| |
| |
| |
Taalwisseling in de toponymie van Sneek en Bolsward omstreeks 1500
In deze feestbundel voor M. Gysseling's 65ste verjaardag denk ik aan de rijke oogst die hij sinds de oorlog voor ons binnenhaalde op het gebied van oude teksten, namen en spraakkunst. In het bijzonder ben ik ook dankbaar voor zijn vernieuwende studies over het oudste Fries, de runen en de oudste friese namen. In 1960 schreef hij nog beknopt in de feestbundel voor Brouwer. Daarna was hij vrij uitvoerig in zijn lezingen te Leeuwarden: voor het Naamkundige werkverband van de Fryske Akademy (1961) en op het friese filologencongres (1969). Vooral verraste hij ons met zijn runeninscripties (1980).
Hoewel mijn bijdrage nu kort moet blijven wegens de beperkte ruimte, wil ik ingaan op de vernederlandsing van oudfriese namen in de steden Sneek en Bolsward. Voor Sneek hebben we het voordeel dat we de voorstudies van M. Oosterhout uit 1956-1957 kunnen gebruiken. Deze verwijzen naar zijn latere uitgave van de sneker recesboeken van 1490-1517. Voor Bolsward kost het meer moeite friese en nederlandse vormenparen van namen te verzamelen. Hier vergelijk ik de vormen uit de oudfriese oorkonden vooral met die uit de kronieken van Peter en Worp van Thabor en uit de Beneficiaal-Boeken van 1543.
| |
1. Tweetalige vormen in Sneek (1490-1517)
M. Oosterhout heeft zich bij zijn uitgave moeten beperken tot de grotendeels friese recesboeken van 1490 tot het begin van 1517. Maar we vinden hier ook al heel wat nederlandse teksten tussen. Gemakshalve volg ik Oosterhout's studies van 1956-1957. Bij elke tweetalige naam die vermeldenswaardig lijkt, zet ik de friese vorm (F.) voor de nederlandse (N.), eventueel met een toelichting.
(1) |
F. Snits, verbogen Snitze // N. Sneeck, zonder de friese palatalisering en assibilering van de -k-. De naam duidde oorspronkelijk een puntig uitlopend gebied aan, evenals in de dorpsnaam Snikzwaag (M. 1983b). In Sneek zal de naam slaan op de vooruitstekende stadskern rond de kerkterp (Halbertsma 1956, 17; De Cock). |
(2) |
F. Mollewier // N. Mollenwerff of -warff, voor de hoogte waarop de |
| |
| |
|
molen was gebouwd. F. Wier is, ook als dorpsnaam, uit Were en dit uit de verbogen vorm van werf ontstaan, door een friese ontwikkeling (M. 1975, 67). |
(3) |
F. Aldfaers fenna // N. Oldfaers fenna. |
(4) |
F. Reydcamp // N. Ryedkamp, riet-kamp. |
(5) |
F. String // N. Streng, tevens de oudere friese vorm. |
(6) |
F. dat Wetter // N. opt Water. |
(7) |
F. Wetterwal, Wetterswal, Weterswal // N. Waterswal. |
(8) |
F. Aesterporta // N. Oesterpoert. |
(9) |
F. Stedgrefft // N. Statgrafft. |
(10) |
F. Sint Anthonijs Jesthuus tzercke // N. Gasthuys (kerk). |
(11) |
F. dae sisteren toe Grena dick // N. toe Gronedick, Groenedijk. |
(12) |
F. toe Cryoesbroeren // N. die Cruijssebroderen, nu Kruisheren. |
(13) |
F. toe dae Bregga // N. by die Brugge. |
(14) |
F. dae Borchstreta // N. die Borgstraet. |
(15) |
F. dae Piperstreta // N. die Peperstraet. |
(16) |
F. indae Noerdherna // N. indie Noerdhorne, Noerdhorn. |
(17) |
F. in dijo nara Noerdherne // N. indie enghe Noerdhorne, uitlopend: |
(18) |
F. indae wyde Noerdherna // N. indie wyde Noerdhorne. |
(19) |
F. oppa Nijsted, Nije sted // N. oppa Nye stat, stad. |
(20) |
F. opt graet Sand // N. opt, op groet Sand. |
(21) |
F. opt litick Sand // N. opt kleyn Sand. |
| |
2. Tweetalige toponiemen in Bolsward
Anders dan bij Sneek, waar we van één bron konden uitgaan, moeten we voor Bolsward meer bronnen raadplegen. In de eerste plaats: de oudfriese oorkonden, hier aangeduid door de F. van Fries met het oorkondendeel (I-IV). Voor de namen uit nederlandse teksten hebben we vooral de kronieken van Peter en Worp van Thabor (P. en W. IV-V) en de Beneficiaal-Boeken, aangeduid door het jaartal 1543. De eerste kroniek is voor een groot deel in het begin der 16de eeuw geschreven in het klooster Thabor bij Sneek, de tweede wat later: van 1517-1538 in hetzelfde klooster.
