Naamkunde. Jaargang 22
(1990)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Nogmaals LobbestaelEen hele tijd al vroeg ik me af wat de familienaam Lobbestael wel zou kunnen betekenen. Ik zag dan ook verlangend uit naar het artikel dat W. Beele in het vooruitzicht stelde. De bijdrage hieroverGa naar voetnoot(1) heeft me evenwel teleurgesteld. De verklaring ‘lubbestok, lavas’ moet ik jammer genoeg uitsluiten. Er is allereerst een onomastisch-semantisch bezwaar. Ik ken geen enkele familienaam Lubbestock, Liebstöckel, Livèche. Dit negatieve argument weegt natuurlijk niet erg zwaar: je kunt nu eenmaal niet alle familienamen kennen. Maar een bezwaar blijft het m.i. toch. Maar er zijn ook geografische bezwaren. De familienaam Lobbestael is duidelijk een Westvlaamse familienaam. Lobbestael (met zeldzame varianten Lobbestaël en Lobbestal) kwam in 1987 in België 216 maal voor en daarvan in West-Vlaanderen alleen 121 maalGa naar voetnoot(2). Nu is - naast Mnl. levestock uit Middellatijn livisticum en Mnl. livessce en lovessce uit Ofr. livesche, luvescheGa naar voetnoot(3) - lubbestok eigenlijk van oostelijke, Duitse oorsprong. Het is eigenlijk het Middel- en Nieuwnederduitse woord lubbestock, Middelhoogduits lübestecke, Oudhoogduits lubistechal. Lupstokken komt dan ook voor in een Drentsche Volksalmanak uit 1840Ga naar voetnoot(4). Lubbestok is duidelijk een oostelijk woord, dat in West-Vlaanderen volslagen onbekend is, a fortiori was. De Bo kent het dan ook niet. In zijn KruidwoordenboekGa naar voetnoot(5) vertaalt hij ligusticum levisticum door ‘ebbekruid, eppekruid, lavasse’. Zelfs lavasse is in deze betekenis niet-Westvlaams. In zijn IdioticonGa naar voetnoot(6) blijkt lavasse in het Westvlaams slappe koffie, dunne saus, waterachtige wijn te zijn. Slechts in tweede instantie schrijft De Bo: ‘Het woord lavas(se) heeft in de woordenboeken nog eene andere beteekenis, die van 't fr. livèche, d.i. Ebbekruid’. | |
[pagina 184]
| |
Met ‘in de woordenb.’ bedoelt De Bo de algemene taal, wat wij standaardtaal noemen. Ook ebbe- of eppekruid komt trouwens niet in zijn Idioticon voor, wat erop schijnt te wijzen dat hij die woorden niet als typisch Westvlaams aanvoelde. Eppe is nl. een Ndl. woord voor selderie. In elk geval is het oostelijke woord lubbestok ongeschikt om de Westvlaamse familienaam Lobbestael te verklaren. Mijn derde bezwaar is van onomastisch-etymologische aard. In de bewuste bijdrage werd naar de verklaring gezocht van lobbestaal, alsof het om een soortnaam ging. Maar Lobbestael is een familienaam, een eigennaam, die wel op een soortnaam terug kan gaan, maar die kunnen we pas ontdekken nadat we de familienaam in zijn oorspronkelijke vorm blootgelegd hebben. Het komt er dus bij naamverklaring op aan, de ‘dieptestructuur’, d.i. de onderliggende naam te herkennen, de ‘Gestalt’ waar te nemen. Wie eigennamen als soortnamen ontleedt, kan er b.v. toe komen de FN Agsteribbe als ‘achtste rib’ te verklaren, terwijl de onderliggende naam eigenlijk de plaatsnaam Wastrebbe is (Deftinge, O.