Naamkunde. Jaargang 18
(1986)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
Het ontstaan der Nederlands-Franse taalgrens (III).Van de (-)tūn-namen die het vroegst geromaniseerd werden, zijn er in het tweede deel van dit opstel reeds acht verklaard: drie tussen het Kanaal en de Midden-Leie, vijf langs de westelijke helft der -ahhja-lijnGa naar voetnoot(1). Nu komen de overige aan de beurt.
9. Thon, n. van een voormalige, nu bij Andenne (arr. Namen) ingelijfde gemeente, op 1 km ten Z.O. van de Maas, 22½ ten Z.O. van Arton (nr. 8), 18½ ten Z.O. van Boneffe (-ahhja-naam nr. 7), 16½ ten Z. van Meeffe (-ahhja-naam nr. 8) en 16 ten Z.W. van Marneffe (-ahhja-naam nr. 9)Ga naar voetnoot(2): dial. ton-Ga naar voetnoot(3); 1265 (k. 1744) Thun... Thons, 1289 (or.) Thon (3 maal)... ThunGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
Wg. (en wel Oostingw.) tūn ‘omheinde hoeve’Ga naar voetnoot(5). Verkeerde vertaling van Maizeret, n. van een voormalige, nu eveneens bij Andenne ingelijfde gemeente, op 2½ km ten Z.W.: dial. mauj'rètGa naar voetnoot(6), d.i. [móžrę]; 1083 (k. ± 1700) MasereyGa naar voetnoot(7); 1091 (k. einde XIIIe e.) maisereitGa naar voetnoot(8); 1107 (or.) MaisereiGa naar voetnoot(9). Opgevat als Rom. *māceri-ācum ‘hoeve met een muur als omheining’, afgeleid van Lat. māceria ‘muur als omheining’; maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Maceri-ācum ‘hoeve der Macerii’Ga naar voetnoot(10): in het Naams werd de uit c tussen vocaal en e ontstane groep [iz] door wederzijdse assimilatie een ž, terwijl de voorafgaande a in open syllabe gerekt en vervolgens gevelariseerd werdGa naar voetnoot(11).
10. Septon, n. van een voormalige, nu bij Durbuy (arr. Marche-en-Famenne) ingelijfde gemeente, op 31½ km ten Z.O. van Thon (nr. 9), | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
32 ten Z.O. van Marneffe (-ahhja-naam nr. 9), 13 ten O. van Jeneffe in Condroz (-ahhja-naam nr. 18), 14½ ten N.W. van Beffe (-ahhja-naam nr. 19), een 3tal ten N.O. van de Romeinse weg nr. 3 (Aarlen-Tongeren) en een 6tal ten Z.O. van de plaats waar deze de Romeinse weg nr. 16 (...-Bourlers-Keulen) kruist: dial. sètonGa naar voetnoot(12); 1314 (k. 1317-22, 2maal) SeitonGa naar voetnoot(13). Wg. (en wel Oostingw.) sag̵i-tūn ‘omheinde hoeve van (= bij) de zegge’, samengesteld met Wg. *sag̵i ‘zegge’ (bij Oe. sėćǵ): in het Romaans werd de middenvocaal i vóór het accent gesyncopeerd, de vóór t stemloos geworden fricatief tot i̬ gevocaliseerd, de diftong ai̬ tot ę gemonoftongeerd, en de spelling ten slotte door Fr. sept ‘zeven’ beïnvloedGa naar voetnoot(14). Verkeerde vertaling van ChersinGa naar voetnoot(15), n. van een eertijds bewoonde plaats te Nassogne (arr. Marche-en Famenne), op ½ km ten Z.W. van een 360 m hoge, ronde, rotsachtige heuvel en 24 ten Z.W. van Septon: 874-75 (k. ± 1044) in villa Harsanium [= HarsinGa naar voetnoot(16)]... mansum dominicatum habentem... de silva bunuaria 50, quae habetur in loco Carcinio [= ~Ga naar voetnoot(17)]; mansos serviles... 4, unus ex illis est situs in loco Carcinio...... exceptis communiis quae habentur in loco nuncupato CarcinioGa naar voetnoot(18); 1338 (or.) CherchinGa naar voetnoot(19), (k.z.d. en/of k. 1546) à Nassongne, à Cherchin [= ~], à HersenGa naar voetnoot(20). Opgevat als Rom. *cāric-īnum ‘hoeve van (= bij) de zegge’, afgeleid van Lat. cārex ‘zegge’; maar in werkelijkheid ontstaan uit Kelt.-Rom. | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
carric-īnum ‘rotsje’, Romaanse afleidingGa naar voetnoot(21) van Kelt. *carricā ‘steen, rots’ (bij Okymr. carrecc, Kymr. carreg, Corn. carrek, Bret. karreg)Ga naar voetnoot(22): in het Romaans werd de middenvocaal i vóór het accent vroeg gesyncopeerd, de postconsonantisch geworden c vóór i geassibileerd, de begin-c vóór a en vervolgens ook deze a tussen tš en gedekte r gepalataliseerdGa naar voetnoot(23).
