| |
Kaatsspelen te Antwerpen in de 15de-18de eeuw
Aan Dr. J. Lindemans komt de verdienste toe, als eerste de aandacht te hebben gevestigd op de ‘Speelterreinen onzer Voorouders’Ga naar voetnoot(1). Het was vooral het sollespel, een balspel met kolf, arm of voet beoefend, dat in dat artikel zijn belangstelling gaande maakte. Maar ook de plaatsnamen met krekel, waarin de auteur krekel (Eng. criquet) als een variante van het kolfspel zag, werden aangeraakt. Ten slotte kwamen er ook de vele toponiemen met het bestaande speel- ter sprake, waarin een ‘plaats voor het openluchtspel’ zou kunnen gezien worden.
Een paar jaren later, in 1951, kwam Lindemans, in samenwerking met P. Cnops, op de speelterreinen en ontspanningsvormen terug; in dit vooral aan Evere gewijde overzicht vermeldde hij naast het sollen en kolven, ook het kaatsen met de kleine kaatsbalGa naar voetnoot(2).
Tijdens het academiejaar 1986 werd het thema ‘speelterreinen’, zoals dit door en langs de toponymie om voor de voorbije eeuwen kan bestudeerd worden, opnieuw onderzocht door A. van Roey, studente aan het Instituut voor Lichamelijke Opleiding te Leuven. In haar licentieverhandeling bestudeerde zij alle plaatsnamen in de vijf middelgrote steden Leuven, Herentals, Sint-Truiden, Aalst en Ieper die met volkssporten of spelen in verband stondenGa naar voetnoot(3). Net zoals J. Lindemans al geconstateerd had dat de plaatsnamen ‘op eigenaardige wijze het openluchtspel bij onze voorouders belichten’, kwam Lic. A. van Roey tot de conclusie dat de plaatsnaamkunde voor onze Vlaamse provincies een belangrijke bijdrage kan leveren tot de historische studie van de volkssporten.
| |
| |
Bij het systematische onderzoek van de schepenregisters op het Stadsarchief te Antwerpen was het ons al vaker opgevallen dat er, voornamelijk in de 16de eeuw, heel wat kaatsspelen vermeld worden. We hadden die kaatsbanen met hun realia van eigenaar, eventueel huurder, ligging, overdracht aan nieuwe bezitter, oprichting of verdwijning enz. opgetekend, om via die verzameling van toponymische en appellativische vermeldingen ‘spel en vermaak bij onze voorouders’ te leren kennen in het belangrijke centrum dat Antwerpen in zijn Gouden Eeuw geweest is. Het bleek noodzakelijk er ook nog enkele andere bronnen bij te betrekken, o.m. de bekende wijkboeken van Ketgen, gerangschikt in de Privilegiekamer, en enkele occasionele vondsten uit het NotariaatGa naar voetnoot(4). We hebben de vrij rijke oogst aan kaatsspeloptekeningen - ruim 30 in totaal - ondergebracht onder de alfabetisch gerangschikte straatnamen waar de kaatsbanen zich bevonden. Daarbij hebben we, om de situering in het huidige Antwerpen te vergemakkelijken, oude, verdwenen straatbenamingen vervangen door hun moderne opvolger. Zo vindt men het kaatsspel dat weleer in de Achterstraat gelegen was, onder de hedendaagse straatnaam Lange Noordstraat. Bij Achterstraat en gelijkaardige verdwenen benamingen, komt dan een kruisverwijzing voorGa naar voetnoot(5). Onze excerpten staan opgenomen in een bondig regest, zodat blijkt wat de ontlede akte eigenlijk inhoudt.
Meestal is het niet meer mogelijk gebleken om een kaatsspel precies te lokaliseren en moeten we ons vergenoegen met de globale situering in of achter een straat. Daar de kaatsspelen niet zelden achter of naast een huis of herberg gelegen waren, is het niet ondenkbaar dat ze een in- of uitgang hadden in een aanpalende straat; dit verschijnsel is ons bij de parallelle Joden- en Schuttershofstraat duidelijk opgevallen. Dit feit alleen is al een probleem bij de nauwkeurige situering...
Slechts één enkel kaatsspel kon met absolute zekerheid gesitueerd worden, nl. dat aan de Bredestraat, dat er nr. 6 draagt en waarvan de
| |
| |
huisnaam tot bij de huidige eigenaars bekend is. Hier kan beslist van een taaie overlevering in de akten gesproken worden, en uiteraard ook van een sterke traditie bij het voortbestaan van een eeuwenoude huisnaam.
* * *
X. | Achterstraat, zie Lange Noordstraat |
X. | Begijnenstraat, zie Bredestraat |
1. | Blindestraat: 1597, Hr. Adriaan Rockocx verkoopt aan Jor. Niclaes Rockocx, de helft ‘vanden kaetspele’ (S. Pk. 2258, 271ro).
Vermoedelijk was dit kaatsspel in gebruik in 1582 en is het te identificeren met datgene dat ten tijde van de Reformatie hinder berokkende aan het oude Minderbroedersklooster. Uit aantekeningen van de administratie der zgn. Religiekas kon het volgende genoteerd worden: |
‘Item betaald aan Peeter Voegels, mandenmaker, 12 gulden, ter zake van zekere teenen horden gemaakt tot bewaarnis van de glazen vensters in de huizing van de Waalsche ministers in de Blindenstraat, tegen het vliegen van ballen komende uit het ketsspel’Ga naar voetnoot(6).
X. | Boeksteeg, zie Nationalestraat |
X. | Brabantse Korenmarkt, zie Graanmarkt |
2. | Bredestraat: 20-V-1503, Aernout Fijen, timmerman, gaf terve aan meester Peter de Witte, priester en kapelaan in St.-Joriskerk, ‘een huys met eenen gange ende poertken daer neffens gelegen, houe, gronde etc. geh. tkaetspel, gestaen voere inde bagynenstrate by sgorters putte’. Situering tussen huis en erven van Aert van Corpt, geh. de Mane, en een ander huis van Aernout Fijen. Achteraan paalde het aan de schuur van Aert van Corpt. Fijen had het ‘eertijds’ ter Vrijdagmarkt gekocht (S. S. 124, 55ro).
Akten betreffende het aangrenzende huis de Mane, dat aan A. van Corpt, dienaar van de Korte Roede van de Stad behoorde en die dit huis de Mane op het einde van de Kammerstraat situeren, komen voor in 1509 en 1524 en geven telkens als aanpalend eigendom de huizing geh. tcaetspel aan (S. S. 136, 199vo-200ro; S. S. 166, 130vo).