(22) F. tho Aldehouw IV, 15 (1452) // N. Sinte Marten to Oude houe (1459): Keikes 129; toe Oldehoefopt kerckhof: P. 25, 28; toe Oldehooff: W. IV, 137.
(23) F. by Broerepoerte IV, 194 (1510) // N. by die Broerepoert: P. 31; in 1543 stond daar of dicht daarbij: de Sneker poorte of poirte.
| |
| |
(24) F. oppa littya dileker IV, 192 (1509) // N. op die dyleecker: een fries relict bij P. 35; 1543: die groote Delaker (1 x), die lutke Dilaker (2 x) of Dylaker (4 x). In het tweede deel hebben we fries eker, ned. akker. Het eerste deel zal niet teruggaan op dille (een kruid) of deel, maar op fries delle (dal, laagte) of - minder waarschijnlijk, maar niet onmogelijk - op laat oudfries delle uit delve (gracht): M. 1983a. Vergelijk: Delakker op Wieringen (Daan 253) en Delffacker (Boekenoogen 139).
(25) F. Haegstreta IV, 208 (1512) // N. op die Hoechstraet: P. 30; op die Hoghestraete: W. IV, 138; 1543: Hoog-, Hoochstraete, lopend over de langwerpige handelsterp van Bolsward.
(26) F. Tzerckstreeta, Tzerckstriete IV, 192-193 (1509) en II, 313 (1523) // N. Kerckstraet: P. 30; Kerckstraete: W. IV, 138, de verbinding tussen de kerkterp en de handelsterp (M. 1983c). Wel zijn er meer straten vermeld in onze bronnen, maar hun namen vertonen geen verschillen van belang.
Zo geven de oorkonden: F. dat sant, tsand II, 33 en 65 van 1453 en 1466 // N. vant sant: P. 78; 1543: opt Sandt. De friese vorm zonder de slotmedeklinker: Sân, plaatselijk: Saan vinden we in deze bronnen nog niet. Daarom mag men deze naam niet in verband brengen met de waternaam de Zaan in de noordhollandse Zaanstreek. Blijkbaar zijn de grachten in Sneek (nr. 20-21 hiervóór) en Bolsward destijds genoemd naar het zand dat ter versteviging van de straten langs deze grachten is gebruikt (M. 1983a).
Verder valt het op dat onze bronnen in Bolsward geen onderscheid maken tussen een Graet en een Litick of een Groet en een Kleyn Sand, zoals we in Sneek vinden. Deze namen duiden in Sneek twee grachten aan met hun oeverstraten, maar in Bolsward geeft deze onderscheiding nu de lange en de korte straat aan langs deze gracht.
| |
3. Bolsward en zijn terpnamen omstreeks 1500
Dank zij de recesboeken is het in Sneek gemakkelijker fries/nederlandse vormenparen te vinden dan in Bolsward. Wanneer en waarom de nederlandse teksten in deze recesboeken voorkomen, is nog niet of nauwelijks nagegaan en kan nu in dit kort bestek ook niet bevredigend worden onderzocht. We moeten ons hier beperken tot een voorlopige vergelijking van de vormverschillen omstreeks 1500. Tevens dienen we te bedenken dat het overgrote deel van de oude friese plaatsnamen toen onveranderd bleef en daarom nu buiten beschouwing is gebleven.
| |
| |
Hierbij denk ik onder meer aan de meeste terpnamen. Binnen de stad Bolsward liggen twee terpen met namen:
(a) | de kerkterp Aldehouw (22) heette vroeger mogelijk Hockawerth of Hockaerd (waarin: hôk, hoek en werth uit *wurthi, woerd, terp), |
(b) | de langwerpige handelsterp was wel Bodelswerth, de woerd van een Bodil(a) (M. 1983c).
