dit terminologisch apparaat kunnen we nu het volgende overzicht van patronen geven die in het twintigste-eeuwse Vlaanderen voorkomen. In dit overzicht wordt nog geen rekening gehouden met geografische of historische aspekten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Taxonomie van persoonsnaampatronen in de Vlaamse dialekten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Geografische distributie van PN-patronen in de Vlaamse dialekten. Vooraf dienen we enkele opmerkingen te maken. Naampatronen die overal voorkomen, zijn niet op de kaart aangebracht. Dat betreft in de eerste plaats het eenledige naampatroon: VN of BN alleen; vervolgens de konstrukties ‘titel + PN’ (Meester André) en ‘adjektief + individuele naam’ (Dikke Marie, den dikke Perdieus). Het patroon BN + KN komt wel overal voor, maar is op de meeste plaatsen niet zo erg frekwent. Waar het wel sterk vertegenwoordigd is, nl. in het Westen, is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het wel opgenomen. Het patroon KN + BN is heel zeldzaam: het treedt op in het gebied met het patroon KN + VN en is dan ook niet op de kaart vermeld. De deskriptieve konstrukties die op weg zijn PN te worden, zijn overal aangetroffen en zijn dus uit het kaartbeeld weggelaten. Op de kaart gaat het dan ook in de eerste plaats om de volgorde van VN + TN. De symbolen moeten als volgt begrepen worden. Een cirkeltje betekent dat de VN de TN voorafgaat. De omgekeerde schikking wordt aangegeven door een driehoekje. Een aantal bijkomende varianten worden eveneens aangegeven. Een horizontaal streepje dat de twee soorten tekens doorkruist, beperkt de TN tot het BN-type. Een cirkeltje met een vertikaal streepje wordt gereserveerd voor patronen met het funktiewoord van (afgeleid van het homofone voorzetsel). Een driehoekje met een vertikaal streepje beperkt de TN tot het KN-type. Een driehoekje in stippellijnen geeft aan dat er slechts een enkel voorbeeld van TN + VN geattesteerd is. Een streepje onder een driehoekje symbolizeert de moderne genitiefkonstruktie (Mulder z'n Jef). Het patroon BN + KN wordt aangegeven met een eenvoudige vertikale streep. Tenslotte dient vermeld dat soms een cirkeltje naast een driehoekje of een vertikale streep voorkomt omdat beide types geattesteerd zijn. Het tekentje dat daarbij voorafgaat, geeft het meest frekwente type aan. Wat nu de geografische distributie zelf aangaat, zien we dat in noordwestelijk Vlaanderen, van de Noordzee tot Antwerpen en zelfs Turnhout, de volgorde TN + VN niet (of niet meer?) voorkomt. We treffen dan ook de omgekeerde schikking aan, op een paar uitzonderingen na, waar de oude of moderne genitief nog optreedt (te Kortrijk, te Kleite, bv. Seleke z'n Peet). Overigens is het patroon BN + KN (Veste Smet) hier vrij verspreid; die verspreiding neemt toe naarmate men westwaarts gaat. In het midden nemen we dan die merkwaardige strook waar, een corridor die overgaat in een trechter en zo uitmondt in een groter gebied in het oosten, dat uitloopt op de Duitse grens. In dit centrale en oostelijke gebied zijn de twee volgordes in kompetitie. Op de meeste plaatsen overheerst reeds het type VN + TN, maar de omgekeerde volgorde is echt (nog) niet ongewoon. Rond Aalst (in de Denderstreek) is de schikking KN + VN zelfs nog dominant. Hier vinden we oude en nieuwe genitieven; de laatste worden gevormd door tussenvoeging van het bezittelijk voornaamwoord en zijn in tenminste twee plaatsen (aangeduid door een streepje onder het driehoekje) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geattesteerd. In het oosten, Limburg dus, is er een gelijkaardige kompetitie aan de gang tussen cirkeltjes en driehoekjes. De cirkeltjes (VN + TN) nemen snel de bovenhand, inz. bij de jeugd, behalve misschien in Zuid-Limburg. De gegevens zijn hier evenwel schaars. De overgang van het oude naar het nieuwe patroon kan men soms in eenzelfde familie of zelfs bij eenzelfde persoon meemaken; vgl. de filiatie: Lere-s-Peer (grootvader) > Peerke Leer (vader) > Louis van Leren (zoon); Hutmie wordt later Mie Hut genoemd (Mennen 1987: 254). Voorzover in Limburg TN + VN nog optreedt, is de TN meestal