11. Hotton, n. van een gemeente (arr. Marche-en-Famenne), aan de linkeroever van de Ourthe, op minder dan 1 km ten W. van een uitloper van het Ardense hoogland, op 10 km ten Z.O. van Septon (nr. 10), 17½ ten Z.O. van Jeneffe in Condroz (-ahhja-naam nr. 18), 6½ ten N.W. van Beffe (-ahhja-nam nr. 19) en aan de Romeinse weg nr. 7 (Aarlen-Tongeren), die er de Ourthe overstak: dial. houtonGa naar voetnoot(24); 1229 (or.) HotonGa naar voetnoot(25). Wg. (en wel Oostingw.) hãh-tūn, bij de romanisering reeds geëvolueerd tot hǫ͂htūn, ‘omheinde hoeve van de hiel (= bij de uitloper)’, samengesteld met Wg. *hãh ‘hiel’ (bij Oe. hōh ‘hetz., voorgebergte’Ga naar voetnoot(26)), waarvan de eind-h - zoals in het etymon van (De) Hotond (nr. 4) - onder de invloed der verbogen vormen als laryngaal werd uitgesproken: in het Romaans verdween deze h nadat ze de volgende t voor sonorisering bewaard had, en werd de eerste vocaal - vóór het accent - als een ọ overgenomen, die later in [u] overging. | |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
Denkelijk een door de ligging gesuggereerde verkeerde vertaling van het hierboven verklaarde Chersin, op 15½ km ten Z.W., opgevat als Rom. *calc-īnum ‘hoeve van de hiel (= bij de voet van de heuvelGa naar voetnoot(27))’, afgeleid van Lat. calx ‘hiel’Ga naar voetnoot(28).
12. Tanton, n. van een gehucht te Froidfontaine, voormalige, nu bij Beauraing (arr. Dinant) ingelijfde gemeente, op 40 km ten Z.W. van Hotton (nr. 11) en 43½ ten Z.W. van Beffe (-ahhja-naam nr. 19)Ga naar voetnoot(29); 943 (k. XIIIe e.) TantonGa naar voetnoot(30); 1199 (or.) TantonGa naar voetnoot(31). Wg. (en wel Oostingw.) tain-tūn ‘omheinde hoeve van (= bij) de (wilge)tenen’, samengesteld met Wg. *tain ‘(twijg genaamd) teen’ (bij Oe. tân ‘hetz., lotstaafje, lot’, Osa. tên ‘staaf’, Ohd. zein ‘twijg, riethalm, staaf’) en blijkens de romanisering van ai tot a in de eerste helft van het Merovingisch tijdperk overgenomenGa naar voetnoot(32). Verkeerde vertaling van Oizy, n. van een voormalige, nu bij Bièvre (arr. Dinant) ingelijfde gemeente, op 17 km ten Z.O.: dial. wâjîGa naar voetnoot(33), d.i. [wāžī]; 915 (k. XIIIe e.) in pago et in comitatu Arduenensi in loco et a villa qui (lees | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
*et villa que) dicitur Ausegias [= ~Ga naar voetnoot(34)], ..., ± 1131 (or.) Ecclesia de Oseis... Ecclesia de Grasdes (= Graide)Ga naar voetnoot(35). Opgevat als Kelt. *aus-iācā of Rom. *aus-iāca(-) ‘hoeve van (= bij) de (wilge)tenen’, afgeleid van - Kelt.? - *aus- ‘vlechtrijs, (twijg genaamd) teen’Ga naar voetnoot(36); maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Ausiāca (-) of wellicht Auti-āca (-) ‘hoeve der Ausiī of der Autiī’Ga naar voetnoot(37): in het Naams is de intervocalische groep si̭ of ti̭ klankwettig ž geworden en de uitgang geëvolueerd tot een ī, dat in het Frans ies zou moeten geschreven wordenGa naar voetnoot(38). 13. Matton, n. van een deel der gemeente ~ -et-Clémency (arr. Sedan), op 45 km ten Z.O. van Tanton (nr. 12) en 2 ten N.W. van de Romeinse weg nr. 12 (Reims-Trier): dial. ma̦tGa naar voetnoot(39); 1153 (k. 1727) Adam de Mentun (= ~ of Mathon, [eertijds] molen [nu weiland] te Dampicourt [voormalige, nu hoofdzakelijk van Rouvroy (arr. Virton) deel uitmakende gemeente; op 24½ km ten Z.O.])Ga naar voetnoot(40); 1173 (or.) MentunGa naar voetnoot(41), (k. 1727) Adam de Mentun (= ~ of Mathon), avus Jacobi yvodiensis (= van Ivoix [ook Ivois, Ivoy], nu Carignan [op 4½ km ten Z.W. van ~])Ga naar voetnoot(42); z.d. (naar een oorkonde van 1260) Menton et ClemencyGa naar voetnoot(43); 1495 (gelijktijdige k.) Menton et ClemencyGa naar voetnoot(44). Wg. (en wel Oostingw.) maini-tūn ‘gemeenschappelijke omheinde hoeve’, samengesteld met Wg. *maini ‘gemeenschappelijk’ (bij Oe. | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
