Naamkunde. Jaargang 15
(1983)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |||||||||||||||||
Het ontstaan der Nederlands-Franse taalgrens (II).Friezen waren niet de enige Ingweonen die tegen het einde van het Romeinse Rijk met de bewaking van het nieuwe Frankische volksgebied in Vlaanderen, Brabant en N.-Haspengouw belast werdenGa naar voetnoot(1): ook OostingweonenGa naar voetnoot(2) namen hieraan deel, zoals uit het volgende zal blijken.
II. De (-)tūn-namen die het vroegst geromaniseerd werden.
Op de gelijkenis tussen de namen op -t(h)un in het departement Pas-de-Calais et die op -ton in Engeland wezen reeds L. VanderkindereGa naar voetnoot(3) en vooral G. KurthGa naar voetnoot(4). De eindsyllabe van al die toponiemen is uit *tūn ontstaan, niet in diens Westgermaanse betekenis ‘heining’ (bewaard in Ohd. zūn), maar in een afgeleide, specifiek Oostingweoonse, nl. ‘omheinde hoeve’ (bij Oe. tūn)Ga naar voetnoot(5). Buiten het | |||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||
Engelse taalgebied komen nederzettingsnamen op *-tūn in Westgermaanse streken haast enkel, hoewel zelden, op Nedersaksisch dialectgebiedvoorGa naar voetnoot(6). Kurth meende de-tūn-namen van Pas-de-Calais te moeten toeschrijven aan Saksen van het eind der IIIe eeuw, bondgenoten van het opstandige BrittanniëGa naar voetnoot(7), maar H. Ehmer heeft op taal- en oudheidkundige gronden bewezen dat de naamgevers Engelse emigranten waren, die zich ten vroegste in de tweede helft der VIe eeuw op het vasteland vestigdenGa naar voetnoot(8). Als een waarschijnlijke uitloper der -tūn-groep van Pas-de-Calais beschouwde reeds Kurth de naam WarnetonGa naar voetnoot(9), Nl. Waasten, op 12 km | |||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||
ten Z.O. van Ieper. Doch enerzijds bedraagt de afstand tussen Waasten en de naaste -tūn-plaatsen van Pas-de-Calais meer dan 50 kmGa naar voetnoot(10), terwijl de laatstgenoemde slechts op 40 km of minder van Bonen liggen; en anderzijds heeft de Romaanse vorm, in tegenstelling met de namen der -tūn-groep, reeds in het Oudfrans een oGa naar voetnoot(11), wat op een vroegere romanisering wijstGa naar voetnoot(12). In N.-Frankrijk, Midden- en Z.-België komen nog andere, meest onopgemerkte (-)tūn-namen voor, die blijkens hun o vroeg moeten geromaniseerd zijn. Benevens Waasten zullen we de noordelijkste één voor één verklaren, samen met hun Keltische en Romaanse doubletten; zoals voor de -ahhja-namen en om dezelfde reden zien we echter van een integrale bespreking der vroegere etymologieën af.