Buiten de stadswallen, maar onder de klokslag van Bolsward, nu dus binnen de gemeente Bolsward, lagen meer terpen, die echter grotendeels zijn afgegraven. We kennen de volgende namen: |
(c) | Eekwerd: Equert O. IV, 51 van 1478, uit êk, eik en -werth, woerd. |
(d) | Marwerd: Merwert O. IV, 51 van 1478 met germaans *mari, meer, poel. |
(e) | Saard: Sauwert in 1399 (Verwijs 538) en 1467 (Keikes 131); Saerd O. IV, 66 van 1485 met oudfries sâtha, zode, evenals Sauwerd bij Groningen (Sipma 99). |
(f) | Keppens: O. I, 305 van 1479 (niet 1480), mogelijk uit oudfries *kêpe, fuik, oudengels cŷpe (Smith), eng. kipe, met het collectief-suffix -ingi uit -ingja, dus: een plaats met een verzameling fuiken? |
(g) | Knossens: 1459 (Keikes 129); O. IV, 106 van 1495 uit *Knôdsingi, de gemeenschap van Knôdsa, vleinaam bij een met germ. *knôth, geslacht, samengestelde persoonsnaam (J. De Vries). |
(h) | Lonjé // Lunjier: Lonije O. IV, 73 van 1486 uit *Longa Ee, lange Ee, zoals Donia via *Donga uit Dôdinga is ontstaan (M. 1984). In 1543 lag tussen Lonjé en de westelijke stadspoort de groote Ee. Al eerder werd de Saerdera Ee vermeld: O. I, 250 (1474) en IV, 51 (1478), die dus aan de oostkant van de stad liep, bij Saard (e). |
(i) | Reade Hel // Roode Hel is echter pas laat vermeld (M. 1979, 160: Eekhoff en Winkler 155 en 299): mogelijk oudfries hel, ned. hul, hil, eng. hill. |
Als we na deze reis rond Bolsward terugkeren naar de stad, zien we tegenwoordig op de plaatsnaamborden de tweetalige aanduiding Bolsward/Boalsert op dezelfde wijze als Sneek/Snits en Leeuwarden/Ljouwert. Maar omstreeks 1500 waren bij de naam Bolsward de vorm- en spelverschillen nog niet zo versteend dat men dan naast een friese een nederlandse naamvorm mag aannemen. Onder invloeden van elders gingen sommige schrijvers (verkeerd) etymologiseren, toen ze Bolswart maakten tot Bodelswaert (1399: Verwijs 338, 509, 544) en later: Bols-waard. Dit waard is via ablaut een verre verwant van -werth uit *wurthi, woerd, terp.
| |
| |
| |
4. Samenvatting
Wanneer we de gegeven tweetalige vormenparen nog eens overzien, is het duidelijk dat men voor en vooral na 1500 in Sneek en in en bij Bolsward de voldoende doorzichtige friese vormen: F. ald (3, 22), âster (8), bregga (13), delle/dille (24), eker (24), grât (20), greft (9), grêne (11), hâg (25), herna (16-18), jest (10), kryoes (12), litick (21), littya (24), nara (17), piper (15), porta (8, 23), reid (4), sted (9), strêta (14-15, 25-26), string (5), tzercke (10, 26), weer/wier (2), wetter (6-7) vertaalde en verving door: N. oud/old, ooster, brugge, dyl/dijl (later hypercorrect ook diftongisch uitgesproken), aker (akker), groot, graft (gracht), grone (groene), hoog, horne/horn, gast, kruus (kruis), lutke (in Bolsward) of kleyn (in Sneek), engh (nu: nauw), peper, poorte/poort, riet, stad, strate (Worp en 1543) / straet (Peter), streng, kerk, werf/warf, water.
Het is niet onmogelijk dat de vorm Sneeck al buiten Friesland bekend was, voordat in het Fries de nieuwe vorm Snitse ontstond. Zoals we naast (molen)werf in Sneek ook warf vinden en naast Merwert bij Bolsward later Marwerd, zo zal Bolsward een jonge variant zijn van Bolswerth, waarnaast verkeerd etymologiserende schrijvers met hun Bodelswaard en Bolswaard de nu officiële nederlandse naamvorm met de -a- hebben gesteund.
Verder valt het op dat men in Bolsward naast de littya, nu Lytse, eerst de lutke en pas later de Kleine Dijlakker heeft gekregen. In Sneek is naast Litick geen lutke, maar dadelijk kleyn komen staan. Maar nara werd hier eerst door enghe vervangen en pas later door nauwe. Ook zien we aarzelingen bij de nederlandse vormen horne/horn, poerte/poert en strate/straet; de korte vorm ging het winnen. Opmerkelijk is dat naast de hollandse vertaling oud de oostnederlandse vorm old zo sterk kwam te staan dat deze nog steeds voorkomt in enkele officiële nederlandse naamvormen, zoals Oldeboorn en Oldehove.
