Naamkunde. Jaargang 21
(1989)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
De toponymische elementen koud en warm‘Daar de grond het voorname voorwerp is van den landbouw, zoo ware het te wenschen, dat men dienaangaande duidelijker denkbeelden ontmoette bij deszelfs beoefenaars, en vooral bij hen, die over den landbouw schrijven, en andere daarin onderwijzen willen. Wij achten het verkiezelijker onze weinige kennis in dat stuk te belijden, dan in te stemmen in het gewone gebabbel over warme en koude, zware en ligte, magere en vette gronden, en over de gevolgtrekkingen, die men uit zulke onbepaalde benamingen, en uit dikwijls zeer toevallige verschijnselen afleidt, nopens de geschiktheid of ongeschiktheid dier gronden tot het telen van deze of gene vruchten en gewassen’Ga naar voetnoot(1). Moeten we deze passage uit de Boeren Goudmijn van 1807 beschouwen als een aanwijzing om maar helemaal af te zien van behandeling van het onderwerp koud en warm in toponiemen of als een aansporing om van onbepaaldheden bepaaldheden te maken? Ik houd het op het laatste. Allereerst wil ik daarom, in aansluiting bij eerdere artikelenGa naar voetnoot(2), de elementen koud en warm bekijken in relatie tot de bodemgesteldheid. Het W.N.T. definieert koud als ‘zwaar en nat en daardoor moeilijk door de zon te verwarmen’Ga naar voetnoot(3). Deze algemene definitie kan nog worden geïllustreerd aan de hand van enige gegevens uit dialektmateriaal en bronnen voor de landbouwgeschiedenis. Kampeerveen (O.): koudgronderig (laagste gedeelte)Ga naar voetnoot(4). Varseveld (Gld.): ‘Broek was land, dat veur de afwatering deur de waterschappen 's winters ónder water ging en woor 't water in 't veurjoor in versmoren mós. Zodoende ha'j vake kolde, zoere grónd, die venne-achteg was’Ga naar voetnoot(5). Maartensdijk (U.): ‘Het | |
[pagina 16]
| |
gedeelte gelegen tusschen de Blauw Capel en Ezelsdijkje is voor een gedeelte beste kleijgrond, doch waarin harmoes en welke door dien dezelve des winters veelal onderleggen, en van 't water overstroomd worden eerst in 't laatst van Maij gras voortbrengen, omdat te veel verkoud raaken’Ga naar voetnoot(6). Omgeving Velsen (Nh.): ‘... teneinde de zoo gevaarlijke verstuiving niet te bevorderen en geen koude en onvruchtbare gronden boven te brengen’, ‘bij natte voorjaaren koude in de laagste gronden’Ga naar voetnoot(7). Egmondermeer (Nh.): ‘lagere, nattere koudere plekken, een plaats met koud land’Ga naar voetnoot(8). Wassenaar (Zh.): ‘Men vind de beste meststoffen te bestaan in koemest voor schraale, drooge en hooge landen, in paardemest voor natte, lage en koudelijke’Ga naar voetnoot(9). In 1828 werden in Valkenswaard (Nb.) tot de weilanden van de kwalitatief ongunstig beoordeelde vierde klasse o.a. gerekend percelen ‘uit lage weide met een gitachtige en koude grond waarop het gras verzuurd en weinig voedzaam is’Ga naar voetnoot(10). Rittem (Zl.): ‘natte slempgevoelige grond noemt men kouwe grond’Ga naar voetnoot(11). Een 18e-eeuwse zeeuwse bron waarschuwt voor onoordeelkundige behandeling van de grond: ‘Want ploegt men de landen nat, dan maakt men ze taai, en zoo hard opdroogende als een steen; het geen aan alle de volgende bewerkingen hinderlijk is. Ook worden de landen daardoor koud, zoo dat de vrugten er geen natuur in krijgen, maar verstijven; om dat de lugt, in het binnenste der vast in een geloope en gesloote kluiten, niet door dringen kan, ten einde ze, tot vrugtbaarheid te bewerken’Ga naar voetnoot(12). Tegenover koude gronden staan warme gronden. ‘Proeven zijn reeds een paar jaren, en worden telkens weer genomen om de zware klei, en wel voornamelijk sommige zoogenaamde verzuurde kleigronden, die zeer slecht het water doorlaten, te vermengen met gaskalk, om daardoor den bodem poreuzer, dus warmer en vruchtbaarder te maken’ (betreft Aduard, Gr.)Ga naar voetnoot(13). ‘Ende soo soudij een vruchtbaar cleije ende werm | |
[pagina 17]
| |
landt mogen hebben’ (betreft Brabant ca 1578)Ga naar voetnoot(14). ‘In eenen vasten en kouden grond moet men vroeger zaeijen dan in eenen warmen en ligten grond’Ga naar voetnoot(15). Koude gronden kunnen niet vroeg in het jaar bewerkt worden, terwijl warme gronden zich uitstekend lenen voor primeurs. Edelman heeft de factoren die gronden ‘laat’ of ‘vroeg’ kunnen maken uitvoerig uiteengezet (naast vochtgehalte ook kleur en structuur van de grond en een al dan niet beschutte ligging)Ga naar voetnoot(16). Ook buiten het Nederlandse taalgebied wordt althans koud in vergelijkbare zin aangetroffen: kalte Boddem ‘schwerer Lehmboden, der dem Eindringen von Luft und Licht im Frühjahr sehr widersteht’Ga naar voetnoot(17); cold, of soil: ‘slow to absorb heat, from its impervious clayey nature and retentiveness of moisture’Ga naar voetnoot(18); kall, ‘om jord eller jordmån: som (på grund av hög lerhalt, fuktighet eller sin lutning mot norr) har en låg temperatur (och därför är mindre lämplig för vissa växter); förr även övergående i betydelsen: ofruktbar, steril’Ga naar voetnoot(19); kalljord ‘fuktiga ställen, som om nätterna utdunsta en kall dimma’Ga naar voetnoot(20). Koude gronden worden dus vooral beschreven in termen als ‘nat, laaggelegen, kompact’, in het verlengde daarvan ook ‘zuur, onvruchtbaar’, terwijl warme gronden minder nat en poreuzer zijn en sneller vrucht dragen. Een aantal veldnamen met koud en warm als eerste element sluit bij de zojuist besproken betekenisvarianten aan. Het is daarbij gewoonlijk niet mogelijk om nuances als ‘onbeschut, onvruchtbaar’ e.d. te scheiden van de meest voorkomende nuance ‘nat’ tegenover ‘niet nat’. Namen zonder bronvermelding zijn afkomstig uit de verzameling van het P.J. Meertens-Instituut (PJMI): FRIESLAND: Koude achte: Beetgum; de Koude zes: Beetgum; Kâlde fjouwer: Nes (Dongeradeel)Ga naar voetnoot(21). DRENTE: de Kolde Mörgen, Koudemorgen, 1848 Kolde morgen, bouwland: Wijster, BeilenGa naar voetnoot(22); de Kolwanden, 1754 Koltwant, 1807 Kolde- | |
[pagina 18]
| |
want(akker), ca 1830 Koude Wanden: BorgerGa naar voetnoot(23); 1860 de Koldewende: BorgerGa naar voetnoot(24); Koldegat(en), 1807 Kolgat, 1839-1857 (het) Koldegat: DrijberGa naar voetnoot(25); Koldeveen: EeldeGa naar voetnoot(26); 1807 Kolde morgen: Elp (Westerbork)Ga naar voetnoot(27); Koldakkers: PeeloGa naar voetnoot(28); 1845 Kolde veen akker: Eursinge (Westerbork)Ga naar voetnoot(29); Kolderveen, 1362 Coldervene, 1379 CouderveenGa naar voetnoot(30), dorp: Nijeveen (een twijfelgeval; colder- kan de zwakke verbuiging van het adjektief koud zijnGa naar voetnoot(31). Men zou dan echter een variant *Koldeveen verwachten); Kolwant, ca 1650 Collewant: Ballo (Rolde)Ga naar voetnoot(32); 1806 Kolde Reyt, hooiland: Gasteren (Anlo) (rijt zou ook een op het aanpalende land overgegane waternaam kunnen zijn. In dat geval hoort het toponiem bij de nog te bespreken waternamen). OVERIJSEL: Koldewee, 1634 tot in de Schipbeek bauen de kolde weij, boerderij: BatmenGa naar voetnoot(33); Kolde mors of Koudemars, weiland: DenekampGa naar voetnoot(34); 'n Mös of Koldewei: Denekamp; 1385 Coldewaye: GoorGa naar voetnoot(35); Koldenveld, Kolde(r)veld: HaaksbergenGa naar voetnoot(36); Koldewei, boerderij: Haaks- | |
[pagina 19]
| |