Wat het huis tcaetspel zelf betreft, vernemen we in 1514 dat de Zusters van het Klooster Van St.-Magdalena te Delft het aan ene
|
| |
| |
| Clause van Hersbeke verkopen. Het is dan een stenen huis met gang en poort ernaast, nog steeds in de Begijnenstraat gesitueerd; de grenspanden zijn de reeds herhaaldelijk vermelde Mane en een ‘stroyen huys’ (S. S. 146, 67ro).
Ketgen in zijn wijkboeken situeert het Kaetspel reeds in de BredestraatGa naar voetnoot(7), westzijde; een belangrijke eigenares ervan was in 1598 Maria de la Torre (S. Pk. 2257, 358). Van deze eigenares van het Kaatsspel is een merkwaardige inventaris van kunstvoorwerpen uit 1517 bekendGa naar voetnoot(8).
Het gaat hier om het huis dat thans nog duidelijk situeerbaar is aan de Bredestraat nr. 6Ga naar voetnoot(9). |
3. | Dries: 1571, De amman van Antwerpen doet uitwinning of verkoping bij vonnis van een ‘huys metter plaetsen, caetspele, fundo et omnibus, opten Driesch’; aanpalende eigenaars waren ridder Gheeraert Sterck en Jan Vrancke. De verkoping geschiedde vanwege rentenier Jan Lambrechts; het pand kwam van Wouter van Hove, cordewagencruydere, en werd ingekocht door Henrick van Thielen (S. S. 328, 128ro). Het wijkboek van Ketgen geeft ons de opeenvolgende eigenaars aan tussen 1571 en 1636, maar zonder enig verder detail over het aanwezige kaatsspel (S. Pk. 2262, 60ro). |
4. | Everdijstraat: Bij ons weten waren er in deze straat 3 kaatsspelen gevestigd in de 16de eeuw; 2 daarvan waren in één hand, het andere behoorde aan een verschillende eigenaar toe. - Een vrij ingewikkelde toestand!
Op 10 februari 1545 verkocht Niclaes Jongelinck reeds een huis met kaetspele aan Eustaes de Bouloys (S. Not. 2072, 25vo), een koper die we ook nog elders in het kaatsspelbedrijf zullen ontmoeten. Kort daarna, in 1564, verkocht N. Jongelinck, koopman, een rente van 100 gl. op ‘een huys met twee caetspelen..., geh. tselue huys het caetspel’, een pand dat aan huis Sint-Willeboort grensde. Tegelijkertijd verkocht hij dat tweede eigendom door aan Daniel Reyners; de eigendomsaanhaling zegt dat Jongelinck het pand zelf in 1539 terve had genomen. Uitdrukkelijk wordt ook gezegd dat Jongelinck het 2de kaatsspel zelf op zijn eigendom heeft aangelegd (S. S. 300, 337ro-vo).
|
| |
| |
| Andere akten vertellen ons dat het huis met de 2 kaatsspelen in 1579 door de amman ter Vrijdagmarkt geveild wordt, en dat het huis in de Everdijstraat dan het oisters caetspel heet; ene Hans Ruth of Hans Ruts is er dan de koper van (S. S. 359, 109vo; S. Pk. 2262, 123ro).
En dan naar 1584, voor ‘een camere metten houe, gronde... wesende nv een kaetspel... in de Euerdeystrate...’. Zekere Marie Halfhuys met haar echtgenoot Gillis Pauwels verkoopt de 3£ 10 sc. die er sedert 1525 op rusten, aan de mombers of voogden van Geertruijt en Margriete Heldermans (S. S. 378, 200vo-201ro). De bewoordingen ‘wesende nu een kaatsspel’ laten doorschemeren dat het nog niet zo lang geleden tot een kaatsbaan is omgevormd. We weten helemaal niet waar dit kaatsspel zich in de Everdijstraat bevonden heeft.
Van het Oosters Kaatsspel weten we dat het zich aan de zuidzijde van de straat bevond, dus vermoedelijk daar waar thans het gebouwencomplex van de Antwerpse politie oprijst. Wat de benaming Oosters Kaatsspel betreft tasten we eveneens in het duister: heeft het te maken met het feit dat er zich twee kaatsbanen of -spelen bevonden? Het adj. oosters kan zowel oriëntaals als Noordduits betekenenGa naar voetnoot(10); deze laatste betekenis zou kunnen aansluiten bij de talrijke zgn. Oosterlingen die te Antwerpen resideerden en handel dreven met de Hanzesteden. Was Hans Ruth een Oosterling? |
5. | Graanmarkt: 10-XII-1729, de geestelijke dochter Anna Isabella Gansacker krijgt van de eigenares Petronella Tax toestemming om een stenen verlaat te bouwen aan het huis gen. het Caetspel, op de Brabantse Korenmarkt gestaan (S. Not. 772, 89ro). - Verder is ons over dit pand niets bekend. |
6. | Handschoenmarkt: Naar Ketgen in zijn Wijkboek meedeelt, stond er op O.-L.-Vrouwekerkhof een huis gen. het Quaertspel; hij situeert het naast de Drie Koningen en zegt dat de eigenaar, Huibrecht Boel, het van de Stad had verkregen. Als titel of huisnaam schreef Ketgen resoluut Caertspel (S. Pk. 2338, 298vo; in de uitgegeven Stadsprotocollen I, nr. 709 eveneens het Quaertspel). Na aanvankelijke aarzeling om het - gezien de spelling - bij de kaatspelen op te nemen, beslisten we toch om het uithangbord als Kaatsspel op te vatten en Quaertspel als een foute lezing te beschouwen. Twee
|
| |
| |
| bewijsplaatsen wezen in die richting: 1584, ‘huybrechts Boel huys ende erue geh. het caetspel’ en 1597, ‘huys cum fundo gen. het caetspel’ (S. Pk. 2265, 179ro; S. S. 379, 333vo; S. S. 424, 274vo).
Mogelijk kan dit huis aan de Handschoenmarkt vereenzelvigd worden met een huis de Caetsbaene, dat we aldaar in een delingsakte van de familie della Faille anno 1758 ontmoetenGa naar voetnoot(11). |
7. | Jeruzalemstraat: 1495, Jacop Clieck Cornelissone gaf terve aan Steuen de Beere Janssone een ‘huysinge metter plaetsen... gelegen byde Wage, achter de huijsinge vanden moelen aldair... ende het caetspel geheeten Jherusalem ex altera noortwaert’; de akte vermeldt het kaatsspel andermaal slechts zijdelings, als aangrenzend eigendom (S. S. 108, 55ro).