maêne, Ofri. mêne)Ga naar voetnoot(45) en wellicht meteen geromaniseerd, zodat de monoftongering van ai en de syncope der middenvocaal i nog in het Vulgairlatijn geschieddenGa naar voetnoot(46): eeuwen later evolueerde en vóór consonant zoals in Ile-de-France tot een ã, en deze werd dialectisch gedenasaleerdGa naar voetnoot(47). Het gelijknamige, doch onbeduidende Mathon is klaarblijkelijk door migratie ontstaan. Verkeerde vertaling van Jamoigne, n. van een voormalige, nu bij Chiny (arr. Virton) ingelijfde gemeente, op 16½ km ten N.O.: dial. djamogneGa naar voetnoot(48), d.i. [džamǫn']; 888 (k. einde XIIe e.) de XLIII villis, id est de... Gammunias [= ~Ga naar voetnoot(49)], Longolare (= Longlier)Ga naar voetnoot(50);...; 1173 (or.) IamognesGa naar voetnoot(51). Opgevat als Rom. *commūnia(-) ‘gemeenschappelijke bezitting’ (bij Wa. kimogne ‘meent’), uit Lat. commūnia mv. ‘gemeenschappelijke (goederen)’Ga naar voetnoot(52); maar in werkelijkheid ontstaan uit Wg. (en wel Frank.) gamm-unnja acc. ‘plaats met veehutten’, collectiefGa naar voetnoot(53) afgeleid van *gammō ‘veehut’ (bij Ono. gammi ‘Erdhütte’ en [wellicht] Zwitsers | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
Gämmeli [diminutief] ‘Viehhütte’, beide [?] van de Indogermaanse wortel *ghom- ‘Stall’Ga naar voetnoot(54))Ga naar voetnoot(55): in het Romaans werd de begin-g vóór a gepalataliseerd, bleef deze a'-der eerste syllabe vóór dubbele consonant bewaardGa naar voetnoot(56) en evolueerde het suffix klankwettig tot [ǫn'], waarvan de middeleeuwse grafie oigne bewaard gebleven is en de Franse uitspraak beïnvloed heeftGa naar voetnoot(57). Zelf een goede vertaling van Étalle, n. van een gemeente (arr. Virton), aan de Romeinse weg nr. 12 (Reims-Trier) en op 13½ km ten Z.O.: dial. ètauleGa naar voetnoot(58), d.i. [ętōl]; 1066 [onecht of vervalst?] (k. 1792 van k. 1664) Arnulf II, graaf van Chiny, schenkt aan de priorij te Prix, die voortaan van de abdij van Saint-Hubert zal afhangen, de helft der kerk van Stavelz (evenzo: k. XVIe-XVIIe e.)Ga naar voetnoot(59); 1097 Ad Casam Petrae [= Chassepierre]... Ad Stabulum... Ad Munnau [= Muno]Ga naar voetnoot(60); 1139 (k. 1163 van het or.) StavulesGa naar voetnoot(61); 1173 (or.) StaulesGa naar voetnoot(62); ...; 1373-74 (or.) Ban d'Estaulz... ban d'Estaule... dime d'EstaulzGa naar voetnoot(63). Lat. stabula mv. ‘(herberg met) stallen’Ga naar voetnoot(64): in het Romaans is de groep ábul, na de syncope der onbeklemtoonde vocaal, over ab̵l en | |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
aul tot ōl geëvolueerdGa naar voetnoot(65), maar heeft een hypercorrecte grafie met ll voor ul tot de Franse uitspraak [etal] geleid.
14. Virton, Vieux- ~, n. van een gehucht te Saint-Mard, voormalige, nu bij Virton (arr. Virton) ingelijfde gemeente, en ~ zelf, n. van een stad op 1 km ten N.O. van Vieux-Virton en evenals dit laatste op 26½ ten Z.O. van Matton (nr. 13)Ga naar voetnoot(66): dial. enerzijds vî-virton, anderzijds viértaη ter plaatse, vērtaη te Sainte-Marie aan de SemoisGa naar voetnoot(67); 1158 (k. 1561) Garcinius de Vertun, 1173 (k. 1727, 2maal) Garsilii de VertonGa naar voetnoot(68); 1180 (or.) ecclesiam de VertunnoGa naar voetnoot(69); ...; 1235 (k. XVIIe e.) militis de Veteri Vertun... ad mensuras de Vertun... decimae meae de Veteri Vertun... in ecclesia de Veteri Vertun, ..., 1254 (or.) Vetus Vertunnum... milite de Veteri Vertonno, 1256 (or.) in villa quae dicitur Vies VertunGa naar voetnoot(70); Verton ‘est sans exception l'orthographe du nom [de 1260] jusqu'au XVIIIe siècle, où la forme Virton parvient à s'introduire et à se faire accepter définitivement comme la seule officielle’Ga naar voetnoot(71). Wg. (en wel Oostingw.) hwer-tūn ‘omheinde hoeve met bekkens’, zoals Verton (nr. 1): in het Romaans werd de Germaanse w ook hier als v overgenomenGa naar voetnoot(72) en de e vóór gedekte r gediftongeerd tot een iéGa naar voetnoot(73), waarvan het laatste element in de Franse naam verwaarloosd werd. | |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
Verkeerde vertaling van Tintigny, n. van een gemeente (arr. Virton), resp. op 14 en 13 km ten N.W. van Vieux-Virton en Virton: dial. tint'nîGa naar voetnoot(74); 1097 TintiniacumGa naar voetnoot(60); 1173 (or.) TintigneiGa naar voetnoot(75). Opgevat als Rom. *tīn-iācum ‘hoeve met kuipen’, afgeleid van tīna ‘kuip’ (Lat. id. ‘wijnkuip’)Ga naar voetnoot(76); maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Tintini-ācum ‘hoeve der Tintiniī’Ga naar voetnoot(77): ook in naburige toponiemen is -iācum dialectisch meermaals ī gewordenGa naar voetnoot(78).