bergenGa naar voetnoot(37); Koldestukke: HaaksbergenGa naar voetnoot(38); 1602 ‘Koldewaye... an middelmatigen lande 2 mudde und an nybeslagen grunde, noch ter tyt veltgrundt unde ungebauwet synde, twee stunde meyens tott hoylandt’: Raerhorne, De Lutte, LosserGa naar voetnoot(39); 'n Kou(w)kaamp, enkele percelen weiland: Noordlutte, Losser (één ervan, aan de Dinkel gelegen, staat nogal eens onder water). De vorm met w bevreemdt wat. Kou(w) ‘koe’ (o.a. in Enschede opgetekend) schijnt hier niet in aanmerking te komen, vgl. veldnamen als de Koweide en de Koweer in Losser en Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland (Leiden z.j.), aflev. 2, nr 11; Koldewee, weiland: Markelo. GELDERLAND: Koude weide: BatenburgGa naar voetnoot(40); 1483 by de gemeynt ind den Kaldenhoff van Thomas Hotman: Millingen, BergGa naar voetnoot(41) (perceel in de buurt van Daem Jelisshoffstat, mogelijk identiek met het land Kaldelhoff dat in 1445 door Gelis Daemsz wordt overgedragen aan de Heer van BergGa naar voetnoot(42); Kaldelhoff uit *Kaldehoff met de 1 als hiaatdelger of foutieve vorm?); 1646/1647 't kolde Huefken, bouwland: Zeddam, BergGa naar voetnoot(43); 1646/47 De Kalde Velde, land, ‘koude zure grond met struvellen bewassen’: Zeddam, Wijnbergen, BergGa naar voetnoot(44); 1646/47 Kaldeweyde, bouwland: Klein-Asewijn, ZeddamGa naar voetnoot(45), 1867 de Kolde Wei: Klein-Azewijn, Zeddam, BergGa naar voetnoot(46); Lamert aan 't Kruysgoed, later Het Kolde Weike, huis: Kilder, BergGa naar voetnoot(47); 1658 stedeken... by die Koldewey: DoesburgGa naar voetnoot(48); Koldewee, bouw- en weiland: Holterhoek, Eibergen; | |
[pagina 20]
| |
1475 het goed de Koldeweye: Driel en EldenGa naar voetnoot(49); 1828 Koldeweij: GroenloGa naar voetnoot(50); de Coldeweye, boerderij en land: Hengelo, sectie A1,1 en de Coldewey, huis: Hengelo, sectie G1, één van beide naamdragers, waarschijnlijk de eerste, is identiek met 10 juli 1665 de koldeweijGa naar voetnoot(51); 16e eeuw de Kalde wei: HummeloGa naar voetnoot(52); koude morgen, huis: HoogkeppelGa naar voetnoot(53), waarschijnlijk identiek met 1785 landerij de Kolde Morgen: HoogkeppelGa naar voetnoot(54); Koude Winter: Ingen (Lienden)Ga naar voetnoot(55); Koldewei, boerderij: Oolde (Lochem); de Kollewee, huis: NedeGa naar voetnoot(56); Koude grond: Speulderbos, PuttenGa naar voetnoot(57); (hakhout of akkermaalshout aan de zuidkant van) Koude Laar: Speulderbos, PuttenGa naar voetnoot(58); de Kouwerik, bos: RozendaalGa naar voetnoot(59) (eventueel uit *Kouderik?); Kolde wei, boerderij: Winterswijk, sectie A13, mogelijk identiek met een huis Koldeweg, genoemd in PottGa naar voetnoot(60). UTRECHT: Koudenkamp: LeusdenGa naar voetnoot(61). NOORDHOLLAND: Kouwinterakkers: Schoorl (vgl Koude Winter in Lienden, Gld.). ZUIDHOLLAND: Koude grond: Ouddorp. ZEELAND: Kou Erve, slechte grond: ZoutelandeGa naar voetnoot(62) (erve hier èrr∂dve ‘vruchtbare bovenlaag van bouwland, humuslaag’Ga naar voetnoot(63)). | |
[pagina 21]
| |
NOORDBRABANT: 1574 een Vle gedeelte... van eenen beempt... geheten den Couwendries, het sestendeel... in eenen beempt... gent den Couwendrieschbeempt: Aarle-RixtelGa naar voetnoot(64); Kouwelaar, 1391 Heynric van Coudelaer, 1414 tgoet te couwelaer, 1593 op couweler, 1707 Cauwelaer, gehucht: Ginneken en Bavel (met verklaring: koud ‘verlaten’Ga naar voetnoot(65) (deze betekenisvariant komt verderop nog ter sprake; koud ‘nat’ is echter ook mogelijk); Kouw moas, in Rechterlijke archieven Kaudemaes (datering ontbreekt): Nistelrode (nu als straatnaam: Koude Maas; maas hier kennelijk geen waternaam. De waternaam Maas wordt in deze contreiën ook niet met oa uitgesproken)Ga naar voetnoot(66); 1867 Koude HeideGa naar voetnoot(67), 1711 de KouheyhoeveGa naar voetnoot(68): Putte; kouwe Heyblokken: Sprundel-HertogGa naar voetnoot(69) (ook: Kwade HeiblokkenGa naar voetnoot(70): alternatieve vorm of reïnterpretatie vanuit de dialektuitspraak van koud)Ga naar voetnoot(71). Een speciaal geval is de Coldaers: Grollo (Rolde)Ga naar voetnoot(72) (vgl. toponiemen als Nataars en Vuil- of Voelaars). Vergelijking met het bewuste lichaamsdeel kan dergelijke namen hebben opgeleverd, maar er is ook een minder direkt verband mogelijk: perceel waar men in wegzakt met een koude (natte) aars als gevolgGa naar voetnoot(73) (vgl. het Zweedse Arsablötan, een weiland in Löpaskog, Rydaholm (Östbo hd, Jönköpingslän), naam van een perceel, door de informant gekarakteriseerd als ‘så sank att man kan sjunka ner ända till skrevet’Ga naar voetnoot(74)). Koude kelder is de naam van een heuvelachtig bosperceel op de Leusderheide bij SoesterbergGa naar voetnoot(75) temidden van heide. Onder zandheuvels werden wel (ijs)kelders ingegraven, | |
[pagina 22]
| |
maar de wat acentrale ligging van de lokaliteit doet mij twijfelen of dat hier het geval geweest kan zijn. Mogelijk doelt koud hier op de koele atmosfeer door de schaduw van het geboomte (vgl. hieronder Kouwehoek in Hoenderlo). Door de hoge ligging komt kelderland ter aanduiding van laag gelegen vochtige grondGa naar voetnoot(76) hier niet in aanmerking. Het toponiem Koldewei komt opvallend vaak voor en betreft niet zelden een boerderij. Hier zullen enige veldnamen bij zijn die op de bebouwing zijn overgegaan, maar ongetwijfeld ook enkele tot boerderijnaam geworden familienamen. In Kalter, 1440 dat Calthaer, 1475 Kalthaer, erve: Hengelerheurne, De Lutte, LosserGa naar voetnoot(77) slaat koud wellicht op een helling op het noorden of oosten (vgl. het toponiem Zonnebelt en varianten: hellend naar het zuiden) of een ligging in het oosten ten opzichte van de Haar secGa naar voetnoot(78). Koud ‘nat’ kombineert slecht met de hoge, droge ligging van een haar, een zandrug. Een onduidelijk geval is 1844 hooi- en weiland het Kauwenkampje of Pleijenkamp, 1864 het Kouwenkampje of Pleijenkampje in PuttenGa naar voetnoot(79). Hagoorts keus valt op de vogelnaam kauw, maar een samenstelling met koud is zeer wel mogelijk. De kauw is bovendien een wat vreemde vogel in de toponymie. Hij zal in de volksmond niet zelden als ‘kraai’ gerubriceerd zijn. Ook in stedelijke vogelbuurten is deze vogel niet populair; alleen Den Haag heeft een KauwlaanGa naar voetnoot(80). Een dubieus geval is ook 1627 ‘een stuck landts genaemt den genenhoff metten couden boomgaert den couden moeshoff ende mette helft van(den) gaersdriesch...’ in OekelGa naar voetnoot(81). In de eerste plaats is het al twijfelachtig of we hier met toponiemen te doen hebben. In de tweede plaats komen een koude ‘natte’ boomgaard en een dito moestuin me wat vreemd voor. Misschien is hier koud ‘in onbruik’ (zie hieronder) van toepassing. In Hoek in Zeeuws-Vlaanderen ligt de Koude(n)polderGa naar voetnoot(82), een her- | |
[pagina 23]
| |