1. Verton, naam van een gemeente (arr. Montreuil), op 7 km ten O. van de Kanaalkust, 4½ ten N.O. van de Baai der Authie en nabij de Romeinse weg Lillebonne-BonenGa naar voetnoot(13): ± 780 in comitatu Pontico [= Ponthieu].... Vertunum [= ~]... & Novionum [= Nouvion-en-Ponthieu]Ga naar voetnoot(14); ...; ± 868 (kopie der Xe eeuw) de uilla uocabulo | |||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||
UertunnoGa naar voetnoot(15); ...; 1042 (origineel) in villa VertonnoGa naar voetnoot(16); ...; 1211 (or.) UertonGa naar voetnoot(17). Westgerm. (en wel OostingweoonsGa naar voetnoot(18)) hwer-tūn ‘omheinde hoeve met bekkens’, samengesteld met Wg. *hwer ‘ketel, bekken’ (bij Oe. hwer, Ohd. (h)wer)Ga naar voetnoot(19): in het Picardisch is de Germaanse w wel eens v gewordenGa naar voetnoot(20). Verkeerde vertaling van Tigny, n. van een deel der gemeente ~-Noyelle (arr. Montreuil), op 7 km ten Z.O.: 1143 (k. XVIIIe e.) TignyGa naar voetnoot(21); 1147 (or.) TigniGa naar voetnoot(22). Opgevat als Rom. *tin-iācum ‘hoeve met kuipen’Ga naar voetnoot(23), afgeleid van tīna ‘kuip’ (< Lat. id. ‘wijnkuip’); maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Tīni-ācum ‘hoeve der Tīniī’Ga naar voetnoot(24). | |||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||
2. Ourton, n. van een gemeente (arr. Béthune), aan de Biette, linkerbijriviertje van de Lawe, op 59 km ten N.O. van Verton (nr. 1), resp. 14 en 15 ten N.W. van Boyeffles en Marqueffles (-ahhja-namen nrs. 15 en 16), en 2 ten Z.W. van de Romeinse weg Atrecht-Terwaan: 1071 [onecht] OrtonGa naar voetnoot(25); 1079 (or.) OrtonGa naar voetnoot(26). Wg. (en wel Oostingw.) ōra-tūn, bij de romanisering reeds geëvolueerd tot ōrtūn, ‘omheinde hoeve van de boord (= aan de oever)’, samengesteld met Wg. (Oostingw.?) *ōrō ‘boord (= ook oever)’ (bij Oe. ōra) en wegens de syncope van de a der middensyllabe ten vroegste tegen het eind der VIe eeuw overgenomenGa naar voetnoot(27): in het Oudpicardisch is de ọ- der eerste syllabe klankwettig [u] geworden. Goede vertaling van Bruay, in ~-en-Artois, n. van een gemeente (arr. Béthune), op 5 ½ km ten N.O.: verklaard in het eerste deel van dit opstel, 216-17.
3. Warneton (Fr.) = Waasten (Nl.), n. van een voormalige, nu van Comines-Warneton = Komen-Waasten (arr. Moeskroen) deel uitmakende, kleine Romaans-Belgische taalgrensstad (van het arr. Ieper) met Zuidnederlandse minderheid, aan de linkeroever van de Leie, op 47 km ten N.O. van Ourton (nr. 2), resp. 40 en 41 ½ ten N.O. van Boyeffles en Marqueffles (-ahhja-namen nrs. 15 en 16), 42 ten Z.W. van Elsegem (zie de -ahhja-naam nr. 1), 35 ten W. van Escanaffles (-ahhja-naam nr. 2) en een 4tal ten Z. van de Romeinse weg nr. 19 (Doornik-Wervik-Kassel)Ga naar voetnoot(28): dialectisch (Fr.) varnêton, varnêtanGa naar voetnoot(29), (Nl.) wu. stnGa naar voetnoot(30); 1007 (k. ± 1041) WarnasthunGa naar voetnoot(31); ...; 1065 (or.) Uarnestun, | |||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||
1069 (or.) WarnestonGa naar voetnoot(32); ...; 1257 (k. begin XIVe e.) Wilhelmi de WaersteneGa naar voetnoot(33); ...; 1538 (kaart) WaestenGa naar voetnoot(34); ...; 1635 (kaart) VarnetonGa naar voetnoot(35). (De Franse gemeente Warneton (arr. Rijsel), aan de rechteroever van de Leie, vlak tegenover Waasten, is pas in de XVIIIe eeuw door afscheiding ervan ontstaanGa naar voetnoot(36).) Wg. (en wel Oostingw.) Wārinas tūn ‘omheinde hoeve van de Warn’, met de genitief van Wg. *Wārin ‘Warn’ (bij Oe. Wǣren; vgl. Lat. Vārinus ‘hetz.’)Ga naar voetnoot(37): in het Romaans werd de i als eerste middenvocaal gesyncopeerdGa naar voetnoot(38), verzwakte de toonloze a tot ‘e’, evolueerde de | |||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||
s tussen vocaal en tenuis tot een h die met rekking der eerstgenoemde verdween, en bleef de W lang bewaard, tot ze dialectisch door de Fransere V werd vervangen; in het Westvlaams werd de i als korte middenvocaal na lange wortelsyllabe eveneens gesyncopeerd, verzwakten de overige vocalen zonder hoofdtoon tot ə's die later wegvielen, verdween de eerste n door dissimilatie, viel ook de r vóór s weg en werd de beklemtoonde ā gevelariseerd.