15. Fienton, n. van een hoeve te Pecquencourt (arr. Dowaai), in een moerassige streek, op minder dan 1 km ten Z. van de Scarpe, op 55 km ten Z.O. van Ourton (nr. 2) en 32½ ten Z.W. van Blaton (nr. 5)Ga naar voetnoot(79): ± 1250 (or.) FientonGa naar voetnoot(80). a. Indien de Romaanse evolutie niet beïnvloed werd door die van Rom. *femita, het etymon van Fr. fiente ‘drek’: Wg. (en wel Oostingw.) fīand-tūn of fiund-tūn (dit met ī of ĭ?) ‘omheinde hoeve van de vijand (= duivel)’, samengesteld met Wg. *fīand of *fiund (met ī of ĭ?) ‘vijand’ (de eerste vorm bij Ofri. en Osa. fīand, Ohd. fīant, de andere bij Oe. fiond, Ofri. fiūnd - of eerder fīund? -, Osa. fiund en Onfrk. fiunt - beide met ī of ĭ? -): | |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
vóór dentaal + beklemtoonde vocaal werd de groep middenvocaal + n klankwettig Ofr. enGa naar voetnoot(81). Dan een verkeerde vertaling van Masny, n. van een gemeente (arr. Dowaai), op 4½ km ten Z.W.: 1110 MaunyGa naar voetnoot(82); ± 1128-69 (or.) MasniGa naar voetnoot(83); 1129 [onecht?] (or.) MausnisGa naar voetnoot(84); 1154 (or.) furnum de Malni [= ~Ga naar voetnoot(85)], furnum de WallersGa naar voetnoot(86); 1170 (or.) furnum de Malni [= ~Ga naar voetnoot(85)]Ga naar voetnoot(87); ...; 1175 (or.) Mausni, ..., 1204 (or.) Mauni, ..., 1220 (or.) MaugniGa naar voetnoot(85). Opgevat als Rom. *malign-iācum (met ī na l?) of *mal-ĭniācum ‘hoeve van de boze (= duivel)’, afgeleid van Lat. malignus (met i?) of malus ‘slecht, boos’; maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Malini-ācum (met ī na l?) ‘hoeve der Maliniī (met ī na l?)’: vóór [n'] is de syncope der middenvocaal ongewoonGa naar voetnoot(88). b. Indien de Romaanse evolutie wèl beïnvloed werd door die van Rom. *femita, het etymon van Fr. fiente ‘drek’: Wg. (enwel Oostingw.) fani-tūn, bij de romanisering reeds geëvolueerd tot fénitūn, ‘omheinde hoeve van (= bij) het moeras (of de moerassen)’, samengesteld met Wg. *fani ‘moeras’ (bij Oe. fėnn, Ofri. fėne, Osa. fėni, Ohd. fėnni, fėnna)Ga naar voetnoot(89) en wegens de umlaut niet vóór de VIe eeuw geromaniseerdGa naar voetnoot(90), maar wegens de Romaanse syncope der middenvocaal i ook niet - of niet lang - nadien. Dan een goede vertaling van | |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
Aniche, n. van een gemeente (arr. Dowaai), zonder waterloop, op 6 km ten Z.O.: [1071-Ga naar voetnoot(91)] -1096 (k. [XVIIIe e.] van k. [waarschijnlijk XIIIe e.Ga naar voetnoot(92)] AnizGa naar voetnoot(93); hs. 1085-1107 EnichGa naar voetnoot(94); ...; 1103 (or.) HanicGa naar voetnoot(95); 1123 (or.) EniceGa naar voetnoot(94); ...; 1160 (or.) AnizGa naar voetnoot(94); ...; 1174 (or., 2maal) AnicheGa naar voetnoot(96). Kelt.-Lat. an-īciu- ‘plaats met moerassen; hoeve van (= bij) het moeras (of de moerassen)’, Latijnse afleiding van Kelt. anā ‘moeras’Ga naar voetnoot(97): in het Oudpicardisch werd het suffix klankwettig ich, dat verkeerdelijk tot iche i.p.v. is werd verfranstGa naar voetnoot(98).