bedijking ter plaatse van de voormalige Koudekerkepolder die zijn naam ontleent aan de eind veertiende eeuw verdwenen parochie Koudekerke. Het deel van de Koudekerkepolder dat het dichtst bij Koudekerke lag komt op een kaart uit 1549 (die gebaseerd is op een oudere kaart) voor als de Cauwen polderGa naar voetnoot(83). Mogelijk is het eerste element sekundair bij het toponiem Koudekerke. Er is nog een Koudepolder in Zeeland en wel in Reimerswaal (Zuidbeveland). Deze zestiende-eeuwse polder komt in de litteratuur ook voor onder de benamingen Koupolder en KoudeGa naar voetnoot(84). De herkomst van het toponiem is mij onduidelijk gebleven. Kou in 'n Koulaand, de Koumoat, de Kouwmoat en 'n Koudiek in het Overijselse Wierden is kennelijk op te vatten als ‘koe’, vgl. ‘dat wil ginne kou vretten’ (opgave voor Enter, Wierden)Ga naar voetnoot(85). Veldnamen met warm als eerste bestanddeel komen vrij sporadisch voor: Warmkamp, 1438, 1490 Wamekamp, 1807 Warmkamp, ca. 1850 Warmekamp: Havelte (Dr.) (met verklaring: het perceel ligt ‘op een westhelling, dus lang zon vangend en beschermd tegen oostenwinden’Ga naar voetnoot(86); men moet er dan van uitgaan dat de oudste vormen corrupt zijn. Het aspect van beschutting dat kan bijdragen tot de ‘warmte’ van de grond vinden we ook terug in een naam als Broeibak (bouwland, klei) in Heinenoord (Zh.): ‘dit land ligt achter de dijk dus in de warmte’.); Warme waardje: Dreumel (Gld.); De Warme hof: Lent (Elst) (Gld.) (hof heeft hier betrekking op een (kleiner) stuk grond); Warme geest: Schoorl, sectie A (Nh.); In de Warm Beemden: Wijlre (L.)Ga naar voetnoot(87) (in hetzelfde deel van deze plaats de toponiemen In de Droog Bemden en In de Suur Bemden; zuur = met zuur gras begroeid, nat). Een perceel 't Warme laand te ElburgGa naar voetnoot(88) ontleent volgens autochtone inwoners zijn naam aan z'n ligging bij de plaats waar vroeger de gasfabriek stondGa naar voetnoot(89). Op dit perceel werd de nog warme brandstof | |
[pagina 24]
| |
(coakes) gestort die gebruikt was voor de winning van het gas. In het nabij gelegen Hattem, in de omgeving van de Ridderstraat, aan de noordoostkant van de stad, vinden we ook een buurt 't Warme landGa naar voetnoot(90). Een gasfabriek heeft hier nooit gestaanGa naar voetnoot(91). Over het ontstaan van de naam doen in Hattem verschillende verhalen de ronde. Men denkt aan de overgang van de koude buiten de op het noordoosten gelegen poort naar de beschutting daarbinnen. Deze overgang schijnt inderdaad heden ten dage nog als markant ervaren te worden. Volgens een andere versie was deze buurt een ontmoetingsplaats voor verliefde paartjes. Ook wordt er wel gedacht aan een ‘goudkust’ (vgl. warm ‘rijk’, b.v. een warme boer = een rijke boerGa naar voetnoot(92)). In deze buurt staan enkele patriciërshuizen, o.a. het Daendelshuis, in bezit beweest bij de bekende partiot Herman Willem Daendels. Overigens staan ook elders in Hattem patriciërshuizen, zodat de buurt wat dat betreft niet echt uniek wasGa naar voetnoot(93). Met het ‘warme land’ werd wel Oostindië aangeduid, b.v. 1646 ‘Die sentmen nae 't warme langht om peeper, en andre kruyden te halen’Ga naar voetnoot(94), of andere warme landen als Spanje en ItaliëGa naar voetnoot(95). Eventueel zou men dan ook kunnen denken aan een equivalent van vernoemingsnamen als Oost-Indië, Spanje e.d. die wel eens gebruikt worden voor lokaliteiten met een perifere liggingGa naar voetnoot(96). Het Warme land als spottende benaming voor een in het noordoosten gelegen stadsdeel lijkt mij echter de meest plausibele verklaring. Associaties met een ‘warme buurt’ in de gangbare betekenis zijn hier niet op hun plaats. Deze verklaring wordt overigens wel gehanteerd voor de Warme landen van Adegem (Oost-Vlaanderen, B.), een wijk waar men er een ‘nonconformistische levenswijze’ op nahieldGa naar voetnoot(97), een naamgeving naar analogie met de Warme landen van Eeklo in het naburige Eeklo. Het is wel opvallend dat 't Warme land tweemaal binnen de stadmuren van dicht bij elkaar gelegen steden wordt aangetroffen (één maal noordoost en één maal zuidoost) terwijl ik daarbuiten geen voorbeelden heb aange- | |
[pagina 25]
| |
troffen. Men voelt zich geneigd om een relatie tussen de beide Warme landen aan te nemen. Mogelijk is de kennelijk vrij recente naamgeving in Elburg geïnspireerd door die in Hattem, hoewel niet helemaal mag worden uitgesloten dat het toponiem 't Warme land in Elburg dateert van vóór de bouw van de gasfabriek en dat de naam later geassocieerd is met het dumpen van warme brandstof op het betreffende perceel. Warmelo in het Overijselse Markelo (1343 van WarmeloeGa naar voetnoot(98), 1423 van Warmelo, 1425 van Warmel, 1430 van WermeloeGa naar voetnoot(99)) kan zeer wel het adjectief warm bevatten. Roeleveld geeft de voorkeur aan een persoonsnaamGa naar voetnoot(100). Mede gezien het ruime aandeel persoonsnamen als eerste bestanddeel in de door haar onderzochte Twentse lo-namen mag deze verklaring zeker niet uitgesloten worden. De Warmshof in Rukfen wordt door de informant beschreven als een ‘perceel waar in 't vroege voorjaar alles best groeit. Men meent vanwege de hoge ligging & daardoor warmer’. De verbindings-s lijkt deze interpretatie in de weg te staan. De warme dam van 1639 in WarmondGa naar voetnoot(101) is identiek met de Warmer- of Warmonderdam en hoort dan ook niet thuis in dit onderzoek. Het toponiem Koude(n)hoek heb ik met opzet even apart gehouden: Kòlle houk, Kòl ouk, Klouk, 1867 Koude hoek, gehucht: noord van BellingwoldeGa naar voetnoot(102); 1831 een heemstede en tuin... op de Koude Hoek te Vlagtwedde: VlachtweddeGa naar voetnoot(103); Kouwehoek, smalle strook bos op een zandvlakte: Hoenderloo; Koudenhoek: noordwest van LentGa naar voetnoot(104); (de) Koudenhoek, huis en hakhout: Elspeet, Ermelo; Koudehoek: straat oostzijde centrum van MontfoortGa naar voetnoot(105); Koude hoek, Koudenhoek, oost/noordoost van: SoestGa naar voetnoot(106); Kouwe hoek, De Koude Hoek, buurt (hoek Haarlemmerstraat-Oude Vest-Haven): oostzijde centrum van Leiden | |
[pagina 26]
| |
(de naam was ca 1930 nog in gebruik)Ga naar voetnoot(107); Koude hoek, laag weiland, wel identiek met 1943 Kouden Hoek, kad. krt blad D2: Ouddorp; Koudenhoek, 1594 Coudenhoek, 1597 den Kouden hoek: straat oostzijde centrum van VlissingenGa naar voetnoot(108); Kouwenhoek, ‘een paar flinke boerderijen’: noord van DeurneGa naar voetnoot(109); de Koudhoek, 1865 KoudenhoekGa naar voetnoot(110) zuid van Vierlingsbeek. Ook de tegenhanger Warmenhoek komt, ofschoon meer sporadisch, voor: Warmenhoek, Warme Hoek: straat aan de noordwestzijde (richting Westerend) van Gorredijk, gem. OpsterlandGa naar voetnoot(111) en Warmenhoek: Beek en DonkGa naar voetnoot(112). Een letterlijke verklaring vanuit de bodemgesteldheid, zoals hierboven geschetst, kan ook op enkele van deze toponiemen van toepassing zijn. De Koude(n)hoek in Ouddorp betreft laag weiland; in dezelfde plaats ligt ook een perceel genaamd Koude grond. De Koud(en)hoek in Vierlingsbeek bevindt zich in een streek met enigszins natte beekeerdgrond temidden van droge terreinenGa naar voetnoot(113). De Kouwehoek in Hoenderlo doelt mogelijk op de relatief lage luchttemperatuur in deze omgeving door de schaduw van de bomen. Het grootste gedeelte van deze toponiemen betreft echter straten of de één of andere vorm van bebouwing. Kunnen de namen van gehuchten, buurten e.d. nog ontstaan zijn uit veldnamen die op de bebouwing zijn overgegaan, met de straatnamen moet over het algemeen iets anders aan de hand zijn. De Koude hoeken in de steden hebben inderdaad een punt van overeenstemming: zij bevinden zich aan de oostzijde van de stad. De ligging is daarbij iets perifeer, aan de rand van het centrum. Deze omstandigheden gaan op voor Leiden, Vlissingen en Montfoort. Wij moeten hier wel denken aan een oosthoek, dat wil zeggen een (uit)hoek op het | |