4. Hotond, De ~, n. van een gehucht te Ronse (arr. Oudenaarde), Zuidnederlandse taalgrensstad, op 43 km ten N.O. van Waasten (nr. 3), 7½ ten Z.O. van Elsegem (zie de -ahhja-naam nr. 1), 8½ ten N.O. van Escanaffles (-ahhja-naam nr. 2), 23 ten N.W. van Braffe (-ahhja-naam nr. 3), 2 ten N.O. van de Romeinse weg nr. 5 (Blicquy-Oudenburg) en ca. 130-35 m hoogte, op de helling van de ~ (Fr. l'~), een ‘berg’ te Ronse en te Zulzeke - voormalige, nu hoofdzakelijk bij Kluisbergen (arr. Oudenaarde) ingelijfde gemeente -, waarvan de top, te Zulzeke, 150 of 151 m hoog is: dial. də nytuntGa naar voetnoot(39); 1242 HottonGa naar voetnoot(40); 1361 daghwant lants ligghende ter hoetontGa naar voetnoot(41). Wg. (en wel Oostingw.) hauh-tūn ‘omheinde hoeve van het hoge (= op de hoogte)’, samengesteld met Wg. *hauh ‘het hoge’ (bij Oe. héah)Ga naar voetnoot(42), waarvan de eind-h onder de invloed der verbogen vormen als laryngaal werd uitgesproken: in het Romaans verdween deze h nadat ze de volgende t voor sonorisering bewaard had, en werd de au tot ǫ gemonoftongeerd; in het Oostvlaams viel de -h-eveneens weg, evolueerde de au over scherplange o tot [y]Ga naar voetnoot(43), werd de Romaanse ọ der tweede syllabe overgenomen, een [t] achtergevoegd, de begin-h niet meer | |||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||
aangeblazen en de n van het lidwoord den voorgevoegd. De naam werd van de nederzetting op de ‘berg’ overgedragen. Verkeerde vertaling van Ose, n. van een gehucht te Mater, voormalige, nu bij Oudenaarde (arr. Oudenaarde) ingelijfde gemeente, op een 30tal m hoogte en 13 km ten N.O.: ± 1041 (naar een iets oudere oorkonde; or.) in Materna... in Eversbeke... in Ozeka [= ~Ga naar voetnoot(44)]Ga naar voetnoot(45). Opgevat als Rom. *alt-iāc- ‘hoeve van het hoge (= op de hoogte)’, afgeleid van Lat. altum ‘het hoge (= de hoogte)’; maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Auti-āc- ‘hoeve der Autiī’Ga naar voetnoot(46), bij de germanisering reeds geëvolueerd tot Autsi̯āc-Ga naar voetnoot(47): in het Oudnederfrankisch werd dit geleidelijk * Ọ̑tseke; in het Middelnederlands werd de t door de volgende s geassimileerd, de eerste ə gesyncopeerd en de k door de voorgaande s gedeeltelijk geassimileerd tot een [x], die later in het A.B. zou verdwijnen.