In een akte van 5 maart 1504 (n.s.), die eveneens hoofdzakelijk handelt over dezelfde huizing als in de akte van 1495, wordt duidelijk vermeld dat het kaatsspel in de loop van de 10 jaar die beide documenten scheidt, verdwenen is. We lezen er ‘de nyeuwe strate die gemaect is vanden Caetspele geh. Jherusalem’ (S. S. 123, 218vo). De nieuwe straat, waarvoor ons kaatsspel blijkbaar zal onteigend zijn, kreeg de naam JeruzalemstraatGa naar voetnoot(12), zodat we mogen veronderstellen dat ons kaatsterrein in de bedding van die nieuwe straat verdwenen is. Opmerkenswaardig is wel het feit dat kaatsspelen, net als herbergen - die ze waarschijnlijk ook wel tegelijkertijd waren - een huisnaam konden dragen. |
8. | Jodenstraat: In deze vrij laat getrokken straatGa naar voetnoot(13) komen, aan de zuidzijde, een paar kaatsspelen voor, die we met grote waarschijnlijkheid als einde 16de-eeuws kunnen bestempelen. Op 8 augustus 1596 verkocht de Antwerpse amman, vanwege de rentheffer Jor. Jan van den Eede ‘twee nijeuwe huijsen met caetspelen tusschen beyde gestaen ende gelegen, deen daeraff in de Schuttershofstrate, dander huys daeraf in de Vaertstrate alhier loopende vuijter huydevetterstrate naerde vaert toe...’. Ch. vanden Eede, gevolmachtigde van de rentheffer die het goed deed veilen, kocht het eigendom in, hoogstwaarschijnlijk voor de rentheffer (S. S. 421, 190vo). Wat de juiste situering van deze twee nieuwe kaatsspelen betreft, weten we dus dat ze zich tussen de twee verkochte huizen bevonden; verder komen als
|
| |
| |
| aanpalende eigenaars de Lievevrouwebroeders voorGa naar voetnoot(14), alsook een huis de Lelie van J. Rijckx, die eveneens een kaatsspel staan had; dit kaatsspel dat hier als regenoot wordt aangeduid, had vermoedelijk zijn ingang in de Schuttershofstraat en een uitgang aan Jodenstraat (cfr. s.v. Schuttershofstraat). Het is immers bekend dat menig huis van de Schuttershofstraat een ‘acces’ bezat in de oude Vaartstraat, de latere Jodenstraat. Ketgen zal in zijn wijkboeken voor het hier in 1596 verkochte pand als namen opgeven: Vier Hemskinderen, Fortuyne metten Caetspele (S. Pk. 2264, 341ro). |
9. | Kauwenberg: De akte waaruit we dit eigendom leren kennen, dateert van 17 juli 1505, datum waarop Cornelis Zegers, wolwever, verklaart aan zijn dochter Lysbette 5 schellingen per jaar verschuldigd te zijn van een rente op ‘huys cum fundo geh. tcaetspel gestaen ende gelegen opten coudenberch’; de belendende eigenaars staan vermeld zonder enige aanduiding van huisnaam of aard van hun erf (S. S. 127, 31ro).
Op 16 februari 1513 (n.s.) zien we wever Zegers zijn ‘huys metten houe, plaetse, geh. tcaetspel’ verkopen aan de tapissier Fr. de Riemere (S. S. 141, 174ro). Hoe het verder dit huis op Kauwenberg vergaat, vernemen we niet. |
10. | Koepoortstraat: Het pand dat we hier te behandelen hebben en dat een huis met kaatsspel was, lag in twee halve eigendommen opgesplitst; dank zij twee schepenbrieven vernemen we iets over elk van de beide helften. Op 18 februari 1499 (n.s.) verkocht Jan van den Broecke Diericxss., dienaar van de heer, aan Joese Zuermont, de helft van een ‘huise metten caetspele, metten recht vanden huyskene teynden tcaetspel, metten halven borneputte... geh. de gulden mane’; als eigenaar van de andere helft wordt de koper aangegeven, als ligging de Koepoortstraat en als aanpalende eigendommen de huizen de Zonne en de Sleutel. Een retroacte zegt dat ene Jan van Yssem, diemen heet de Cuijpere, dat huis in zijn geheel anno 1480 aan Jan van den Broecke en Joeze Suermont, alsmede aan de inmiddels overleden Reyneere de Vos terve gegeven had (S. S. 113, 248ro).
In december 1503 horen we wat over de 2de helft van het pand aan Koepoortstraat: Willem van Ranst, zoon van ridder Jan van
|
| |
| |
| Ranst, met zijn echtgenote, verkoopt aan zekere Andries Ruelens een rente van 1£ gr. op de andere helft van het eigendom, dat eveneens ‘huyse metten caetspele’ genoemd wordt en een recht op een ‘huyskene’ ten einde het kaatsspel omvat (S. S. 124, 216vo). Wat dat huisje achter het kaatsspel geweest mag zijn, is niet duidelijk, mogelijk een soort schuilplaats voor de kaatsspelers? |
X. | Lange Lei: zie Markgravelei |
11. | Lange Noordstraat: In deze straat, die vroeger Achterstraat heette, hebben er twee kaatsspelen gelegen, die kort voor 1517 schijnen te zijn aangelegd. In de oudtse akte wordt het kaatsspel slechts als belendend pand aangeduid. Die oudste stamt uit oktober 1517 en vertelt dat ene Daneel Smet Henricxss. aan Wouteren van Hoogen Wouterss. een rente van 20 schellingen verkoopt op twee kamers in de Achterstraat gelegen, bij en boven Christoffel Coingetgang, bij het stedelijk artilleriehuis en bij het reeds genoemde kaatsspel (S. S. 151, 220ro). De volgende akte is heel wat interessanter, omdat ze onze kaatsspelen zelf betreft. Op 5 december 1517 gaf Matheeus de Vos, bakker, aan Janne van Vecheem, harnasmaker, een huis gen. de Quackele terve; de schuur en een deur of poort naast het huis liet de harnasmaker afbreken en deed er ‘twee nyewe huysen met twee caetspelen oprichten; hij had er immers vanouds nog een aanpalend pand, dat de naam Mostaertpot droeg, bezeten (S. S. 151, 139ro). Een document van 27 oktober 1518 spreekt dan andermaal van dat huis de Quackele in de Achterstraat en maakt gewag van de ‘twee caetspelen’ die erbij horen (S. S. 153, 306ro).
