Van borsel tot meuzel?
Meuzel is op vele plaatsen in West-Vlaanderen een nog vrij gebruikelijke benaming voor een kleine zak, een boodschappentas, een draagtas, een knapzak, een boterhamzakje enz. Ook in de vorige eeuw moet dat al het geval geweest zijn, want in zijn ‘Westvlaamsch Idioticon’ geeft DE BOGa naar voetnoot(1) er volgende betekenissen voor op:
- | ‘lijnwaden knapzakje waarin de scholieren te lande brood, appels, eiers of vleesch mededragen; waarin de koeiwachters en schaapherders hunne boterhammen steken’, |
- | ‘haverzakje, lijnwaden zak, die met haver of maling gevuld, vastgebonden wordt over 't hoofd van een paard, opdat het de haver ete zonder ze op de grond te strooien’Ga naar voetnoot(2), |
- | ‘ook een dergelijke zak dien men aan den gordel vastbindt om het uitgerukte onkruid uit den akker te dragen’. |
In de oudere woordenboeken heb ik het woord echter niet aangetroffen en in het ‘Woordenboek der Nederlandse Taal’Ga naar voetnoot(3) kent men het uitsluitend uit DE BO. Dat zou erop kunnen wijzen dat het niet zeer oud is en buiten West-Vlaanderen zo goed als onbekendGa naar voetnoot(4).
Wat nu de etymologie van meuzel betreft, wordt in die beide woordenboeken een totaal verschillende mogelijkheid gesuggereerd, zonder veel overtuiging evenwel:
| |
Er is m.i. echter nog een derde mogelijkheid, die ik minstens even waarschijnlijk acht: namelijk dat meuzel door b/m-wisseling te verklaren is uit *beuzel < borsel, afleiding van wvla. beuze < borse: ‘geldbeurs; zak’Ga naar voetnoot(6).
Het woord *beuzel staat nu wel niet in de woordenboeken maar daarentegen is borsel wel geattesteerd in een Iepers handschrift uit 1768Ga naar voetnoot(7), meer bepaald als variant van borsekenGa naar voetnoot(8). Het betreft dus blijkbaar oorspronkelijk het bekende -l-diminutiefsuffix, dat o.m. ook versteend bewaard gebleven is in korrel, eikel, stengel enz.Ga naar voetnoot(9).
Dat borse(l) in West-Vlaanderen zonder enige moeilijkheid *beuze(l) kon worden hoeft geen betoog: zowel palatalisering van o als syncope van r vóór s en z zijn daar immers zeer gewone verschijnselen. Het volstaat even te denken aan mnl. horsel: ‘horzel, paardevlieg’, nu heuzel uitgesproken, of aan mnl. corsel: ‘korzel, lichtgeraakt’, nu keuzelGa naar voetnoot(10).
Eveneens probleemloos is de overgang van *beuzel tot meuzel. Er zijn in het Westvlaams namelijk heel wat dergelijke doubletten met b/m-wisseling zoals o.m. besanden/mishanden: ‘hinderen’, bedeen/medeen: ‘meteen’, bermite/marmite: ‘ketel’, benotte/menotte: ‘samengebonden tabaksbladeren’Ga naar voetnoot(11) enz.
| |
Kortom, alles wijst erop dat het huidige Westvlaamse meuzel uit het oude diminutief borsel ontstaan kan zijn. Semantische bezwaren zijn er niet, klankwettige evenminGa naar voetnoot(12).
Ieper
Wilfried Beele
|
-
voetnoot(1)
- L. DE BO, Westvlaamsch Idioticon, Gent 1892, p. 606.
-
voetnoot(2)
- Vandaar ook de composita graan-, haver- en malingmeuzel, ook door De Bo vermeld.
-
voetnoot(3)
- Woordenboek der Nederlands(ch)e Taal, Leiden, 1882 e.v., IX 988-9.
-
voetnoot(4)
- In Van Dales Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, p. 1465, wordt het woord meuzel Zuidn(ederlands) en gew(estelijk) genoemd; als betekenissen worden ‘haverzak van een paard’ en ‘knapzak’ opgegeven, net zoals in het WNT.
-
voetnoot(1)
- L. DE BO, Westvlaamsch Idioticon, Gent 1892, p. 606.
-
voetnoot(3)
- Woordenboek der Nederlands(ch)e Taal, Leiden, 1882 e.v., IX 988-9.
-
voetnoot(5)
- Ook opgetekend door De Bo, p. 618, als variant van mu(i)zel, p. 628, en van de samenstelling koremuizel, p. 491, volksetymologisch uit fra. cornemuse.
-
voetnoot(6)
- Zie E. Verwijs-J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, 's-Gravenhage 1885-1952, I 1385, onder borse, burse, buerse, De Bo, p. 107, onder beurs, beurze, burze, borze (uitspr. beuze, buzze) en Kiliaan, p. 66, onder borse.
-
voetnoot(7)
- Onuitgegeven handschrift van Petrus Martinus Ramaut, onder de titel ‘Historie ofte Beschrijvinge der Vermaerde Stadt van Ipre hoofdstadt van Westvlaender’, p. 174. Het handschrift berust in de Ieperse stadsbibliotheek.
-
voetnoot(8)
- In volgende context: ‘welke hostien den eenen droeg in een lederen borsel’ en ‘maer dien die de h. hostie in een lederen borseken droeg’. Het betreft dus een zakje voor het bewaren van hosties. Vgl. in dit verband uit Van Dale, p. 294, trefwoord beurs: ‘zijden zakje tot berging van de heilige vaten’ en ‘vierkante zak voor het corporale van de priester’.
-
voetnoot(9)
- Voor meer voorbeelden, zie o.m. Schönfelds Historische Grammatica van het Nederlands, 1954, p. 220.
-
voetnoot(10)
- Ik beperk me hier tot voorbeelden waarin palatalisering en syncope zich allebei voorgedaan hebben; zie resp. De Bo, p. 395, onder hursel, hurzel, heurzel (uitspr. hussel, heuzel), p. 454, onder keurzel, kurzel, kursel (uitspr. keuzel, kuzzel, kussel).
-
voetnoot(11)
- Nog gebruikelijke woorden die ook allemaal door De Bo opgetekend werden. In tegenstelling met De Bo, die benokke/menokke schrijft, geef ik de voorkeur aan de vormen benotte/menotte, die m.i. beter beantwoorden aan de huidige uitspraak, althans in de Wervikse tabakstreek.
-
voetnoot(12)
- Natuurlijk is dit nog niet voldoende om met mathematische zekerheid te zeggen dat meuzel uit borsel ontstaan is. Mocht er evenwel toch enig etymologisch verband zijn met moes of moezel/muizel dan zou het eu-vocalisme in meuzel nog door bijgedachte aan *beuzel te verklaren zijn. Anderzijds zou bijgedachte aan moes of moezel/muizel tot de b/m-wisseling van *beuzel tot meuzel bijgedragen kunnen hebben.
|