5. Blaton, n. van een voormalige, nu bij Bernissart (arr. Aat) ingelijfde gemeente (van het arr. Doornik), op 29½ km ten Z.O. van het gehucht De Hotond (nr. 4), 8½ ten Z.O. van Braffe (-ahhja-naam nr. 3), 15½ ten Z.W. van Bauffe (-ahhja-naam nr. 4) en 2½ ten W. van de Romeinse weg nr. 6 (Bavay-Velzeke-enz.): dial. blatonGa naar voetnoot(48); 1040 (or.) omnem comitatum villae nomine Basilicas (= Basècles)... de cruce, que est in via Platonis [= van ~Ga naar voetnoot(49)]Ga naar voetnoot(50); 1120-71 (k.) [volgens M. Gysseling 3e kwart XIIe e. (k. ± 1177)Ga naar voetnoot(51)] BlatunGa naar voetnoot(52); 1138 (k. einde XVe e.) | |||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||
altaria... de Harcheias et de BlatoGa naar voetnoot(53); 1139 (or.) BlatonGa naar voetnoot(54); ...; 1389-96 (naar oude kronieken die feiten verhalen welke zouden geschied zijn van de Romeinse verovering [53 v. Chr.] tot 1049; k. einde XIVe e.) nunc Ablatonas dicitur (2maal)... Ablatonas (4maal)... Ablatonam propter mortem patris respuens... Albatino-villa... Ablatonas (2maal)... Ablaton̄ (lees *Ablatonas)... Ablatonas (7maal)... de Ablatonis... Ablatonas... servitoribus Ablatonis atque Condati transmissisGa naar voetnoot(55). Wg. (en wel Oostingw.) (apaltreo-tūn, herleid tot) apal-tūn ‘omheinde hoeve met appelbomen, appelboomgaard (waarin een hoeve staat)’ (vgl. Oe. aeppeltūn ‘(appel)boomgaard’Ga naar voetnoot(56))Ga naar voetnoot(57), samengesteld met Wg. (Ingw.?) *apaltreo ‘appelboom’ (vgl. Oe. aeppeltréo ‘hetz.’Ga naar voetnoot(56)), zelf bestaande uit *apal ‘appel’ (bij Ono. apal-grār ‘appelgrauw’) en *treo ‘boom’ (bij Oe. tréo, Ofri. trê, Osa. trio): in het Romaans werd de intervocalische p gesonoriseerd, de preconsonantische groep -al'- tot la omgezet, en de begin-a door verwarring met het voorzetsel à weggelatenGa naar voetnoot(58). Verkeerde vertaling van Meslin, in ~-l'Évêque, n. van een voormalige, nu bij Aat (Fr. Ath, arr. Aat) ingelijfde gemeente, op 21 km ten N.O.: dial. à m'linl'èvèqueGa naar voetnoot(59); interpolatie in een oorkonde van 946 (k. ± 1070) St. Wicbertus gaf aan de abdij van Gembloers in comitatu scilicet Breibant in | |||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||
loco Melin [= ~] ęcclesiam... et culturam Arnulphi et decem mansos de Lietzinis [= Lessen (Fr. Lessines)Ga naar voetnoot(60)]Ga naar voetnoot(61); 1064 Lietbertus, bisschop van Kamerijk, geeft aan de abdij van het Hl. Graf van deze stad In Bracbatensi Pago Ecclesiam de MelinGa naar voetnoot(62), (or.) MelinGa naar voetnoot(63). Rom. mēl-inum, een afleiding van laat Lat. mēlum ‘appelboom’ die opgevat werd als ‘hoeve met appelbomen’ of ‘appelboomgaard (waarin een hoeve staat)’, maar in werkelijkheid ‘appelboompje’ betekendeGa naar voetnoot(64). Door goede vertaling van Blaton ontstond Pommeroeul, n. van een voormalige, nu eveneens bij Bernissart ingelijfde gemeente, op 6 km ten Z.O.: dial. au pum'rwèGa naar voetnoot(65); 1186 (k. einde XIVe e. van k. 1389-96) Pinneroel [lees *Pumeroel]Ga naar voetnoot(66); 1211 (or.) PomeriolumGa naar voetnoot(67). Rom. pōm-ār -- iolum ‘kleine appelboomgaard’Ga naar voetnoot(68) - d.i. ‘Klein- | |||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||
Blaton’ -, afgeleid van pōmārium ‘appelboomgaard’, uit Lat. id. ‘boomgaard’, zelf afgeleid van pōmus ‘vruchtboom’: dialectisch werd de ō der eerste syllabe onregelmatig [y]Ga naar voetnoot(69) en evolueerde -ŏ́lum over uel tot [wę], met onklankwettige apocopeGa naar voetnoot(70).
