| |
| |
| |
Persoonsstraatnamen in Delft in de veertiende en vijftiende eeuwGa naar voetnoot*
Inleiding
Een tiental jaren geleden publiceerde R.W. Poortier in Naamkunde een artikel ‘Vroege systematische straatnaamgeving in het 14de-eeuwse Delft’Ga naar voetnoot(1). Te zamen met H. van Viegen had hij een onderzoek uitgevoerd naar het straatnamenbestand van de stad Delft. In dit artikel komt men tot de conclusie dat de Delftse stadsuitleg van ca. 1358 als een vroeg voorbeeld van systematische straatnaamgeving te zien is, veel vroeger dan de naamgeving in het Amsterdamse Lastage-kwartier. De straten zouden bewust naar personen uit de Delftse magistratuur van ca. 1358 genoemd zijn met het doel hun naam te vereeuwigen. Hiertoe worden de volgende argumenten aangevoerdGa naar voetnoot(2):
1. | ‘De concentratie van persoonsstraatnamen in het zuidoostelijke gedeelte van de oude stad - d.w.z. binnen de stadsvesten van 1355 - is dermate groot, dat toeval moet worden uitgesloten’. |
2. | ‘De vernoemde personen leefden - zover achterhaalbaar - allen rond 1358 en bekleedden hoge posten in de stedelijke magistratuur’. |
3. | ‘De straten in het onderhavige gebied - zuidelijk van de Langendijk en oostelijk van de Oude Delft - kennen geen oudere benaming dan de persoonsstraatnaam’. |
4. | ‘De persoonsstraatnamen in de overige stadsdelen houden geen verband met die uit het zuidoostelijk stadsdeel’. |
5. | ‘De straten in het zuidoostelijk stadsdeel die niet naar personen zijn benoemd verwijzen naar de plaatselijke situatie’. |
Voor de samenstelling van een verklarend straatnamenboek van de gemeente Delft heeft schrijver dezes een onderzoek gepleegd naar de
| |
| |
herkomst van alle Delftse straatnamenGa naar voetnoot(3). Uit dit onderzoek is gebleken dat er in de stad Delft in de veertiende en vijftiende eeuw vele straten - meer nog dan Poortier opsomt - hun naam aan personen ontlenen, maar dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat er een bewuste straatnaamgeving is geweest om de betreffende personen te vereeuwigen.
| |
Lokalisering van de persoonsstraatnamen
De stad Delft heeft een vrij simpele plattegrond (zie kaart): een raam van hoofdgrachten is ‘opgevuld’ met secundaire grachten, straten en stegen. Deze secundaire verbindingen liggen tussen twee hoofdgrachten. Wanneer we de namen van de hoofd- en secundaire verbindingen beschouwen valt op dat de hoofdgrachten vrijwel geen persoonsnamen kennen, terwijl van de secundaire verbindingen een groot deel dergelijke namen draagt.
De hoofdgrachten zijn de volgende:
I. | de Oude Delft, die ongeveer van noord naar zuid verloopt. |
II. | de Nieuwe Delft, ongeveer 100 m ten oosten van de Oude Delft evenwijdig daaraan verlopend. De Nieuwe Delft - ook Voordelft genaamd - draagt thans achtereenvolgens van noord naar zuid de namen Voorstraat, Hippolytusbuurt, Wijnhaven, Koornmarkt en (Lange en Korte) Geer. |
III. | de Burgwal, tot in het begin van de veertiende eeuw de oostelijke stadsgrens. De gracht loopt ongeveer evenwijdig aan de beide voorgaande, maar vertoonde ter hoogte van de Markt een uitstulping naar het oosten. De Burgwal kende reedse in de veertiende en vijftiende eeuw onderscheiden namen voor verschillende delen, nl. Jan Ghijsenlaen (thans Achterom)Ga naar voetnoot(4) en Verjuttenland (vermeld in 1432Ga naar voetnoot(5), thans Vrouwjuttenland). De Burgwal draagt thans van noord naar zuid achtereenvolgens de namen Verwersdijk, (Dertienhuizen), Vrouwjuttenland, Burgwal, Brabantse Turfmarkt en Achterom. Tussen Vrouwjuttenland en Burgwal is de gracht |
| |
| |
Schematische plattegrond van Delft eind 14e eeuw
zie ook de verklaring hiernaast kaart door drs P. van der Krogt en Marijn Bosma, in december 1983
| |
| |
| door de bouw van de Nieuwe Kerk verdwenen (eind veertiende eeuw). |
IV. | de (Oude en Nieuwe) Langendijk en |
V. | de Voldersgracht aan weerszijden van de Markt. |
VI. | de (Binnen-) Watersloot, die de verbinding met het gebied ten westen van de stad vormde. |
VII. | de gracht langs de Geerweg, die de verbinding met het gebied ten noordoosten van de stad vormde. |
VIII. | de Kerkweg (thans Oosteinde), de verbinding met het zuidoostelijke gebied. |
De secundaire verbindingen zijn de volgende (buiten beschouwing zijn gelaten de verbindingen, die niet vóór 1500 genoemd worden), waarbij tussen haakjes het jaartal vermeld wordt van de oudste tijdens mijn onderzoek aangetroffen vermelding. De spelling volgt deze oudste vermelding. Tevens is de huidige naam vermeldGa naar voetnoot(6):
| |
| |
A. In het gebied dat vóór 1355 tot de stad behoorde.
Tussen Oude Delft (I) en de westelijke stadsgrens.