16. Ermeton-sur-Biert, n. van een voormalige, nu bij Mettet (arr. Namen) ingelijfde gemeente, op 34 km ten Z.O. van Piéton (nr. 7), 34½ ten N.W. van Tanton (nr. 12), 15½ ten Z.W. van Floreffe (-ahhja-naam nr. 17) en 2½ ten N.O. van de Romeinse weg nr. 3 (Bavay-Trier): dial. à r'mètonGa naar voetnoot(99); waarschijnlijk na 928 - zeker 959 (hs. Xe e.) [volgens Gysseling 935-37 (k. Xe e.)Ga naar voetnoot(100)] ad Roslerum [= RolyGa naar voetnoot(101)]... de villa que vocatur Ermentón... in sua villa manens nomine Laiva (= Lesve)Ga naar voetnoot(102); 932 (onecht; k. begin XVe e. van k. XIIe e. -) in Merendrech [= Maredret, [gehucht] te Sosoye [nu Anhée]Ga naar voetnoot(103)], in parte sua quam habet in villa de Ermenton, in Fen deserta [= FalaënGa naar voetnoot(104)]Ga naar voetnoot(105). Vgl. Hermeton-sur-Meuse, n. van een | |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
voormalige, nu van Hastière (arr. Dinant) deel uitmakende gemeente (van het arr. Philippeville), aan de monding van de Hermeton of Grande Eau in de Maas en op 13½ km ten Z.O.: dial. èrmètonGa naar voetnoot(106); 656 (onecht; k. 2e helft XIVe e. van or. 1202, dit naar de oorkonde van 1180) allodium Hasteriensis ville super Mosam posite cum... terra Hermetones, 1180 (k. XVIe e. van het or.) locum Hasterie... cum... HermentoneGa naar voetnoot(107). Wg. (en wel Oostingw.) erman- of irmin-tūn ‘grote omheinde hoeve’, gevormd met het Westgermaans adjectief of prefix *erman(-) of *irmin(-) ‘groot’ (de eerste vorm bij Oe. eormen-, Osa. en Ohd. erman-, de andere bij Oe. iermen(-), Osa. en Ohd. irmin-)Ga naar voetnoot(108): in het Waals verzwakte de preconsonantische groep an of in over ən tot een ə, die na de consonantengroep niet wegviel, maar aan de beginvocaal werd gelijkgemaakt, en werd deze dan geprocopeerd omdat ze met de prepositie è < Lat. in werd verward. De Hermeton heeft zijn naam stellig aan het dorp Hermeton te danken, en de dorpsnaam zelf zal een migratienaam uit het heel wat vroeger geattesteerde Ermeton zijn, die - althans grafisch - door de vele, aan het Germaans ontleende Waalse persoonsnamen met Her- beïnvloed werdGa naar voetnoot(109). Verkeerde vertaling van Anthée, n. van een voormalige, nu bij Onhaye (arr. Dinant) ingelijfde gemeente (van het arr. Philippeville), op 7 km ten Z.O.: dial. antéyeGa naar voetnoot(110); 971-1007 AnthegiaGa naar voetnoot(111); interpol., waarschijnlijk van de XIIe e., in een oorkonde van 1018 (k. 1708) Antheya, andere interpol., waarschijnlijk van de XIIe e., in dez. oorkonde (dez. k.) Anteia (lees met k. einde | |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
XVIIe e. Antheya)Ga naar voetnoot(112); waarschijnlijk oudere interpol. in een oorkonde van 1033 ([dez.] k. 1708) Antia [Gysseling leest in [dez.?] k. XVIIIe e. Anteia (= ~)Ga naar voetnoot(113)]Ga naar voetnoot(114); 1188 (k. einde XIVe e. van k. 1308) AnteaGa naar voetnoot(115); 1275 (or.) AnteesGa naar voetnoot(116). Opgevat als Rom. *Antae-iāca ‘hoeve (als) van (de reus) Antaeus (= reusachtige hoeve)’; maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Antei-āca ‘hoeve der Anteii’Ga naar voetnoot(117): de vóór het accent staande middenvocaal e is pas weggevallen nadat ze de assibilatie der voorafgaande t door de volgende i verhinderd had.
17. Sinton, n. van een gehucht te Fosses-la-Ville (arr. Namen), op 11 1/2 km ten N.W. van Ermeton-sur-Biert (nr. 16): dial. à sintonGa naar voetnoot(118); 1738 maison scituee a Saint Ton... la moitie d'une grange et une mesure de terre proche Saint On ou Saint UltainGa naar voetnoot(118). Wg. (en wel Oostingw.) sin-tūn ‘grote omheinde hoeven’, gevormd met het Westgermaans prefix *sin- ‘bestendig; groot’ (bij Oe., Osa. en Ohd. sin- ‘hetz.’, Ofri. sin- ‘bestendig’) en dus synoniem met het etymon van Ermeton: de Romaanse reflex werd eertijds als een samenstelling met Fr. Saint ‘Sint’ geïnterpreteerd. Eveneens een verkeerde vertaling van het hierboven verklaarde Anthée, op 18 km ten Z.O.Ga naar voetnoot(119).