6. Wartons, Les ~, n. van een hoeve te Obourg, voormalige, nu bij Bergen (Fr. Mons, arr. Bergen) ingelijfde gemeente, op 23 km ten Z.O. van Blaton (nr. 5), 13½ ten Z.O. van Bauffe (-ahhja- naam nr. 4), 20½ ten Z.W. van Seneffe (-ahhja-naam nr. 5) en 2½ ten N.O. van de plaats waar de Romeinse weg nr. 4 (Bavay-Asse-enz.) de Haine overstak: dial. warton te MaisièresGa naar voetnoot(71); 1244 (k. -1246) WaretonGa naar voetnoot(72); 1321 (k. 2e helft XVe e.) Warton, 1354 (or.) WaretonGa naar voetnoot(73). Wg. wara (of war?)-tūn ‘beschuttingsheining (= (Oostingw.) door een omheining beschutte hoeve)’, samengesteld met *waru ‘beschutting’ (bij Oe. waru, Osa. wara)Ga naar voetnoot(74), en, zo het eerste lid op a eindigde, | |||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||
pas geromaniseerd na de Romaanse sonorisering der intervocalische tenues, die ca. 450 begonGa naar voetnoot(75). Goede vertaling van Maisières, n. van een voormalige, nu eveneens bij Bergen ingelijfde gemeente, op 1½ km ten N.W.: dial. minziēres ter plaatse, minziêres te Bergen, minziéres te QuévyGa naar voetnoot(76), d.i. resp. [mẽ̜zjẹ̄r, mẽ̜zjē̜r, mẽ̜zjēr]; 1179-80 (or.) MaisieresGa naar voetnoot(77). Lat. māceria(-) ‘muur als omheining (= door een muur omheinde nederzetting)’Ga naar voetnoot(78): de evolutie van -eria(-) werd door die van het veel vaker voorkomend Lat. -āria(-) verdrongenGa naar voetnoot(79), en de uit ai ontstane [ē̜] dialectisch door de begin-m genasaleerd.
7. Piéton, n. van een voormalige, nu bij Chapelle-lez-Herlaimont (arr. Charleroi) ingelijfde gemeente, op 23 km ten Z.O. van Les Wartons (nr. 6), 10½ ten Z.O. van Seneffe (-ahhja-naam nr. 5), 23½ ten Z.W. van Sombreffe (-ahhja-naam nr. 6) en 3 ten Z.O. van de Romeinse weg nr. 1 (Bavay-Keulen): dial. piètonGa naar voetnoot(80); 1207 (k.) territorio de Pieton... Templariis de Pieton... Templarii siquidem de PietonGa naar voetnoot(81). Aan de ~, linkerbijriviertje van de Samber te Dampremy, nu bij Charleroi (arr. Charleroi) ingelijfd: dial. èl pîton te Gouy-lez-Piéton, [l'] pîton te ViesvilleGa naar voetnoot(82); 866 (k. XVIIIe e.) super fluvium Pintum [Gysseling leest PintunGa naar voetnoot(83)]Ga naar voetnoot(84); 1145 (k. 1292) super PientonGa naar voetnoot(85); ...; 1155 (dez. k.) aquam | |||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||
de PietunGa naar voetnoot(86); 1179 (dez. k.) curtem de Herlamont cum tota terra et decima, que inter Pintonem [= de ~ volgens GysselingGa naar voetnoot(83)] et uiam regiam, que uulgo Calcia dicitur, interiacetGa naar voetnoot(87). Wg. (en wel Oostingw.) pinn-tūn ‘omheinde hoeve met pinnen (die het overklimmen der omheining moeten bemoeilijken?)’, samengesteld met Wg. *pinn ‘pin’ (bij Oe. en Osa. pinn ‘hetz.’, Ohd. zitar-pfin ‘citerpen’)Ga naar