[pagina 27]
| |
oosten, de windrichting waar de koude vandaan komt. In het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten (WALD) vinden we onder het kopje ‘hoge wind = wind, die uit noorden, noordoosten of oosten waait’ de volgende informatie van een zegsvrouw voor Toldijk (Steenderen): ‘As de wind hoog is, zit hie nog in den kolden hoek’. Dezelfde informante merkt elders op: 't gaat vriezen als ‘de wind nao den koldenhoek geet’Ga naar voetnoot(114). Koud op basis van de windrichting zit ook in de huisnaam De Kolde Wind, ook: De Hoge Wind in het Gelderse Hengelo, ‘vroeger 't laatste huis van het dorp aan de noordkant’Ga naar voetnoot(115). De tegenhanger ‘warme hoek’ hoorde ik nog recentelijk (december 1988) op de radio gebruiken: een weerman voorspelde zachte kerstdagen, omdat de wind uit ‘de warme hoek’ zou blijven waaien. Het drents kent de tegenstelling ‘naar den kouden kant, d.w.z. naar het Noorden of naar het Oosten’ en ‘naar den warmen kant, d.w.z. naar het Zuiden of naar het Westen’Ga naar voetnoot(116). In Vlaanderen worden de noorden oostzijde van een perceel wel koude kant genoemd (naast lommer-, schaduw- en vrieskant)Ga naar voetnoot(117); daar tegenover staat de warme of zonnekant, de naar het zuiden hellende zijde van een perceel. Laten de koude hoeken binnen de stedelijke toponymie zich makkelijk in een patroon invoegen, de overige gevallen, op het platteland, zijn problematischer, althans die gevallen die niet met zekerheid of waarschijnlijkheid tot de bodemgesteldheid te herleiden zijn. Het is hier immers moeilijker te bepalen in relatie tot wat de ligging gezien moet worden. Een aanvullende paarhelft ontbreekt meestal. Daarbij speelt ook het probleem (vooral in de kustgebieden) van de oudtijds afwijkende opvattingen omtrent de windrichting een rolGa naar voetnoot(118). Eén van de beide Warmenhoeken, namelijk die te Gorredijk, op de grens met Terwispel bevestigt overigens de noord/oost tegenover zuid/westgedachte: deze hoek bevindt zich ten noordwesten van Gorredijk, | |
[pagina 28]
| |
richting Westerend. Dit Westerend is de kennelijke tegenpool van Easterend, aan de andere kant van Gorredijk. Een ironisch bedoelde warme hoek vond ik in de Zweedse stad Södertälje: Varma hörnan, een straathoek die als een koud ‘trekgat’ bekend staatGa naar voetnoot(119). Nu mogen wij de Koude en warme hoeken niet los zien van de Koude hoornen en dito oorden. Het materiaal op -ho(o)rn ziet er als volgt uit: Koudhornerwei, 1865 Koudhorne-weg, weg: HantumhuizenGa naar voetnoot(120) (lopend naar of door een *Koudhorne?); 1873 Koude harne, grasland: OudegaGa naar voetnoot(121); 1701 de koldeherne, 1718 koude horne: zuidoost van WorkumGa naar voetnoot(122); kolhornen, ook kouhoarnen, 1543 in de kolde hoerne, uitbuiging van het Alddjip, zuidwest van: BeetsGa naar voetnoot(123) (een gebied met koop- en vlierveengrondenGa naar voetnoot(124)); Kòl hörn, Kòllörn: oost van ScheemdaGa naar voetnoot(125); 1802-12 Koudhoorn, huis, 1867 Koudhoorn: noordoost van Apeldoorn/oost van het LooGa naar voetnoot(126); 1802-12 Koudhoorn, huis en cultuurland: noordwest van Beekbergen/oost van UchelenGa naar voetnoot(127); Koudehuur, 1461 Die caelde huern, 1462 die kailde huern, 1781 koldenhuur: DidamGa naar voetnoot(128) (hoekvorm, althans wanneer een tussengelegen naamloos perceel wordt meegerekend); Koudhoorn, perceel met hoekige vorm: noordoost van Nunspeet, Ermelo; Koudhoorn, 855 (kopie) in silvua que dicitur HornloGa naar voetnoot(129), 1326 Dat goet te Hoerne, 1601 een wiltforstergoet... horn ofte colthorn, 1621 colthornGa naar voetnoot(130), 1802-12 Kouthoorn, 1867 | |
[pagina 29]
| |
Kolthoren van de KampGa naar voetnoot(131): kleine nederzetting: zuidoost van Putten (met latere toevoeging van koud); de Kolthoorn, 1802-12 Koud hoorn, 1867 Kolhoorn, boerderij: HeerdeGa naar voetnoot(132); Koudhoorn, 1802-12 Koudhoorn?Ga naar voetnoot(133), 1867 KoutharenGa naar voetnoot(134), 1931 KoutharenGa naar voetnoot(135), Kout horenGa naar voetnoot(136), hofstede: zuidwest van Nijkerk (vormen op-haren vermoedelijk onder invloed van 1802-12 de Haar in de onmiddellijke nabijheid); 1494 Kaeldehuerne: Verwolde (Lochem)Ga naar voetnoot(137); Koudhoorn: aan de Doodeweg, zuid van Amersfoort; Kouthoorn, hofstede: zuid/zuidoost van Maarsbergen; Koudhoorn: zuidwest van SoestGa naar voetnoot(138); tussen 1347 en 1571 de Koudehorn in S. CatharijneGa naar voetnoot(139), 1696 KahornGa naar voetnoot(140), 1696 Couwe Horn (oosthoek van de Vrijheit)Ga naar voetnoot(141), 1865 KoehoornGa naar voetnoot(142): Utrecht; Koude horn, 1648-49 Kouwen Horn, de Kouwen hoorn of 't oost entGa naar voetnoot(143), 1778 Wagenhuis met erf en boomen op den KoudenhoornGa naar voetnoot(144): Beverwijk; Koudenhorn, 1470 Coude horn: oostzijde centrum van HaarlemGa naar voetnoot(145); Koudehorn, 1627 De Kouwe-hoorn, 1635 De Couhorn, 1745 Couw horn, ‘een eertijds in het Y vooruitspringenden hoek lands aan het Zuideind van Oostzaan’Ga naar voetnoot(146): Oostzaan; CouwenhornGa naar voetnoot(147), 1746 Couwenhorn: | |
[pagina 30]
| |
Alkemade (‘In oude stukken heette deze buurt “Couwenhorn”. Een bouwmanshoeve aldaar heette n.l. de “Couwenhoeve”’Ga naar voetnoot(148); in één van beide toponiemen is koud sekundair); Koudenhornsteeg, steeg in de Vogelenzang (Wilhelminastraat)Ga naar voetnoot(149): oostzijde centrum Gouda; 1774 ‘een houtbosje genaamd het Kouwenhoorntje’Ga naar voetnoot(150), klein eilandje: zuidwest van Warmond; 1380 het goed ter Kaldenhurne: BoxmeerGa naar voetnoot(151). Als een twijfelachtig exemplaar beschouwt Blok Kalteren, 1209 CalthorneGa naar voetnoot(152). Kolhorn bij Barsingerhorn, 1629 KolhornGa naar voetnoot(153) wordt in de litteratuur ook wel verklaard als samenstelling met koud, maar zonder middeleeuwse schrijfvormen blijft deze suggestie hachelijk, aangezien de overgang van old naar oud al in het begin van de dertiende eeuw in Holland aanwijsbaar isGa naar voetnoot(154). Een persoonsnaam Kol(e), zoals voorgesteld door Pannekeet, lijkt me weinig waarschijnlijkGa naar voetnoot(155). Er zijn in ieder geval geen vormen die in die richting wijzen. Er komt bovendien een toponymisch element kol in Noordholland voor, o.a. 19e eeuws de Kol in Midwoud, 1742 't Kol(acker) in OostzaanGa naar voetnoot(156), 't Kolke op Wieringen en Kolakker te Broek op Langedijk. Een soortgelijk probleem doet zich voor bij 1843 Kolhorn bij HilversumGa naar voetnoot(157). Nu volgen nog de namen op -oord: Kouwenoord, 1670-71 de KoudenoortGa naar voetnoot(158), 1671 omtrent den Koldenoort onder HeusdenGa naar voetnoot(159), 1868 | |
[pagina 31]
| |