Enkele vroeg geromaniseerde -tūn-namen komen ook voor in de departementen Aisne (o.m. bij Laon) en Aube (bij Troyes)Ga naar voetnoot(120); | |||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
daar ze geografisch met de vorige niet samenhangen en voor de verklaring van het ontstaan der taalgrens niet van belang zijn, worden ze hier niet behandeld. Geen -tūn-namen zijn de volgende toponiemen, alle in Romaans-België voorkomend: BetonGa naar voetnoot(121), ‘Hamenton’Ga naar voetnoot(122), HantonGa naar voetnoot(123), ‘Scopiton’Ga naar voetnoot(124) en ScottonGa naar voetnoot(125). Van de 17 besproken (-)tūn-namen zijn er 15 of 16 door vertaling van naburige toponiemen ontstaan: 1 van een Keltisch toponiem (nr. 2), 1 wellicht van een Keltisch-Latijns (nr. 15), 1 van een Keltisch-Romaans (nr. 10), 1 van een Latijns (nr. 6), 10 à 12 van Romaanse (de nrs. 1, 4, 5, 7, 8, 9; 11?; 12, 14; 15?; 16 en 17), en 1 van een Germaans (nr. 13). Van de 15 of 16 vertalingen zijn er slechts 2 of 3 goed (de nrs. 2, 6 en wellicht 15), en niet minder dan 12 à 14 verkeerd (de nrs. 1, 4, 5, 7, 8, 9, 10; 11?; 12, 13, 14; 15?; 16 en 17). Van de 17 (-)tūn-namen zijn er 2 zelf vertaald, beide in het Romaans: 1 goed (nr. 5), 1 verkeerd (nr. 8). Zoals de eerste 14 -ahhja-plaatsen vormen ook de eerste 14 (-)tūn- plaatsen een ononderbroken lijn, die echter niet, zoals de -ahhja-lijn, ongeveer van de Schelde tot de Maas, maar van de Picardische kuststreek over Naams-Haspengouw naar Belgisch-Lotharingen loopt, en wel, op één punt na, geheel op Romaans taalgebied, vaak op vrij aanzien- | |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
lijke afstand van het Nederlandse of het Duitse. Deze (-)tūn-lijn begint te Verton (nr. 1), op 7 km ten O. van de Kanaalkust en 12½ ten Z.O. van Étaples aan de Beneden-Canche, welke plaats in de Karolingische tijd wel het zuidwestelijkste punt was van het samenhangende Frankische nederzettingsgebiedGa naar voetnoot(126); loopt over Ourton (nr. 2), zowat halfweg tussen Atrecht en Terwaan gelegen, naar Waasten (nr. 3), een Romaanse taalgrensplaats aan de Leie, en vandaar naar De Hotond (nr. 4), in de ‘Vlaamse Ardennen’, op 1 km ten N. van de taalgrens; zwenkt in zuidoostelijke richting naar Blaton (nr. 5), op 27 km ten Z. van de taalgrens, en loopt op geringe afstand ten Z. van de -ahhja-lijn tot Arton (nr. 8) in Naams-Haspengouw, eveneens op 27 km ten Z. van de taalgrens; zwenkt weer naar het Z.O., overschrijdt de Maas op 10 km ten N.O. van Namen, loopt over Thon (nr. 9), op 1 km ten Z.O. van de stroom, en Septon (nr. 10), op 1½ km ten N.W. van de Ourthe, naar Hotton (nr. 11), aan deze rivier en op 37½ km ten W. van het Duitse taalgebied; zwenkt vervolgens in zuidwestelijke richting naar Tanton (nr. 12), op 9½ km ten W. van de Lesse, dan weer in zuidoostelijke naar Matton (nr. 13), op 6½ km ten Z.W. van de Semois, en eindigt te Vieux-Virton (nr. 14), op 14 km ten Z. van deze rivier en 16 ten Z.W. van het Duitse taalgebied. De afstand tussen twee opeenvolgende plaatsen van de beschreven (-)tūn-lijn schommelt tussen 59 en 10 km! Van Verton (nr. 1) tot Vieux-Virton (nr. 14) bedraagt hij gemiddeld 33½ km; doch enkel van Verton tot De Hotond (nr. 4) gemiddeld 50 km, van De Hotond tot Vieux-Virton gemiddeld slechts 28½ km, en van De Hotond tot Hotton (nr. 11) zelfs niet meer dan 25. Opmerkelijk is niet alleen dat de (-)tūn-lijn evenveel plaatsen telt als de -ahhja-lijn, maar ook dat elke van die 14 plaatsen aan of nabij (d.i. op minder dan 5 km van) een Romeinse weg ligt, die naar het vroegere of huidige Nederlandse of het Duitse taalgebied leidt: 11 liggen aan of nabij welbekende heerwegen, 1 (nr. 9) nabij een grote waterweg, en de overige 2 (de nrs. 12 en 14) aan of nabij buurtwegen. Hieruit mag men afleiden dat de Oostingweoonse stichters der 14 plaatsen tot taak hadden, deze wegen te bewaken, om te beletten dat de op Gallische bodem gevestigde Franken - zowel Saliërs als Ripuariërs - ze voor overvallen op Romaans gebied zouden gebruiken. Evenals Elisachia † en Kanne zal De Hotond (nr. 4) Frankisch geworden zijn in de loop der eeuwen. Vergeleken met de -ahhja-lijn ziet de (-)tūn-lijn er vrij grillig uit. | |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