voetnoot(88) en na de Ve eeuw geromaniseerd, vermits de ĭ in het Romaans geen ẹ meer werd: na verloop van eeuwen werd *Pinton volksetymologisch gelijkgemaakt aan Ofr. pieton ‘voetganger, inz. infanterist’Ga naar voetnoot(89), met monoftongering van ie tot î in het Waals. De waternaam is zeker secundair; slechts bij toeval is hij vóór de eigenlijke plaatsnaam geattesteerdGa naar voetnoot(90). Verkeerde vertaling van Strépy, n. van een deel van ~-Bracquegnies, voormalige, nu bij La Louvière (arr. Zinnik) ingelijfde gemeente, op 13½ km ten N.W.: dial. stèrpiGa naar voetnoot(91); Xe e. (k. Xe e.) StyrpeiasGa naar voetnoot(92); 1102 - kort na 1108 (k. XIIIe e.) [volgens O. Holder-Egger 1102-12 (k. XIVe e.)Ga naar voetnoot(93)] vici qui | |||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||
vocatur SterpeisGa naar voetnoot(94); 1119 (k. -1246) StrepiGa naar voetnoot(95); ...; 1188 (or.) StirpiGa naar voetnoot(96); 1189 (or.) StrepiGa naar voetnoot(97). Opgevat als Rom. *stip-iāca(-) ‘hoeve met piketpalen (die het overklimmen der omheining moeten bemoeilijken?)’, afgeleid van Lat. stips ‘piketpaal’; maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Stirpi-āca(-) ‘hoeve der *Stirpii’Ga naar voetnoot(98): de evolutie van -iāca(-) werd, onder de invloed van naburige namen als Givry (op 11 km ten Z.W.) en Nimy (op 11½ km ten N.W.), door die van -iācum verdrongen, en de r, die in het plaatselijk dialect preconsonantisch bleef, versprong in het Frans naar vorenGa naar voetnoot(99).
8. ArtonGa naar voetnoot(100), n. van een gehucht te Lonzée, voormalige, nu bij Gembloers (Fr. Gembloux-sur-Orneau, arr. Namen) ingelijfde gemeente, op 33½ km ten N.O. van Piéton (nr. 7), 10½ ten N.O. van Sombreffe (-ahhja-naam nr. 6), 17½ ten Z.W. van Boneffe (-ahhja-naam nr. 7), 4½ ten Z.O. van de Romeinse weg nr. 1 (Bavay-Keulen) en 5 van de plaats waar de Romeinse weg nr. 21 (Baudecet-Rumst) deze verliet: ± 1130-40 [naar een oorkonde van ± 1040-1048Ga naar voetnoot(101)] (or.) cortem unam et sex bonuaria... in Harenton...... medietatem totius praedii quod habebant in eodem HarentonGa naar voetnoot(102); 1196 (k. XVIIIe e.) capellam... de Harenton, 1213 (dez. k.) capellas... de Lirul (= Liroux), | |||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||
de HarentunGa naar voetnoot(103); 1229 (k. 1686 van k. 1661 van het or.) Willelmus de Harenton et uxor eius... contulimus in eleemosynam... conventui monialium, que consilio nostro se transtulerunt de Grandi Valle ad locum qui dicitur Argenton (= Argenton, hoeve (vroegere abdij) te Lonzée, op ½ km ten Z.O.), prope Harenton, omnia bona nostra que habemus apud predictum Harenton, 1229 (or.) monasterii de Arethon...... monasterium... de ArethonGa naar voetnoot(104). Aan de ~Ga naar voetnoot(100) of Ruisseau de