een BN, dus veel minder een KN, in tegenstelling tot de Denderstreek, waar nog vooral KN + VN opgeld doet, maar overigens VN + BN dominant is. De volgorde VN + TN vinden we in Limburg in twee vormen: in de vorm van juxtapositie, bv. Jan Soep, Lies Wit, maar eveneens in de vorm van konstrukties met een versteend van (al dan niet gevolgd door het lidwoord), bv. Fons van-den-Apoteker (BN: was zelf apoteker), Germaine van-Lemke (BN: zei vaak ‘lemme’), Thei van-de-Kei (KN= FN ‘Keyers’). Tenslotte nog hebben we in het Zuidbrabantse gebied te maken met een vrij homogene situatie: VN + TN, behalve dat er hier en daar relikten zijn van de omgekeerde volgorde (aangegeven door driehoekjes in stippellijnen). Dat er in deze volgordes een algemene trend waar te nemen is, zal intussen duidelijk geworden zijn. Er lijkt een ouder patroon TN + VN te bestaan dat is of wordt vervangen door een nieuwere juxtapositionele struktuur VN + TN. Met zekerheid geldt deze evolutie voor het oostelijk deel van het onderzochte gebied. Wat het westen aangaat, is deze trend niet zo evident: de vraag is of daar overal een voorstadium TN + VN is voorgekomen. Hier ontbreken de nodige gegevens. In ieder geval zien we het voorstadium nog sterk vertegenwoordigd in de merkwaardige middenstrook die uitmondt in het Limburgse gebied. Het is ook mogelijk dat de patronen met een moderne genitief in de Denderstreek eerder recent zijn, en dan zou de volgorde TN + VN niet noodzakelijk in alle gevallen als oud bestempeld moeten worden. Het ziet er hoedanook wel naar uit dat de smalle middenstrook onder druk van beide kanten tot verdwijnen gedoemd lijkt, ook al houden wel meer merkwaardige dialektale fenomenen in de Denderstreek nog altijd stand (bv. de ontronding). In de Vlaamse dialektologie is de Brabantse expansie trouwens een bekend gegeven. Tenslotte is parachutering vanuit grote steden zoals Brussel, Gent en Antwerpen evenmin uit te sluiten. Dit laatste zou dan veeleer voor het verleden gelden, aangezien volkse TN in de steden een bijna onbekend verschijnsel geworden zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Interne en externe invloeden op de evolutie van de TN-patronen. Een intern-linguïstische faktor die de ontwikkeling van TN + VN naar VN + TN bevorderd heeft, is kennelijk de algemeen Indo-europese ontwikkeling van syntetische naar analytische strukturen. Zoals boven geschetst, lijken de patronen van de vorm TN + VN (behalve de moderne genitief) zich te gedragen als samenstellingen, dus als syntetische formaties, terwijl de VN + TN-konstrukties veeleer als juxtapositionele (appositionele), dus als analytische formaties, fungeren. De laatste strukturen gaan ofwel terug op eenvoudige juxtapositie met of zonder lidwoord ofwel op prepositionele konstrukties met van/uit. Hier zijn drie soorten ontwikkelingen waargenomen. 1) Het voorzetsel valt, eventueel samen met het lidwoord, in de TN weg. Dit is voornamelijk een Brabantse ontwikkeling, bv. Pèèr van Bertem > Peer Bèrtem, Nàre van Jefkes > Nare Jèfkes. Bij deze overgang verspringt het groepsaksent naar het tweede lid. Uit dit proces kunnen we o.m. afleiden dat de zgn. postgenitief Jefkes in feite teruggaat op een oude pregenitief waarvan het tweede lid (de VN) verwijderd werd, dus bv. * Jefkes-Jan. Indien de uitgang -(e)s thans überhaupt nog enige funktie behouden heeft, is het alleen nog het aangeven van het kollektieve karakter van de KN. 2) Het voorzetsel is geïnkorporeerd in de TN als een syllabe. Dit gaat vaak gepaard met apokope van de -n in van, bv. Marie Vaboereke. Dit patroon komt voor in de Antwerpse Kempen. De klemtoon valt hier andermaal op de TN. 3) Het gebruik van de prepositie van (al dan niet plus lidwoord) wordt uitgebreid van KN naar BN. Dit houdt in dat dit morfeem begint te fungeren als indikator van TN-status. Zo bv. was Fons vanden-Apoteker niet de zoon van een apoteker, maar wel de apoteker zelf. Germaine van-Lemke was een vrouw die dikwijls het woord lemme gebruikte. Jaak van-'t-Melkkarke was een melkboer. Dit patroon is typisch voor het Limburgse gebied, maar lang niet uitgesloten in andere streken. Als we terugkijken op de geschiedenis van onze officiële FN, krijgen we de indruk dat dezelfde processen zich voortdurend herhalen: prepositionele en appositionele strukturen verschijnen als expansies van individuele namen en ondergaan vervolgens elisie of inkorporatie van funktiewoorden, zodanig dat echte TN ontstaan. (Vgl. opposities in het FN-onomastikon zoals Van de Putte - Put; Van den Houtte - Van Houtte enz.