KouwenoordGa naar voetnoot(160), enkele huizen: Opheusden; Koud oord, perceel: Oudkarspel sectie B; Kou(w)enoord, 1695 Den Kouwen Noort, 1715 Den hilleken onders den Oudenhoorn genaemt CouwenoortGa naar voetnoot(161): NieuwenhoornGa naar voetnoot(162); de koude noord, de kaauwe noord (wel uit *Koudenoord), boerderij en bouwland: zuidwest van Boekel; Koudenoord ‘groot gedeelte onbedijkt land, uit schorren bestaande..., tusschen het Volkenrak en de Rozendaalsche vliet, de westelijke punt van de heerlijkheid Prinsenland uitmakende’Ga naar voetnoot(163), 1639 Kouden oordtGa naar voetnoot(164): Dinteloord; d∂ Koûw∂noo·rt'Ga naar voetnoot(165): Grave; 1719 de Couwenoord: MaasheesGa naar voetnoot(166); Kouweoord, ten oosten van het centrum: Nistelrode; Koude oordGa naar voetnoot(167), 1865 den Kouwenoort, huis: noordoost van OeffeltGa naar voetnoot(168); Koudenoord, bouwland, 1680 op CouwenoortGa naar voetnoot(169), 1703 die hoff genaemt KouwenoortGa naar voetnoot(170), 1865 Kouwe OordGa naar voetnoot(171): zuidoost van Velp (vgl. Grave). Ook onder de hoornen en oorden bevinden zich enkele gevallen die in aanmerking komen voor een letterlijke verklaring vanuit de bodemgestelheid: Koude harne in Oudega, mogelijk ook Kolhornen in Beets, voorts Koudehuur in Didam. De Koude hoorn in Nunspeet, Ermelo is een perceel in de vorm van een winkelhaak. De bodemgesteldheid ter plaatse is hoge zwarte enkeerdgrond met een ‘inham’ van nattere | |
[pagina 32]
| |
gooreerdgrondGa naar voetnoot(172). Koud oord in Oudkarspel bevindt zich in een plaats waar oord vrij veel voorkomt, als simplex en in samenstelling, als benaming voor vooral aan sloten gelegen percelen. De stadse Koude hoornen gedragen zich net als de stadse Koude hoeken: ze liggen aan de oostzijde van het centrum, vgl. in het bijzonder die in Beverwijk, die ook als 't oost ent bekend staat. De Koude hoornen ten plattelande bieden weinig houvast wat betreft de windrichting, de Koude oorden evenmin met uitzondering van De Koude oord in Oeffelt (noordoostzijde) die een tegenhanger heeft in (het) Warmoord, een huis aan de westzijde van dezelfde plaatsGa naar voetnoot(173). Er zijn een paar uiterste punten bij, zoals de Koudehorn in Oostzaan (zuidpunt) en Koudenoord in Dinteloord (westpunt). De hoornen hebben een lichte neiging tot klustervorming op de Veluwe en in Oostutrecht, een aantal oorden ligt op een kluitje in Noordoostbrabant. Mede daarom vermoed ik dat enkele van de Koude hoornen en -oorden het resultaat zijn van naamgeving naar analogie van reeds bestaande voorbeelden, zonder dat van een speciale ligging of ander kenmerk sprake is. Hetzelfde is van toepassing op het toponiem Koudenberg en varianten, van oorsprong een vertaling van FroidmontGa naar voetnoot(174), dat vooral in Noordbrabant zeer frekwent is. Gorissen rekent ook Kalteneck tot dezelfde groep (vgl. ons Koudenhoek, -oord, -hoorn). Pogingen tot een letterlijke verklaring in de trant van ‘waar een koude wind waait’ zijn gedoemd te mislukken. Wel kunnen enkele exemplaren mogelijk beschouwd worden als een tegenhanger van de Zonneberg en varianten (helling op het noorden tegenover helling op het zuidenGa naar voetnoot(175)). Kouwenberg, naam van een boerderij op Tolen, is een voorbeeld van een op een familienaam gebaseerd toponiem: omstreeks 1813 werd P.C. du Bois Couwenbergh eigenaar van het pandGa naar voetnoot(176). Een niet letterlijke verklaring is ook van toepassing op Kouwendaal (er is er één in Amersfoort met iets verderop een BloeidaalGa naar voetnoot(177)). De hoge frekwentie van toponiemen van het type Koudenhove, Kolt- | |
[pagina 33]
| |
hof etc. (meestal huisnamen) doet vermoeden dat ook hier van een zekere analogiewerking sprake kan zijn. Overigens zal koud in namen van gebouwen en nederzettingen vaak geïnterpreteerd moeten worden als ‘verlaten, niet meer in gebruik’, door Lindemans overtuigend aangetoond aan de hand van Koudertaveerne en KoudenkloosterGa naar voetnoot(178). De zojuist genoemde betekenis ‘verlaten, niet meer in gebruik, waar weinig omgaat’ spreekt ook duidelijk uit gronings n̥ kṑld stee ‘een zaak zonder nering’Ga naar voetnoot(179). Het fries kent de uitdrukking in hûs bouwe op in kâld steed = op een plaats waar nog geen huis gestaan heeft, en voorts it steed is kâlt, het voorwerp is weg(gekaapt) van de plaats waar het gestaan heeftGa naar voetnoot(180). De beide Friese uitdrukkingen bieden ruimte voor twee betekenisvarianten, namelijk ‘er is nog niets’ en ‘er is niets meer’Ga naar voetnoot(181). In verband met toponiemen komt alleen de tweede mogelijkheid in aanmerking. Een treffend voorbeeld buiten ons land is de Wüsten- of Kaltenherberg in de omgeving van Wasserberndorf/Seeramsmühle (Beieren), in een bron van nà 1592 Wusten, oder KaltherberigGa naar voetnoot(182) (vgl. mnl woest(e) ‘woest, onherbergzaam’, maar ook ‘ontvolkt, verlaten, afgelegen, leeg, onbewoond’Ga naar voetnoot(183). Ook op Engelse toponiemen is deze betekenisvariant toepasbaar: vgl. cold in de verouderde betekenis ‘neglected, unattended to’Ga naar voetnoot(184). In ons land kennen we naast Koudenhove, Kolthof, Koudekerke enz. o.a. een huis Kolmeule in Tubbergen, in 1475 vermeld als Coldemole, 1601 Kolle Molle, 1953 Kemöl. De vorm uit '53 laat zien hoe koud tot onherkenbaarheid kan afslijten. Een ander voorbeeld van een (in dit geval gereïnterpreteerde) | |
[pagina 34]
| |
huisnaam is de Kolde hoeve in Wierum, 1624 de Kolde ovent, een buiten gebruik gestelde steenovenGa naar voetnoot(185). Blok rangschikt ook Kaldenesse, 1130-1161 (kop. ca 1420), een oord met onbekende ligging in Noord- of Zuidholland, onder de verlatenenGa naar voetnoot(186). Enige voorzichtigheid is geboden getuige een vorm als 1475 des koldenhues, die duidelijk een persoonsnaam bevat (nu een erve Kolde bij Höcklenkamp, BentheimGa naar voetnoot(187). Warm in huis- en nederzettingsnamen is bepaald zeldzaam. Warmenhuizen, 1289 Wermerhuis zal er niet bij horen. De huisnaam De Warme hand in Amsterdam is ontleend aan de warme hand als zinnebeeld van het leven (tegenover de dode hand)Ga naar voetnoot(188). Op verschillende plaatsen in de Achterhoek en ook in Twente (Haaksbergen, Almelo) komt Kolstee, Kolstae als perceelsbenaming voor. De informanten zelf geven niet zelden als kommentaar dat op deze percelen vroeger houtskool werd gebrand. In één geval wordt daaraan toegevoegd dat er tot ca 1900 een houtskooloven geweest zou zijn. Overigens blijkt uit de kommentaren gewoonlijk niet dat de informant een konkrete herinnering heeft aan met houtskool in verband staande aktiviteiten. Bovendien is kol(len)hoop in deze streken het gebruikelijke woord voor kolenmijtGa naar voetnoot(189). Ik zou mij eventueel een Kolstee uit *Kol(len)hoopstee kunnen voorstellen, maar ik vraag mij af of hier geen sprake is van volksetymologie. Mogelijk zijn deze Kolsteeën in werkelijkheid *Koltsteden: verlaten plekken, d.w.z. plaatsen waar een huis heeft gestaan. De oostnederlandse kol(t)stee kan in dat geval vergeleken worden met een naam als Kohlenstädt, in 1364 Koldenstede in het Duitse taalgebiedGa naar voetnoot(190). Helaas heb ik nog geen oude vermeldingen van oostnederlandse Kolsteeën aangetroffen, die deze theorie kunnen bewijzen. Niet ver van ‘verlaten, niet meer in gebruik’ ligt de ook tot het begripsveld van koud horende variant ‘dood’, die toepasbaar is op het toponiem Kolnboom in Geesteren (Borkulo). Een koude, dat wil zeggen dode, dorre boom was een herkenningspunt in het landschap. Lindemans was de eerste die op deze koude bomen attendeerde (1487 | |
[pagina 35]
| |