Deze beperkte ruimte bood geen plaats voor studie van de achtergronden. We konden alleen nagaan hoe de tweetalige vormen in Sneek en Bolsward zich vertoonden. Dit geldt vooral voor de woelige tijden vóór en na 1500, toen door de bloedige twisten tussen Schieringers en Vetkopers de Friezen hun verkeerd gebruikte vrijheid verloren. Het Fries werd daarbij steeds meer verdrongen uit het schriftelijk verkeer. Verdere studies mogen meer houvast brengen omtrent deze taalwisseling en tweetaligheid in Friesland.
Park Arenberg 62,
NL-3731 ET De Bilt.
H.T.J. Miedema
| |
| |
| |
Bibliografie en afkortingen
Beneficiaal-Boeken van Friesland. Leeuwarden 1850. |
Boekenoogen, G.J., De Zaansche volkstaal. Leiden 1897. |
Daan, J.C., Wieringer land en leven in de taal. Alphen aan den Rijn 1950. |
De Cock, J.K., De Sneker en IJlster veenontginningen. It Beaken 1984. |
De Vries, J., Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen. Utrecht-Antwerpen 1962. |
Eekhoff, W., Nieuwe atlas van de provincie Friesland. Leeuwarden 1849-1859. |
Gysseling, M., Chronologie van enkele klankverschijnselen in het oudste Fries, in: Dykstra, K. et al. (red.), Fryske stúdzjes oanbean oan prof. dr. J.H. Brouwer. Assen 1960, 77-80. |
Gysseling, M., Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226). Zonder plaats 1960. |
Gysseling, M., Het oudste Fries. It Beaken 24 (1962), 1-26. |
Gysseling, M., De oudste Friese toponymie, in: Philologia Frisica anno 1969. Groningen 1970, 41-51. |
Gysseling, M., Runeninscripties, in zijn Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Reeks II, Deel 1. 's-Gravenhage 1980, 5-18. |
Gysseling, M., De naam van de Friezen, in: Breuker, Ph.H. et al., Freonen om ds. J.J. Kalma hinne. Leeuwarden 1982, 52-53. |
Halbertsma, H. en Keikes, W.H., Sneek. Drie kronen met ere. Sneek 1956. |
Halbertsma, H., Terpen tussen Vlie en Eems. Atlas en Tekst. Groningen 1963. |
Keikes, W.H., Inventaris der archieven van Bolsward. Bolsward 1952. |
M. = Miedema, H.T.J. |
M. 1975 = Heem en hornleger, werf en weer: het misverstand als taalvormende factor? Taal en tongval 27, 63-69. |
M. 1979 = Reahel problems, the homonym hel and the distribution of Old Frisian and Middle English breg ‘bridge’. Us Wurk 28, 155-162. |
M. 1983a = Elandslaagte, Klippen, Zand en Dijlakker, vier straatnamen in Bolsward, Friesland. In: Huldigingsbundel Professor G.S. Nienaber. Bellville. |
M. 1983b = De friese plaatsnamen Akkrum, Akmarijp, Snikzwaag en Akkerwoude. Naamkunde 15. |
M. 1983c = Hokwerd en Oldehove in Friesland. Naamkunde 15. |
M. 1984 = Boalsert en Boalserter nammen yn Aldfryske boarnen (1400-1535). De Bilt. |
O. = Oudfries(ch)e oorkonden, bewerkt door P. Sipma (deel I-III) en O. Vries (deel IV). 's-Gravenhage 1927-1977. |
Oosterhout, M., Snitser toponymen om 1500 hinne. Fryske plaknammen 8 (1956) 47-53 en 9 (1957), 37-40. |
Oosterhout, M., Snitser recesboeken 1490-1517. Assen 1960. |
Oosterhout, M., Nammeregister op de Snitser recesboeken 1490-1517. Assen 1964. |
Peter Jacobsz van Thabor, Historie van Vrieslant (herdruk). Leeuwarden 1973. |
| |
| |
Sipma, P., De namme Bolswert. It Beaken 17 (1955), 97-99. |
Smith, A.H., English Place-Name Elements. Cambridge 1970. |
Verwijs, E., De oorlogen van hertog Albrecht van Beieren met de Friezen. Utrecht 1869. |
Winkler, J., Friesche naamlijst. Leeuwarden 1898. |
Worp Tyaerda van Rinsumageest, Vierde boek der kronijken van Friesland, uitgegeven door J.G. Ottema. Leeuwarden 1850; Vijfde boek enz. Leeuwarden 1871. |
|
|