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tweede reeks faktoren liggen buiten het Nederlandse linguïstische en dialektale systeem. i) Gezien het feit dat in het westelijke en het Brabantse gebied de volgorde TN + VN vervangen is (wordt) door de omgekeerde schikking, zouden we kunnen spekuleren over Franse en Waalse invloed. Immers, deze gebieden grenzen aan Franstalig territorium. Overigens kan er invloed uitgeoefend zijn vanuit grotere steden zoals Brussel, Gent en Antwerpen, waar er een Franssprekende elite is of placht te zijn. We hebben in de dialekten inderdaad dezelfde invloed aan het werk gezien voor het patroon VN + verwantschapsnaam (cf. Boets 1990). Zo bv. werd Jan-oom vervangen door het omgekeerde patroon nonkel Jan, waarbij duidelijk Franse invloed gespeeld heeft: het Nederlandse oom werd vervangen door het bastaardwoord nonkel (< fra. mon-oncle). De omkering van de schikking TN + VN in VN + TN is waarschijnlijk ook in de hand gewerkt door het bestaan van het frekwente patroon titel + PN in het Frans (bv. Monsieur Dupont), het Nederlands (bv. Meneer Peeters) en de dialekten (bv. brab. Madam Voilà, Madam de Pompadour) (Van Langendonck 1979). ii) In dit verband dienen we als tweede externe faktor ook de invloed van de standaardtalen Nederlands en Frans via administratieve kanalen te vermelden. In 1811 dwong de Napoleontische wet de burgers in de Nederlanden om een officiële FN aan hun VN toe te voegen, waarbij uiteraard, naar Frans gebruik, de VN aan de FN moest voorafgaan. Deze wet werd dan nog eens bekrachtigd door Koning Willem in 1825.
6. Om deze resultaten samen te vatten kunnen we stellen dat er in de Vlaamse dialekten van de twintigste eeuw een evolutie heeft plaatsgehad van het PN-patroon TN + VN (voorzover dit aanwezig was) naar het omgekeerde patroon VN + TN. Min of meer sterke weerstand tegen deze verandering vinden we nog steeds in de Denderstreek en in Limburg. Deze ontwikkeling kan verklaard worden door de taalinterne faktor die syntetische tot analytische konstrukties omvormt alsmede door externe faktoren zoals ontlening aan het Romaans en administratieve invloeden. Tot slot wou ik nog wijzen op de cyklische ontwikkeling van naamgevingspatronen, althans wat het bestudeerde gebied betreft. Hoe meer oudere en nieuwere stadia we in de beschouwing betrekken, des te pertinenter wordt dit cyklische karakter van de naamgeving. Voorzover we weten, pasten de Germaanse stammen een eenledig naampatroon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe, ook al zijn die namen meestal tweestammig te noemen (bv. Bernhard). In de middeleeuwen werd dit gaandeweg vervangen door een tweeledig systeem (en zelfs een drieledig in de Hollandse gouden eeuw), waarin VN aan TN voorafgingen, althans wanneer we afgaan op de geschreven bronnen. In latere eeuwen (18e-19e) zien we dan de opkomst van het omgekeerde patroon, dat zich veeleer als een samenstelling aandient. We weten niet precies wanneer het ontstaan is, maar in de 20e-eeuwse dialekten worden we gekonfronteerd met de geleidelijke afbraak van dit syntetisch systeem, dat plaats ruimt voor het analytische patroon VN + TN. Dat laatste waren we al tegengekomen in middeleeuwse geschreven bronnen. Wat hier nog niet aan bod is gekomen, is het meest recente stadium, dat dan weer een terugkeer naar het eenledige systeem inhoudt. Althans in de naamgeving op school, die gekreëerd wordt door jongeren, vinden we nagenoeg uitsluitend eenledige namen, bv. den Bis (uit FN Bisschop), de Slotenmaker (uit FN Vandersloten), enz. Uiteindelijk lijken we hier dus teruggekeerd te zijn naar het oude Germaanse naamgevingssysteem.
KU Leuven W. Van Langendonck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Referenties
|
|