| |
| |
| |
Hokwerd en Oldehove in Friesland
Het toponiem Hocaard of Hokwerd uit oudfries Hockawerth komt op vier plaatsen in Friesland voor en wel in het noorden, oosten, zuiden en westen van Westergo. Daarom lijkt het nuttig deze vier gevallen eens tesamen te bespreken, in de hoop enige duidelijkheid te krijgen omtrent de oorsprong van de naam. J. Winkler kende in 1898 (170-171) in Arum de buurt Hoekaert (Hoekawerth), Hoekaard; in Franeker: Idem, Hocaat en onder Winsum: een ‘sate’, een oude boerderij Great Hokwerd. Deze laatste komt ook voor in de oudfriese oorkonden, die P. Sipma heeft uitgegeven. Maar in deze oorkonden kan men eveneens het vierde vinden: Hockaerd in Bolsward.
Nu O. Vries het laatste deel aan deze oorkondenreeks heeft toegevoegd, blijkt dit meer vindplaatsen te geven van Hockaerd of Hockawerth in Bolsward. We zullen hier het eerst op ingaan. Tevens verdient de etymologie de aandacht. Tot dusverre is alleen voor Hokwerd bij Winsum op een mogelijke verklaring gewezen door P. Sipma (152). Hij dacht aan een voornaam Hocka, vergelijk Hoeke, als eerste bestanddeel. Evenzo zag Ekwall in het engelse Hockworthy ‘Hocca's worth(ig)’. Het is echter de vraag of deze verklaring voor alle vier gevallen in Westergo kan gelden. Schuilt er misschien een hoek in?
De betekenis van het tweede deel omschreef Sipma als: door water bespoeld of omspoeld land. Sinds 1959-1960 evenwel verklaart men -werd als een ontronde umlautsvorm van woerd, een terp of kunstmatige heuvel in zee- en rivierkleigebied, uit een germaans *wurthi- (Blok 24; Gysseling). De naam Oldehove komt ter sprake, omdat Hockaerd in Bolsward grensde aan de kerkterp, die eerst Aldahove en later Oldehove heette. Maar (de) Oldehove in Leeuwarden is beter bekend en ook Oldehove in het Westerkwartier van Groningen.
| |
1. De Hockaerd uit Hockawerth in Bolsward.
Om te beginnen geef ik een overzicht van de vormen en vindplaatsen. Omdat men nu in Bolsward geen Hockaerd meer kent, moet dit toponiem gelokaliseerd worden. Daarom haal ik de tekst van 1562 uitvoerig aan.
1431 |
Haya in Hockaerd: O. I, 53. |
| |
| |
1458 |
Sacka Haya zin a Hockaerd, dus Sacka, de zoon van Haya te Hockaerd: O. IV, 22. |
1460 |
Sacka Haya zin a Hockawert: O. IV, 23. |
1461 |
Sacka Haya zin burgher in Boelswert: O. IV, 24. |
1475 |
Syouke op Hockaers (middelned. tekst): Keikes 133, nr. 16. |
1523 |
dat stick lant... lidzende tefte (= achter) Hocaerd by Boelszwert: O. II, 313; Keikes 151, nr. 61. Omdat er by Boelszwert staat, zal land bedoeld zijn bij Bolsward, achter (= buiten) de stadswal, maar ter hoogte van Hockaerd (dat in Bolsward lag). |
1524 |
achter Hoekaaert (nederl. tekst): Abma 178. |
1562, 2 nov.: |
in het zogenaamde Postboek der stad Bolsward (in het deel van 1522 tot 1785) is een rapport van Dirk Jans opgenomen over de bewoners die contributie betaalden ten bate van de |
bruggen bij hun huizen. Het rapport begint in de noordpunt van Bolsward, waar het zustersklooster van de H. Geest en andere huizen contribueerden ‘tot den holten brugge, strekkende van den Bagijne Straat tot aen 't Kerkhof’ (rond de Martinikerk).
