| |
| |
| |
Beeldrijke veldnamen in Tienen en omgeving
Om een toponiem te lokaliseren mag de vorser zich niet beperken tot het onoordeelkundig overnemen van gedrukte bronnen. Hij moet zelf de originele bronnen aanspreken en dan het bestudeerde grondgebied in kaart brengen. In 1986 (Kempeneers, 1986, 44-54) heb ik uiteengezet, hoe het mogelijk is om, steunend op oude kaarten en figuratieve plans, een ‘historisch kadasterplan’ samen te stellen. Zulk plan geeft ons dan het tracé van de vroegere wegen en waterlopen. Fig. 1 toont de rekonstruktie van Tienen in 1635 binnen de grote omheining. Het is echter ook mogelijk om de precieze perceelsindeling in de 17de eeuw te rekonstrueren (Fig. 2). Aan de hand van deze historische kadasterplans kan men de meeste toponiemen exakt lokaliseren. In deze korte bijdrage bespreek ik enkele beeldrijke veldnamen uit Tienen en omgeving.
| |
1. Het Kistkerkhof
Als eerste voorbeeld lokaliseren we het Kistkerkhof. In 1441 ligt een perceel van de Armentafel aen de leytgract, regenoten den wech die te wolmerseem wert geet oft der kisten kerchof toe daer door gaende (KAB 2312 f. 25 vo). Deze ‘leytgract’ is de thans grotendeels verdwenen Zijp (Fig. 3 en 4), in de volksmond nog het Sepke genoemd. De weg naar Wommersom is het voetpad nr. 32, dat eertijds liep van Wommersom naar (Zout)leeuw. In de Atlas der Buurtwegen heet deze weg Langveldweg, dit is de weg door het Langveld. Bij de fusie in 1977 werd de naam Langveld door verkeerde lezing van de Atlas door een bediende van het stadhuis gegeven aan weg nr. 30, die thans in Hakendover verder loopt als Molenaarsweg.
We ontmoeten de naam Kistkerhof ook in 1636: achter Grimpde op kiste kerckhoff (SG 2043 f. 85 vo). In 1681 is het een derdendeel van een boender gheleghen Jnt lanckvelt geheeten den kesten kerckhoff (serie R 1, nr. 966, Toreke), enz. Om het echter nog met meer zekerheid te lokaliseren gebruiken we een attestatie uit het stadscijnsboek (serie H 10, nr. 825), gedateerd 1699-1701, waarbij ik de afkortingen tussen haakjes oplos. Het was toen een vrontken gelegen thusschen Grimpde ende haeckendeuere ter plaetsen geheeten die kist kerckhoff Jnde linghde wesende van ontrent ijc / = 200/ voeten ende Jnde brede ontrent 1 / = 50/
| |
| |
Fig. 1 Historische rekonstruktie van Tienen in 1635 binnen de grote omheining.
| |
| |
Fig. 2 Historisch kadasterplan: Akkerindeling tussen Breisemsestraat en Oude Aarschotseweg circa 1700 (Tienen).
| |
| |
Fig. 3 Toestand van het Klein Kouterken in de 17de-18de eeuw (Tienen).
| |
| |
Fig. 4 Toestand van het Klein Kouterken in de 19de-20ste eeuw (met de recente verkaveling van 1976).
| |
| |
voeten den leijgraecht comende van die sieckelieden daer door lopende Regen (oten) t'goedts huijs van berbelendael Jn twe sijden, sheeren straete comende van haeckendeuer ter iijre / = derdere/, de kercke van Grimpde ter iiijre / = vierdere/ en (de) t'gasthuijs van thienen ter vre / = vijfdere/ sijden. Als conditie moest Jaecques Coenen bij successie te vooren franchois coenen de voorschreven vroente beplanten.
Op de kaarten van NAVEAU, die ik volledig hertekende en publiceerde (Kempeneers, 1989a), is het bedoelde perceel (O 134) volledig omringd met bomen. Het hoorde in 1754 toe aan Jan Riga en is dan 69 roeden groot. Het perceel bestaat nog steeds uit twee delen: 1) kadasternummer C 324 is 17 are groot, en 2) het driehoekig perceeltje ten zuiden van weg 30, tussen deze weg en de Zijp, kadasternummer C 303, is 2 are en 10 ca groot. Bij NAVEAU (1754-58) zijn de aanpalende eigenaars: Barberendaal, de Kerk van Grimde, het Gasthuis en Landeloos (Fig. 3). Op dit ogenblik is het Kistkerkhof, ondanks de grote veranderingen van de percelen, nog steeds hetzelfde ‘vrondeken’. Bij de nieuwe perceelsindeling van 1976 (zie stippellijnen op Fig. 4) behoort de noordoostkant thans toe aan Interleuven, die op het nieuwe grote perceel een overlaadplaats voor de verwerking van huisvuil bouwde. Voor het overige is het Kistkerkhof ongeschonden bewaard. Het is vooral begroeid met dorenstruiken en boerenwormkruid.