Coudendoorne en 1377 Coude linde in Zellik, 1291 coudeijke in Leefdaal)Ga naar voetnoot(191). Ook de Kolle Boomswegg in Vreden, even over de grens bij Winterswijk, lijkt mij te verklaren als ‘weg naar of langs de dode boom’, liever dan ‘Weg... früher von Bäumen umsäumt; er führt auf einer kahlen Anhöhe in Nordlage entlang, wo tatsächlich oft ein herber Wind weht’Ga naar voetnoot(192). Op dezelfde wijze lijkt me Cholash (‘Cold ash tree’) in het Engelse Devon eerder een dode boom dan een boom ‘in an exposed position’Ga naar voetnoot(193). Dode bomen deden dienst als grenspalen. Zo bleek in 1709 bij een visitatie van 't Ruurlose broek ‘dat verscheijdene Eijken boomen op de plaetse g(e)n(aem)t het Breckum waren doetgegaen So hebben wij u hiermede willen bevelen om de voors. doedtgevreren bomen metten eersten te doen uijtweijen, ende So daer eenige onder sijn om tot Scheijts palen gebruijckt te konnen werden de selve daer toe te empleijeren...’Ga naar voetnoot(194). Het feit dat het toponiem der Kalte Baum nogal eens voorkomt aan een grens doet E. Herrmann ten onrechte konkluderen dat koud in dit toponiem (en in Kaltenherberg, Kalenthal enz.) ‘afgelegen, aan de grens gelegen’ zou moeten betekenenGa naar voetnoot195. De Warme struik in Groesbeek zal geen opvallend levenskrachtige struik zijn geweest, maar eerder een *Warvenstruik, vgl. de Warmenbossen, 1949 Warmbosch, 1930 Warmenbosch, 1864 Warvenbosch in Grollo, RoldeGa naar voetnoot(196) en de Warmenstruikweg, die loopt in de richting van de Wervenstruik in het Oostvlaamse ImpeGa naar voetnoot(197) (werf/warf ‘wilg’). Koud komt ook voor als bestanddeel in weg- en straatnamen. In Friesland hebben we de Kouwewech, 1865 Koude weg met daarlangs de Koude vaartGa naar voetnoot(198): 't Bilt, verklaard als *Kouwewei (= Koeweg) danwel ‘weg die door koude gronden loopt’Ga naar voetnoot(199) en 1778 Kouwe weg: Peazens, | |
[pagina 36]
| |
Oost DongeradeelGa naar voetnoot(200). De Koude weg in de omgeving van Doezum, gem. Grotegast in Groningen komt ter sprake in een schrijven van de onderwijzer van Doezum uit 1828: ‘... nu gaan wij weer noordwestwaarts over de koude weg (deze weg is in vroeger tijd zoo laag geweest, dat des zomers het water er op stond, van daar de naam koude weg)’. ‘De Uithorn heeft een leemachtige koude grond’Ga naar voetnoot(201). In het Overijselse Den Ham bevindt zich de Koldendijk, 1839 Kollendijk, 1840 opden Koldendijk, 1869 de Kolendijk?, ca. 1916 den Koldendiek, 'n breede zandweg (vgl. ‘ik dacht: 't Zal wel geducht morsig wezen op den Kolden Diek dus de klompen van Jet maar aan en mijn laarsjes in een papier mee... Verderop langs het land van Breiharm werd de weg beter’)Ga naar voetnoot(202). Tussen Ubbergen en Ooi (Gelderland) loopt een weg geheten Kouwe(n)dijk, KouwenstraatGa naar voetnoot(203). In de provincie Utrecht hebben we de Koudelaan, 1881 KouwenlaanGa naar voetnoot(204) in Bilthoven (De Bilt) (met als verklaring = *Kauwenlaan?), Koudelaan: Lage Vuursche (Baarn)Ga naar voetnoot(205) en de Koudelaan, ook genaamd Koelaan in MaarsbergenGa naar voetnoot(206); in Noordbrabant tenslotte d∂ ka.wpatGa naar voetnoot(207), 1791 koudepad gelegen in 't DorpGa naar voetnoot(208) te Goorle en 1832 Kouwe straatGa naar voetnoot(209), 1866 Koude StraatGa naar voetnoot(210), 1882 kouwe straatGa naar voetnoot(211): op de grens van Nunen en Son (deze straat wordt in een brief van een inwoner van Son beschreven als ‘de huidige Kwade straat’Ga naar voetnoot(212); Cornelissen c.s. verklaren 1832 Kouwestraat als drijfweg voor koeien, maar deze verklaring is in strijd | |
[pagina 37]
| |
met de uitspraak van het woord koe in deze omgevingGa naar voetnoot(213)). De archiefvermeldingen van deze straatnamen zijn over het algemeen nogal laat en niet zelden afkomstig uit bronnen die wellicht niet zo exakt de plaatselijke uitspraak weergeven maar invloed kunnen vertonen van niet uit de streek zelf afkomstige schrijvers, zoals landmeters. Een niet gering gedeelte van deze koude-toponiemen kan dan ook herleid worden tot reïnterpretatie. Fries kou ‘koe’ en kouwe ‘koeien-’ en ook gronings kou ‘koe’ kunnen met koud(e) verward zijnGa naar voetnoot(214). De Friese kouwe-toponiemen zullen over het algemeen eerder als koeien- dan als koude- opgevat moeten worden, vgl. 1853 de KoedijkGa naar voetnoot(215), 1932 KoedijkGa naar voetnoot(216) in Ferwerderadeel die in de volksmond (of is het een vertaling?) als KouwedijkGa naar voetnoot(217) verschijnt en verder Kouwegong, met kommentaar van de informant: ‘koeiengang’ in Westermeer, Haskerland en het appellatief kowepaad(sje) , kouwepaedtsje ‘koepad’Ga naar voetnoot(218). Hetzelfde geldt voor 'n Koudiek in Wierden (hierboven al ter sprake gekomen). De beoordeling van de Koude- of Koelaan in Maarsbergen wordt bemoeilijkt doordat deze laan loopt tussen de boerderijen Kouthoorn en KoedamGa naar voetnoot(219) (vgl. ook de Koude hoorn (Koe-, Kahoorn) in Utrecht). In Brabant kunnen kwaad en koud verward worden: vgl. vormen als kŏ ‘kwaad’ en Ko.j∂ndrís = Kwaden Dries naast ka.u̯ en kaaw ‘koud’Ga naar voetnoot(220). Een opvallende straatnaam is het Koude gat in Groningen, volgens Ter Laan uitgesproken als 't Kòlle gat, ‘nu opgevat als het koude gat’Ga naar voetnoot(221). De oudste vermeldingen zijn: 1457 aan de zuidzijde van de vischmarkt bij den kolden gathe, 1591 in de heerestraat bijhet koude- | |
[pagina 38]
| |
gatGa naar voetnoot(222). Het gat wordt door Feith opgevat als mnl. gat of gathe ‘overeenkomend met het duitsche Gasse = straat of toegang’Ga naar voetnoot(223). Feith heeft zich in dit geval gebaseerd op het kort tevoren verschenen deel van het Middelnederlands woordenboek, waarin het bestaan van een niet aangetroffen zelfstandig naamwoord *gate in de betekenis ‘weg, straat’ niet bij voorbaat wordt afgewezen. Wat hiervan ook zij, in het geval van 1457 bij den kolden gathe lijkt me de vorm gathe overtuigender te verklaren als datief (opgewekt door de prepositie bij) van mnl. gat, dat o.a. ‘doortocht, toegang, poort’ en ook ‘nauwe weg, kanaal’ (door lichaam) kan betekenen. Feith vermeldt nog dat op een zeventiende-eeuwse plattegrond de naam Koldegat voor een nauwe toegang tussen twee huizen en een nabijgelegen straatje wordt gebruikt. Gat in de zin van ‘toegang’ komt hier goed uit. Maar waarom het Koude gat? De ligging zoals aan de moderne situatie af te lezen althans is meer zuid/zuid-oost dan oost, laat staan noord. Bovendien is er nog een gelijkluidend 't kòlle gat in Ter Laans woordenboek, gedefinieerd als ‘de verbinding tussen de beide schuren van een grote boerderij, vlak bij de achtergevel’ (op het Hogeland). Ter Laan zelf schenkt geen aandacht aan deze coïncidentie, maar sluit zich m.i. ten onrechte aan bij de Gasse-theorie van Feith. Toch is een verband geenszins ondenkbaar. De definitie ‘verbinding tussen schuren enz.’ blijkt namelijk niet in overeenstemming te zijn met de werkelijkheid; het kolle gat is de dwars op de verbinding staande, niet overdekte tussenruimte tussen twee schuren, een gangetje van circa een meter breed. Deze open ruimte, om bouwtechnische redenen aangebracht, wordt nergens voor gebruikt en door de informanten beschreven als een koud tochtgatGa naar voetnoot(224). De overeenkomst tussen het plattelandse kolle gat en de ligging van het Koudegat in Groningen-stad is treffend. Aan waternamen met het bestanddeel koud of warm heb ik het volgende verzameld: Koude vaart: 't Bilt (langs de Koudeweg; koud kan in deze waternaam secundair zijn bij de wegnaam); Koude Maag, 1778 (7 pondemaat van) de Drooge- of Koldemaag, het groot- en klein sandt | |