Uit 1521 zijn er dan weer twee akten tot ons gekomen, waarvan de eerste over een eigendom handelt, gelegen ‘in de achterstrate, nusch tegens tKaetspel ouer’ (S. S. 159, 192vo). De tweede heeft het niet specifiek over het kaatsspel, maar wel over de aanpalende Mostaartpot en vermeldt gewoon ‘tcaetspel aldaer’ (S. S. 159, 206vo).
Interessant is een notarisakte, gepasseerd op 1 oktober 1546; daarin verschijnt George Lohoys, die zich ‘menestier bourgeois d'Anvers’ noemt, een Antwerps speelman dusGa naar voetnoot(15), die uit de streek van Béthune geïmmigreerd was. In de Franstalige akte van notaris sHertoghen geeft hij de huurceel, die hij zelf als huurder van Mr. P. van Huldenberghe gekregen heeft, aan zijn neef Pierchon
|
| |
| |
| Lohoys, die eveneens speelman is, door. De beschrijving van het verhuurde pand luidt er: ‘la maison et jeu de paulme, gisant en la rue dit dachtersteeg’ (S. Not. 2073, 133vo). Merkwaardig is hier toch wel te noemen het feit dat speellieden of muzikanten een kaatsspel in huur hebben. Er mag verondersteld worden dat ze in die grote ruimte of zaal hun dansschool voor de jeugd hieldenGa naar voetnoot(16). |
X. | Lepelstraat, zie Willem Lepelstraat |
12. | Lombardenvest: In deze straat moet er al vroeg, einde 15de eeuw, een kaatsspel bestaan hebben. We horen het in elk geval als regenoot vermelden in een akte van begin 1492 (n.s.): ‘Anthonis de Vuysteren erue dewelcke een caetspel is...’; het pand waarover het ging, lag bij ‘der Lombaerden hof’ (S. S. 99, 227ro). In 1500 beschrijft een schepenbrief het eigendom dat ons hier interesseert, als ‘huys metter plaetsen, caetspele, fundo et pertinentiis’, gelegen op de Lombardenvest, naast de Drie Manen, geh. der lombaerden huys’ (S. S. 118, 90vo). Een jaar later, in juni 1501, verkoopt A. de Vuystere, timmerman, aan een kapelaan van St.-Laureysaltaar in de kathedraal, een rente van 10 sc. per jaar; tot onderpand van die rente stelt hij, naast twee woningen bij de Lombardenvest, ook een ‘huys metten caetspele’ daarnaast (S. S. 120, 62vo).
Dan komt er een aantal decennia waarover we geen schepenakten kennen, zodat we enigszins een sprong in het ijle moeten maken in de 2de helft van en naar het einde van de 16de eeuw toe. In die periode staan er twee verschillende kaatsspelen aan de Lombardenvest vermeld, maar we konden niet achterhalen welk van beide uit het middeleeuwse kaatsspel is gegroeid. Mogelijk zijn de twee kaatsbanen uit het éne kaatsspel van A. de Vuystere gesplitst. We volgen nog vlug wat we over die onderscheiden kaatsspelen te weten komen.
In 1563 vermeldt het wijkboek onder de hoofding ‘Wynhuys Caetspel’Ga naar voetnoot(17) en met ene Seb. Pelsaert als eigenaar, een pand aan de zuidzijde van Lombardenvest (S. Pk. 2267, 335ro). Een schepenakte van 23 oktober 1564 vertelt dat Sebastiaen Pelsmakers - men lette op de onvaste vorm van de toenaam - aan zijn vrouw 1/5 van ‘eenen huyse metten caetsspele geh. dwynhuys’ overdraagt; het hele pand bezit hij zelf van zijn overleden tante (S. S. 293, 421ro; ook
|
| |
| |
| vermeld in S. S. 302, 270vo). En weer wordt het dan enkele tientallen jaren stil rond het pand; alleszins, tot april 1604 kennen we er geen akten van. Elisabeth Strampers, weduwe Niclaes Burry laat dan door de amman beslag leggen en tot openbare verkoping op de Vrijdagmarkt overgaan, omdat een aantal renten onbetaald zijn gebleven op het pand. De beschrijving van het eigendom luidt dan: ‘huys metter plaetsen, houe, gronde... eertyts geh. Tcaetspel ende nu ter tyt dwijnshuys’; de situering is nog steeds Lombardenvest, naast het erf dat voorheen aan de Lombarden heeft toebehoord. De voormalige eigenaar, die dus in gebreke van betaling was gebleven, was ene Hans Crop, de koper was schrijnwerker Peeter Goossens (S. S. 454, 317ro vlg.).
Een tweede kaatsspel duikt op in de Lombardenvest in 1590: op 5 juni van dat jaar werd inderdaad bij executie verkocht ‘huys ende ketspel metten toebehoorten geh. den draeck’ en de koper op die ambtelijke veiling was Pauwels le Febure. We vernemen dat alles uit een akte, verleden voor notaris P. Fabri te Antwerpen, waar Le Febure in 1594 een geschil betreffende een rente op het kaatsspel bijlegt met de familie Van Liesuelt (S. Not. 1482, ongef., akte 13-VIII-1594).