De betekenis van het Kistkerkhof is duidelijk. Aangezien de vroente toebehoorde aan het Tiense Begijnhof, moeten we denken aan de instelling van het Begijnhof, de Kist genoemd. De benamding den kysten komt al voor in de rekeningen van de Armentafel in 1379 (f. 76) en als kiste in de rekeningen van O.L.V.-ten-Poel in 1390 (reg. I, f. 87). Zo lees ik anno 1400 (kopie van Meys 1662) ook in een register van het Begijnhof: die kiste heuet 1 dachmael wynens lants (serie C 38, Toreke) en in 1400 een sister korens wt(er) makinghe lijsbeth iordens, dat die kiste betaelt (serie C 38, f. 5 vo). Nog in de stadsrekeningen van 1470-71 is er sprake van der kisten vand(en) beghijnhoue (ARA Rekenkamers nr. 31.225, f. 30). Volgens Jan WAUTERS waren er in 1538 in het Begijnhof 14 Infirmariezusters en 24 Kistzusters. Hij citeert hiervoor een prothocolle der Kijsten dat ik niet heb teruggevonden. De naam Kist komt ook in Hakendover voor. In 1569 bezat Die kist vande beghynen van Thienen bij de Heerstraat in Hakendover een half bunder land (SG 41262 , nr. 50). Het Kistkerkhof is dus het kerkhof toebehorend aan de Kist van het Begijnhof.
| |
| |
| |
2. Het Klein Kouterken
Het Kistkerkhof lag eertijds aan de rand van het Klein Kouterken (Fig. 3 en 4), dat in 1878 doorsneden werd door de spoorwag Tienen-Diest. Hiervoor was het Klein Kouterken goed lokaliseerbaar. Het werd begrensd door weg 33 (Oude-Getestraat), weg 30 (Groenstraat of Weg van Grimde naar Hakendover, nu tot aan de Ambachtenlaan vernietigd), weg 34 (Hoolstraat, nu gedeeltelijk Ambachtenlaan) en de Zijp. In Hakendover vormen twee straten, de Bosschelle- en de Schietvinkstraat, eveneens een opvallende grote boog. De beemd die binnen deze boog ligt, heet de Schotelbeemd (Fig. 5): 1569 die schotelbempt by dat steenbroeck van hakendouere (SG 41262), 1623 Jan peysens van ses sillen bempts gelegen Jnde schoetelbempden (serie G 3, f. 8).
Fig. 5 De Schotelbeemd in Hakendover.
| |
| |
| |
3. Het Kruisken
De Groenstraat (nr. 30) werd voor een groot deel vernietigd door de aanleg van de spoorweg Tienen-Diest. Op deze wijze verdween het Kruisken. Dit was de tweesprong van weg 33-30 op de plaats waar de Piepelboomstraat nr. 29 uitkwam (Fig. 3 en 4). Het gedeelte tussen de splitsing van weg 30-32 en de Ambachtenlaan verdween bij de herverkaveling van 1976 (Fig. 4).
Ook in andere onderzochte gebieden duidt het element kruis op een kruising van wegen. In Waanrode heette de Oude Diestsestraat, naar de kruising van deze straat met de Halensebaan de Kruisstraat (Kempeneers, 1989b). In 1679 bezat Peeter Baens anderhalve zil aende cruys straete (WA). Eveneens in Waanrode heette een weide in de hoek van de kruising van Tiense- en Hameidestraat het Kruiseusel, in 1660 geschreven het cruijseusel (SG 6920, f. 32 vo). Het is te vergelijken met het Kruisbunder in Tienen, 1789 een Boinder Lands... genoemt het Cruijsboinder (Kempeneers, 1987, 133), een veld gelegen bij de kruising van Pollepel- en Kasteelstraat. Bij POPP is dit perceel B 104. In Hakendover lag volgens het kaartenboek van de abdij van Averbode (KAB 5009, p. 69) een perceel in 1650 aen cruysken. Dit perceel, op de kaart van POPP genummerd B 190-191, ligt oostelijk van de kruising van de Kraaienpoelweg en de Eliksemsestraat (Fig. 6).
Eveneens in Hakendover bezat Jan vanden Schyue in 1623 een half bunder beemd by tcruysken te Rampshoeuen. Hiermee wordt de tweesprong bedoeld in Ramshoven, een verdwenen gehucht op de grens Goetsenhoven-Hakendover, gevormd door de huidige Houbaertstraat en de Oude weg naar Meer (Kempeneers, 1990). Met kruis wordt in Hakendover ook wel een houten of stenen kruis bedoeld. In 1623 bezat Jan de Latour een half bunder ontrint de tommen van haeckendoeuer op de straete daer noch een cruys op staet (serie G 3, f. 3). Zulk kruis kon van steen gemaakt zijn, zoals in 1623 Jnden bruel by t steynen cruys. Peeter Coenen te voeren Reynder Mertens werd in gemeld jaar geconsenteert (...) voor thienen te moegen setten een steenen cruys (o.c. f. 24 vo). Dit kruis stond aan de kruising van wegen bij de Bruul waar vier gemeenten samenkomen, namelijk Bost. Tienen, Hakendover en Goetsenhoven. In Hakendover heette een plaats waar twee wegen uiteengaan of scheiden ook Wegscheide, ca. 1350 in de weechschede (LM 32d vo). De bedoelde tweesprong werd gevormd door de nu verdwenen weg nr. 6 en het voetpad naar Ramshoven nr. 45. Dit
| |
| |
Fig. 6 Het Kruisken in Hakendover.