Danvolgt: ‘Tot den brugge leggende op Hokaerd, wordt contribueerd, als hier na volget: Te weeten op Hokaard aan den Noorderzijde zijn vijf huizen en... geholden... tot den geheele brugge, zonder dat die huizen, staande op den zuider zijde van Hokaard daar toe meede belast zijn. Doch zijn dezelve huizen, ten zuijen staande, bereid een brugge na 't Bolwerk te maken, alwaar van olds een [brugge] geleegen heeft,...’.
Vervolgens wordt de brug besproken over de gracht, die de Campen met het Kerkhof verbond. Wie de plattegrond van Bolsward kent, ziet door deze volgorde dat Hokaard in 1562 een buurt was tussen de Bagijnestraat, het Martinikerkhof, het Bolwerk en de Kampen, dus aan de noordoostelijke zijde van de Martinikerk. Blijkbaar verbond de brug op Hokaard de bebouwde noord- en zuidkant van het grachtje, dat nu de Looiersgracht heet en overgaat in de Kampen.
De aangehaalde fragmenten staan in een afschrift uit 1812, nr. 592b, op blz. 54-55. Het nummer verwijst naar Keikes inventaris (59). De heer H.A.M. Andela was zo vriendelijk mij kopieën te zenden, om zo te bewijzen wat hij in zijn boek van 1976 (23) had meegedeeld: dat hij Hocaerd kon lokaliseren binnen Bolsward, ten noordoosten van de Sint Maarten. Ook ontving ik van hem een kopie der inhoudsopgave van het Postboek, die in 1812 is gemaakt. Deze vermeldt voor dit jaar: ‘Tot de brug op de Hoekaard contribueren 5 huisen en...’
| |
| |
( Keikes nr. 592). De huizen aan de zuidkant betaalden er niet voor, evenmin als in 1562. De cursiveringen zijn van mij. Op de plattegrond van Jacob van Deventer, uit de 2de helft van de 16de eeuw, staan echter geen huizen aangegeven tussen kerkhof en zuidzijde van brug en gracht op Hocaerd.
Deze lokalisering van Hocaerd gaf Andela in zijn boek bij het bespreken van een latijnse inscriptie uit 1623, waarop voorkomt: ‘Orate pro anima Godeke de Hochauwert’. De vorm van deze plaatsnaam is even archaisch als de vorm Godeke. De aangeduide persoon zal wel in de Middeleeuwen thuis horen. We moeten uitgaan van de
| |
| |
vorm Hocka-werth. Evenals in Idaard uit * Eedawerth en in Hennaard uit Hernawerd(eradeel) (O. II, 3 van 1392 en 7 van 1402), is het tweede bestanddeel op den duur zo zwak uitgesproken, dat er slechts - rd van overbleef, terwijl de w- zich assimileerde aan de voorafgaande klinker: Hokaard.
Gezien de spelling van 1812: de Hoekaard was de stamklinker van het eerste deel een lange -ô-, die tot oe is vernauwd, evenals in nederlands hoek, fries hoeke. Op een mogelijk verband tussen Hoekaard en Oldehove als naam van de nabije kerkterp komen we onder 8 terug.
| |
2. De (nu: het) Hocquart in Franeker.
Het Hocquart is nu een straatnaam in het noordwesten van de door stadsgrachten omsloten oude binnenstad van Franeker. A. Hallema
| |
| |
(39), die de geschiedenis van Franeker heeft beschreven, was van mening dat Hocquart daar ‘nog steeds de minst-Friese, zelfs in het geheel geen Nederlandse klank heeft’. Vermoedelijk maakte de vreemde spelling op hem een franse indruk. De eerste vermelding is van:
1536 |
Op Hockaerdt, Hocquaerdt (Hallema 37-38). |
1544 |
op Hockaerdt (Telting, evenals de volgende vermeldingen). |
1695 |
de noorder brugge van 't Hockaert. |
1755 |
het Hockaartsbrugje. |
1775 |
brugje op 't Hoekaard. |
1804 |
brugje bij 't Hokkaart. Zie ook: Winkler 170, hiervoor aangehaald. |
In het begin van de 20ste eeuw was de naam in de volksmond Doekaat, met ongeveer evenveel nadruk op beide lettergrepen (Roersma 54 en een vriendelijke toelichting). Hieruit blijkt dat in de Hoekaard de -r- is geassimileerd aan de volgende -d of -t, terwijl het lidwoord de met de eerste lettergreep is vergroeid. De stamklinker was een oe geworden evenals in het woord hoek(e). Tegenwoordig wordt de uitspraak door de officiële o-spelling beïnvloed.