Ook met de aanpalende eigenaar Andries van Etten, ‘medecyn’, had de eigenaar van het huis met ketspele begin 1591, in onmin geleefd, tot het tot een akkoord kwam tussen beiden. Twistpunt was hier de afloop van het water (S. S. 403, 180ro). |
13. | Markgravelei: In deze zoals bekend door Van Schoonbeke in de 16de eeuw aangelegde Lange LeiGa naar voetnoot(18), waar dus in die tijd nog voldoende ruimte was om speelterreinen in te richten, bestond er anno 1566 met zekerheid een kaatsspel. Op 11 mei van dat jaar verklaart Jac. van Henxsthoven aan Peeter van der Goes een bedrag van 130£ verschuldigd te zijn; dat bedrag was gehypothekeerd op 82 roeden erf ‘metten kaetspele, nyeuwen huyse, cameren, stoue... buyten deser stadt inde prochie van Sint Joris’; verder wordt het eigendom gelokaliseerd omtrent het Hof ter Beke en zuidwaarts in de Lange Lei, wat ons, vooral dank zij de aanduiding van Ter Beke, dit kaatsspel met enige waarschijnlijkheid laat thuisbrengen tegenover de huidige St.-Laurentiuskerk (S. Cert. 25, 557ro vlg). |
| |
| |
14. | Mechelseplein: Op de hoek, gevormd door het Mechelseplein en Maarschalk Gérardstraat stond tot bij het begin van de 16de eeuw de bekende Sint-Jorislinde. Daar, bij de oude Sint-Joriskerk, moet er in 1523 een huis geheten 'tcaetspel gestaan hebbenGa naar voetnoot(19). Zoals we al herhaaldelijk gezien hebben bij andere kaatsspelen, kwam ook dit eigendom onder de hamer: de amman verkocht het pand, met zijn twee kaatsspelen, op 15 januari 1560 (n.s.). Zekere Peter de Weent werd er toen de nieuwe bezitter van, maar gaf het in 1562 reeds terve aan ene Servaas Vervorst en echtgenote. De beschrijving ervan luidde dan: ‘twee huysen voer aen strate met noch een achterhuysing, twee caetspelen, opper en neercamer... by sint Joeris linde’; een van de aangrenzende eigendommen was erve den Beer (S. S. 290, 252ro). Verdere bewijsplaatsen van den Kaetspele dateren uit 1578 (S. Cert. 38, 290ro) en 1602 (S. S. 447, 357ro): ze spreken evenwel nog slechts over één i.p.v. twee kaatsspelen en leren niets specifieks over de speelterreinen zelf. Wel kunnen we eruit opmaken dat de situering waarschijnlijk dient gezocht te worden daar waar het Vleminckveld de Rosier kruist en op het Mechelseplein uitkomt. |
15. | Meir: Aan de zuidzijde van deze oude weg, op een niet meer nader te situeren plaats, lag er bij het begin van de 16de eeuw een ‘vetterye’ of huidevetterij, eigendom van zekere familie Smits. In 1531 wordt geschreven dat het huis met houe een vetterye ‘te wesen plach’, en dat het pand o.m. grensde aan een huis dat het Lammeken geheten was. Lysbeth Smits met haar echtgenoot was er de bezitster van, maar droeg het toen over aan Anthonise Busyne. Naar de opsomming in de wijkboeken, zou 1602 een belangrijk jaar in de geschiedenis van het pand aan de Meir zijn geweest: uit de gewezen vetterye was ‘nu tertyt een Caetspel’ geworden. In 1613 zien we de amman andermaal tot een openbare verkoping ervan overgaan en koopt Michiel van Belyn het te koop gestelde (S. Pk. 2268, 265ro). - Het is het laatste geluid dat we van een kaatsspel aan de Meir opvangen. |
16. | Minderbroedersrui: Toen deze straat nog Voldersvest of Vleminckstraat heette, was er al een kaatsspel aanwezig. We vinden er de eerste sporen van in een akkoord dat lakenbereider Jacobyn de Schot met Michiel Wateble afsloot op 8 november 1494. Eerstgenoemde stond dan aan de 2de partij af, de helft van een eind muur
|
| |
| |
| van zijn huis, lang ca. 40 voet. Die muur liep ‘vanden muerkene teynden des voerss. Michils vorsten caetspeele gestrect vorwaert ter straeten waert vute’. Wateble mocht voortaan aan die muur timmeren, metselen, ankeren, ‘invaren van onder tot bouen, gelycmen in eenen gemeynen muer sculdich is van doene’. Dan volgden nog enkele bepalingen over het dak van het genoemde vorsten caetspeele: dat dak van het kaatsspel mocht ‘van gedoechsaemheyden’ en niet van rechtswegen aan die muur blijven hangen, ‘alsoe dat nu hanckt’; verhogen of ankeren mocht evenwel met dat dak van het kaatsspel niet gebeuren. Deze vergunning, toegestaan door De Schot, gold ‘alsoe lange tvoerss. caetspel den voerss. Michiele oft Janne de Cuypere, zijnen zweer, eygen toebehoeren sal’ en dus niet langer (S. S. 106, 151vo).
Uit dit contract of akkoord kan een en ander worden afgeleid. Allereerst wijst de benaming Voorste Kaatsspel er o.i. op dat er tevens een Achterste Kaatsspel zal bestaan hebben, vermoedelijk aan dezelfde eigenaar toebehorend en meer van de straat verwijderd gelegen. We hebben evenwel geen attestatie van een dergelijke tweede of achterop liggende kaatsbaan aldaar. Een ander punt dat kan afgeleid worden uit ons contract is, dat het Voorste Kaatsspel een ‘dak’ moet gehad hebben, dus als een ‘overdekte’ kaatsbaan kan beschouwd worden. Of het alleen maar een ‘afdak’ dan wel een volledige bedaking betreft, kan niet worden uitgemaakt.
Kort na het totstandkomen van het contract, op 16 juli 1495, verkocht Jan van Yssem alias Cuypere, aan de hierboven vermelde Michiel Gateblet - men lette op de wisseling w-g in de vermoedelijk Franse naam van de kaatsspelexploitant - een jaarlijkse erfrente van 20 schellingen op wat genoemd wordt ‘dachterhuys met drie kaetspelen... opte Voldersveste’, gelegen voor de ‘andere twee nyeuwe huysen’ van Jan van Yssem (S. S. 107, 63ro). In een akte van 1500 komen nagenoeg dezelfde comparanten voor: Jan van Yssem verkoopt andermaal een erfrente, dit keer aan de voogden van Jaspar Wateble(ts); de rente rust op het huis de Gulden Griffoen met achterhuis en ‘drie caetspelen’, buiten de Koepoort op de Voldersvest of Vleemincxstrate (S. S. 118, 35vo). Spraken we hierboven van twee kaatsspelen, een voorste en een achterste, dan zou, op grond van de akten uit 1495-1500, zelfs van drie, dus van voorste, achterste en eventueel middelste kaatsspel kunnen gesproken worden. Men zal zich herinneren dat Jan van Yssem ook geïnteresserd is
|
| |
| |
| geweest in een kaatsspel dat we hierboven aan de Koepoortstraat situeerden. In 1503 zien we Jan van Yssem - in de betreffende akte luidt zijn naam nu van Yssche alias de Cuypere - aan zijn broer Henryck een jaarrente van 2 sc. schenken, na zijn dood over te maken en te heffen op de helft van ‘eender huysingen metten achter huysen, caetspelen, houe, fundo’, gelegen op de Vlemincstrate; een huis de Borse wordt in de akte als aanpalend eigendom aangeduid (S. S. 124, 169ro). Reeds een goed jaar daarna, op 18 juni 1504, liet Henrick van Yssche die geërfde lijftochtrente aflossen door Elisabeth, dochter van zijn inmiddels gestorven broer Jan. De beschrijving van het onroerend goed is nagenoeg dezelfde gebleven, en omvat nog steeds wat genoemd wordt caetspelen (S. S. 126, 70ro). Het is de laatste vermelding van de kaatsspelen aan de Minderbroedersrui. |
17. | Muntstraat: Net als bij de Jeruzalemstraat, schijnt ook het terrein van een kaatsspel de ruimte te hebben gevormd waarop een nieuwe straat zou geopend worden, nl. de straat die in 1498 werd opengesteld om de toegang tot de Munt nabij Oever en Kloosterstraat te vergemakkelijkenGa naar voetnoot(20). In de eerste akte waarin sprake is van een kaatsspel aldaar, blijkt dat spel of speelterrein reeds tot het verleden te behoren. De akte, gedateerd 24 april 1497 spreekt van ‘een steenen camere metter coekenen ende erue totten pyleernen... gestaen int nijenstraetken geheeten dmuntstraetken, dat een caetspel te wesen plach’... Peter vander Beke, secretaris van de stad, die het pand van de stedelijke rentmeester had gekocht, verkoopt het voort aan ene Libbrecht Gheerdssone en echtgenote. Verder in de akte staat het eigendom nog aangeduid als ‘huysen, houen, geh. tcaetspel (S. S. 112, 12ro). Een akte uit 1499 heeft het nog over ‘huysinge metten caetspele, poorten... geh. Bethleem, daer nv een straetken af gemaect is... byde munte’; de reeds genoemde stadssecretaris Peter vander Beke koopt er een oude rente af, die op het pand had gewogen sinds 1486 (S. S. 116, 77ro).