voetpad is thans verbreed en is een deel van de Wulmersumsesteenweg (Kempeneers, 1990).
| |
4. Het Spinland
In 1813 heette in Tienen een stuk akkerland het Spin-land (RW art. 68). Het was een klein perceel tussen de Begijnenmuur en weg nr. 56. Bij NAVEAU kon ik dit perceeltje lokaliseren als nummer W 34. Het komt overeen met POPP E 102. Het was een langwerpig perceeltje van 10 are (Fig. 7). HELSEN (Med. 1937, 33) vermeldt een manier om de grootte van een perceel aan te duiden, nl. door te vermelden hoeveel stuks vee er konden op grazen of hoeveel graan er nodig was om het te bezaaien. Als voorbeelden geeft hij o.m. een koe eusel, een mud zaad, vijf spin zaad. Spin is dan een verkorting van spint, mogelijk verwant met Spinde met de betekenis van uit te delen of uit te zaaien hoeveelheid. Een spint als vlaktemaat is bij VERHOEFF (1983, 124) 1/4 schepel of 1/16 mud.
| |
| |
Fig. 7 Het Spinland achter het Begijnhof in Tienen.
| |
5. Het Lang Bunder en het Lang Dagmaal
Een langwerpig veld tegen de Groenstraat nr. 47 in Tienen heette het Lang Bunder, in 1403 dlanc boender houdende een boender xvij Roeden min (KAB 16.145, f. 1 vo). Kleiner was het Lang Dagmaal, geciteerd in 1646 als een dachmael lants opden cumptichsen wech genoemt het lanck Dachmael, den wech op eenen hoeck daer door gaende (RA f. 33). Bij POPP heeft dit perceel het nummer A 154. Een hoekje werd afgesneden door het Voetpad naar Kumtich. Nu ligt dit veldje westelijk en evenwijdig met de De Brouwerstraat. Het Lang Dagmaal (Fig. 8) grensde aan de Verkenssteert die ik hierna bespreek.
| |
| |
Fig. 8 De Verkenssteert en het Lang Dagmaal in Tienen.
| |
6. De Verkenssteert
In 1681 heette een bunder land den verckens steert (serie R 1, nr. 607). Het was een groot perceel uitlopend op twee langgerekte percelen, nu doorsneden door de Leuvenselaan, bij POPP A 153 (Fig. 8). In Hoegaarden echter heette een opvallend langwerpig perceel de Geitesteert (Fig. 9): 1582 1 1/2 dach(mael) lants geheeten den geyten steert (SG 4240, f. 25). Het lag oostelijk van de Rosdelle en ten noorden van de Lindestraat. Volgens SCHÖNFELD (1980, 123) wijst staart op een in een punt uitlopend stuk land, zoals in Bigge-, Kalf-, Lammer-, Muizestaart, enz. Zie hierover ook EDELMAN (1966, 73).
| |
7. De Keespin
In Hakendover vond ik een smal wigvormig perceel, gelegen langs de oude Romeinse weg. Op 1 november 1836 verkocht Joanna Francisca,
| |
| |
Fig. 9 De Geitesteert bij de Rosdelle in Hoegaarden.
weduwe Jacobus Franciscus Crampen, aan haar broer Joannes Baptista Janssens, haar land genaemt de keespin (NA 1836). Dit land had een grootte van 55 roeden en 61 ellen. Het grensde aan de Weg naar Overhespen en Wange en aan een perceel toebehorend aan de abdij van Heilissem. Aan de hand van mijn historisch kadasterplan kon ik dit land vereenzelvigen met perceel B 3, langsheen de huidige Wangsestraat (Fig. 10). Mogelijk was een kaaspin een pin om de kaas te ijken of te kontroleren, wat overeenkomt met de langwerpige vorm. Ofwel stond hier een huis, de Kaasspinde genoemd, te vergelijken met het huis in de Fandosestraat te Hoegaarden: 1684 ontrent die keespinde (Bog. 13 f. 83), 1711 jnde keesspin... opde fandoise straet onder overlaer (RP VI, f. 124 v o), servaes peyssens in de keesspinne (o.c. f. 134 v o), servaes peyssens vuyt de kaesspinne (o.c. f. 162). Spin is hier te verstaan als spinde of spende ‘voorraadkamer, kast’ (Mnl. Handwdb.).
| |
8. Het Halskleed
Bijzonder beeldrijk is het land aan de Oorbeeksesteenweg, het Halskleed genoemd. In 1747 verkreeg Dionisius Nichiels in koop tegens
| |
| |
Fig. 10 De Keespin langs de oude Romeinseweg in Hakendover.
