| |
| |
| |
Bijdragen tot de voornamengeografie van Friesland
De voornamen van 24 duizend Friezen in 1811-1812
0. In 1977 is het eerste en in 1982 het laatste deel verschenen van het Repertorium van familienamen in 1811-1812 in Friesland aangenomen of bevestigd, uitgegeven door P. Nieuwland en B. Stenekes. Hoewel het volgens de titel vooral om familienamen gaat, zijn ook de lijsten der voornamen van belang voor de naamkunde. Zij zijn per gemeente gerangschikt en bieden daardoor gegevens voor een voornamengeografie. In 1978, toen er nog maar twee delen beschikbaar waren, heb ik dit materiaal in twee lezingen gebruikt voor een eerste historischgeografische verkenning.
De lezing over Fries en vreemd bij voornamen (gehouden op het fries filologencongres) is in 1979 opgenomen in het verslagboek Philologia
| |
| |
Frisica anno 1978; die over de friese voornamen van de franse tijd (voor het Naamkundig werkverband van de Fryske Akademy) is pas in 1981 verschenen in het derde deel van de reeks Fryske Nammen. Voor de eerste lezing kon ik de gegevens van tien gemeenten, voor de tweede die van zestien gemeenten gebruiken. Nu alle acht delen zijn verschenen, lijkt het me van belang na te gaan of en in hoeverre zij mijn zeer voorlopige verkenningen en veronderstellingen bevestigen.
| |
1. Voornamen en gemeenten
1.1. Te veel en te weinig gegevens? (kaart 1)
Een systematisch en uitvoerig onderzoek van het namenmateriaal in dit Repertorium zou een uitgave als boek of boekje vragen. Ik moet me hier beperken tot enkele bijdragen. Omdat er in 1811 en 1812 uit verschillende gemeenten alleen de namen der mannen zijn vermeld, maar in andere ook die van enkele of vrij veel vrouwen, kunnen we voor een overzicht over de hele provincie alleen uitgaan van de mannennamen. Bovendien zitten we met de moeilijkheid dat de namenlijsten van twee gemeenten niet bewaard zijn gebleven. Dit geldt voor de gemeente Menaldumadeel (tussen Leeuwarden en Franeker) en voor de vrij jonge gemeente Het Bildt, een kweldergebied, dat pas in de 16de eeuw is ingedijkt en bevolkt.
Daarom zijn er op onze kaarten in beide gemeenten vraagtekens geplaatst. Verder blijkt dat er in een aantal gemeenten heel weinig personen hun namen hebben laten optekenen, hetzij omdat het een kleine gemeente is, hetzij om een andere reden. Zo zijn in de hoofdstad Leeuwarden maar zes namen opgegeven. In 1813 hebben er in verschillende gemeenten nog aanmeldingen plaats gevonden, vooral van vrouwen, maar deze gegevens heb ik niet in het onderzoek betrokken. De namen van de joden, die in het achtste en laatste deel van het Repertorium zijn bijeengezet, verdienen een afzonderlijke studie. Ik beperk me nu tot de namen van de 24.051 Friezen uit 39 gemeenten.
Hierbij gaat het mij niet om een uitsluitend naamkundige of een zuiver taalkundige benadering. Het lijkt me van belang vooral de verspreiding na te gaan van kerkelijke en germaanse, in het bijzonder friese voornamen om, zo mogelijk, enig idee te krijgen omtrent de achtergrond van de verschillen tussen de groepen van namen en de naamvormen onderling. Hier komen dus zowel interne als externe taal- | |
| |
historische problemen naar voren. Verder is het nodig de waarde van de aantallen naamdragers in het oog te houden. Enerzijds schrikt het aantal naamdragers (meer dan 24.000 Friezen) de bewerker van dit materiaal af, want het is zeer bewerkelijk voor één persoon met weinig tijd.
Maar aan de andere kant vormen de kleine aantallen in verschillende gemeenten een vraagstuk. Bij het totaal tellen de zes Leeuwarders mee, maar verder niet. Als het gaat om een naam als Marten in bij voorbeeld de gemeenten Franeker of Franekeradeel, waar we over 381 en 337 mannen gegevens hebben, dan berust 1% maar op 3 tot 4 naamdragers. Het feit dat deze personen deze naam dragen, kan door heel toevallige omstandigheden bepaald zijn. Het is in zo'n gemeente mogelijk dat deze Martens neven van elkaar zijn en naar dezelfde grootvader of oom zijn
| |
| |
genoemd, die daar toevallig was gaan wonen. Zo kan zijn naam niet kenmerkend zijn voor die gemeente.