De naam duidt nu alleen een straat aan die aan de westzijde wordt begrensd door een smalle gracht. Hij leidt van en naar de noordelijke toegangspoort van Franeker, de Dongjumerpoort. Maar vroeger sloeg de naam ook op het hele gebied ten westen van gracht en straat, tot aan het Westerbolwerk. Voor 1950 was deze buurt volop bebouwd (Roersma 54). In de 16de eeuw behoorde dit gebied tot de wijk die het West en later het Westerkwartier heette (Hallema 38-39).
In 1544 werd een huis gelokaliseerd op Hockaerdt bij de Dongjumerpoort en naast de landweer, dus vermoedelijk het bolwerk, de stadswal, die deze buurt met een boog omsluit. Misschien sloeg deze naam vroeger op het hele gebied tussen de poort en het Sjaerdemaslot. Voor dit slot werd gebouwd, lag er al een dijk, die uit het gebied ten noorden van de stad naar de Dongjumerpoort en het Hocquart liep en vandaar in de richting van de Harlingerpoort (Rienks 220; Obreen 4). Dwars op deze dijk staat de Voorstraat, de verbinding met de kerkterp van Franeker en de Bredeplaats in het midden van de stad. Evenals in Bolsward zal Hocquart of de Hoekaard terug gaan op oudfries Hockawerth, een uithoek ten opzichte van het midden der stad. De oorsprong van de naam komt verderop bij 5 ter sprake.
| |
| |
| |
3. De Hockaart in Arum.
Ten zuidwesten van Franeker en ten zuidoosten van Harlingen ligt het dorp Arum. De kerkterp vinden we aan de westkant van de Franekervaart. Hier hebben we het eigenlijke dorp Arum. Aan de oostkant van deze vaart, in de hoek die deze vormt met de oude Beijumerlaan, ligt de Hockaart, een uithoek die vroeger werd beheerst door het Beijmaslot. Dit slot stond ten noorden van de tegenwoordige Camminghaweg en ter hoogte van de Julianalaan (Broos 45).
In 1520 is het in een oudfriese oorkonde vermeld als dat nij stens (= steenhuis, slot) ofthe hwijs ende statten by die burren toe Arum (= bij de kom van het dorp Arum: O. II, 299). In de 17de eeuw was het al afgebroken. Binnen de brede gracht, die verbinding had met de Franekervaart, stond toen op het sloterf een boomgaard. Deze was tot 1780 bekend als de Hof op 't Oost en daarna heette dit gebied het Cooltsjerlant (Broos 44). Een hoge brug, een tille over de Franekervaart verbond het dorpscentrum, nu het kaatsplein, met de overzijde, nu de Zilverstreek en de oude buurt waar Beijma-state stond.
Alleen het noordelijke gedeelte van deze uithoek heet nu nog de Hockaart, maar deze oude naam is wel een aanwijzing dat oorspronkelijk ook het sloterf, dus de Julianalaan met omgeving ook zo heette. Beijma-state zal daarom op de destijds grotere Hockaart zijn gebouwd. Opmerkelijk is dat in de tegenwoordige uitspraak te Arum de klemtoon op het tweede deel van de naam Hockaart valt. Broos (45, 55) ziet in deze naam een verbastering uit hou-kaei-dyk, de dijk langs de opgehoogde hofkade, een nogal gezochte verklaring. Evenals elders zal de Hockaart ook wel terug gaan op oudfries Hockawerth.
| |
4. Hokwerd onder Winsum in Westergo.
In een koopakte uit 1462 komt een Humma Hocwerd voor in de parochie Winsum (O. I, 165). Het dorp Winsum ligt ten zuidoosten van Franeker, bij de Franekervaart (naar Sneek). Het dient goed te worden onderscheiden van Winsum in Hunzego, ten noorden van de stad Groningen. In de ‘Aanbreng der Vijf Deelen van 1511 en 1514’ vinden we in Baarderadeel een Tyaelka to Hocwert (Tjessinga 29).