1. | Dirclanghe steghe* (1398), thans Dirklangenstraat. |
2. | Scuttelaers steghe (1400), thans Bagijnestraat. |
3. | Scoolsteghe (1400), thans Schoolstraat. |
4. | Muddensteghe (1474), thans Kloksteeg. |
5. | Smoercoelsteghe (1474), thans Smitsteeg. |
Tussen Oude Delft (I) en Nieuwe Delft (II).
6. | Jan Ruters steghe* (1372), later Stormstege, thans Baljuwsteeg. |
7. | Smetstrate (1322), ook Smeestraat, thans Oude Kerkstraat en Heilige Geestkerkhof. |
8. | Donckersteghe (14de/15de eeuw), mogelijk ongeveer op de plaats van de huidige Nieuwstraat. |
9. | Pepersteeg (1374), thans Peperstraat. |
9a. | Fye Duystenstraet* (15de eeuw), waarschijnlijk thans de (Korte) Breestraat, of anders thans de Nickersteeg (die ca. 1600 Robbrechtssteeg genoemd werd). |
10. | Libbrants Breetsteghe* (1410), ook Breetsteghe of Lubbrantssteghe (1474), thans (Korte) Breestraat. |
Tussen Nieuwe Delft (II) en Burgwal (III).
11. | Molenstraet (1400), thans Molenstraat. |
12. | Jan Vaerstege* (1474), thans Hoefijzersteeg. |
13. | Dankaerts steghe* (1347), later Jacop Hughezn steeg (1438) of Mr. Hugenstege (1450) en ook Quartelaerssteech (1450), thans Visstraat. |
14. | Smadderssteghe* (1400), later Steffenssteech (1450) of Sinte Steffenstraet (1474), in de 19de eeuw Drie Akersteeg en thans uit het stratenplan verdwenen. |
15. | Coestraet (1332), thans Choorstraat. |
16. | Krepelstrate (1379), thans Cellebroerstraat. |
17. | Papensteeg (1452), thans Papenstraat. |
18. | (Den) Vluwe (1352), thans De Vlouw. |
19. | Jacob Gheryds soen steghe* (1375), thans Jacob Gerritstraat. |
20. | Tunaerdssteghe (1349), thans Kromstraat. |
21. | Jan Mols strate* (1363), thans Molstraat. |
22. | Vergriete Pieters steghe* (1346), later Baerte Heuterssteghe (1474), thans Huyterstraat. |
23. | Louwe Foeyensoens steghe* (1372), later Gasthuysstege (1474), thans Gasthuissteeg. |
| |
| |
24. | Gheryt Naghelstege* (1397), later Brede steghe (14de/15de eeuw), thans (Lange) Breestraat. |
B. In de uitbreiding van de stad van 1355, ten oosten van de Burgwal (III) en noorden van de Geerweg (VII).
25. | Sluypsteeg (1438), later St. Annenstraat (1470), thans Annastraat. |
26. | Doelstraet (1474), thans Doelenstraat. |
27. | Koninc Stripelynx land (1392), thans Rietveld NZ. |
28. | Rietveld (1372), thans Rietveld ZZ, in de 15de eeuw ook voor NZ. |
29. | Vlamincstraet (1386), thans Vlamingstraat. |
30. | Varke steghe (1349), thans Trompetstraat. |
31. | Bervoete Broerhuysstraet (1474), thans Broerhuisstraat. |
32. | Claes Daentgens soens land* (1383), thans Molslaan NZ. |
33. | Jan Molslaen* (1382), thans Molslaan ZZ. |
- | verlengde van de Vergriete Pieters steghe (zie nr. 22), thans Pieterstraat. |
34. | Jan Oudijnslaen* (1450), thans Gasthuislaan NZ. |
35. | Jan Foyen laen* (1369), thans Gasthuislaan ZZ (reeds ca. 1400 Ghasthuyslaen). |
36. | Dronckenstege (1432), thans Donkerstraat. |
37. | Herman Koekenlaen* (1400), thans Harmenkokslaan. |
38. | Hopsteghe (1412), thans Hopstraat. |
C. In het ‘Abdissenrecht van Rijnsburg’, omstreeks 1400 bij de stad gevoegd.
39. | Haerstege (1474), thans Clarenstraat (tot 1964 Haarsteeg). |
40. | Den Ham (1486), thans (De) Ham. |
D. Niet te lokaliseren bleken (uit de context bleek dat geen hoofdgrachten zijn bedoeld):
41. | Ghoedlijfsteghe* (1352). |
42. | Jans land van Biervliet* (1358). |
43. | Jacobs land van den Velde* (1356), mogelijk nabij de Langendijk. |
44. | Oegsiers steghe* (1372). |
45. | Pieter Kiwensteghe* (1343). |
46. | Jacob Boudijnsz steeg* (1380). |
47. | Fye Hughe Groeten land* (1353). |
48. | Jacob Claesz stege* (1474), zeer waarschijnlijk de huidige Coenderstraat, juist buiten de oude stad. |
| |
| |
Van de hierbovengenoemde 48 straatnamen in de oude stad dragen er 25 aanwijsbaar de naam van een persoon, deze zijn met * aangeduid. Onder de acht hoofdgrachten is er slechts één - de Burgwal (III) - waarvan twee gedeeltes een persoonsnaam dragen (Jan Ghijsenlaen en Verjuttenlant). In zijn ‘zuidoostelijk stadsdeel’ werd door Poortier een verhouding persoonsstraatnamen/andere namen aangetroffen van 2:1 (15 tegen 7). Hierbij zijn echter enkele kanttekeningen te maken.