Ze wint echter aanzienlijk aan regelmaat als men ze van Ourton (nr. 2) over Fienton (nr. 15) naar Blaton (nr. 5), en van Piéton (nr. 7) over Ermeton-sur-Biert (nr. 16) naar Tanton (nr. 12) laat lopen, met uitsluiting van 6 ‘voorposten’ (de nrs. 3, 4, 8, 9, 10 en 11). Deze kortere -tūn-lijn telt slechts 10 plaatsen. De afstand tussen twee opeenvolgende schommelt hier tussen 59 en 23 km; van Verton (nr. 1) tot Vieux-Virton (nr. 14) bedraagt hij gemiddeld 37 km. Ook Ermeton-sur-Biert ligt bij een bekende Romeinse heerweg; of er nabij Fienton een Romeinse buurtweg liep, is vooralsnog onzeker. Het kleine Sinton (nr. 17), dat noch tot de eigenlijke (-)tūn-lijn, noch tot de kortere lijn behoort, zal blijkens zijn ligging en de betekenis van zijn etymon een filiaal van Ermeton-sur-Biert zijn - een filiaal, dat tientallen jaren later kan gesticht zijn. In tegenstelling met de -ahhja-lijn verdedigde de (-)tūn-lijn in de eerste plaats niet de bodem, maar de Romeinse wegen, die veelal van Bavay uitgingen, en verwaarloosde ze zelfs N.O.-Wallonië, om geen àl te grote boog te beschrijven. Waarom Thon en Tanton - hoewel beide tot het oostelijk deel der eigenlijke (-)tūn-lijn behorend - zo ver van de taalgrens liggen, is licht te verklaren: Thon moest als schakel dienen tussen Arton en Septon; Tanton moest niet enkel Hotton, maar ook Ermeton-sur-Biert met Matton verbinden. Het -ahhja- en het (-)tūn-systeem, die te bescheiden waren om door de tijdgenoten vermeld te worden, vulden elkander blijkbaar aan. In en nabij N.-Henegouwen konden de -ahhja-plaatsen veel verder van elkaar afliggen dan in Luiks-Haspengouw omdat ze er door -tūn-plaatsen ondersteund werden. Waarom er 5 -ahhja-plaatsen buiten de -ahhja-lijn voorkomen, is nu duidelijk: Boyeffles (nr. 15) en Marqueffles (nr. 16), resp. op 6 en 5½ km ten N.O. van de Romeinse heerweg Atrecht-Terwaan gelegen, boden desnoods hulp aan Ourton; Floreffe (nr. 17) bewaakte de Samber, zoals Thon de Maas; Jeneffe in Condroz (nr. 18), op 1 km ten N.W. van de Romeinse weg nr. 16 (...-Bourlers-Keulen), en Beffe (nr. 19), op 4½ ten N.O. van de Romeinse weg nr. 7 (Aarlen-Tongeren), steunden vermoedelijk Septon en Hotton, de ‘voorposten’ der Ourthestreek. Ten W. van de Schelde komen er slechts 4 vroeg geromaniseerde -tūn- plaatsen voor, ten W. van Elisachia † amper 2 -ahhja-plaatsen; de Romeinse heerweg Amiens-Bonen schijnt zelfs niet bewaakt geweest te zijn. Dit alles wijst erop, dat Verton, Ourton, Waasten, Fienton, Boyeffles en Marqueffles later gesticht werden dan de plaatsen der | |||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||
-ahhja-lijn en althans die der (-)tūn-lijn die de westelijke helft ervan steunden, en dat de Romeinen toen nog slechts over weinig Ingweoonse kolonisten beschikten. De streek van Bonen heeft Rome bezwaarlijk aan de Saliërs ter kolonisatie overgelaten alvorens het Brittannië definitief had opgegeven, wat zeker niet het geval was vóór het vijfde decennium der Ve eeuwGa naar voetnoot(127). Daar de Saliërs reeds kort na 454 Kamerijk hebben ingenomenGa naar voetnoot(128), kan de stichting van Verton, Ourton, Waasten, Fienton, Boyeffles en Marqueffles slechts omstreeks 450 geschied zijn, en is het vermoeden gewettigd dat de Romeinen de Saliërs hun kolonisatiegebied tot aan het Kanaal lieten uitbreiden om ze voor hun deelneming aan de veldtocht tegen Attila (451) te belonenGa naar voetnoot(129). Werden de laatste plaatsen van het Ingweoonse bewakingssysteem ca. 450 gesticht, dan zullen de eerste, wegens de identieke naamgeving, wel bezwaarlijk meer dan twintig jaar vroeger ontstaan zijn. Wie voerde er in het vierde en het vijfde decennium der Ve eeuw het opperbevel in Gallië? De beroemde Aëtius. Flavius Aëtius, geboren omstreeks 390 te Durostorum [in Neder-MoesiëGa naar voetnoot(130)] als zoon van een magister equitum, bracht het in 425 tot comesGa naar voetnoot(131), in 429 tot magister equitum per Gallias, in 430 tot magister utriusque militiaeGa naar voetnoot(132). Hij voerde drie campagnes tegen de | |||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||