De Beneficiaal-Boeken van 1543 vermelden Lytzze Hockwirt (Van der Meer 41, met kaart). Op de oude kaarten liggen twee boerderijen
| |
| |
in de hoek die de Franekervaart tussen Winsum en Oosterlittens maakt met de Bolswardervaart. Het zijn: Hokwerd of ook wel Great Hokwert en meer naar het noorden: Lyts Hokwert. Het zijn allebei vanouds terpen (Halbertsma, Atlas).
Behalve Winkler (171) heeft ook Buitenrust Hettema in 1899 (106, noot) op (Great) Hokwerd gewezen, waarbij de laatste opmerkte dat de Bolswardervaart daar zeer bochtig is. Zoals wij onder meer op de kaart van Eekhoff kunnen zien, ligt Hokwerd in een opmerkelijke hoek, aan drie kanten ingesloten door het water. Ook de bodemkaart wijst op deze ligging in vroeger tijden.
| |
5. Een hoek of een Hoeke?
Van de familienamen Hoekstra en Hoekema leidt men de laatste af van de voornaam Hoeke en de eerste van hoek als plaatsaanduiding. De voornaam komt weinig of niet meer voor, terwijl het woord hoek, fries hoeke heel gangbaar is. Zo hoeft het niet te verbazen dat de familienaam Hoekstra (hoekbewoner) veel meer in gebruik is dan Hoekema. Bij de volkstelling van 1947 waren er in Friesland 177 Hoekema's tegen 5953 Hoekstra's (Buitenhuis). Zo zouden we ook kunnen redeneren bij de vraag: hebben de besproken vier -werd-namen een hoek(e) of een Hoeke in hun eerste lid? Deze laatste verklaring achtte Sipma (152) mogelijk voor de terp bij Winsum.
Ook als we zouden aannemen dat de voornaam Hoeke in de Middeleeuwen meer voorkwam dan nu, dan nog zou het verbazing kunnen wekken, wanneer we in alle vier gevallen één of meer personen met die voornaam als naamgever(s) hadden. Het ligt meer voor de hand dat we van het veel voorkomende woord hoek(e) als eerste bestanddeel moeten uitgaan, zeker wanneer de bedoelde plaatsen ook een hoek vormen of aan een hoek of bocht liggen of lagen. Dit laat zich in alle vier gevallen zonder moeite vaststellen, al is de situatie niet overal gelijk. We kunnen geen zekerheid bereiken omtrent deze vroege naamgeving, maar alleen een zekere mate van waarschijnlijkheid.