Op de eerste plaats is de begrenzing van het ‘zuidoostelijk stadsdeel’ op een voor Delft zeer oneigenlijke manier gedaan. Er valt zowel een deel onder dat reeds in 1246 stadsrecht ontving (het gedeelte ten westen van de Burgwal), als een deel van de uitbreiding van 1355. Een scheiding tussen noord en zuid houdt geen enkel verband met de opbouw van de stad.
Vervolgens worden in dit stadsdeel 22 straatnamen geteld, waarbij de Nieuwe Delft niet wordt meegerekend, want ‘die naam geldt ook voor gedeelte in overige stadsdelen’. De naam Burgwal (in de veertiende eeuw ook in gebruik voor de huidige straat van die naam; een andere veertiende-eeuwse naam voor dat deel is Nupoert - Nieuwpoort - en misschien ook Hamburch) komt bij Poortier niet voor, terwijl deze straat eveneens in het door hem afgegrensde stadsdeel gelegen is. Feitelijk zijn er twee straten meer, dus 24 straten.
Onder de 15 persoonsstraatnamen worden meegerekend de Pieterstandersteeg (vermeld door Kramer voor de Nickersteeg)Ga naar voetnoot(7) en de Dronckensteeg (volgens Kramer afgeleid van een familie Donker)Ga naar voetnoot(8). Wanneer de afleiding van de familie Donker juist is, dan zal daar toch zeker de Donckersteghe (nr. 8) naar genoemd zijn. Deze steeg lag vermoedelijk op de plaats van de huidige Nieuwstraat, buiten het ‘zuidoostelijke stadsdeel’. De Dronckensteeg ontving de ‘nette’ vorm Donkersteeg pas veel later. De naam Pieterstandersteeg wordt door Kramer zonder enige tijdsaanduiding vermeld als een alternatieve naam voor de Nickersteeg (gelegen tussen Oude en Nieuwe Delft ongeveer halverwege de Peperstraat, nr. 9, en de Korte Breestraat, nr. 10). Latere onderzoekers hebben de vermelding van de Pieterstandersteeg niet terug kunnen vinden. Datering ervan in de veertiende of vijftiende eeuw is mijns inziens dan ook niet verantwoord.
| |
| |
Ten derde zijn in de lijst van zeven ‘andere’ straatnamen in het betreffende stadsdeel niet opgenomen de straten ten zuiden van de Breestraat, omdat die in 1355 nog niet onder de stadsvrijheid vielen (dit zijn de straten 39 en 40 en delen van de hoofdgrachten II en III, resp. Geer en Achterom). Echter in de lijst van persoonsstraatnamen staat wèl de Jan Gysenlaen. Deze straat is thans de oostzijde van het Achterom en is gelegen ten zuiden van de Breestraat. In dit gebied kwamen in de veertiende en vijftiende eeuw nog vier andere namen voor, nl. Gheer (deel van II), Haerstege (39), den Ham (40) en Burchwal over Jan Gijsenlaen (deel van III, westzijde van het Achterom).
Wanneer we dit laatste gebied niet bij het ‘zuidoostelijk stadsdeel’ rekenen, de Pieterstandersteeg geheel buiten beschouwing laten en de Dronckensteeg als ‘andere naam’ beschouwen, blijken er van de 22 straten (inclusief Nieuwe Delft en Burgwal, maar exclusief Pieterstandersteeg en Jan Gysenlaen) maar 10 persoonsnamen te dragen. Nemen we het gebied ten zuiden van de Breestraat wel in onze telling op dan wordt de verhouding 11:15 (Burchwal over Jan Gijsenlaen niet meegeteld).
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk het gevaar van een statistische bewijsvoering. De resultaten worden sterk beïnvloed door de begrenzingen die men zelf stelt. In het onderhavige geval 1) is een stadsdeel begrensd zonder rekening te houden met de opbouw van de stad, 2) zijn bij de telling twee niet-persoonsstraatnamen (Burgwal en Nieuwe Delft) buiten beschouwing gebleven, 3) zijn twee zeer dubieuze persoonsstraatnamen wèl geteld (Pieterstandersteeg en Dronckensteeg) en 4) is een deel van de stad voor wat betreft één persoonsstraatnaam wèl meegeteld en voor de drie ‘andere’ namen niet. Alléén op grond van de op deze wijze berekende grote concentratie wordt in Poortiers artikel op de eerste plaats toeval uitgesloten en ‘derhalve voor het zuidoostelijke stadsdeel bewuste straatnaamgeving’ aangenomen.