jo(ncke)r Ludovicus de Berlaire heere van neervelp etc(eter)a seker stuck lants onder Thienen gelegen buijten de Hougaertsche poorte op het Hoegaerts veldeken genaempt het halskleedt groot vijff dachmaelen (serie L 16, f. 10v o). Middelnederlands halscleet betekent schouderbedekking, halsdoek (Mnl. Handw. 236). Het land had inderdaad de vorm van een halsdoek. Ik kon het bij NAVEAU lokaliseren als nummer S 47 met hierin S 48, eigendom van Maes. Op de kadasterkaart van VANDERMAELEN van 1838 is het Halskleed verdwenen. Het komt overeen met de nummers F 273 en 283 maar met een andere perceelsindeling. Het Halskleed raakte met een punt de Oorbeeksesteenweg (zie Fig. 11).
| |
9. De Boterpot
Even ten noorden van de Mene lag een perceel van het klooster van Kabbeek. In 1717-22 was dit perceel volgens de figuratieve kaart van Kabbeek gelegen vers le Botrepot en was het verhuurd aan Philippe of Flup Withof (Kab. V 51, f. 21). Bij NAVEAU (1754) draagt het bewuste perceel het nummer 87. Ik kom de naam nog eens tegen in een notariële akte van 28 augustus 1817. Hier ligt een weide hors la porte de hoegarde vis a vis du boterpot. Met Boterpot werden de malse weiden bedoeld, gelegen rechts en links van de Mene, buiten de Hoegaardse Poort.
Het toponiem is te vergelijken met de Boterberg in Waanrode: 1613 den Boeterberch (SG 6935, f. 17). Oorspronkelijk was dit een erf van het
| |
| |
Fig. 11 Het Halskleed langs de Oorbeeksesteenweg in Tienen. De stippellijnen duiden op de oorsponkelijke toestand.
klooster van Zichem, later van Sint-Bernards van Diest. Dit erf lag ten noorden van de Halensebaan (Kempeneers, 1989b). Bij uitbreiding werd de hele omgeving, ook ten zuiden van de Halensebaan, Boterberg genoemd. Het element boter slaat ook in Waanrode op de vette weiden aldaar.
| |
10. De Tabakspijp
In Hoegaarden ligt tussen de Houtemsestraat, de Tabakspijpstraat en de Sint-Jansstraat een veld in de vorm van een pijpekop (Fig. 12). De ‘steel’ van deze pijp wordt gevormd door de Zavelstraat. Als oude
| |
| |
attestaties vond ik: 1824 Toeback pyp (AH 18), 1849 Toebakpyp (ABu Hoegaarden f. 46 vo), 1860 Tabacs pyn (Popp), 1952 Tabakspijp (AW Hoegaarden blad 11). Volgens EDELMAN (1966, 78) duidt pijp op een lang en smal perceel. Vergelijk hiervoor ook de Konijnenpijp, naam voor een smal deel van de Tommestraat in Hoegaarden. De Tabakspijp is echter niet smal, maar werd zo genoemd naar de vorm van een pijp (Kempeneers, 1985, 118).
Fig. 12 De Tabakspijp bij de grens met Oorbeek in Hoegaarden.
| |
11. De Kak- of Katwinkel
Nog in Hoegaarden kon ik de Kakwinkel lokaliseren: 1268 in cackwinckel (Park H2, f. 256 vo), 1582 te cackwinckel Jnden Rotenberch Regenooten... die vloetgrachte (SG 4240, f. 23 vo). Hetzelfde stuk heet ook Katwinkel: 1290 in loco q(ui) d(icitu)r catwinkel (Park C, f. 72 vo), 1308 katwinkel (Park VII 8, f. 30), 1582 op den cattewinckel (SG 4240, f. 30 vo). Het is een slecht stuk land, begroeid met allerlei onkruid,
| |
| |
gelegen in de hoek gevormd door de Rosdel(beek) en de Beek, onderaan het Lindeveld. Winkel betekent ‘hoek’ (Edelman, 1966, 68). Deze betekenis blijkt ook uit volgende attestatie uit 1580. In gemeld jaar ligt een beemd in Zittert-Lummen (bij Hoegaarden) inden winckel... tusschen die twee geeten tot lummen (Maes, 1929, 127). Met de ‘geeten’ worden de Gete en de Oude Gete bedoeld. Kat wijst op een minderwaardig stuk land, zoals in de Kathoek te Oostzaam (Schönfeld, 1980, 153). Kak heeft dezelfde betekenis. Vergelijk toponiemen als Kakhoek (Herdersem), Kaklo (Leefdaal), Kakschriek (Lier), enz. (Naamk. Repertorium Leuven).