-Vl.). J. Van Overstraeten verklaarde De Lissnijder/De Lissnyder als ‘snijder van lis, riet’, omdat hij alleen oog had voor de oppervlaktestructuur en daaronder niet de onderliggende, oorspronkelijke naam De Leersnijder ontdekt had. De vraag die we ons dus moeten stellen, is: Welke naam gaat schuil achter Lobbestael? En dat Lobbestael niet de oorspronkelijke naamvorm is, wordt ons al gesuggereerd door de vrij recente vindplaatsen ervan. Er is me in Zuid-Nederland nl. geen Lobbestael van voor de 17de eeuw bekend. Ik laat hier deze vrij jonge voorbeelden volgen: 1631 de Lobestal, 1676 Lobestaes, 1685 Lobstal, 1693 Lobbestal, MechelenGa naar voetnoot(7); 1648 Laurens Lobbestael, 1648 Marin Lobbestael, Roeselare; 1667 Pieter Lobbestael (oIzegem), Roeselare; 1732 Lodewyck Lobbestael (oRoeselare), Torhout; 1732 Joannes Lobbestael, PoperingeGa naar voetnoot(8); 1669-80 Joos Lobbestael, IngelmunsterGa naar voetnoot(9); 1672 Jan Lobbestael en de kranken van MechelenGa naar voetnoot(10); 1700 Anna Lopestael, ArdooieGa naar voetnoot(11); 1793 Joseph Lobbestael, Pieter Lobbestael, RoeselareGa naar voetnoot(12). Het is evident dat een familienaam niet | |
[pagina 185]
| |
zomaar in de 17de eeuw uit de lucht kan komen vallen. Als we de vorm Lobbestael niet voor 1630 aantreffen, ook niet in Noord-Frankrijk, dan moet er een andere naam aan voorafgegaan zijn, een naam waar wel voorbeelden van te vinden zijn. Eigenlijk moet dit probleem door de genealogen opgelost worden. Als zij erin slagen de voorouders van de 17de-eeuwse Lobbestaels te ontdekken, dan weten we ook hoe ze oorspronkelijk heetten. Bij gebrek aan dergelijke genealogische bewijzen kan ik alleen maar een hypothese voorstellen. M.i. is Lobbestael een metathetische vorm van Lospetael, L'Hospital. Onder de bovengenoemde vbb. is er trouwens een met de oorspronkelijke p (nl. 1700 Lopestael) en een ander met het oorspronkelijke Franse voorzetzel de van De l'Hospital (nl. 1631 de Lobestal). Metathesis, ook afstandsmetathesis, komt in familienamen erg vaak voor. Ik noem slechts één voorbeeld, dat me onlangs opviel, nl. Hurbedise voor Hurdebise, Hurtebise. Trouwens, vooral de st- en sp-clusters zijn onderhevig aan metathesis, denk maar aan hesp/heps, wesp/weps en de studentikoze variant ‘spycholoog’ voor psycholoog. De voorwaarde is natuurlijk dat de familienaam (de) L'Hospital ook werkelijk voorkwam. En die voorwaarde is inderdaad vervuld. In AtrechtGa naar voetnoot(13) vinden we er al heel vroeg voorbeelden van: 1210 Johannes de Hospitali; 1332 Wautier de l'Hospital; 1295 Tassart Ospital, 1288 Maroie de l'Ospital. Ook in Hasselt: 1339 Johannes dictus de HospitaliGa naar voetnoot(14). Het zal een familienaam zijn voor iemand die bij het hospitaal of gasthuis woonde of er enig dienst- of beroepsverband mee had. Er is trouwens ook de familienaam Spitaels (uit Mnl. spitael, vgl. D. Spital), die op dezelfde manier te verklaren is. Er zijn bovendien een paar schaarse voorbeelden van l'Hospital in onze streken. In 1676 zijn twee oratorianen, nl. Johannes l'Hospital en Martinus l'Hospital, van Waverse herkomstGa naar voetnoot(15). En in Antwerpen treffen we in 1772 een Joanna l'Hospitael aanGa naar voetnoot(16). Ondanks de Wvl. frequentie van Lobbestael zou Brabant dan toch wel de bakermat van de FN kunnen zijn (Mechelen?), want de FN L'Hopital komt vandaag 12 maal in Vlaams-Brabant voor en ook alleen daar. | |
[pagina 186]
| |
Er is m.i. geen enkel bezwaar om Lobbestael uit Lospetael, L'Hospital te verklaren. Jammer genoeg kan ik deze verklaring niet met genealogische bewijzen of identificaties hardmaken. Ik ben er althans van overtuigd dat dit dé verklaring is en ik hoop dat ik er ook de lezer van heb kunnen overtuigen.
Brugge F. Debrabandere |
|