In een dergelijk geval mogen we aan 1% dus niet dezelfde waarde toekennen als aan 1% in een grote gemeente. Ik heb hier in 1978 al op gewezen. Voorlopig leek het mij wel aanvaardbaar Harlingen met zijn 452 naamdragers in het onderzoek te betrekken, maar kleinere gemeenten niet. Hierbij speelt ook een rol dat de gegevens over veel namen in Harlingen opmerkelijk goed aansluiten bij die van de naburige kustgemeenten. Al doet de grens van 450 mannen wat willekeurig aan, betere criteria heb ik nog niet gehoord, gelezen of gevonden. Daarom houd ik deze grens voorlopig maar aan, bij gebrek aan beter houvast. Zie in dit verband ook onder 2.2.2. bij Sierd.
la. 24 gemeenten waar meer dan 450 mannennamen zijn opgetekend: |
Opsterland |
1610 |
Wonseradl |
1500 |
Weststell. |
1283 |
Small.land |
1225 |
Tietj.deel |
1193 |
Ferwerd.dl |
1085 |
Oostdong.dl |
941 |
Dantumadeel |
906 |
Kollumerld |
881 |
Wymbrits.dl |
848 |
Leeuward.dl |
838 |
Schoterland |
806 |
Achtkarsp. |
798 |
Barradeel |
671 |
Baard.deel |
668 |
Workum |
665 |
Haskerland |
638 |
Idaard.dl |
605 |
Westdong.dl |
602 |
Sneek |
585 |
Ooststell. |
513 |
Hemel.Old. |
503 |
Gaasterland |
494 |
Harlingen |
452 |
1b. 15 gemeenten waar minder dan 450 mannennamen zijn opgetekend: |
Rauwerd.hem |
420 |
Bolsward |
398 |
Franeker |
381 |
Utingeradl |
380 |
Hindeloopen |
350 |
Franek.deel |
337 |
Doniawerst. |
329 |
Lemsterland |
324 |
Henn.deel |
295 |
IJlst |
175 |
Dokkum |
149 |
Stavoren |
127 |
Aengwirden |
44 |
Sloten |
26 |
Leeuwarden |
6 |
Totaal: |
24.051 |
Het materiaal voor de gemeenten met minder dan 450 naamdragers heb ik wel nagegaan, maar het lijkt me gevaarlijk ze gelijk te stellen aan die der grotere gemeenten. Daarom heb ik op de kaarten de gemeenten met weinig naamdragers wit moeten laten. Dit maakt het kaartbeeld helaas minder duidelijk, vooral nu ik Menaldumadeel en Het Bildt ook al buiten beschouwing heb moeten laten. Gemakshalve heb ik Leeuwarden met zijn zes mannen maar niet aangegeven; dit ten voordele van de smalle gemeente Leeuwarderadeel, waarin de stad ontstaan is (zie kaart 1). Het aantal namen uit de gemeenten met minder dan 450 naamdragers is tesamen 3741, zodat in de gemeenten met meer naamdragers in totaal 20.310 Friezen met hun namen zijn vermeld.
| |
| |
| |
1.2. De meest gebruikte grond- en naamvormen in 1811-1812.
In verschillende voornamenstudies van de laatste tijd maakt men verschil tussen: een naamvorm (of allonoom: KOHLHEIM 524), elke variant die er van een voornaam voorkomt, bij voorbeeld Jan, Johan, Johannes en Hans tegenover de grondvorm of nomeem, de hoofdvorm, de vertegenwoordiger (of de som) van alle varianten (naamvormen), zoals Jan of Johannes. Voor historische vergelijkingen van de namen zal men uitgaan van de etymologie en dan de grondvorm aanduiden als Johannes. Maar bij synchrone vergelijkingen kan men beter uitgaan van de meest gebruikte vorm Jan. Ook kan de grondvorm aangegeven worden door twee (of meer) van de voornaamste naamvormen te vermelden, bij voorbeeld: Jan/Johannes. Ik geef hierbij de aantallen naamdragers van de meest voorkomende namen in 1811-1812. In de Bijlagen aan het einde van deze studie staan de percentages die de nader bestudeerde namen hebben per betrokken gemeente.