Het veel beschreven element kat betekent niet alleen ‘minderwaardig’ (bv. wegens de begroeiing met onkruid), maar ook ‘klein, onbenullig’. Zo is een Kattebeek een beekje van niemendal, een Kattestraat een straatje van niemendal. In Tienen is Kabbeek, bewaard in de naam van het Kabbeekklooster, ontstaan uit ouder Katbeke. Deze beek liep door de tuinen van het Hof van Kabbeek, nu Kliniek van het H. Hart, zoals blijkt uit de archeologische opgraving van LODEWIJCKX en DOPERE (1983, met tekeningen van de opgegraven bedding). De eveneens verdwenen Fonteingracht, achter de huizen aan de kant van Rood en Wit Paard (Grote Markt, Tienen), was waarschijnlijk een deel van de oorspronkelijke Kabbeek. De beek ontstond aan de Oude Leuvensepoort en mondde links in de Mene uit. Door de aanleg van de grote omheining werd de bovenloop bewaard. De Gaas was dan een verlengstuk dat men liet uitmonden in de Viande(r) in de Veldbornstraat.
Zo is ook de Kattebeek in Waanrode, 1679 cattenbeeck (WA), 1883 Kattebeek No 3 (AW Waanrode), een zeer kleine bijloop van de Spoelbeek, door de technische dienst van de Provincie Brabant genummerd als waterloop 3092 (Kempeneers, 1989b). Talrijk zijn ook de Kattestraten, onder meer in Tienen en Kumtich. Het zijn telkens kleine, onbenullige straatjes.
| |
12. De Rauweide
Een met dorenstruiken begroeid terrein heet in Waanrode Rauweide. Het is slechte, waardeloze grond tussen Blij- en Rattenborgstraat aan de oevers van de Beek (foto bij Kempeneers, 1989b, 30), maar ook elders, Rauweide komt ook als appellatief voor. Zo bestond het Pachtland in 1680 uit thien sillen Rauw weijde (SG 6921, nr. 184). De erfgenamen van Hendrick van Nerim bezaten in 1679 iiij b(unders) rau
| |
| |
bempt (WA) en in hetzelfde jaar was de weduwe Adriaen van Nerim eigenares van ses sillen bosch oft rauweyde (WA). De betekenis wordt duidelijk, als we lezen dat de erfgenamen van Jaeck Swinnen eigenaars waren van twee bunders schauye en(de) rauwagie (WA), of dat Hendrick Duynen een bonder Rawagie bezat (WA). Aan de Tichelrijstraat lagen in 1698 drye sillen bemdt nu rauwagie (WM f. 68).
Het woord rauweide of rawagie is een vervorming van het Frans ravage ‘verwoesting’, een toepasselijke naam voor grond die nog steeds begroeid is met netels en braamstruiken. Het eerste lid rau(w) werd opgevat als ‘met onkruid begroeid’, zodat het ook in verbinding optreedt met bunder. Circa 1660 bezat Rombaut Staes een bonder bempts genaempt het rau bonder (SG 6920, f. 44 vo), gelegen aan de Blijstraat. Het niet meer begrepen woord wordt later verder vervormd: Ranwey en Branweg, in de Atlas der Buurtwegen (1843) en Rauweg op de kaart van POPP (ca. 1858). In Tienen is ravage nog in het dialekt bekend. Een ‘echte rawazje’ is hier synoniem van een ordeloze troep, een hoop rommel bv. na een feest. Mijn moeder die van Orsmaal-Gussenhoven was, omschreef zulke ravage als ‘verwoeste gewesten’.
Op dezelfde wijze is het toponiem Greit te verklaren. Oude vormen zijn: 1377 garijt (Delvaux), 1613 op den daelbosch Jnt greijt (SG 6935, f. 10), 1730 drij sillen bempts som bosch ende wijde int greijt (SG 171bis, f. 5). Het is de naam voor eertijds slechte grond, gelegen in de hoek gevormd door Zoetemansbeek en Blijstraat (Kempeneers, 1989b). Vervormd komt het ook als appellatief voor. Zo bezat Hendrick van Neerhem in 1613 drye dachmaelen vroenten geheeten Greysweyde (SG 6935, f. 11). Het vervormde eerste lid duidt hier volksetymologisch op de donkere kleur van het struikgewas. Het is verleidelijk om Garijt af te leiden van het Frans garite of guérite ‘wachthuisje’. Gezien de bodemgesteldheid denk ik eerder aan een vervorming van het Frans garigue ‘heideveld’ of ‘woest, onbebouwd land’ (Kramers, Frans-Nederlands Wdb.). Het Greit lag immers naast de met struikgewas begroeide Blijde of Zoetemansbeek.
| |
13. De Sleutel
In Hoegaarden heet een stuk land in 1673 de Sleutel. Het woord is ook elders niet onbekend. Zie hierover De Vrieze in de Mededelingen (1949, 40), waarbij hij zich de vraag stelt: driehoek of vierkant? In Hoegaarden heb ik het perceel niet kunnen lokaliseren. Elders vond ik wel percelen in de vorm van een sleutel, zoals duidelijk uit de attestaties
| |
| |
Fig. 13 De Sleutel in Tienen, doorsneden door de Wulmersumsesteenweg.