We moeten er rekening mee houden dat hôk ‘hoek’ vroeger verschillende betekenissen kon hebben, ook in plaatsnamen. Zo wijst J. de Vries bij hoek op middelned. hoec ‘hoek, oord, haak’, oudsaks. hôk ‘soort paal’ en oudengels hôc ‘haak’. Maar dit laatste kon volgens Ekwall en Smith in plaatsnamen ook wel een bocht in een rivier, een landtong (aan een rivierbocht), een uitstekende hoek of
| |
| |
zelfs een uitloper van een heuvel (spur of hill) aanduiden. De vier plaatsen waar de besproken plaatsnaam voorkomt, liggen wel in Westergo, maar aan verschillende kanten van de oude kern:
(1) | aan de zuidkant, in Bolsward was de Hockaerd, Hockawert de noordhoek en uitloper van de oude oeverwal bij een bocht in de kreek, waar nu de versmalde Dijlakker van is overgebleven. |
(2) | aan de noordkant, in Franeker is Hockaerdt een uithoek ten opzichte van de kerkterp in het midden van de stad. Evenals in Bolsward is het bolwerk, de stadswal om de Hockaerdt heen gelegd. |
(3) | aan de westkant, in Arum is de Hockaart nog steeds een uithoek van het dorp, gezien vanuit de kerkterp en zijn omgeving aan de overkant van de Franekervaart. |
(4) | aan de oostkant, bij Winsum ligt Hokward nog steeds op een soort landtong, aan drie kanten omgeven door het water van de vaarten, op een uithoek dus. |
Een heel bijzondere betekenis vinden we bij boven genoemd oudsaksisch hôk ‘paal’, die misschien ook wel in Westergo heeft gegolden. Hij komt voor in oud-saksisch hôk-war ‘Fischerei’ (Holthausen), dus een ‘vis-weer’, een versperring in een viswater om de vissen tegen te houden en te kunnen vangen. Zo was er vroeger meer dan één wer in de Vecht bij Muiden (Slicher van Bath 145). In de Weser lag een oudsaksische hocwar, waarvan de Saksen het eerste deel in verband brachten met hocas, palen, puntig paalwerk van deze ‘visweer’ in de rivier. Voor de latijnse teksten verwijs ik naar Buitenrust Hettema (106).
Of hok 2 ‘bijeengezette schoven’ etymologisch met hoek kan samenhangen, laat ik in het midden. Bij de naamgeving van de besproken plaatsen zal een zeer tijdelijke combinatie van schoven geen rol hebben gespeeld. Dan ligt hok 1 ‘kleine, afgesloten ruimte’ meer voor de hand. Dit moet etymologisch met hoek samenhangen, als een variant met een affectieve klinkerverkorting (J. de Vries). Dan zou op de betrokken plaats(en) een afgeperkte uithoek zijn geweest, waar dieren werden opgesloten. Deze uithoek lag dan op een woerd, oudfries -werth. Maar de oe-vormen in Bolsward en Franeker wijzen eerder op hoek, niet op hok. In Leeuwarden heette de buurt in de noordoostelijke bocht (= hoek) tussen Vliet en Voorstreek al in 1426 zonder meer Hoek (Schuur 14).
| |
| |
| |
6. Hoekens en Hoxwier.
Het is bekend dat in Westergo, althans zeker in de streek rond de oude kern, de terpnamen op -werd vooral appellatieven als eerste deel hebben. Dit staat in tegenstelling tot de namen op -um (uit -hêm) en -ens (uit -ingja), die veel meer met personennamen beginnen (Miedema 1975b, 191). Zo zijn er in Westergo drie plaatsen met de naam Hoekens, oudfries Hockens uit *Hôk-ingja als collectief, afgeleid van Hôka, later Hoeke, de reeds vermelde voornaam: (1) onder Oosterend (Winkler 170; O. I, 124), (2) in Bozum (Breuker 50) en (3) onder Spannum (Halbertsma 1963, 133: O. I, 354 van 1487; Breuker 51).
Buitenrust Hettema (106) wees al op Hoxwier, ten noordoosten van Mantgum. Een wier is, zoals bekend, een kleinere en jongere vluchtheuvel dan een woerd of terp. Het eerste deel, uit Hokes- moet een sterke genitief zijn, misschien van de voornaam Hôka, maar met meer waarschijnlijkheid van hôk ‘hoek, bocht’, omdat Hoxwier, oudfries Hoxweer gelegen is aan de noordkant van een scherpe bocht in de Mantgumervaart. W. de Vries (54) heeft er al op gewezen dat zwakke en sterke genitieven konden worden gebruikt bij dezelfde naam. Naast hoekes meer voor Hoeksmeer, een meer en een gehucht bij Loppersum in Fivelgo, kwam hoeckmeerster voor en een hoeken venne.