[pagina 39]
| |
... de Coldemaag ten zuidoostenGa naar voetnoot(225), 1839 hooiland bij de KoudemaagGa naar voetnoot(226), Kâldemage, deel van de Terkaplesterpoelen, ‘ek wol in “sek” fan de Poel neamd’Ga naar voetnoot(227): TerkapleGa naar voetnoot(228); 1511 coldmerGa naar voetnoot(229), 1543 den kaldemerGa naar voetnoot(230), 1546 de Koudmer, die coldmerGa naar voetnoot(231), 1718 De Koud Meer off De Makkumer MeerGa naar voetnoot(232), 1867 Koude- of Makkumer M(ee)rGa naar voetnoot(233), 1898 De Kâldemar, KoudemeerGa naar voetnoot(234), (drooggelegd) meer: Wonseradeel; Kolden graven, 1820-24 KoldegraveGa naar voetnoot(235), 1867 Kolde Graaf, waterloop: AlmeloGa naar voetnoot(236); het land dat tot de Kolden A behoort: Lente; Koldegat, plas bij de IJsel: GorselGa naar voetnoot(237); Koudven, ven: Ginderdoor, LieshoutGa naar voetnoot(238) (vgl. echter 1927 Kontven); Koudewater, 1439 aan de nonnen nabij 's-Hertogenbosch, ter plaatse gezegd Caldewater, 1456 het klooster van de Zalige Maagd Maria, ter plaatse genaamd Caudewater, 1467 het convent van den Cauden Water: RosmalenGa naar voetnoot(239) (waternaam die op de bebouwing is overgegaan? vgl. 1545 Mariën Water, de tweede naam van KoudewaterGa naar voetnoot(240), een naam die de indruk wekt niet letterlijk genomen te moeten worden, maar te passen in een bepaalde traditie van kloosternamen van het type Mariëngaarde, Mariënhage, Mariëndaal etc); Kouwven, ven: VessemGa naar voetnoot(241) (wel uit *Koudven, vgl. hiervóór Kaudemaes, in de volksmond Kouw moas in Nistelrode); Kalden graeff, | |
[pagina 40]
| |
waterloop: Besel. Op een achttiende-eeuwse kaart van Wijlre vond ik een Warme bron ingetekend aan het eind van de Schönborner beekGa naar voetnoot(242). Een Warmbeek komt in België voor (ontspringt in Peer) maar wordt door Molemans geïnterpreteerd als een vermoedelijke volksetymologische reïnterpretatie van *WaarbeekGa naar voetnoot(243). In Nederland vond ik alleen nog een hydroniem 't Waarme nestje in Katwijk, een deel van het Mallegat waar gezwommen werdGa naar voetnoot(244). De Koude Maag, ook wel aangeduid als sek (= zak) zou vergeleken kunnen zijn met een koude maag ‘langzaam verterende maag die zure oprispingen veroorzaakt’Ga naar voetnoot(245), hoewel ik mij afvraag inhoeverre deze in de oude geneeskunst thuishorende term meer algemene bekendheid heeft gehad. Het ligt misschien toch meer voor de hand om aan te nemen dat koud slaat op de temperatuur van de maagvormige holte, die dieper was dan de rest van de poelen. Er lijkt me in ieder geval geen reden aanwezig om mage uit marge ‘land aan waterkant?’ te verklaren, zoals met aarzeling geponeerd door KalmaGa naar voetnoot(246). Maag is zeer acceptabel als waternamenbestanddeel. De vermelding Drooge- of Koldemaag vindt vermoedelijk zijn verklaring in beïnvloeding door de naam van een water dat toegang geeft tot de Kolde Maag, het Droge gatGa naar voetnoot(247). Over het algemeen mag men bij waternamen met koud of warm als eerste element aannemen, dat de betreffende wateren hun naam ontlenen aan hun temperatuur en niet aan de beschutte of onbeschutte ligging waaraan Schönfeld (zo ook Kempeneers m.b.t. hydroniemen met koud(e) in België) de naamgeving toeschrijftGa naar voetnoot(248). Er zijn ook vergelijkbare namen in Duitsland en de Skandinavische landenGa naar voetnoot(249). De verklaring is steeds koud water (dat dichtvriest) tegenover water dat | |
[pagina 41]
| |
wat warmer is en daardoor niet of niet spoedig dichtvriest. Een wat hogere watertemperatuur kan ook een onnatuurlijke oorzaak hebben: het water in Varma rännan in Stockholm b.v. was wat warmer doordat daar koelwater van de fabrieken in de omgeving werd geloosd. In het voorjaar kon in dit water daarom eerder dan elders in de stad gezwommen wordenGa naar voetnoot(250). Een opvallende betekenisontwikkeling van koud vertoont het zweedse kallkällan (‘de koude bron’) dat voorkomt als benaming voor bronnen, die, althans in het winterseizoen, warmer zijn dan bronnen in de omgeving. Zij hebben het hele jaar door een konstante lage temperatuur. In de zomer zijn zij daardoor relatief koud, in de winter echter blijven zij ijsvrij, in tegenstelling tot andere bronnenGa naar voetnoot(251). Een voorbeeld van ironische naamgeving schijnt Warmwässerle bij Ulm te zijn, een waterloop die een lage temperatuur heeft in vergelijking met het water van de DonauGa naar voetnoot(252). Aansluitend wil ik enkele namen behandelen uit de sfeer van waterovergang, brug. We hebben op dit gebied: Kolvoort, 1475 Coldenvoert, een ‘kathe’, 1601 het koltvoert, ca 1865 Kolfoor: Bornerbroek, BorneGa naar voetnoot(253); 1646/47 't Kolde Spyck: Zeddam, Wijnbergen, BergGa naar voetnoot(254); 1403 Een slach op den Koldenvoorde, 1427 eenen slach op den Kaldenvoirt, anders geheiten Wittenbrinck, 1531 eenen slach lants, geheiten op den Kaldenvoert ofte Wittenbrinck... in tween stucken... d'een stuck met den aversten eynde gelegen... an der Hummelscher weteringen, met den nedersten eynde an die Wittenbrincksche straet; d'ander stuck daer is boven naest gelegen... Boltinckgier ende beneden... Juffer Lutgers slach, schietende met den eenen eynde op de grote Zelemsche weteringe: HummeloGa naar voetnoot(255); Koldeveer, it Koldefear, gehucht: Gorredijk, gem. OpsterlandGa naar voetnoot(256). Ter vergelijking kan ik nog wijzen op het Deense | |
[pagina 42]
| |
Koldbro verklaard als ‘Broen over åen *Kalda’ (*Kalda naar de temperatuur van het water; een tweede poging tot verklaring: ‘Den farlige bro’ is minder overtuigend en ondenkbaar in ons gebied)Ga naar voetnoot(257). Een parallelle formatie is vermoedelijk Vitebro, bij een riviernaam *HwītaGa naar voetnoot(258) en ook Svartebro bij een riviernaam *SwartaGa naar voetnoot(259). Analoog hieraan zou men zich ook in Nederland een oversteek door/brug over *de Koude (beek, rivier) kunnen voorstellen. Bij een samenstelling met voort is, vanwege het kontakt met het water, koud van temperatuur wel denkbaar zonder tussenkomst van een waternaam *de Koude, maar bij de andere samenstellingen niet. De betekenis ‘niet meer in gebruik’ is kennelijk ook niet van toepassing, gezien althans de ligging van de Kolde voort in Hummelo, die, volgens de beschrijving in 1531, precies overeenkomt met die van De Wittenbrinksche Brug op de kadastrale verzamelkaart uit 1941. Dit punt is door de eeuwen heen als oversteekplaats in gebruik gebleven. In het noorden des lands, met name in Friesland, komt koud vaak voor in kombinatie met ho(o)l: KoehoalGa naar voetnoot(260), KoehoolGa naar voetnoot(261), 1511 Hilbrant to CaldenholGa naar voetnoot(262), 1853 Kl(ein) Koehool, G(root)e KoehoolGa naar voetnoot(263), buurt: Ferwert, Ferwerderadeel; KoehoalGa naar voetnoot(264), gehucht, Koehool, huisGa naar voetnoot(265), circa 1429 oppet wat vuer 't koudehol in VrieslantGa naar voetnoot(266), 1546 Lieuwe te Kahoel, 1546 't Cromwer... die olde zijlroede nae Coldehoe ten westen: Tzummarum, BarradeelGa naar voetnoot(267); 1511 Jarijch tho CaudehoelGa naar voetnoot(268), 1546 Jan te Cadeholstre, Lieuwe te Cadehoel, Lieuwe te Coldehoe, 1852 KoehoolGa naar voetnoot(269): OosterbierumGa naar voetnoot(270); 1543 die westereyndt aen Coldehoelstera hoylandt, 1849 KoudehoolGa naar voetnoot(271), 1865 KoudehoolGa naar voetnoot(272), | |