Het grote aantal persoonsstraatnamen in het veertiende- en vijftiende-eeuwse Delft is wel opvallend, alhoewel mij vergelijkingsmateriaal uit andere steden uit die tijd ontbreekt. Uit de bovenstaande opsomming blijkt dat er in Delft een tendens bestond dat juist de namen van de verbindingen tussen de verschillende hoofdgrachten aan personen ontleend werden.
| |
Vernoemde personen
Om een verklaring te vinden voor het feit dat juist de secundaire verbindingen hun namen aan personen ontlenen, is nagegaan wat er
| |
| |
bekend is over de betreffende personen. Er zijn in totaal 29 personen vernoemd, waarover de volgende gegevens aan het licht gekomen zijnGa naar voetnoot(9):
a. | Jan Ghijsen (deel van III), geen gegevens zijn over hem aangetroffen. |
b. | Vrouw Jutte (deel van III). In 1334 betaalde Jutte Diddemannendochter landhuur, de volgende genoemde persoon in het register is Jacob van den Velde (zie x). Volgens een aantekening in de marge van een akte betreffende een huis en erf op het Jacobs land van den Velde bevond dit land zich bij de LangendijkGa naar voetnoot(10). Het land van Jutte Diddemannendochter grensde aan dat van Jacob van den Velde, zodat de mogelijkheid bestaat dat het Vrouwjuttenland, ca. 100 m ten noorden van de Langendijk, haar land was. Een tweede mogelijkheid is vernoeming naar Ver Jutte meester Jans, die in 1348 diverse renten op huizen aan de Markt ZZ aan het Gasthuis schonkGa naar voetnoot(11). Twee andere mogelijke Juttes zijn vermeld in deel Delft uit de serie ‘De straat waarin wij wonen’Ga naar voetnoot(3). |
c. | Dirc Langhe (nr. 1). Aan het eind van de veertiende eeuw waren Claes Colyn Lange Dirksz en Dirk Lange Dirksz Colyn schepen van Delft. We mogen aannemen dat zij broers zijn en hun vader ‘Lange Dirk (Colyn)’ heette. In 1400 werd het Dirc Langhetghens huus in de HoutmerctGa naar voetnoot(12) vermeld. Daar de Houtmarkt de huidige Kolk is (het deel van hoofdgracht VII tussen Oude en Nieuwe Delft) kan aangenomen worden dat dit het hoekhuis Noordeinde/Dirklangenstraat betrof. Enige tijd heette de steeg ook Jacob Langestege (1438), toen er in het betreffende huis ene Jacob Lange woonde. |
d. | Jan Ruter (nr. 6). Uit het tijnsregister van 1363 blijkt dat Jan Ruter aan de Oude Delft OZ en Sentense Jan Ruters weduwe aan de Nieuwe Delft WZ woonden. Dat het hier de zoon en
|
| |
| |
| weduwe van dezelfde Jan Ruter betrof blijkt uit het feit dat in 1372 de erfgenamen van Jan Ruter twee renten op huizen verkochten, resp. ‘an doudelf op den noorthoec van Jan Ruters steghe’ en ‘an die Nuwe delf op den noorthoec van Jan Ruters steghe’, in dit laatste huis woonde toen Jan Ruters weduweGa naar voetnoot(13). |
e. | Storm (nr. 6). Uit vergelijking van de tijnsregisters van 1363 en 1461/65 blijkt dat er in het huis van Sentense Jan Ruters weduwe aan het eind van de vijftiende eeuw Willem Storm woonachtig was. Willem Gerritsz Storm was schepen en burgemeester van Delft in de periode tussen 1464 en 1480Ga naar voetnoot(14). De naam Stormsteeg werd pas ca. 1600 voor het eerst aangetroffen, maar kan gezien de woonplaats van Willem Storm veel ouder zijn. Zeker is in dit geval, dat er van een persoonsstraatnaam sprake is. Opmerkelijk is dat op de hoek van deze steeg aan het eind van de zestiende eeuw Aalbrecht Storm van Wena woonde, die in 1592 baljuw van Delfland werd. De naam van de steeg veranderde toen van Stormsteeg in Baljuwsteeg. |
f. | Fye Duysten (nr. 9a). Over deze persoon zelf is niets aangetroffen. Wel blijkt dat in 1461/65 een Duyst Heynricxzn woonde op de hoek van de Nieuwe Delft (Koornmarkt) en (Korte) Breestraat. Wellicht is dit Dirk Hendriksz Duist van Voorhout, die van 1463 tot 1468 schepen was. Fye Duysten kan zijn weduwe geweest zijn. |
g. | Libbrant of Lubbrant (nr. 10). In 1363 bewoonde Lubbrant Aerntsz het hoekhuis van de Nieuwe Delft (Koornmarkt) en (Korte) Breestraat. Poortier voerde hier als naamgever een ‘Lubbrant Breet’ op (Libbrants Breetsteghe), gezien de latere vermelding (Breetsteghe of Lubbrantssteghe) is dit een foutieve interpretatie. |
h. | Jan Vaer (nr. 12). Jan Vader betaalde in 1461/65 tijns voor twee huizen aan de oostzijde van de Nieuwe Delft (Voorstraat). |