Lijst 2a. De meest gebruikte namen (grondvormen): |
1. |
Jan, Johannes, Johan, Hans, Hannes: |
3030 = 12.5% |
2. |
Pieter, Pier, Petrus, Pierius: |
1234 = 5.1% |
3. |
Hendrik, Hendrikus, Hein(e), Heinse: |
884 = 3.6% |
4. |
Klaas, Laas, Lykle: |
787 = 3.2% |
5. |
Jacob(us), Kobus, Japik, Koop: |
774 = 3.2% |
6. |
Gerrit, Geert, Ger(h)ardus: |
573 = 2.3% |
7. |
Dirk, Durk, Derk: |
479 = 1.9% |
Lijst 2b. Frequentiecijfers van 30 of meer namen (naamvormen): |
1. |
Jan |
2191 = 9.1% |
2. |
Pieter |
1074 = 4.4% |
3. |
Hendrik |
827 = 3.4% |
4. |
Klaas |
727 = 3.0% |
5. |
Jacob |
709 = 2.9% |
6. |
Johannes |
703 = 2.9% |
Beneden 2%: |
7. |
Douwe |
393 = 1.6% |
8. |
Gerrit |
363 = 1.5% |
9. |
Cornelis |
347 = 1.4% |
10. |
Willem |
334 = 1.3% |
11. |
Anne |
313 = 1.3% |
12. |
Harmen |
307 = 1.2% |
| |
| |
| |
| |
Beneden 1.25%. |
13. |
Sjoerd |
289 = 1.2% |
14. |
Dirk |
281 = 1.1% |
15. |
Albert |
275 = 1.1% |
16. |
Wiebe |
259 = 1.0% |
17. |
Gerben |
244 = 1.0% |
Beneden 1%: |
18. |
Sytse |
228 = 0.9% |
19. |
Jelle |
221 = 0.9% |
20. |
Andries |
219 = 0.9% |
21. |
Tjeerd |
204 = 0.8% |
22. |
Marten |
199 = 0.8% |
23. |
Auke |
198 = 0.8% |
24. |
Durk |
197 = 0.8% |
25. |
Geert |
196 = 0.8% |
26. |
Sybren |
193 = 0.8% |
27. |
Simon |
178 = 0.7% |
28. |
Wytse |
164 = 0.6% |
29. |
Bauke |
159 = 0.6% |
30. |
Siebe |
154 = 0.6% |
De volgende rangnummers geef ik onder voorbehoud, want ik heb niet alle namen die hierop kunnen aansluiten, geteld:
31. |
Lieuwe |
151 = 0.6% |
32. |
Rinse |
149 = 0.6% |
33. |
Pier |
143 = 0.5% |
34. |
Ruurd |
137 = 0.5% |
35. |
Sipke |
135 = 0.5% |
36. |
Frans |
115 = 0.4% |
| |
2. Geografische tegenstellingen
2.1. Kerkelijke tegenover friese namen (kaart 2-3).
Om te beginnen wil ik alvast iets zeggen over twee gevallen, waarin een kerkelijke naam veel voorkomt in het noordwesten van Friesland, terwijl een germaanse naam vooral in het zuidoosten thuishoort. Op kaart 2 gaat het om twee van de meest gebruikte voornamen, waarbij telkens de vijf gemeenten zwart zijn gemaakt, waar Pieter hogere percentages haalt dan in andere gemeenten en de vijf waar dit voor Hendrik het geval is. Hendrik is een algemeen-germaanse naam. Maar ongeveer hetzelfde beeld zien we op kaart 3, waar de kerkelijke naam Frans in Sneek en in de noordwestelijke kustgemeenten het meest voorkomt, terwijl de friese naam Wytse vooral in het zuidoosten wordt gebruikt. Ik schrijf hier hier voor het gemak in de tegenwoordige tijd, al is het duidelijk dat ik jaren 1811 en 1812 bedoel.
Deze tegenstelling tussen kerkelijke en friese (of in elk geval germaanse) namen willen we nu wat nader bekijken en voor meer gevallen nagaan. Zoals ik in 1978 op het friese filologenconres heb laten zien, waren de namen in de oudfriese oorkonden vóór 1400 bijna uitsluitend
| |
| |
germaans (fries). Een kerkelijke naam als Johannes of Katharina was nog een hoge uitzondering. Maar uit gegevens van kort na 1500 blijkt dat in de loop van de 15de eeuw een stroom van kerkelijke namen de oude friese naar de achtergrond heeft gedrukt. In zuidelijker streken was deze ontwikkeling al veel eerder begonnen (Gysseling 9). Daar en ook in Friesland zijn de kerkelijke namen steeds meer verbreid en als eigen aanvaard, terwijl men vaak eigen varianten heeft gevormd. Misschien kan de verbreiding in Friesland aanwijzingen geven omtrent de gebieden waar zij het eerst of meest zijn doorgedrongen en waar het laatst of minst.
Hier bij moeten we er op verdacht zijn dat er niet alleen nieuwe namen, maar ook nieuwe, vreemde naamdragers zijn binnengekomen in de loop der eeuwen. Toch mogen we er wel van uitgaan dat de bevolking, vooral op het platteland en daarnaast ook wel in de plattelandsstadjes over het algemeen weinig bewegelijk was. In 1963 heb ik er op gewezen dat in de provincie Groningen in de 18de eeuw de meisjes van het platteland bijna altijd trouwden met jongens uit de eigen plaats of uit de naaste omgeving. Deze conclusie berust op een onderzoek van de trouwboeken uit een aantal plaatsen in verschillende delen van de provincie en wel in drie tijdvakken: 1700-1740, 1741-1780 en 1781-1811. Tussen de gegevens uit deze tijdvakken is echter niet veel verschil te vinden.