[pagina 43]
| |
KahoalGa naar voetnoot(273): Raard, Rauwerderhem; 1533 Koeholle, (ongedateerd) Coholle: WonseradeelGa naar voetnoot(274). Een ongelokaliseerde vermelding moet hieraan nog worden toegevoegd: 1432 Calda hoelGa naar voetnoot(275). In Groningen hebben we de streek KòlhòlGa naar voetnoot(276), 1869 KolholGa naar voetnoot(277) bij 't Zandt, als boerderijnaam Lutje Colhol en Nij Colhol, 1596 Tammo Jansens tho Codeholl, 1597 Julle Jacops tho ColdehollGa naar voetnoot(278). Tenslotte is er nog een exemplaar in Drente, namelijk 1284 ColdekolGa naar voetnoot(279) (vermoedelijk te lezen als Coldehol) in Zuidlaren, dat wel identiek is met Kolhol, ca 1650 Colhooll, Colholl, 1807 Colhol op de grens van de marken Zuidlaren en Midlaren, gelegen op een westelijke esrand, grenzend aan het Katerveld en het SteenveenGa naar voetnoot(280). Het Friese toponiem is zowel wat betreft het eerste als het tweede bestanddeel enigszins controversieel door de verschillende variantenGa naar voetnoot(281). De vormen op -hoe zijn wel te lezen als -hol. De uitspraak doet denken aan fries hoal, hoalle ‘hol’, ook in de zin van ‘verborgen bergplaats’Ga naar voetnoot(282), overeenkomend met oudfries hol ‘Höhle, Loch, Öffnung’Ga naar voetnoot(283), vgl. mnl hol, hole, hool ‘holte, gat, grot’Ga naar voetnoot(284). Volgens Winsemius hebben de betreffende Friese toponiemen (en de Groningse) een gemeenschappelijk trekje in de ligging: bij een (oude) zeedijk, op een plek waar een waterloop in zee of in onbedijkt land uitkomt. Mogelijk hebben de toponiemen betrekking op een bepaald soort doorgang voor het water? Zonder zekerheid over de betekenis van het tweede element, blijft ook die van het eerste in het duister: koud ‘niet meer in gebruik’? Het Drentse toponiem - en wellicht ook het Groningse - zullen wel apart gehouden moeten worden; het zijn mogelijk samenstellingen met hol ‘laagliggend, drassig gebied’. | |
[pagina 44]
| |
Hierboven bleek al dat het element koud soms in een later stadium aan een reeds bestaand toponiem wordt toegevoegd: Koudhoorn, 855 Hornlo, 1601 horn ofte colthorn in Putten is zo'n geval. Een huis en land dat in het Veluws kaartboek 1802-12 de FluitGa naar voetnoot(285) wordt genoemd (bij Vasen) is volgens Schönfeld identiek met 19e-eeuws de Koude fluitGa naar voetnoot(286). Misschien is deze Koude fluit op zijn beurt identiek met de Kolde Fluiter, een perceel bouwland te Gortel, hoewel de lokalisering iets afwijkt. Een volgend geval, hoewel minder doorzichtig, is het Groningse Kolham, indien het mag worden vereenzelvigd met 1266 in Hamme, 1453 vpden kolham, 1475 Kolhemiss, 1497 Caldehammis, 1596 toe ColhamGa naar voetnoot(287). De plaats stond nog lang als Den Ham bekendGa naar voetnoot(288). Men zou zich een onderscheidende toevoeging kunnen voorstellen die dit Den Ham scheidt van Den Ham (Aduard) en Den Ham (Bellingwolde). De identificatie is echter niet echt zeker. Ook is het nog maar de vraag of het eerste element hier werkelijk koud is. De vorm uit 1497 kan een herinterpretatie zijn van de vorm uit 1475, die op zijn beurt een element bevat dat naast ‘koud’ nog andere interpretaties toelaat. Koude Olen, ten noordwesten van Olen (1753 Breugels OoleGa naar voetnoot(289)) (gem. Son) bevat weliswaar een onderscheidend element koude, waar dit is wellicht een reïnterpretatie van de dialektuitspraak van kwade (vgl. Koude straat op de grens van Nunen en Son). Over de landsgrenzen zijn met koud korresponderende toevoegingen te signaleren. In Engeland is cold een zeer frekwente toevoeging, die steeds wordt verklaard in termen als ‘exposed’ of ‘cheerless, inhospitable’Ga naar voetnoot(290). Enkele voorbeelden zijn Coldeaton, 1086 Eitune, 1269, 1281 Cold(e)eyton(e) (... situated on a spur above the steeply-rising bank of the R. Dove... Cold from its exposed situation...) en daarnaast Eaton Dovedale, Little and Long EatonGa naar voetnoot(291); voorts Cold Hiendley (cold ‘from its bleak, exposed position’) naast South en Upper HiendleyGa naar voetnoot(292); Aston Blank of Cold Aston, in 1590 Colde Aston al(ia)s Little Aston naast Aston Subedge. Hoewel er gewoonlijk wel feitelijke argumenten worden | |
[pagina 45]
| |
aangedragen voor een koude liging, voel ik mij toch niet geheel overtuigd. Duitsland kent paren als Kaltennordheim, 795, 1031 Nordheim, 1343 Kaldin Nordheym tegenover Nordheim (vor der Rhön) en Kaltenengers, 1302 Klein-Engers, 1438 en 1544 Calden-Engers tegenover Engers sec.Ga naar voetnoot(293). Bach verklaart koud vanuit een ‘Nordlage’ (van de zon afgewend)Ga naar voetnoot(294). Kaufmann denkt aan een hoge en/of onbeschutte ligging op het noorden, maar sluit in een enkel geval een verklaring vanuit een geïsoleerde ligging niet uitGa naar voetnoot(295). Deze laatste suggestie is zo gek nog niet: de stap van ‘verlaten, leeg, dood’ naar ‘afgelegen’ (een ‘dooie hoek’) is niet zo groot. Daarbij kunnen we ter vergelijking denken aan mnl. woest (o.a. ‘afgelegen’ en ‘onbewoond’) en deens øde in de plaatsnamen Øde Høvelte, Øde Hastrup en Øde Førslev, dat in één van de drie gevallen ‘niet langer bewoond’ betekent, in tenminste in één van de beide andere echter waarschijnlijk ‘afgelegen’Ga naar voetnoot(296). In één Engels en één Duits voorbeeld alterneert koud met klein: Colde of Little Aston en Kalden- of Klein-Engers. Deze afwisseling zou erop kunnen wijzen dat koud hier een denigrerende betekenis kan hebben vergelijkbaar met kwaad ‘klein’ in plaatsnamen als Kwaad-IeperGa naar voetnoot(297). Toch moeten we niet te veel belang hechten aan dit ene Engelse en dit ene Duitse geval; ze kunnen op toeval berusten. Het nederlandse koud-materiaal is op het punt van onderscheidende toevoegingen bovendien zó beperkt, dat het zich eigenlijk niet leent voor vergelijking met het veel overvloediger materiaal in het buitenland. De Koudhoorn te Putten is feitelijk het enige duidelijke geval. Enige direkte aanleiding voor toevoeging van een onderscheidend element lijkt hier niet aanwezig geweest te zijn. Ik heb althans geen *hoorn als simplex of tweede bestanddeel in de nabijheid ontwaard. De toevoeging kan overigens zeer wel verklaard worden vanuit de ligging: de uiterste oostrand van de gemeente Putten. Een | |
[pagina 46]
| |
soortgelijke verklaring gaat ook op - het bleek hierboven al - voor althans het merendeel van die gevallen waar koud niet zozeer onderscheidend, maar wel kontrasterend staat tegenover een koud-loze tegenhanger: Kouwenoord in Opheusden en wat westelijker, niet ver over de grens, den Oord in Kesteren, 1494 Kaeldehuerne en, in dezelfde bron, die Huerne in Verwolde (Lochem), de Kouwenhoek in Deurne en, wat zuidelijker in dezelfde plaats Hoek sec, tenslotte Kalter (uit 1440 Calthaer) ten oosten van het Haarman (1475 Haer) in De Lutte, Losser (omdat het hier een haar, dus een hoogte betreft kan in dit geval ook gedacht worden aan een helling ‘op het oosten gelegen’). De Koudhoorn in Heerde daarentegen ligt ten westen van Hoorn sec; hij maakt echter deel uit van de Veluwse hoornkluster, zodat zoeken naar een relatie met de windrichting hier vermoedelijk geen zin heeft.
Amsterdam Loes H. Maas |
|