zelf blijkt. Een sleutel wordt dan gekenmerkt door een uitspringend deel. Vergelijk onder Tienen: 1646 dry dachmaelen lants met eenen sleutel daer aen gelegen (RA f. 37), en in dezelfde rekeningen Peeter Tosseyns... ende heeft eenen sleutel nederwaerts (f. 39 v o). Voor de vorm van het eerste perceel, gelegen aan de Zijp, zie Fig. 13. Onder Hakendover lees ik in 1646: een bunder lants opden steenberch cauter in forme van eenen sleutel in zeyn dry rien steenen aldaer (RA f. 48). In dezelfde gemeente lag in 1647 een perceel, drie bunders groot, in de Meersedelle bij Ezemaal, beschreven als een stuck met dry sleutels (RA f. 49). Ten slotte vond ik eveneens onder Hakendover een perceel, toebehorende aan de Lieve-Vrouwbroeders, in 1749 beschreven als een halff bunder lants gelegen bij de tombe van Hakendovere beneden met een sluetel affcomende (VB 20, f. 92).
| |
| |
Fig, 14 Een land met drie sleutels in de Meersedel (Hakendover).
| |
14. De (Drie)bek
Talrijk zijn driehoekige percelen, gelegen in een tweesprong, Bek of Driebek geheten. In Tienen alleen vond ik zo zeven toponiemen. Zulke driebek lag bv. tussen de Kasteelstraat en de Oude Aarschotseweg: 1441 van lande geheten Den bec (KAB 2312, f. 12 vo), identiek met de Driebek vermeld in 1674-1709: van een derdel Lants... tusschen den Helwegh ende den Dijnenschen wegh ghenoempt de Drijbeeck (KAB 22.149, f. 64'). Deze Driebek verdween door de aanleg van de Aarschotsesteenweg.
In Hakendover had de Armentafel in 1340 een stuk land genoemd bec (LM 18d). Dit stuk lag tussen de Ezemaalsestraat en de Putstraat. Eveneens een Bek was een stuk land van de abdij van Oplinter, in 1383 gelegen tusschen beyde de heerstraten dat mer seegt de bec (KAB 10.934bis, f. 43 vo). Dit land lag tussen de (vroegere) Putstraat-Bosschellestraat en de (verdwenen) Heerweg, in de 19de eeuw Vierbunderspad genoemd (weg nr. 32). Zo had ook de Kraaienbek, 1702 ontrent den Crayenbeeck, Jnden Craijenbeck (serie R 2, f. 35 vo en 55), de vorm van een driehoek, gelegen tussen Kraaienpoelweg en Eliksemsestraat. Het toponiem komt ook voor in Vissenaken en Waanrode. In laatstge- | |
| |
noemde gemeente heb ik het viermaal gevonden. Zo was den Beck achter de gaere (WVt 1753) de driebek gevormd door Klipgaar- en Boterbergstraat.
Minder talrijk komt Eegde voor, in Tienen bv. in 1441: ter stede gheheyte(n) eegde (KAB 2312, f. 13). De Eegde lag in de vork gevormd door Breisemsestraat en Elzenbosweg, bij POPP genummerd A 126 (Fig. 15). Een eegde is volgens DE VRIEZE (1949, 36) een driehoekig stuk land, te vergelijken met een eg. In 1754 was de Eegde in Tienen eigendom van het Begijnhof.
Fig. 15 De Eegde in Tienen.
| |
15. Het Klootken en de Vratman
Een bolvormige hoogte in het landschap is eveneens een opvallend kenmerk. In Waanrode heet zulke hoogte het Klootken: 1613 opt cloetken (SG 6935, f. 13). Hier stond het huys ende hoff van Jan Smidts, inwoner van Vaanrode, verdwenen gehuchtnaam in het zuiden van Waanrode (Kempeneers, 1989b). Het Klootken met zijn ronde vorm is de naam van het hoogste deel (70 m) in het Eindeveld.
Karakteristiek is ook de Vratman, eveneens een bolvormige hoogte van 70 m, gelegen in het zuidwesten van het Waanrodebos. In 1762 bezat de kerk van Waanrode een sille schaerhout... aen den vratman (WVh). POPP schrijft verkeerdelijk Oratman. Vrat is identiek met Middelnederlands wratte of warte ‘tepel, speen, wrat’ (Mnl. Handw. 768), verbonden met het suffiks -man.
| |
| |
| |
16. De Slibber
Eertijds heette een natte beemd in Bost (nu bij Tienen) de Slibber: 1646 tusschen rommersum ende bost Reg (enoo)t de straet leydende van autgaerde naer den slibber (RA f. 82). In het Typographie-boeck van de abdij van Park is het woord in 1663 vervormd tot Den Slubber (TA f. 51 vo) en Den slulber (TB f. 89 vo), maar in 1674-1709 heet de beemd op de Mutsenberg weer den slibber (KAB 22.149, f. 16' vo). Deze beemd lag tussen de Oude weg Geldenaken-Tienen, de Bostsevroentweg en de Molenweg naar Bellekom (Kempeneers, 1985, 97). Het Naamkundig Repertorium kent ook een Slibber in Budingen (1687). Verder ontmoeten we de Slibberweg in Opwijk (Lindemans, 1930, 144), en het Slibbergat in Herne als naam voor een herberg maar ook voor land. BILLIET (1955, 164) verklaart de naam uit slibberen, dialektisch voor glijden. Bij SCHÖNFELD (1980, 46) is de Slibbert een naam voor slijkerige, moerassige grond. De Slibber in Bost was dus een natte weide aan de Bostsebeek waar men ‘slibbert’.