We mogen dus aannemen dat de autochtone bevolking toen weinig is veranderd en dat de namen van 1811 gezien de strenge vernoemingsgewoonten in de 18de eeuw nauwelijks zijn gewijzigd. Een stadje als Appingedam en ook Veendam had wat meer verbindingen met de stad Groningen. Maar van vreemde invloeden merkt men weinig, vooral in de andere plaatsen op het platteland. Er is geen reden om te veronderstellen dat de verhoudingen in Friesland toen anders waren dan in Groningen.
Voor Bozum in Baarderadeel, een terpdorpje bij Sneek, heeft Ph.H. Breuker (64) gegevens verstrekt over de 41 jaren van 1616-1657. Bij het eerste huwelijk der mannelijke partners kwam de vrouw in twee van de drie gevallen (68%) uit hetzelfde dorp of uit de omgeving binnen een straal van 10 km, in vier van de vijf gevallen (83%) uit de streek binnen een straal van 20 km en voor 96% uit het gebied binnen een straal van 30 km. Zo hoefde de herkomst der huwelijkspartners hier geen directe aanleiding te zijn tot grote wijzigingen in het karakter der voornaamgeving.
| |
| |
| |
| |
Een ander punt is dat de spelling van de opgetekende namen de uitspraak niet altijd zal dekken. Vermoedelijk heeft de ambtelijke schrijver in 1811-1812 bij voorbeeld de officiële, Nederlandse vorm Dirk opgetekend, ook al noemde de naamdrager zich Durk. Waar men Tjerk of Eeltje spelde met het oog op het nederlandse achtervoegsel -tje, sprak en spreekt men in het Fries -tsj- uit.
| |
2.1.1. Topnamen en kerngemeenten.
De voornamen die in een gebied (land, provincie, gemeente, stad, dorp) het meeste voorkomen, kan men een rangnummer geven op grond van het aantal naamdragers. Zo heeft de grondvorm Jan (dus met inbegrip van de naamvormen Jan, Johannes enz.) bij de reeks grondvormen het rangnummer 1 wegens zijn 3030 dragers in 1811-1812. Bij de naamvormen krijgt Jan eveneens het rangnummer 1 wegens zijn 2191 dragers toen. Dit geldt ook voor de friese gemeenten: Jan staat er telkens bovenaan op de ranglijst en Pieter heeft meestal rangnummer 2.
Om misverstand te voorkomen vermijd ik de term kernnamen, die K. Heeroma heeft bedacht bij de studie van de familienamen. Zie hiervoor onder meer de opmerkingen van J. Goossens uit 1978 (214). Daarom gebruik ik de term topnamen voor die voornamen die in een gebied percentsgewijs veel meer dan elders voorkomen. Zo is Jan een topnaam van 1. Weststellingwerf (19.4% van de namen daar), 2. Harlingen (19.0% daar), 3. Ooststellingwerf (18.9%), 4. Gaasterland (15.1%), 5. Schoterland (14.8%) enzovoort.
Deze vijf, tien of meer gemeenten krijgen dus een rangnummer vanwege deze topnaam. Maar Andries is ook een topnaam van Weststellingwerf (2%), omdat hij er veel meer voorkomt dan in andere gemeenten Andries is verder een topnaam in: 2. Schoterland (1.6%), 3. Tietjerksteradeel (1.5%), 4. Opsterland (1.3%), 5. Ferwerderadeel (1.1%), 6. Ooststellingwerf (1.1%) enzovoort. Het gaat er mij allesbehalve om nieuwe termen zoals topnamen te maken, maar het is alleen mijn bedoeling een korte, handige term bij de hand te hebben die omslachtige omschrijvingen onnodig maakt, zonder misverstanden te veroorzaken.
Het gebied of de gemeente, waar een of meer van deze topnamen voorkomen, kan men als een kerngebied of een kerngemeente van deze topnaam of topnamen beschouwen. Zo is Weststellingwerf een kerngemeente voor de vier topnamen Jan, Jacob, Cornelis en Andries, als we per naam de vergelijking beperken tot de vijf gemeenten waar elk van deze namen de hoogste percentages haalt. Maar, als we de ver- | |
| |
gelijking uitstrekken tot tien kerngemeenten, de tien gemeenten met de hoogste percentages per naam, dan hoort ook Klaas tot de topnamen van Weststellingwerf. Ik verwijs hiervoor naar de Lijsten 3a en 5 met de gegevens over de meest gebruikte kerkelijke namen en naar de percentages van de namen, zoals die in de Bijlagen aan het einde van deze studie zijn vermeld.