Terwijl we in Friesland dus Hoxwier hebben met een sterke genitief, zal in de vier plaatsen met de naam Hockawerth, later Hockaerd een zwakke genitief hebben gezeten, oorspronkelijk *Hôkan-, waarvan de -n- is afgesleten. Zo hoort deze naam tot de samenstellingen met hoek-, hoeke-, zoals middelned. hoechuus, -steen, -tant, -tegel en -toren. Voor wier uit weer ‘hoog erf, vluchtheuvel’ (dus niet uit wer ‘versperring’) verwijs ik naar Miedema 1975a.
| |
7. Oldehove en Nijehove in Friesland en Groningen.
In het Oudfries kon hof betekenissen hebben als vorstenhof, gerechtshof, kerkhof en boomgaard. Gysseling vermeldt te Neede in Gelderland curia Oldehof in 1188 voor een oude hof, een boerderij. Behalve door curia, dat in klassiek en later Latijn ook een vergaderplaats kan aanduiden, werd hof wel vertaald door villa en het laat-latijnse curtis, onder meer bewaard in het engelse court. Zo was er in een laat 15de-eeuwse kerkenlijst van het bisdom Munster sprake van de Antiqua Curtis alias Hummerze en van de Decanatus Oldehove sive Hummerze, Humsterland, nu in het Westerkwartier van Groningen (Halbertsma 1963, 153, n. 75).
| |
| |
Op grond van deze combinaties mag men in Oldehove, een afgeperkte plaats voor rechtszittingen, een gerechtshof zien, waar de deken recht kon spreken. Halbertsma wees er uitdrukkelijk op dat het dorp Oldehove geen oud terpdorp is. Wel drukte volgens hem deze naam de kerkelijke rangorde uit ten opzichte van de andere kerspelen in het dekanaat Humsterland, zoals dit ook het geval was met de St.-Maartenskerk te Bolsward en de St.-Vituskerk te Leeuwarden, die eveneens het praedicaat Oldehove droegen, al ontwikkelde dit zich niet tot een plaatsnaam, zoals in het Westerkwartier (Halbertsma 1982, 680).
Oldenhove in het Westerkwartier is in deze vorm het eerst vermeld in 1392, nadat in 1366 al een Papo to Hove was opgetekend. W. de Vries (170) typeerde deze vorm als een versteende oudfriese datief: to tha alda hove. Deze vorm verscheen al eerder in Leeuwarden, waar in 1285 sprake was van een plebanus in Aldenhove (Van Buijtenen 142; Schuur 122). In de oudfriese oorkonden vinden we in 1426 het besluit tot samenvoeging van Aldahouwe, de Hoek en Liowert onder het stadsrecht van Leeuwarden (O. II, 13 en Schuur 13) en in 1431 het onderscheid tussen de parochiekerk thi dae Aelde houwe (in het westen van het samengevoegde stadsgebied) en de kerk to dae Nye howe (O. I, 52) op een der twee stadsterpen van oud-Leeuwarden tussen Hoek en Oldehove. Nijehove was in de 14de eeuw een zelfstandige stadsparochie geworden (Schuur 14, 77).
Deze tegenstelling tussen Oldehove en Nijehove (of Niehove), zowel in het dekanaat Humsterland als in het dekanaat Leeuwarden is vrij jong. Niehove in Humsterland is het terpdorp dat vroeger Suxwort heette (Halbertsma 1963, 153, 234) en Nijehove in Leeuwarden was de naam van een nieuwe stadsparochie. In Bolsward kwam deze naam niet voor. Hier was tho Aldehouw de rechtsstoel van het oude dekanaat Westergo, dat in de 13de eeuw nog niet was gesplitst (Van Buijtenen 1955, 90, 95). Op grond van het oudfriese seendrecht heeft Van Buijtenen (1953, 172; 1955, 86) de instelling van de dekanale seend in de 2de helft van de 10de eeuw gedateerd.