i. | Dankaert (nr. 13). In 1410 woonde Dankairt Jansz op de hoek van de Danckairt stege en de Nieuwe DelftGa naar voetnoot(15). De vroegere vermelding (1347) doet een voorouder vermoeden. |
| |
| |
j. | Jacob Hughen of Mr. Hughe (nr. 13). Geen vermelding is aangetroffen, evenmin is bekend of dezelfde persoon bedoeld wordt. |
k. | Madder (nr. 14). Jan die Madder woonde in 1363 aan de Nieuwe Delft (Voorstraat) OZ. |
l. | Jacob Gheryds soen (nr. 19). In 1363 woonde Jacob Gherytszn aan de (Oude) Langendijk op de hoek van deze straat. Verschillende schepenen uit de veertiende eeuw droegen deze naam: in 1338 (Jacob Gerritssoen), 1357 en 1358 (Jacob Gerritsz) en 1376 (Jacob Gerritsz). Volgens VisserGa naar voetnoot(16) is de Jacob Gerritsz, die in 1357 en 1358 schepen was, in 1359 als schout verbannen. Het is niet met zekerheid te zeggen of het bij al deze vermeldingen om dezelfde persoon handelt. Gezien de lange periode tussen 1338 en 1376 zijn er minstens twee personen van die naam. |
m. | Jan Mol (nr. 21 en 33)Ga naar voetnoot(17). In 1363 wordt Jan Mol vermeld aan de Nieuwe Delft (Koornmarkt) WZ op de hoek met de Molstraat. Jan Mol Dirksz was schepen in 1347 en 1357 en is volgens VisserGa naar voetnoot(16) in 1359 verbannen. Jan Mol Voppensz was in 1387 schepen. In 1385 verkochten Margriete Jan Mols weduwe en Symon Jan Mols soen een rente op een huis en erf aan de Kercwech (Oosteinde)Ga naar voetnoot(18), waaruit blijkt dat Jan Mol in dit gebied belangen had. Verondersteld mag worden dat hij land aan de zijn naam dragende laan, die op het Oosteinde uitkomt, bezat. |
n. | Vergriete Pieters (nr. 22). In 1334 betaalde Margrete Pieters een tijns van 7½ sc. Zij wordt vermeld na 'tgasthuis (Nieuwe Delft - Koornmarkt - OZ), gezien het feit dat de looprichting noord was woonde zij ten noorden van het Gasthuis. Dat met de Vergriete Pieterssteghe de huidige Huyterstraat bedoeld werd, blijkt uit het volgende. In 1346 kocht Aernt Claisz een huis aan deze steeg, welk huis belend is aan het huis van Voppa Claes soenGa naar voetnoot(19). Deze Voppa Claisz staat in 1363 aan de Nieuwe Delft (Koornmarkt) OZ vermeld op de noordhoek van een steeg. Op de zuidhoek van diezelfde steeg woonde volgens het tijnregister van 1461/65 Claes Heuter (zie bij o.), zodat de betreffende steeg de latere Baerte
|
| |
| |
| Heuterssteghe is. Het verlengde ervan - oostelijk van de Burgwal (III) - behield de oude naam als Sinte Pieterstraet (1450), thans Pieterstraat. |
o. | Baerte Heuter (nr. 22). Over deze persoon zelf is niets aangetroffen. Daar Baerte ook een vrouwennaam is, kan gedacht worden aan een vrouw of dochter van een lid van de familie Heuter (in de zestiende en zeventiende eeuw meest als (de) Huyter gespeld). Het rentenboek van de Oude Kerk uit 1400 vermeldt een rente ‘op Clyaes die Scereaers huus alrenaest Baerts Huyters’, terwijl in dorso van een koopakte van een huis uit 1337 staat ‘Nu Claes die Sceriaer... bi de Heutersteech’Ga naar voetnoot(20). Het betreffende huis ging in 1431 over op Willem Heuter ClaeszGa naar voetnoot(21), wiens zoon Claes Heuter Willemsz het in 1457 aan het Sint Hieronymus convent verkochtGa naar voetnoot(22). Hij bleef er wel wonen, want in 1461/65 betaalde hij er tijns voor (zie bij n.). De belangen van de familie Heuter in en bij deze stegen blijken hieruit. |
p. | Louwe Foeyensoen (nr. 23). In 1363 wordt Louwe Foyen zn aan de Nieuwe Delft (Koornmarkt) op de hoek met deze steeg genoemdGa naar voetnoot(23). Louwerijs Foijenssoen was schepen in 1345, 1355 en 1356. |
q. | Gheryt Naghel (nr. 24). Deze persoon woonde in 1363 aan de Nieuwe Delft (Koornmarkt) OZ op de hoek van de Breestraat. In 1347 en 1348 was Gerrit Nagel schepen. |
r. | Claes Daentgens soen (nr. 32). Volgens een vermelding in het grafboek van de Oude Kerk moet Claes Daentgensz overleden zijn na 1367 en vóór 1420Ga naar voetnoot(24). |
s. | Jan Oudijns (nr. 34). Over deze persoon zijn geen vermeldingen aangetroffen. |
t. | Jan Foyen (nr. 35)Ga naar voetnoot(25). Mogelijk is dit de Jan Feyens die in 1334 in de grafelijkheidsrekeningen vermeld staat aan de Nieuwe Delft
|
| |
| |