| |
17. De Leept
Een typische moerasnaam in Waanrode is Leep(t) met varianten: 1376 den liep (Delvaux), 1613 Aert velpmans van twee sillen op de leept (SG 6935, f. 2), 1613 opt lept byde delle brugge (o.c. f. 8), 1692 Willem vander ickt... van eenen bemdt geheeten de leep (WM f. 6 vo), 1730 ter lept, ter lempt (SG 171bis, f. 15 en 30). Eertijds was de Leep een zeer drassige weide naast de Hollandsebeek (nu Grotebeek), ten noorden van de Halensebaan (nu Klipgaarstraat). Elders heet de Leep in Waanrode Toeps: 1730 van een block groodt ontrent een half bunder geheeten toeps (SG 171bis, f. 35). De naam herinnert aan de eigenaar van de weide: 1613 heer van schoelant al(ia)s toeps (SG 6935, f. 1 vo), 1730 henrick van schoolandt al(ia)s toeps (SG 171bis, f. 37 vo).
In Tienen kwam leep voor in het toponiem Leepoog: 1544 aen(de) Leepoeghe torren (serie A 1bis, f. 84 vo), 1649 het sliecktsteen dwelckt doen hiet de leepoge (Goossens, 1649, f. 5 vo). De Leepoog was een moerassige plaats aan het Sabooike of Sliksteen. Middelnederlands leep betekent druipogig (Mnl. Handw. 326) Een leepoog is dialektisch nog in Tienen bekend voor een druipend oog. Vergelijk hetzelfde toponiem in Herne (Billiet, 1955, 124). Zie over het woord leep ook R. MORREN (Ons Heem, 1985, 39, blz. 54-55) en F. CLAES (Oost-Brabant, 1986, 183-84), en de aanvulling hierop P. KEMPENEERS (Oost-Brabant, 1987, 78).
| |
| |
Op dezelfde plaats werd in 1540 (Gramaye, 1606, 7) of in 1542 (Goossens, 1649, f. 5 vo) het Sliksteen gebouwd, thans nog de naam voor een villa op dezelfde plaats onderaan de Sliksteenvest. Sliksteen is de versterking in het slik, uit Middeln. slic ‘slijk, slik’, ook ‘moeras’ (Mnl. handw. 547), wat met de werkelijke toestand overeenkomt en bovendien aansluit bij het oudere toponiem Leepoog. Vergelijk het Slikhof onder Vissenaken, 1654 het Slick hoff (serie B 1, 1) met dezelfde betekenis,. Hetzelfde element schuilt in de Slikkerd (volksmond, 1988), een natte driebek in Waanrode tussen de holle wegen van de Wolfstraat en de Oude Diestsestraat. Slikkerd is een afleiding op -erd van slik ‘slijk’.
Tienen, juli 1989.
Paul Kempeneers
| |
Afkortingen
AAL |
Acta archaeologica Lovaniensia |
AH |
Archief Hoegaarden |
ABu |
Atlas der Buurtwegen |
AW |
Atlas der Waterlopen |
Bog. |
Bogaarden |
KAB |
Kerkelijke Archieven van Brabant |
LM |
Liber Mense (Cijnsboek Armentafel) |
NA |
Notariële Akten |
RA |
Rekeningen Armentafel |
RP |
Rekeningen O.L.V.-ten-Poel |
RW |
Rekeningen Wezenhuis |
SG |
Schepengriffies |
VB |
Vrouwenbroeders |
WA |
Waanrode Aandrachten |
WM |
Waanrode Manualen |
WVh |
Waanrode Verpachtingen van verkopen van hout en bomen |
WVt |
Waanrode Verpachtingen van tienden |
| |
Geraadpleegde bronnen
Onuitgegeven werken.
- | Algemeen Rijksarchief Brussel:
Kerkelijke Archieven van Brabant, nrs. 2312, 5009, 10.934bis, 16.145, 22.149.
Rekenkamers, nr. 31.225.
Schepengriffies arr. Leuven, nrs. 171bis, 2043, 41262, 4240, 6920, 6921, 6935. |
| |
| |
- | Archief Hoegaarden: nr. 18. |
- | Archief van de Parkabdij Heverlee:
Cartularium C en H 2.
Cijnsboek VII 8. |
- | Archief Universiteit Leuven:
Archief van de Bogaarden van Overlaar, nr. 13
Archief van de Grauwzusters van Kabbeek (Tienen), nr. V 51.
Archief van de Vrouwenbroeders, nr. 20. |
- | Stedelijk Archief Tienen (Toreke):
Cijnsboek van de Armentafel, 1340 (LM).
Notariële Akten, niet geklasseerd.