Uit die eeuw hebben we geen schriftelijke gegevens uit Bolsward. Deze plaats, met zijn kerkterp en met zijn handelsterp in opkomst, zou pas in de elfde eeuw bekend worden door zijn markt en munten, evenzeer als Leeuwarden, Dokkum en Stavoren. In 1452 werd in een der oudfriese testamenten de Sint Maartenskerk tho Aldahouw voor het eerst vermeld (O. IV, 15). Hierin en in twee andere oudfriese testamenten: van 1478 en 1504 (O. IV, 51 en 139) werd een duidelijk onderscheid
| |
| |
gemaakt tussen de Minderbroederskerk, waar de drie erflaters moesten worden begraven en anderzijds Sinte Marten tot Aldehow (1478), dus op de kerkterp.
| |
8. Hockawerth en Aldahove in Bolsward.
Zo komen wij voor de vraag te staan, wat nu wel de oude naam van de kerkterp is, als tegenstelling tot de lange handelsterp van Bolsward. Omdat Oldehove de oude rechtsplaats aanduidt, zowel in Humsterland als in Oostergo (voor de deken van Leeuwarden) en Westergo (voor de deken van Bolsward), mogen we dit geen terpnaam noemen. Immers, Oldehove in het Westerkwartier ligt niet eens op een terp. Dan blijven er binnen de stad Bolsward twee echte terpnamen over, allebei op -werd: Hockaerd uit Hockawerth en Bolsward uit Bodelswerth.
Dat hier de eerste vermelding van Oldehove (Aldehouw in 1452) wat later is dan die van Hockaerd (in 1431), zegt niet zoveel. Maar het gaat erom dat Oldehove een secundaire, een latere benaming is, terwijl de kerkterp toch al uit de allervroegste terpentijd (vóór Christus) dateert (Halbertsma). Daarom komt het vermoeden op dat de oorspronkelijke naam van deze kerkterp Hockawerth kan zijn geweest. Naarmate de functie van de terp voor kerk en kerkelijke rechtspraak toenam, kon de naam Aldahove de oude -werd-naam terugdringen naar de bewoning aan de noordelijke en oostelijke voet van deze terp, waar Hockaerd later ligt.
Op zijn beurt zal de naam Bodelswerth voor de lange, maar jongere handelsterp, welke naam het eerst verschijnt op de munten van de elfde eeuw, geleidelijk het hele stadsgebied zijn gaan aanduiden, dat later door wallen en grachten werd omgeven. De kerkterp ligt daarbinnen aan de noordzijde. Halbertsma (1982, 530, n. 23) heeft er op gewezen dat een gelijksoortige ontwikkeling de kerk van Oldehove (en de Hoek) binnen het vergrote Leeuwarden heeft gebracht, terwijl de kerk van Almenum zo tot de kerk van Harlingen werd.
Men neemt algemeen aan dat Bolsward de terp of woerd van een Bodil is geweest (Gysseling). Bodilas- was dan de sterke genitief van deze persoonsnaam. Maar de meeste -werd-namen hadden in deze streek een appellatief als eerste deel van de samenstelling. Zo zal Hockawerth vermoedelijk in de oudste tijden de terp hebben aangeduid op de noordhoek van de oeverwal, waar het water een bocht nam naar het noorden. Pas later kreeg deze kerkterp als gerechtshof de
| |
| |
naam Aldahove, die de naam Hockawerth zal hebben verdrongen naar de bewoning aan zijn voet.
Park Arenberg 62,
NL - 3731 ET De Bilt.
H.T.J. Miedema
| |
Bibliografie en verantwoording
Graag wil ik mijn dank betuigen voor de vriendelijke hulp en mededelingen, die ik mocht ontvangen van de heren H.A.M. Andela te Sneek, dr. J.K. de Cock te Rijswijk (Z.H.), dr. H. Halbertsma te Amersfoort en C.S. Roersma te Franeker. De heer J. Simons te Kerkrade heeft de plattegrond van Bolsward uit de 2de helft van de 16de eeuw getekend naar de gravure van F. Hogenberg op grond van de plattegrond die Jacob van Deventer heeft gemaakt (Boschma 12). De reconstructieschets met de terpen van Bolsward dank ik aan dr. H. Halbertsma. De namen Hockawerth, Aldahove en Bodelswerth op dit schetskaartje zijn door mij toegevoegd.