3a. De 5 kerngemeentenu waar elk van de volgende kerkelijke topnamen het meeste voorkomt volgens de percentages die het rangnummer bepalen. Bij Hendrik en Simon is het de vraag of we deze grondvormen hier als kerkelijke namen mogen beschouwen of als germaanse namen. De verspreiding kan een aanwijzing vormen. |
Jan: |
1. W.stell., |
2. Harl., |
3. O.stell., |
4. Gaasterl., |
5. Schoterl. |
Pieter: |
1. Ferwerd., |
2. Le.deel |
3. Barradeel |
4. W.donger., |
5. Baarderadl. |
Klaas: |
1. Barradeel |
2. Kollum. |
3. Harlingen |
4. Ferwerd., |
5. Haskerland |
Jacob: |
1. O.stell., |
2. W.stell. |
3. Baarder., |
4. Barradeel |
5. O.dongeradl |
Cornel.: |
1. Opsterl., |
2. Harl., |
3. Barradeel |
4. Ferwerd., |
5. W.stellingw. |
Andries: |
1. W.stell., |
2. Schot., |
3. Tietjerk. |
4. Opsterld |
5. Ferwerderadl |
Marten: |
1. O.dong., |
2. Kollum. |
3. Harlingen |
4. Workum |
5. Idaarderadl |
Frans: |
1. W.dong., |
2. Harl., |
3. Barradeel |
4. Ferwerd., |
5. Sneek |
|
Hendrik: |
1. O.stell., |
2. Schot., |
3. W.stell., |
4. Opsterld |
5. Smallingerld |
Simon: |
1. Leeuw.dl |
2. Ferwerd. |
4. Idaard., |
4. Harlingen |
5. Barradeel |
3b. De 5 kerngemeenten, waar elk van de volgende friese topnamen het meeste voorkomt volgens de percentages die het rangnummer bepalen. Bij Dirk/Durk is het de vraag of we deze grondvorm als een friese naam moeten beschouwen of als een niet-friese naam. De verspreiding kan een aanwijzing geven. |
Douwe: |
1. Baarder., |
2. Wonser. |
3. Wymbrits. |
4. Workum |
5. W.donger. |
Sjoerd: |
1. Idaarder. |
2. Wymbr., |
3. Leeuw.dl |
4. Dantumadl |
5. Tietjerk. |
Sytse: |
1. Opsterld |
2. Schot., |
3. Wymbrits. |
4. Smalling. |
5. Wonseradl |
Jelle: |
1. Wymbrits. |
2. Baard., |
3. Barradeel |
4. Tietjerk. |
5. W.donger. |
Tjeerd: |
1.Ferwerd., |
2.Dantum. |
3. Workum |
4. Sneek |
5. O.donger. |
Auke: |
1. Wymbrits. |
2. Tietj., |
3. Baarderael |
4. Gaasterld |
5. Haskerld |
Bauke: |
1. Workum |
2. Wonser. |
3. Hem.Oldef. |
4. Baarder. |
5. Ferwerd. |
Wytse: |
1. Achtk., |
2. Idaard. |
3. Opsterland |
4. Smalling. |
5. O.stell. |
Lieuwe: |
1. Hem.Old., |
2. O.dong. |
3. Baarderadl |
4. W.donger. |
5. Wymbrits. |
|
Dirk: |
1. Harlingen |
2. Le.deel |
3. Ferwerd., |
4. Barradeel |
5. W.donger. |
| |
2.1.2. Kerkelijke topnamen en hun kerngebieden (kaart 4-10).
Om inzicht te krijgen in de verbreiding en frequentie van de meest opvallende voornamen zouden we voor elke naam de gemeenten waar
| |
| |
| |
| |
deze meer of minder voorkomt, in kaart kunnen brengen met allerhande gradaties. Ik heb dan ook heel wat kladkaarten getekend. In plaats van een dergelijke grote reeks kaarten beperk ik me in dit bestek liever tot een aantal kaarten, waarop de verbreiding van namen met een overeenkomstig (of soms: een tegengesteld) kerngebied gecombineerd wordt weergegeven. Bij enkele bijzonder problematische namen, zoals Simon lijkt het me soms nuttig een kaart te geven van een afzonderlijke naam. Hoe vinden we echter het kerngebied van een of meer namen? Hierbij kunnen we wel het best uitgaan van de kerngemeenten der topnamen. Het is echter de vraag of we een voldoende duidelijk houvast vinden als we uitgaan van de gemeenten met - bij voorbeeld - de vijf of tien hoogste percentages. Daarom gaan we beide mogelijkheden na. Hun resultaten: de kaartbeelden kunnen elkaar aanvullen.
Als we uitgaan van de vijf hoogste percentages van een naam, dus van vijf kerngemeenten, krijgen we het volgende overzicht, dat de vier kerngemeenten geeft met de meeste (4 of 6) kerkelijke topnamen, dus de voornamen met de hoogste percentages (Lijst 4). Het zijn vooral gemeenten aan de noord(west)kust en één in het zuidoosten. Er zijn geen gemeenten bij met 3 of 5 kerkelijke topnamen. De cijfers achter de (voor)letters van de namen geven de rangnummers aan. Over Simon spreek ik iets verderop, maar deze naam is hier alvast meegeteld (zie ook kaart 8).