Rekeningen van de Armentafel (RA).
Rekeningen van O.L.V.-ten-Poel (RP).
Rekeningen van het Wezenhuis (RW).
Serie A 1bis, B 1, C 38, G 3, H 10, L 16, R 1 en 2. |
- | Waanrode Pastoriearchief:
Aandrachten.
Manualen.
Verpachtingen van verkoop van hout en bomen.
Verpachtingen van tienden. |
| |
Kaarten.
Atlas der Buurtwegen. |
Atlas der Waterlopen. |
Kadasterplans van Popp. |
Kadasterplans van Vandermaelen. |
Naveau, Mesurage des terres (...), 1754-58 (Tienen). |
Typographie-Boeck, TA en TB (Parkabdij Heverlee). |
| |
Uitgegeven bronnen.
Billiet, R., Toponymie van Herne. Gent, 1955. |
Delvaux, H., Inventaris van het archief der abdij Maagdendaal te Oplinter. Brussel, 1965. |
De Vrieze, Fr., Over de vormaanduiding in Westvlaamse namen van velden. In: Mededelingen, Leuven, 1949, pp. 25-42. |
Edelman, C.H. en A.W. Edelman-Vlam, De relatie tussen naam en vorm van percelen in het Rivierkleigebied. In: Mededelingen, Leuven, 1966, pp. 65-90. |
Goossens, E., Dieuersche notabele dingen. Tienen, 1649. Uitgegeven door P. Kempeneers. Tienen, 1983. |
Gramaye, I.B., Thenae et Brabantia vltra Velpam (...). Brussel, 1606. |
Helsen, J., Het plaatsnamenmateriaal in de Antwerpse Kempen. In: Mededelingen, Leuven, 1937, pp. 17-44. |
Kempeneers, P., Hoegaardse Plaatsnamen. Tienen, 1985. Ook in Monografieën nr. 15, Leuven, 1985. |
| |
| |
Id., Lokalisering van toponiemen. In: Oost-Brabant, Tielt-Winge, 1986 (XXIII, 2), pp. 44-54. |
Id., Tiense Plaatsnamen. 2 delen. Tienen, 1987. |
Id., Bronnen voor de geschiedschrijving van Tienen en omgeving. Akkers en weiden te Tienen in de 18de eeuw. Tienen, 1989. |
Id., Waanrodese Plaatsnamen. In: De Brabantse Folklore, nr. 261-262. Brussel, 1989, pp. 7-83. Ook uitgegeven door de Culturele Dorpsraad in Waanrode, 1989. |
Id., Hakendoverse Plaatsnamen. Onuitgegeven handschrift. Verschijnt in De Brabantse Folklore, Brussel, 1990. |
Lindemans, J., Toponymie van Opwijk. Brussel, 1930. |
Lodewijckx, M. en F. Dopere, Archeologische bijdrage tot de geschiedenis van het voormalig Kabbeekklooster te Tienen. In: AAL 22, 1983. |
Maes, M., Toponymie van Neerheylissem, Opheylissem, Outgaarden, Zittert-Lummen. Doct. Diss. Leuven, 1929. |
Schönfeld, M., Veldnamen in Nederland. Arnhem, 1980. |
Verdam, J., Middelnederlandsch Handwoordenboek. Den Haag, 1979. |
Verhoeff, J.M., De oude Nederlandse maten en gewichten. Amsterdam, 1983. |
Wauters, J., Geschied- en Oudheidkundige Gids voor Grimde. In: Thiunas, 1928, pp. 3-17. |
| |
Klapper van vermelde topomiemen
(De nummers verwijzen naar de paragrafen.)
Bek 14 |
Boterberg 9 |
Boterpot 9 |
Driebek 14 |
Eegde 14 |
Fonteingracht 11 |
Garijt 12 |
Geitesteert 6 |
Greisweide 12 |
Greit 12 |
Halskleed 8 |
Kaasspinde 7 |
Kabbeek 11 |
Kakwinkel 11 |
Kattebeek 11 |
Kattestraat 11 |
Katwinkel 11 |
Keespin 7 |
Kist 1 |
Kistkerkhof 1 |
Klein Kouterken 2 |
Klootken 15 |
Konijnenpijp 10 |
Kraaienbek 14 |
Kruisbunder 3 |
Kruiseusel 3 |
Kruisken 3 |
Kruisstraat 3 |
Lang Bunder 5 |
Lang Dagmaal 5 |
Leepoog 17 |
Leep(t) 17 |
Lept 17 |
Ramshoven 3 |
Rauwbunder 12 |
Rauweide 12 |
Ravage 12 |
Rawagie 12 |
Schotelbeemd |
Sleutel 13 |
Slibber 16 |
Slikhof 17 |
Slikkerd 17 |
Sliksteen 17 |
Spinland 4 |
Stenen Kruis 3 |
Tabakspijp 10 |
Toeps 17 |
Vaanrode 15 |
Verkenssteert 6 |
Vratman 15 |
Vrontken 1 |
Wegscheide 3 |
Zijp 1 |
|
|