Lonzée, linkerbijriviertje te Bossière, nu eveneens bij Gembloers ingelijfd, van de Orneau, zelf een linkerbijriviertje van de Samber: dial. l'arton te LonzéeGa naar voetnoot(105); 1357 (or.) super rivulo de Lonzee et HartonGa naar voetnoot(106). Wg. (en wel Oostingw.) har-in -- tūn ‘omheinde hoeve van het heuveltje’, samengesteld met Wg. *harin ‘heuveltje’, zelf afgeleid van *harx ‘heuvel’ (bij Mnd. hare)Ga naar voetnoot(107): in het Waals verzwakte de preconsonantische groep īn der toonloze middensyllabe over ən tot een ə die later wegviel, en verdween ook de begin-hGa naar voetnoot(108). De abdijnaam Argenton is slechts een geleerde verfraaiing van het oude HarentonGa naar voetnoot(109). Verkeerde vertaling van Cognelée, n. van een voormalige, nu bij Namen (Fr. Namur, arr. Namen) ingelijfde gemeente, op meer dan 190 m hoogte, op ½ km ten | |||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||
Z.O. van een top van 200 m en 13 ten Z.O. van Arton: dial. cognḗyeGa naar voetnoot(110), d.i. [kǫn'ēj]; 1034 (k. begin XVIIe e. [volgens Gysseling ± 1700Ga naar voetnoot(111)] van het or.) in Colineis [= ~Ga naar voetnoot(112)]Ga naar voetnoot(113); 1239 (or.), 1239 (or.) ColigneesGa naar voetnoot(114); ...; 1712 Colgnée, 1758 CogneléeGa naar voetnoot(115). Opgevat als Rom. *coll-in -- iāca(-) ‘hoeve van (= bij) het heuveltje’, afgeleid van *collīn- ‘heuveltje’, zelf afgeleid van Lat. collis ‘heuvel’; maar in werkelijkheid ontstaan uit Rom. Colini-āca(-) ‘hoeve der Coliniī’ of wellicht Colin-i -- āca(-) ‘hoeve der lieden van *Kolō’Ga naar voetnoot(116): na de verdwijning der eerste middenvocaal viel ook de preconsonantisch geworden l weg, doch grafisch werd ze, naar het voorbeeld van Moignelée (op 25 km ten Z.W.) e. dgl., eenvoudig naar de uitgang verplaatstGa naar voetnoot(117). Door verkeerde vertaling van Arton, opgevat als (West-?)Germ. (en wel Oostingw.) *ahar-īn -- tūn ‘omheinde hoeve van de aren (= waar tal van korenschoven opgeslagen worden)’ of wellicht reeds ‘schuur van de aren (= korenschuur)’Ga naar voetnoot(118) - samengesteld met (West-?)Germ. *aharīn ‘van (de) aren’ (bij Osa. aharīn), zelf afgeleid van Wg. *ahxr ‘aar’Ga naar voetnoot(119) - ontstond | |||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||
Spy, n. van een voormalige, nu bij Jemeppe-sur-Sambre (arr. Namen) ingelijfde gemeente, op 8½ km ten Z.W.: dial. spîGa naar voetnoot(120); 1228 (k. XVIIIe e., 2maal) SpiersGa naar voetnoot(121); 1229 (or.) SpiersGa naar voetnoot(122). Rom. spīc-ārium ‘opslagplaats van de aren (= korenschuur)’, afgeleid van Lat. spīca ‘aar’Ga naar voetnoot(123).
De overige vroeg geromaniseerde (-)tūn-namen zullen, samen met hun doubletten, in het derde deel van dit opstel verklaard worden.
Brussel. J. Devleeschouwer,
Onderzoeksleider van het N.F.W.O. |
|