Lijst 4: Kerkelijke topnamen in vier kerngemeenten (Kaart 4)
|
Gem. |
Jan |
Pieter |
Klaas |
Jac. |
Corn. |
Andr. |
Mart. |
Frans |
Simon |
Totaal |
Harl.: |
J2 |
|
K3 |
|
C2 |
|
M3 |
F2 |
S4 |
: 6 topn. |
Barrad.: |
|
P3 |
K1 |
J4 |
C3 |
|
F3 |
S5 |
: 6 topn. |
Ferw.: |
|
P1 |
K4 |
|
C4 |
A5 |
|
F4 |
S2 |
: 6 topn. |
Wstell.: |
J1 |
|
J2 |
C5 |
A1 |
|
: 4 topn. |
Het resultaat van lijst 4 is op kaart 4 in beeld gebracht. Zwart zijn de gemeenten waar 6 topnamen elkaar overlappen; gearceerd is Weststellingwerf met zijn 4 topnamen. Maar het is nuttig dezelfde aanpak uit te strekken tot de tien hoogste percentages van een naam, dus van zijn tien kerngemeenten. Zo krijgen we in lijst 5 een overzicht, dat de acht kerngemeenten geeft met de meeste, namelijk 9 kerkelijke topnamen. We zien er de gegevens voor 10 voornamen, omdat we zo in de verbreiding van Simon en Hendrik een aanwijzing kunnen vinden om uit te maken of ze hier wel tot de kerkelijke namen mogen worden
| |
| |
gerekend. Hendrik is wel een germaanse naam, maar als naam van de heilige duitse keizer Hendrik II (begin 11de eeuw) zou zijn verspreiding in Friesland sinds de 15de eeuw kunnen overeenkomen met die van de niet-germaanse kerkelijke namen. Dit blijkt nu niet het geval te zijn en daarom zullen we Hendrik hier niet als een kerkelijke naam mogen beschouwen (kaart 2).
LIJST 5: Kerkelijke topnamen en hun kerngemeenten (Kaart 5)
|
Gem. |
Jan |
Pieter |
Klaas |
Jac. |
Corn. |
Andr. |
Mart. |
Frans |
Sim. |
Hendr. |
Totaal |
Workum: |
|
A10 |
M4 |
|
:2 topn. |
Wonser.: |
|
P6 |
K6 |
|
F8 |
S7 |
|
:4 topn. |
Harl.: |
J2 |
|
K3 |
J6 |
C2 |
|
M3 |
F2 |
S4 |
|
:7 topn. |
Barrad.: |
|
P3 |
K1 |
J4 |
C3 |
|
F3 |
S5 |
|
:6 topn. |
|
Ferw.: |
|
P1 |
K4 |
|
C4 |
A5 |
M6 |
F4 |
S2 |
|
:7 topn. |
W.dong.: |
J8 |
P4 |
|
C9 |
|
M10 |
F1 |
|
:5 topn. |
O.dong.: |
J6 |
P10 |
K10 |
J5 |
|
A8 |
M1 |
F10 |
S8 |
|
:8 topn. |
Kollum.: |
J7 |
P7 |
K2 |
J7 |
C7 |
|
M2 |
|
(H9) |
:6 topn. |
Hem.O.: |
|
A6 |
|
F7 |
|
:2 topn. |
Gaast.: |
J4 |
|
J10 |
C10 |
|
M8 |
|
(H8) |
:4 topn. |
Hask.: |
|
K5 |
J9 |
|
A9 |
|
(H7) |
:3 topn. |
Wymbr.: |
|
P8 |
|
S9 |
|
:2 topn. |
Sneek: |
J9 |
P9 |
|
F5 |
S6 |
|
:4 topn. |
Baard.: |
|
P5 |
K8 |
J3 |
|
F9 |
S10 |
|
:5 topn. |
Idaard.: |
|
M5 |
|
S3 |
|
:2 topn. |
Ledeel: |
|
P2 |
|
J8 |
|
F6 |
S1 |
|
:4 topn. |
Wstell.: |
J1 |
|
K9 |
J2 |
C5 |
A1 |
|
(H3) |
:5 topn. |
Ostell.: |
J3 |
|
K7 |
J1 |
|
A7 |
|
(H1) |
:4 topn. |
Schot.: |
J5 |
|
C8 |
A2 |
|
(H2) |
:3 topn. |
Opst.: |
J10 |
|
C1 |
A4 |
|
(H4): |
3 topn. |
Small.: |
|
C6 |
|
M7 |
|
(H5) |
:2 topn. |
Tietj.: |
|
A3 |
|
:1 topn. |
Achtk.: |
|
M9 |
|
(H6) |
:1 topn. |
Dantum.: |
|
(H10) |
|
Simon ziet men in de eerste plaats wel als een kerkelijke, bijbelse naam, maar we moeten ook rekening houden met het bestaan van een germaanse naam *Sigi-man ‘zege-man, overwinnaar’. Het gebruikelijke friese Simen kan er een verzwakking van zijn, ook al is men
| |
| |
| |
| |
gewend er de kerkelijke naam in te zien en hem daarom als Simon te schrijven. Ook bij deze naam lijkt zijn verspreiding een aanwijzing te geven: hij hoort hier blijkbaar bij de kerkelijke namen die hun kerngebied aan de noordwestkust hebben. We zien de hoogste percentages van Simon/Simen juist niet in het zuidoostelijke kerngebied van Hendrik. Op kaart 5 zijn de voornaamste gegevens uit lijst 5 verwerkt. Zie voor Simon: kaart 8.