We vonden nog drie documenten uit het begin van de 16de eeuw, nl. uit 1502 (n.s.), 1504 (n.s.) en 1505: ze brengen weliswaar niets nieuws aan het licht, maar vertellen nog steeds van het aflossen en verhandelen van renten op het pand Bethleem bij de Munt, waar het nieuwe straatje van gemaakt is: telkens wordt er nog gewaagd van ‘een huys metten caetspelen’ (S. S. 120, 225ro; S. S. 128, 173vo). De
|
| |
| |
| tekst uit 1504 zegt duidelijk ‘huys dat Bethleem te heeten ende eenen caetspel te wesen plach (S. S. 123, 184ro). |
18. | Mutsaardstraat: Op 13 november 1495 vernemen we voor het eerst van ‘seker erue dat een caetspel te wesen plach, buyten de coeporte op clapdorp gestaen, daermen van Facons cloestere ten mijnrebruederen waert gaet’ (S. S. 108, 210ro). De straat die hier met haar begin- en eindpunt aangeduid wordt, kan bezwaarlijk een andere dan de Mutsaardstraat zijn, die inderdaad uit het einde van de 15de eeuw stamtGa naar voetnoot(21). Over dat verdwenen kaatsspel horen we nog meer in de volgende jaren, o.a. in augustus 1496, wanneer beeldsnijder Cornelis de Gheet een rente van 2£ verkoopt op ‘een nijeu huijs... opt clapdorp, opten hoeck vander eruen, dwelck een caetspel heetende tReepken te wesene plach...’; verder in de akte is er nog sprake van de zopas vermelde straat naar de Minderbroeders (S. S. 109, 125vo). In april 1499 is er nogmaals een verkoopakte van een rente op hetzelfde eigendom bewaard, waarin andermaal beeldsnijder de Gheet als verkoper optreedt. De twee belangrijke feiten komen er opnieuw in voor: het gewezen kaatsspel, waarvan de naam Reepken zou geluid hebben (S. S. 116, 42vo).
Een schepenakte van 1507 herhaalt nogmaals dat het huis van C. de Gheet een kaatsspel placht te wezen (S. S. 131, 97ro). Een uit 1508 zegt nadrukkelijk dat het gewezen kaatsspel een hoekhuis is, en dat het te situeren is tussen de Bonte Craeye en Sinte Jacop, S. S. 133, 130ro. In 1520 vertelt een schepenakte dat de regeerders van het Godshuis van Zeven Arme Vrouwen een van de renten waarover we het al hadden, overdragen aan de regeerders van St.-Adriaansaltaar in Sint-Joris-kerk. Als onderpand geldt nog altijd het huis ‘dwelck een caetspel te wesen plach geh. tReepken’ (S. S. 158, 126vo). |
19. | Nationale Straat: In de jaren waarover we het hier hebben, nl. 1495 tot 1503, heette deze straat de Bocx Stege. Daar, in de armenbuurt, stond er ‘een caetspel cum fundo et pertinenciis geh. den Engel’, waarop in 1495 een rente werd verkocht. De akte grijpt even terug naar een gebeurtenis van enkele jaren voordien en zegt dat op 7 mei 1491 ene Jan Aelbrechts en de voogden van Adriaen Aelbrechts dat caetspel terve gaven aan Laureys vander Braken en echtgenote (S. S. 108, 106ro). In 1496 verwerven de H.-Geestmeesters van Onze- |
| |
| |
| Lieve-Vrouwekerk de rente, en is het onderpand nog steeds ‘een caetspel cum fundo geh. den Engel’ (S. S. 110, 190vo). Een schepenbrief uit 1503 betreffende een aanpalend eigendom leert ons dan nog dat het kaatsspel bij de zgn. Blijden HoeckGa naar voetnoot(22) gelegen was (S. S. 123, 34vo 35ro). |
20. | Schuttershofstraat: Komt in de oude teksten meestal onder de benaming Schutterssteeg voor. Waar we over de kaatsspelen van de Jodenstraat schreven, wezen we er reeds op dat deze straat met de Schuttershofstraat in verbinding stond, doordat menig huis langs Joden- én Schuttershofstraat een ‘acces’, d.w.z. een in- resp. uitgang bezat. Dat het daar in de buurt van de oude schuttersterreinen een ideale plaats was voor het vestigen van kaatsspelen, gezien de vele open ruimtes waarover men daar nog beschikte, moge blijken uit het feit dat we er inderdaad enkele kaatsspelen gegroepeerd vinden. Dat bij en naast elkaar bestaan van kaatsbanen maakt het er niet makkelijker op om klaar te zien in de ‘onderscheiden’ kaatsspelen en hun geschiedenis.
De oudste sporen van een kaatsspel aan de schuttershoven dateren uit 1501-1502: we horen dan gewagen van Peter Sents ‘camerken int Caetspel’, een soort achterhuis in de Schuttersstege achter het voorhuis van dezelfde Peter Sent, schoenmaker. We gaan niet in op de erfgeving van dat achterhuis, omdat we na deze twee jaar toch de historische draad verliezen. Wel wordt er in de akten nog gesproken van het dakwater dat ‘vallende nv ter tyt int kaatsspel is’ (S. S. 119, 225ro; S. S. 120, 204ro). Maar op welke manier ons kaatsspel uit de vroege 16de eeuw in verband te brengen is met de overige, later vermelde spelen aldaar, blijkt nergens uit.