| (Koornmarkt) OZ ten zuiden van het Gasthuis. Duidelijker informatie geeft een akte uit 1348 betreffende vijf roeden land die gelegen zijn ‘over die grafte after tgasthuis alrenaest der niewer delf ieghens Ian Foyen soen over streckende vander grafte oostwaerd’Ga naar voetnoot(26). Met ‘die grafte after tgasthuis’ wordt dat gedeelte van de Burgwal bedoeld, dat achter het Gasthuis gelegen was (thans deel van de Brabantse Turfmarkt), zodat met ‘der niewer delf’Ga naar voetnoot(27) de gracht van de Gasthuislaan aangeduid wordt. Jan Foyen soen bezat derhalve het land aan de zuidzijde van de Gasthuislaan. |
u. | Herman Koeke (nr. 37). Herman Coec betaalde in 1334 tijns, waarbij hij direct na Heyn Koec en Jan Koec genoemd wordt. Het bleek niet mogelijk het betreffende land te lokaliseren anders dan dat het niet aan de Oude of Nieuwe Delft was gelegen. |
v. | Ghoedlijf (nr. 41). Pieter Ghoedlijf bezat in 1337 een huis aan de BurgwalGa naar voetnoot(28). |
w. | Jan van Biervliet (nr. 42) wordt in dezelfde akte uit 1358 vermeld waarin het Jans land van Biervliet voorkomtGa naar voetnoot(29). Gezien de tekst van de akte betreft het een in oost-westelijke richting verlopende verbinding. |
x. | Jacob van den Velde (nr. 43) betaalde in 1334 tijns. Zijn land bevond zich waarschijnlijk aan de LangendijkGa naar voetnoot(30), zie ook bij b. |
y. | Oegsier (nr. 44). Gezien het regelmatige voorkomen van deze voornaam was deze persoon niet te achterhalen. |
z. | Pieter Kiwen (nr. 45). Mogelijk dezelfde als Pieter Kielen soen, die met zijn broer Florijs in 1372 een rente op een huis aan de Langendijk verkochtGa naar voetnoot(31). |
aa. | Jacop Boudijnsz (nr. 46). Over deze persoon zijn geen vermeldingen gevonden. |
ab. | Fye Hughe Groeten (nr. 47). Wellicht de weduwe van Huighe die Groete, die in de grafelijkheidsrekeningen van 1334 vermeld is. |
ac. | Jacob Claesz (nr. 48) kocht in 1434 een laan bij DelftGa naar voetnoot(32). |
| |
| |
Uit bovenstaande gegevens is af te leiden:
1. | dat de oudste aangetroffen vermelding van een persoonsstraatnaam in de meeste gevallen in dezelfde periode valt als het optreden van de vernoemde persoon. |
2. | dat waar de woonplaats van de vernoemde persoon bekend is, deze een hoekhuis van de betreffende gracht of straat bewoonde, of land aan deze straat bezat. Hierbij moet echter enige voorzichtigheid in acht genomen worden. In een aantal gevallen is de straatnaam een van de aanwijzingen tot de vaststelling van de precieze woonplaats van de vernoemde persoon geweest. |
Het is niet zo verwonderlijk dat de vijf personen van wie de functie te achterhalen was (l, m, p en q, en eventueel e) allen schepen van Delft zijn geweest. Er is nl. maar één beschikbare bron voor functies van Delvenaren uit de veertiende en vijftiende eeuw, de ‘Naam-Lyst van de Heeren Schouten, Burgemeesteren, Schepenen, ...’ in de Beschryving der Stadt Delft van Reynier Boitet (1729). Tot het midden van de vijftiende eeuw geeft deze lijst alleen namen van schepenen en is verre van volledig. Het is dan ook wel juist dat Poortier stelt ‘dat de achterhaalbare personen allen behoorden tot de stedelijke elite van de jaren '40 en '50 van de 14de eeuw’, alhoewel de periode wat ruimer is. Conclusies mag men hier echter niet aan verbinden.
| |
Oudere benamingen van de betreffende straten
De straten in het gebied dat in 1355 bij de stad gevoegd is zullen geen oudere benamingen dan hun eind-veertiende-eeuwse kennen, daar ze omstreeks 1350 aangelegd zijn. Voor het oudere gedeelte van de stad zijn geen oudere benamingen aangetroffen, daar er vrijwel geen bronnen voor straatnamen uit die periode zijn. Dit houdt niet in dat er geen oudere benamingen zijn, zoals in het derde argument gesteld wordt. De enige conclusie had mogen zijn, dat er geen oudere benamingen dan de persoonsstraatnamen bekend zijn.
| |
Overige namen
De laatste twee argumenten betreffen het verband van de persoonsstraatnamen uit het ‘zuidoostelijke stadsdeel’ met die in de rest van de stad en de straten die geen persoon als naamgever hebben.
Van de negen door Poortier genoemde persoonsstraatnamen in het overige deel van de stad was geen van de personen door hem te
| |
| |
achterhalen - de in een noot genoemde vermeldingen zijn te vaag om daar de conclusie uit te trekken dat dit de betreffende naamgevers zijn - terwijl twee van deze overige namen ‘al voor 1350 in het namenbestand waren opgenomen’.