Abma, G., De vier Bolswarder lenen. Bolsward 1979. |
Andela, H.A.M., Bolsward. Zeven eeuwen Minderbroeders. Bolsward 1976. |
Beneficiaal-Boeken van Friesland. Leeuwarden 1850. |
Blok = Gysseling, M. en Blok, D.P., Studies over de oudste plaatsnamen van Holland en Utrecht. Amsterdam 1959. |
Bodemkaart van Nederland. Schaal 1:50 000. Toelichting bij de kaartbladen 10 West en Oost Sneek. Wageningen 1974. |
Boschma, C., De elf steden in prenten. Delft z.j. |
Breuker, Ph.H., Toponymy fan Boazum (Fryske Nammen 2). Leeuwarden 1978. |
Broos, J.F., Uit de geschiedenis van het dorp Arum. Bolsward 1960. |
Buitenrust Hettema, F., Friese plaatsnamen (N.G.N. IV). Leiden 1899. |
Buitenhuis, H., Nederlands repertorium van familienamen. Deel 2. Friesland. Assen 1964. |
De Vries, J., Nederlands etymologisch woordenboek. Leiden 1971. |
De Vries, W., Groninger plaatsnamen. Groningen-Batavia 1946. |
Eekhoff, W., Nieuwe atlas van de provincie Friesland. Leeuwarden 1849-1859. |
Ekwall, E., The Concise Oxford Dictionary of English Place-Names4. Oxford 1960. |
Gysseling, M., Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226). Z.pl. 1960. |
Halbertsma, H., Terpen tussen Vlie en Eems, I. Atlas; II. Tekst. Groningen 1963. |
Halbertsma, H., Frieslands oudheid. Groningse dissertatie, 1982. |
Hallema, A., Franeker door de eeuwen heen. Leeuwarden z.j. |
Holthausen, F., Altsächsisches Wörterbuch. Münster-Köln 1954. |
Keikes, W.H., Inventaris der archieven van Bolsward. Bolsward 1952. |
| |
| |
Miedema, H.T.J., 1975a = Heem en hornleger, werf en weer: het misverstand als taalvormende factor? Taal en tongval 27, 63-69. |
Miedema, H.T.J., 1975b = Typen van terpnamen vooral in de oude kern van Westergo. Naamkunde 7, 169-202. |
O. = Oudfries(ch)e oorkonden, bewerkt door P. Sipma (deel I-III) en O. Vries (deel IV). 's-Gravenhage 1927-1977. |
Obreen, H.T., Franeker. Inventaris der archieven. Franeker 1974. |
Rienks, K.A. en Walther, G.L., Binnendiken en slieperdiken yn Fryslân. Tekst en atlas. Bolsward 1954. |
Roersma, C.S., Franeker straatnamen. Zaltbommel 1980. |
Schuur, J.R.G., Leeuwarden vóór 1435. Zutphen 1979. |
Sipma, P., De plaknammen, in: Baerderadiel. In geakunde. Drachten 1957, 145-154. |
Slicher van Bath, B.H., Nederlandsche woorden in Latijnsche oorkonden en registers tot 1250. Tijdschrift voor Nederl. taal- en letterkunde 65, 1948, 38-53 en 118-147. |
Smith, A.H., English Place-Name Elements. Cambridge 1970. |
Telting, A., Register van het archief van Franeker. Franeker 1867. |
Tjessinga, J.C., De Aanbreng der Vijf Deelen van 1511 en 1514. Aflev. V. Baerderadeel. Assen 1954. |
Van Buijtenen, M.P., St. Vitus van Oldehove. Utrecht 1950. |
Van Buijtenen, M.P., De grondslag van de Friese vrijheid. Assen 1953. |
Van Buijtenen, M.P., Het Dekanaat Bolsward annex Utbirdum en Grandivorum. It Beaken 17, 1955, 84-97. |
Van der Meer, J.E., Winsum yn Westergoa. Fryske plaknammen 12, 1959, 39-46. |
Winkler, J., Friesche naamlijst. Leeuwarden 1898. |
|
|