Bij de andere kaatsspelen, naar hun chronologisch opduiken in de documenten te behandelen, komt eerst een overdekt kaatsspel aan de beurt. In maart 1553 is Eustace van Bouloys, echtgenoot van Margriete van Vochem, er blijkbaar eigenaar van een ‘verdect caetspel met 2 huysen ende eenene houe, met noch drye huysen... ende een deel van eender ouerdecten caetspele ooc daer neffens... inde schutters stege...’. In feite gaat de akte over een rente van 100 Kar. gl. die Claes Spierinck en familie, waarschijnlijk de vroegere eigenaars, aan Van Bouloys op de eigendommen verkocht hebben (S. Collectanea 10, 96ro). Zoals men zich zal herinneren, was Van
|
| |
| |
| Bouloys eveneens kaatsspelbezitter aan de Everdijstraat. Uit een akte van 17 maart 1553 vernemen we nog een detail meer betreffende de overdracht van het hele pand door Spierinck aan Van Bouloys: die heeft in 1532 plaatsgehad en laatstgenoemde heeft er in die tijd een ‘caetspel op gemaect’, gelegen voor de hof van de Jonge Handboog (S. Collectanea 10, 97ro). Met andere woorden: van de twee overdekte kaatsspelen in de Schuttershofstraat is er één de creatie van Van Bouloys zelf.
In 1596 wordt er een laatste maal gewag gemaakt van ‘een verdect caetspel’, waarbij een huizing hoort die ‘den Schilt van Engelant’ als uithangbord draagt. Vlak ernaast ligt er een ‘ouerdeckten caetspele’; dat we hier bij de opvolgers van de twee overdekte spelen uit 1553 staan, lijkt wel voor de hand te liggen. Als aanpalend pand wordt o.m. de erve het Ramshooft, nu de Clavesimbel opgegeven. De hele akte van 1596 werd in feite geredigeerd, omdat - zoals we al wel vaker hebben gezien bij de kaatsspelen - een rente op het eigendom ‘verachterd’ was en de schuldeiser, in dit geval Catharina Spierinck, het pand ambtelijk liet veilen. De nieuwe eigenaar, tevens de laatste die we ervan kennen, was dan Peeter Lanceloots (S. S. 421, 168ro; S. Pk. 227, 409ro; S. Not. 1475, 282ro). Een ander kaatsspel in de onmiddellijke buurt van het hier zoëven behandelde was in 1562 in handen van ene Jacques van der Aa en Anna Steuens. In de beschrijving wordt het genoemd: ‘heuren ketspele... daer wte nv hangende is de Meereminne’. Het stond in het Schuttershofstraatken, omtrent de Wapper, en was afgeheind met een schutsel. Naast het kaatsspel in kwestie lag er een perceel ‘lediger eruen’ van 12 roeden, verkocht door de Stad in de jaren 1562-1565. Uit dat stuk onbebouwd erf kocht Van der Aa op 7 september 1569 een plekje van 2 roeden 7 voeten, dat ‘geappliceerd’ werd tot het gezegde kaatsspel. We bevinden ons daar, blijkens het wijkboek, aan de noordzijde van de Schuttershofstraat (S. S. 320, 32ro-vo; S. Pk. 2275, 399vo).
De iets later verschijnende akten over dit kaatsspelpand geven weinig nieuwe details, tenzij dan een document uit 1590, dat als laatste eigenaars van een kaatsspel - al dan niet identiek met het zopas besproken - de weduwe van Jan van der Aa en Jan de Schepper aangeeft; op dat moment heeft de Sacramentskapelanie in St.-Andrieskerk er een rente van 10 pond op ten bate van de armen (S. S. 401, 381ro; S. Pk. 2275, 388ro). De familienaam Van der Aa, geattesteerd bij beide kaatsspelen, wijst erop dat het om een en hetzelfde spel zou kunnen gaan.
|
| |
| |
| Verder moeten we hier nog even opnieuw aansluiting zoeken bij het reeds s.v. Jodenstraat vermelde pand van Laureys Ryckx en Jacob Ryckx, dat ‘een loofken met eenen caetspele’ was en zowel tot de Joden- als tot de Schuttershofstraat kon gerekend worden, omwille van de dubbele ingang of ‘acces’. Herinneren we eraan dat dit kaatsspel de huisnaam Lelie droeg (S. S. 421, 190ro).
En tot slot nog éénmaal een kijkje in de Schuttershofstraat, ditmaal aan de zuiderkant. In november 1632 verkocht Susanna Verbeeck, weduwe Franchois Heijlens, een rente van 25 Kar. gl. op een huis ‘wesende een hoeckhuijs ende hebbende eertijden een ketspel geweest gen. den Schilt van Vranckrijck’. De nauwkeurige precisering bij ‘de nieuwe strate naerden Tapitsiers pande’ laat ons onderstellen dat we ons bevinden aan de Arme Duivelstraat, een straatje dat rond 1550 geopend werd in de wijk Van SchoonbekeGa naar voetnoot(23). De rente werd door brouwer Henrick Stockmans aangekocht. Het pand bewaarde blijkbaar alleen nog maar de herinnering aan het vroegere kaatsspel aldaar. Zou er, zoals we al een paar keer geconstateerd hebben, een verband hebben bestaan tussen het verdwijnen van het kaatsspel en het openen van de nieuwe straat? |
X. | Onze-Lievevrouwekerkhof: zie Handschoenmarkt |
X. | Sint-Jorislinde: zie Mechelseplein |
X. | Vaartstraat: zie Jodenstraat |
21. | Vekestraat: in deze waarschijnlijk in de 15de eeuw geopende straatGa naar voetnoot(24) ontmoeten we in een akte van 2 oktober 1494 de overdracht van ‘een huys metten caetspeele, houe, recht achter vutgaende... gestaen inde Vekensstraete...’. Het is de weduwe van timmerman Aert Sanders die dit eigendom verkoopt aan Janne de Seure, lakenbereider. In de schepenakte wordt gespecificeerd dat de koper nog een aanpalend huis bezit ‘dat een caetspel te wesen plach’ (S. S. 106, 139ro-vo; zie tevens akte in S. S. 104, 225ro).
In 1510 wordt nogmaals een schepenakte gepasseerd i.v.m. het huis ‘dat een caetspel te wesen plach’ (S. S. 138, 6vo), maar deze brengt geen nieuwe gegevens bij.