over de Rijn gedrongen Ripuariërs, nl. in 428, in 431 of 432 en vóór of in 446, en wierp ze telkens over de stroom terugGa naar voetnoot(133). In 446 of kort daarop versloeg hij te vicus Helena Salische Franken, wier koning Cloio enige tijd tevoren de onverdedigde landstreek der Atrebaten was binnengevallenGa naar voetnoot(134). Nadien verbond hij zich echter met de Westgoten en Saliërs, met Ripuariërs en andere barbaren om Attila het hoofd te kunnen bieden, en bracht deze in 451 met de hulp van zijn bondgenoten een beslissende nederlaag toeGa naar voetnoot(135). In 454 werd hij door keizer Valentinianus III tijdens een audiëntie vermoordGa naar voetnoot(136). Ter verklaring van het ontstaan der taalgrens stellen we nu de volgende hypothese voor: Toen Aëtius in 428 de Ripuariërs ging bestrijden, leerde hij ook de Saliërs beter kennen. Dezen hadden zich zowat 70 jaar tevoren in het gebied der Germaanse Belgen gevestigd, met hen vermengd en voortaan als vreedzame onderdanen gedragen. Het leek de Romein echter twijfelachtig, of hun trouw aan het Rijk steeds bestand zou zijn tegen de verleiding om zich in oorlogstijd naar het Z. uit te breiden, wat de toevoerwegen naar het Rijnland zou bedreigen. Als opperbevelhebber besloot hij ten laatste in 432 tot een preventieve maatregel: hij wees de Saliërs het vruchtbare land tussen de Grote Gete en de Boven-Demer toe, doch vestigde ten Z. ervan 7 Friese nederzettingen - de -ahhja-plaatsen nrs. 7-13 -, die de zuidergrens van het nieuwe Frankische gebied moesten bewaken. Wel zonnen de Saliërs spoedig op nieuwe uitbreiding, maar ze zochten die voorzichtig | |||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||
in het O. en vooral het W., en meden iedere botsing met de Friezen en de Romeinen. Tussen 440 en 445 bereikten ze reeds de streek ten W. van de Dender. Een van hun koninkjes, Cloio, te Duisburg (op 12½ km ten Z.W. van Leuven) gevestigd, ondernam zelfs een verkenningstocht naar de streek der Atrebaten: hij volgde vermoedelijk de Romeinse weg nr. 6 (Bavay-Velzeke-enz.), maar verliet die om het nabije Ostrevant binnen te vallen, en keerde, wellicht met buit beladen, langs dezelfde weg terug. Nadat Aëtius voor de derde maal de Ripuariërs teruggedreven had, besloot hij de overmoedig geworden Saliërs een les te geven. De weg nr. 6 volgend viel hij Oost-Vlaanderen binnen, en sloeg te Elene (ongeveer halfweg tussen Oudenaarde en Aalst) een partij kolonisten neerGa naar voetnoot(137). Dan verzoende hij zich evenwel met de Saliërs en gunde hun alle gebieden die ze tussen Schelde en Maas gekoloniseerd haddenGa naar voetnoot(138), doch verlengde dienovereenkomstig de -ahhja-lijn door de stichting van 7 nieuwe Friese nederzettingen - de -ahhja-plaatsen nrs. 1-6 en 14 -, en versterkte de westelijke helft der genoemde lijn door een aantal Oostingweoonse (-)tūn-nederzettingen, die de wegen naar het Z. moesten bewaken; aldus vermeed hij wijselijk dat de Friezen te talrijk werden, en gaf hij hun een tegenwicht. De oorspronkelijke (-)tūn-lijn begon vermoedelijk te Rostuine, op 8½ km ten Z.O. van BruggeGa naar voetnoot(139), | |||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||
omvatte zeker de -tūn-plaatsen nrs. 4-8, en eindigde wellicht te Thon (nr. 9); misschien telde ze dus, zoals de oorspronkelijke -ahhja-lijn, 7 nederzettingen. De landhonger der Saliërs was nog steeds niet gestild; omstreeks 450 drongen ze nog voorzichtig naar het W., langs de Beneden-Leie, die niet bewaakt was. Na zijn zegevierende veldtocht tegen Attila beloonde Aëtius zowel zijn Ripuarische als zijn Salische bondgenoten. Hij liet de Saliërs hun kolonisatiegebied tot aan het Kanaal uitbreidenGa naar voetnoot(140), en de bevriende Ripuariërs zich ten W. van de Rijn vestigenGa naar voetnoot(141). Tevens verlengde hij echter de (-)tūn-lijn van de ‘Vlaamse Ardennen’ tot aan het Kanaal en van het Naamse tot over de Semois, zodat ze nu evenveel nederzettingen telde als de -ahhja-lijn, en vestigde bovendien nog enkele -ahhja- en -tūn-‘posten’ op strategisch belangrijke punten. Het westelijkste deel van de definitieve (-)tūn-lijn was bedenkelijk zwak, waarschijnlijk omdat de nodige kolonisten ontbraken; kort na Aëtius' dood verloor het trouwens door de val van Kamerijk elke betekenis. Maar de eigenlijke Salische landname was toen reeds afgelopen. | |||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||
In het vierde deel van dit opstel zullen we, samen met hun Keltische en Romaanse doubletten, enkele geïsoleerde Germaanse plaatsnamen verklaren die, in het gebied der behandelde -ahhja- en (-)tūn-toponiemen voorkomend, om fonetische redenen als specifiek Ingweoons moeten beschouwd worden en onze algemene conclusies dan ook staven.
Brussel. J. Devleeschouwer, Onderzoeksleider van het N.F.W.O. |
|