Op de lijsten 3a en 4 hebben we op grond van de vijf hoogste percentages per naam gezien dat er vier kerngemeenten zijn waar de voornaamste kerkelijke namen elkaar overlappen: 3 zwarte gemeenten aan de noordwestkust met 6 topnamen en 1 gearceerde gemeente in het zuidoosten met 4 topnamen (kaart 4). Nu vinden we op grond van de tien hoogste percentages per naam dat er acht kerngemeenten zijn waar veel kerkelijke namen elkaar overlappen. Dezelfde 3 gemeenten aan de noordwestkust en nog 2 zwarte aan de noordkust hebben nu 6, 7 of 8 topnamen, terwijl dezelfde zuidoostelijke gemeente en nog 2 andere 5 topnamen hebben (kaart 5). De beide kaarten 4 en 5 geven ongeveer hetzelfde beeld: een groot zwart kerngebied van kerkelijke topnamen langs de kust in het noordwesten en noorden en een kleiner gearceerd kerngebied in het zuidoosten (Weststellingwerf).
Zo mogen we vermoeden dat deze kerkelijke namen in vroegere eeuwen Friesland vooral langs twee kanten het eerst of meest zijn binnengedrongen: aan de noordwest- en noordkust en in de tweede plaats aan de zuidgrens. We krijgen de indruk dat de genoemde kuststreken misschien het meest open stonden voor de vreemde (kerkelijke) namen en invloeden, hetzij door handel en kustvaart in of bij deze destijds bloeiende gebieden, hetzij ook door de uitstraling van de grote kloosters en enkele handelssteden, daar of dichtbij. Ook de indijkingen van Het Bildt en langs de Lauwerszee zullen veel vreemden aangetrokken hebben.
Verder is het mogelijk dat in de eeuwen na de hervorming bij de talrijke orthodoxen van de noordelijke kustgemeenten de voorkeur voor bijbelse namen het aantal kerkelijke namen heeft doen toenemen. Maar de verspreiding van de drie niet-bijbelse heiligennamen Klaas, Frans en Marten aan de noord(west)kust pleit voor hun invoer vóór de hervorming, dus in de late Middeleeuwen. Maar ik moet het aan de historici overlaten om na te gaan of deze veronderstellingen kunnen kloppen. Op grond van de gegevens der voornamen en kaarten ziet het er naar uit dat de germaanse (en vooral de friese) namen aan de kust
| |
| |
in het noordwesten, in en bij Harlingen en meer naar het noorden, maar ook via het zuidoostelijke grensgebied van Weststellingwerf het meest zijn teruggedrongen door de kerkelijke namen. Het is jammer dat we van Leeuwarden, Menaldumadeel en Het Bildt geen gegevens hebben en in Dokkum en Franeker zo weinig houvast vinden.
Nu geef ik nog enkele combinatiekaarten, nadat we op kaart 2 en 3 al de vijf kerngemeenten van Pieter en Frans hebben gezien. Op kaart 6 overlappen Jan en Jacob elkaar in het zuidoosten: in Oost- en Weststellingwerf, terwijl ze verder vooral thuishoren in het noorden en/of zuiden: Jacob meer in het noorden, Jan het meest in het zuiden. Kaart 7 geeft aan dat niet minder dan vier kerkelijke namen: Klaas, Cornelis, Frans en kennelijk ook Simon elkaar overlappen in Harlingen, Barradeel en Ferwerderadeel aan de noord(west)kust. Verder komen ze vooral in het noorden of zuidoosten voor (Cornelis).