Nadere situeringselementen ontbreken, zodat we slechts kunnen stellen dat de Vekestraat in de loop van de 15de eeuw twee kaatsspelen heeft gekend, waarvan er één in 1494 reeds had opgehouden te bestaan. |
| |
| |
X. | Vleminckstraat: zie Minderbroedersrui |
22. | Willem Lepelstraat: We mochten maar één enkele bewijsplaats over een kaatsspel aldaar, en dan nog wel een reeds verdwenen kaatsbaan, ontdekken. Een akte uit 1503 beschrijft hoe een zekere Meester Jacop Bogaert, doctor in de medicijnen, aan ene Jan Jans diemen heet Van Lyere, een huizing en zeven kamers terve gaf; dat huis was een ‘stoue’ - wellicht een badstove of ontuchthuis - geweest, en de kamers bevonden zich op een erf ‘dwelc een caetspel te wesen plach’. Het gehele pand bevond zich in de Lepelstraat en was door Meester Jacop bij openbare veiling door de oud-kleerkopers op de Vrijdagmarkt aangekocht (S. S. 123, 3vo-4ro).
Hier evenmin als bij vorige dergelijke akten, waarin er sprake was van een gewezen kaatsspel, kon achterhaald worden hoelang het spel reeds als speelterrein verdwenen was. De verkoping op de Vrijdagmarkt of in gelijkaardige omstandigheden is een omstandigheid die we evenwel al menige keer ontmoet hebben. |
23. | Bij Sint-Michielsabdij, waar de hertog van Anjou zijn intrek nam in 1582, liet de stadsmagistraat tot vermaak van hovelingen en landvoogd, een kaatsbaan aanleggenGa naar voetnoot(25). Verdere sporen van deze artificieel in het leven geroepen en voor een elitair publiek bestemde kaatsbaan zijn ons niet bekend. |
24. | In 1566 verschijnt in een certificatie de naam Jan van den Bulcke, die zich ‘caetspel houwere’ noemt (S. Cert. 25, 74ro). De akte houdt geen verband met enig kaatsspel, maar toch leek ons de beroepsaanduiding interessant genoeg om opgenomen te worden bij de vermeldingen van de kaatsspelen te Antwerpen. We hebben inderdaad vermoedelijk te maken met een van de vele exploitanten van de kaatsbanen, waarvan de geciteerde akten meestal slechts de eigenaars vermelden. |
* * *
Tot zover de materiaalverzameling en wat ze ons leert over de lokalisering van de kaatsbanen en de in de archivalia vermelde historische gegevens daaromtrent. In een volgende bijdrage zullen we enkele kenmerken van de kaatsspelen uit het materiaal pogen af te leiden en een woord wijden aan de aard van het beoefende kaatsspel,
| |
| |
aan de kaatsbalmakers enz. Ook de houding van de stadsmagistraat tegenover dit balspel, zoals die uit costuymen en politievoorschriften is af te leiden, verdient nog onze aandacht. Tot slot zullen we ook nog enig vergelijkingsmateriaal aanhalen, dat op het beoefenen van het kaatsspel elders wijst, en zullen we enkele andere toponiemen en huisnamen uit Antwerpse archiefbronnen naar voren halen, die naar speelterreinen of ontspanningsvormen verwijzen die met het kaatsspel enigszins verwant zijn.
Antwerpen
R. van Passen
|
-
voetnoot(1)
- J. Lindemans, De Speelterreinen onzer Voorouders. Eigen Schoon en de Brabander XXVIII (1945), 49-57.
-
voetnoot(2)
- J. Lindemans en P. Cnops, Volksvermaak te lande, in Brabant, in 't begin van de 18de eeuw. Eigen Schoon en de Brabander XXXIV (1951), 209-217.
-
voetnoot(3)
- We mochten deze licentieverhandeling ‘Volkssporten en Toponymie’ samen met Prof. R. Renson van het Instituut voor Lichamelijke Opleiding te Leuven leiden.
-
voetnoot(4)
- Onze dank aan Mej. G. Degueldre van het Stadsarchief, die met ons o.m. de wijkboeken van Ketgen raadpleegde, alsook aan Mevr. Maclot en Van Hemeldonck, die ons enkele excerpten bezorgden.
De sigels die we naast onze regesten en bewijsplaatsen gebruikten, zijn:
{S. Cert.: Stadsarchief Antw., Certificatieboeken
{S. Not.: Stadsarchief Antw., Notariaat
{S. Pk.: Stadsarchief Antw., Privilegiekamer
{S. S.: Stadsarchief Antw., Schepenregisters
-
voetnoot(5)
- Voor de identificatie van en gegevens over de oude straatnamen consulteerden we R. Vande Weghe, Geschiedenis van de Antwerpse Straatnamen. Antwerpen, 1977.
-
voetnoot(6)
- F. Prims, Antwerpiensia VII (1933), 185; vermoedelijk werd de tekst door Prims enigszins gemoderniseerd.
-
voetnoot(7)
- De straat heette aanvankelijk de (Brede) Begijnenstraat (Vande Weghe, 124).
-
voetnoot(8)
- E. Duverger, Antwerpse Kunstinventarissen uit de zeventiende eeuw (Kon. Acad.). Brussel, 1987 dl. I, 480-481.
-
voetnoot(9)
- Med. M. de Munck-Manderyck, huidige eigenaars.
-
voetnoot(11)
- Y. Schmitz, Les della Faille II. Brussel, 1970, 229.
-
voetnoot(14)
- Het klooster van de geschoeide karmelieten, waar zich thans St.-Jan Berchmans-college bevindt.
-
voetnoot(15)
- G. Spiessens, Geschiedenis van de Gilde van de Antwerpse Speellieden bijgenaamd Sint-Job en Sint-Maria-Magdalena. dl. I. XVIde eeuw. Belgisch Tijdschrift voor Muziekwetenschap XXII (1968), fasc. 1-4, 16.
-
voetnoot(16)
- L. De Burbure, Deux virtuoses français à Anvers. Episode des moeurs musicales au XVIe siècle. Brussel, 1880, 11-19.
-
voetnoot(17)
-
wynhuys, herberg, stadsherberg, Mnl. Hwb., 797.
-
voetnoot(18)
- H. Soly, Urbanisme en kapitalisme te Antwerpen in de 16de eeuw (Gemeente-krediet, Historische Uitgaven Pro Civitate, reeks in-8o, nr. 47). Brussel, 1977, 186 en passim.
-
voetnoot(19)
-
Vande Weghe, 313, met verwijzing naar Vierschaar L982, 60vo.
-
voetnoot(25)
- F. Prims, Beelden uit den Cultuurstrijd der jaren 1577-1585, in Antwerpiensia XV (1941), 303.
|