De niet naar personen genoemde straten dragen namen die betrekking hebben op de lokale situatie, zoals echter uit het bovenstaande bleek hebben óók de persoonsstraatnamen daarop betrekking. Wanneer we de lijst van 48 straatnamen voor secundaire verbindingen bekijken blijkt dat alle verklaarbare namen betrekking hebben op de lokale situatie. Het zou te ver voeren voor dit betoog om op alle verklaringen diep in te gaan. Enkele voorbeelden zijn de Scoolsteghe, waarin de Latijnse school gevestigd was; de Smoorcoelsteghe, op de hoek was een smit gevestigd; Molenstraet; Papensteeg, in feite een persoonsstraatnaam omdat in die steeg omstreeks 1400 de pastoor (paap) meester Maerten Gijsbrechtsz woonde; Doelstraet, die naar de schuttersdoelen leidde; Rietveld duidt op de plaatselijke gesteldheid voor de aanleg van de straat (gracht); en Hopsteghe waarin mogelijk pakhuizen voor hop stonden. Een apart geval vormt de Vlamincstraet, welke naam in 1386 voor het eerst aangetroffen is. Heer Jan Vlaminc verkocht in 1356 een rente op een huis aan de VoldersgrachtGa naar voetnoot(33). Hoewel de mogelijkheid bestaat dat deze persoon de naamgever is van de Vlamingstraat is deze aanwijzing te vaag om deze naam in het voorgaande te betrekken.
| |
Conclusie
In de veertiende en vijftiende eeuw werden de secundaire verbindingen in Delft genoemd naar het meest opvallende topografische gegeven in of op een hoek van de betreffende straat, steeg of gracht. In ongeveer de helft van de gevallen was dit gegeven de naam van de persoon, die een hoekhuis bewoonde. Enige bewuste naamgeving naar die persoon, door zijn functie, zijn optreden of anderszins, blijkt geenszins. Wel bestaat de mogelijkheid dat bij een keuze tussen twee of meer men de naam van de meest in het oog vallende persoon gebruikte.
Of dit verschijnsel kenmerkend is voor Delft of dat het ook in andere steden voorkomt, is mij door het ontbreken van gegevens niet bekend.
Deze wijze van ‘volksnaamgeving’ verklaart het feit dat de meeste
| |
| |
persoonsstraatnamen geen lang leven beschoren was. De Louwe Foeyensoens steghe bijv. werd al in de vijftiende eeuw Gasthuysstege genoemd. In de zestiende eeuw kwamen er in Delft huisnamen in gebruik. In die tijd veranderden de meeste persoonsstraatnaam in ‘huisstraatnamen’ (bijv. Vissteeg, Hoefijzersteeg). De Molsteeg (-straat) en Molslaan behielden hun naam (zonder de voornaam ‘Jan’) mogelijk doordat het zuidelijke hoekhuis van de Molsteeg met de Brabantse Turfmarkt tegenover de Molslaan de naam ‘die Molle’ droeg (er bevindt zich thans nog een gevelsteen met de afbeelding van een mol)Ga naar voetnoot(34).
Systematische straatnaamgeving vinden we in Delft het eerst aan het eind van de zestiende eeuw. Dan worden er voor de Vlaamse vluchtelingen vier straatjes gebouwd, die de namen van vier Vlaamse steden krijgenGa naar voetnoot(35).
Delft
P.C.J. van der Krogt
|
-
voetnoot*
- De auteur wil hierbij de heer H.W. van Leeuwen van het Gemeentearchief te Delft bedanken voor het kritisch doorlezen van het manuscript.
-
voetnoot(1)
- R.W. Poortier, Vroege systematische straatnaamgeving in het 14de-eeuwse Delft. In: Naamkunde 6 (1974), blz. 90-99.
-
voetnoot(3)
- P.C.J. van der Krogt, Geschiedenis en verklaring van de straatnamen in Delft. Den Haag, 1985 (Serie ‘De straat waarin wij wonen’ 5).
-
voetnoot(4)
- Rentenboek Nieuwe Kerk 1486 (afschrift in Gemeentearchief te Delft). Achterom OZ is Jan Ghijsenlaen, de WZ is Burchwal over Jan Ghijsenlaen.
-
voetnoot(5)
- Rentebrief Ermgart Pijnsweduwe, 11 juli 1432. Archief van het Bisdom Haarlem, inv. nr. Verhoofstad 598, regest 110. Kopie in Gemeentearchief te Delft.
-
voetnoot(6)
- Gebruik is gemaakt van de volgende bronnen (zie ook noot 3):
Cartularium van het Gasthuis 1311-1418 (Gemeentearchief Delft, O. & N. Gasthuis 516) (verder aangehaald als ‘Cart. Gasthuis’).
S.W.A. Drossaers, De archieven van de Delftsche Statenkloosters. 's-Gravenhage, 1917.
J.A. Fruin, Het oudste der tot dusver bekende keurboeken van Delft. In: Nieuwe bijdragen voor Rechtsgeleerdheid en Wetgeving, Nieuwe Reeks 8 (1882), blz. 277-356.
J. Soutendam, Keuren en ordonnantiën der stad Delft, van den aanvang der XVIe eeuw tot het jaar 1536... Delft, 1870.
Diverse archieven van de Oude en Nieuwe Kerk, zowel als afschrift in het Gemeentearchief Delft als in het Archief van het Bisdom Haarlem. Zie ook de lijst ‘Bronnen’ in het in noot 3 vermelde boek (blz. 227-232).
-
voetnoot(7)
- Joh. C. Kramer, Delftsche, Hof van Delftsche en Vrijenbansche straatnamen. Delft, 1917, blz. 47.
-
voetnoot(9)
- Gebruik is gemaakt van de volgende bronnen (zie ook noten 3 en 6):
M. Kossmann, Het tijnsboekje van 1461-1465. In: Delftse studiën. Assen, 1967, blz. 20-31.
J.J. Raue, De stad Delft, vorming en ruimtelijke ontwikkeling in de late middeleeuwen. Delft, 1982. Hierin de grafelijkheidsrekeningen van 1316 en 1334 voor Delft, overgenomen uit De rekeningen der grafelijkheid van Holland onder het Henegouwse Huis, uitg. door dr. H.G. Rademaker, deel I. Utrecht, 1875; en het register van de Hofstedenhuur te Delft in 1363.
-
voetnoot(3)
- P.C.J. van der Krogt, Geschiedenis en verklaring van de straatnamen in Delft. Den Haag, 1985 (Serie ‘De straat waaring wij wonen’ 5).
-
voetnoot(12)
- Legger van onroerende goederen en van los- en lijfrenten, 1400 (-ca. 1415). Archief Kerkvoogdij Hervormde Gemeente Delft; Gemeentearchief Delft.
-
voetnoot(14)
- Voor alle vermeldingen van schepenen, zie R. Boitet, Beschryving der Stadt Delft. Delft, 1729 (facsimile: Alphen aan den Rijn/Amsterdam, 1972), blz. 95 e.v.
-
voetnoot(15)
- ‘Kercgelt’. Register van kerkgelden, naar straten ingedeeld. Aangelegd 1410 (Oude Kerk). Arch. v.h. Bisdom Haarlem. Verhoofstad inv. nr. 563-564.
-
voetnoot(16)
- P.C. Visser, Delft, bladzijden uit zijn geschiedenis. Delft, [1969], blz. 19.
-
voetnoot(17)
-
Poortier, op. cit., vermeldt hem als ‘Jan Mols’. De ‘s’ in de straatnaam is echter een genitief- ‘s’.
-
voetnoot(16)
- P.C. Visser, Delft, bladzijden uit zijn geschiedenis. Delft, [1969], blz. 19.
-
voetnoot(20)
-
Drossaers, op. cit., Regest Fraterhuis St. Hieronymus' Dal nr. 2 (blz. 330-331).
-
voetnoot(23)
- In de gepubliceerde lijst staat ‘Louwe Soyen zn.’
-
voetnoot(25)
-
Poortier, op. cit., blz. 95, beschouwt Jan Foyenlaen als een foutieve vorm van Lou Foeyenzoonslaen, waarbij aan de vele andere ‘Jan’ -namen gedacht werd. Deze naam komt echter slechts één maal voor met de voornaam ‘Lou’ (Drossaers, op. cit.. Regest klooster Koningsveld nr. 199), alle andere bronnen vermelden de voornaam ‘Jan’.
-
voetnoot(27)
- ‘Delf’ is synoniem met gracht. Dit blijkt onder meer uit de keuren (gepubliceerd door Fruin en Soutendam, zie noot 6). Met ‘niewer delft’ wordt hier een onlangs gegraven gracht bedoeld en niet de hoofdgracht Nieuwe Delft.
-
voetnoot(32)
-
Drossaers, op. cit. Regest klooster van de H. Bartholomeus in Jeruzalem
-
voetnoot(34)
- Wellicht is hier sprake van een omgedraaide situatie. Omdat de steeg Molsteeg heette werd het hoekhuis ‘die Molle’ genoemd. Jan Mol woonde volgens de registers aan de Koornmarkt, aan het andere uiteinde van de Molsteeg. Er zijn verder ook geen aanwijzingen dat er in Delft in de veertiende eeuw huisnamen waren. De veronderstelling dat Jan Mol zijn naam aan een huis ontleende is mijns inziens niet juist. Zie: René en Peter van der Krogt, Gevelstenen in Delft. Alphen aan den Rijn, 1985, blz. 23.
-
voetnoot(35)
- Deze straatjes zijn aangelegd op de plaats van het afgebroken Sint Ursulaklooster tussen de Gasthuislaan en de Achterzak (sedert 1874 Verlengde Pieterstraat, thans Yperstraat). Bij de eerste verhuring van stadswege in 1597 dragen de vier straatjes de namen Doornickstraet, Rysselstraet, Dyprestraet en Brucxestraet (later ook Brugsche straet). Deze van hogerhand opgelegde straatnamen werden door de bevolking niet of nauwelijks gebruikt. Eerstgenoemde straat heette Doorniksteeg (of 't Kruipgat), de overigen stonden bekend als de 1e, 2e en 3e Nieuwsteeg. Met de sanering in de jaren 1960 verdwenen deze vier straatjes. Alleen de Doorniksteeg bevindt zich nog - zij het dan zonder huizen - aldaar. Een straat in de nabijheid kreeg de naam Yperstraat (raadsbesluit 14 augustus 1974).
|