Van Simon geef ik ook een afzonderlijke kaart 8: zijn verspreiding sluit duidelijk aan bij die van de meeste kerkelijke namen, in elk geval in het noorden en noordwesten, maar niet in het zuidoosten. Frans en Pieter hebben ongeveer hetzelfde kerngebied (kaart 2, 3 en 7, met de lijsten). Klaas en Marten overlappen elkaar in Harlingen en Kollumerland (kaart 9), maar Cornelis en Andries hebben hun gemeenschappelijke kerngebied in Ferwerderadeel aan de noordkust en bovendien in twee zuidoostelijke gemeenten: Weststellingwerf en Opsterland (kaart (kaart 10).
| |
2.1.3. Friese topnamen en hun kerngebied (kaart 11-19).
De concentraties of kerngemeenten der friese voornamen trachten we op dezelfde wijze te vinden als bij de kerkelijke namen. Zoals men in de Bijlagen aan het einde van deze studie kan zien, vinden we Douwe, Sytse, Jelle, Tjeerd en Lieuwe niet in Ooststellingwerf en Bauke ontbreekt in Weststellingwerf. Dit zijn de twee gemeenten ten zuiden van de friese taalgrens, het riviertje de Tjonger. Gezien het feit dat de kerkelijke namen vaak aan de noord(west)kust en aan de zuidgrens voorkomen, is het de vraag of de friese topnamen zich beter handhaven in het centrale gebied tussen deze noordelijke en zuidelijke uitersten met hun concentraties van kerkelijke topnamen. Ik verwijs naar lijst 3b (hiervóór: 2.1.1.) met tien voornamen en lijst 6 met maar acht namen.
Op 3b zien we voor 9 friese namen en ook voor Dirk/Durk telkens vijf kerngemeenten. Hoewel Durk een friese naamvorm is wegens de stamklinker die omstreeks 1700 uit de i is ontstaan, moeten we de
| |
| |
| |
| |
grondvorm Dirk/Durk als een niet-friese naam beschouwen. Zijn verspreiding over zijn vijf kerngemeenten in het noorden en noordwesten sluit aan bij die van de meeste kerkelijke namen. We zullen deze naam wel als een indringer uit de late Middeleeuwen moeten beschouwen: zie verderop onder 2.2.1. en kaart 20.
In lijst 6 is Dirk/Durk daarom weggelaten. Maar ook Wytse komt er niet in voor. De vijf kerngemeenten van Wytse (kaart 3 en 19) liggen in het oosten, dus niet in het kerngebied van de andere friese namen op deze lijst. We vinden hier geen kerngemeenten met 4 friese topnamen, maar zes kerngemeenten, waarvan de twee met 5 of 6 topnamen op kaart 11 zwart zijn aangegeven: Wymbritseradeel en Baarderadeel. Vier andere kerngemeenten, waar drie topnamen elkaar overlappen, zijn gearceerd. Zowel op lijst 6 als op kaart 13 vinden we alle vijf kerngemeenten van Douwe, met zijn bijna 400 naamdragers de meest gebruikte friese voornaam. De cijfers achter de D- en de andere beginletters der namen op lijst 6 zijn de rangnummers. Omdat er een keuze moest worden gemaakt tussen de meest gebruikte friese namen, heb ik de voorkeur gegeven aan Sytse en Wytse met hun opmerkelijke achtervoegsel boven - bij voorbeeld - de verkorte vormen Sybren, Siebe en Wiebe.
Lijst 6: Friese topnamen in zes kerngemeenten (Kaart 11)
|
Gemeente |
Douwe |
Sjoerd |
Sytse |
Jelle |
Tjeerd |
Auke |
Bauke |
Lieuwe |
Totaal |
Wymbr.: |
D3 |
S2 |
S3 |
J1 |
|
A1 |
|
L5 |
:6 topn. |
Baard.: |
D1 |
|
J2 |
|
A3 |
B4 |
L3 |
:5 topn. |
Workum: |
D4 |
|
T3 |
|
B1 |
|
:3 topn. |
Wonser.: |
D2 |
|
S5 |
|
B2 |
|
:3 topn. |
W.dong.: |
D5 |
|
J5 |
|
L4 |
:3 topn. |
Tietj.: |
|
S5 |
|
J4 |
|
A2 |
|
:3 topn. |
Terwijl lijst 6 uitgaat van de zes kerngemeenten met de meeste friese topnamen, de voornamen in de gemeenten waar de vijf hoogste percentages van elke naam voorkomen, zien we op lijst 7 een overzicht op grond van de tien hoogste percentages van elke naam. De gegevens hebben betrekking op negen veel gebruikte friese namen en bovendien op Dirk/Durk, waarop we terugkomen onder 2.2.1. (kaart 20). De sterkste concentraties van 6 of 7 friese topnamen die elkaar overlappen, zijn op kaart 12 zwart aangegeven. Behalve in Wymbritseradeel vinden we deze opeenhopingen nu in Tietjerksteradeel en verder in het noordoosten,
| |
| |
| |
| |
in vijf kerngemeenten in totaal. De kerngemeenten met 5 friese topnamen zijn gearceerd.
Verder geef ik nog enkele kaarten van veel gebruikte friese namen met hun tien kerngemeenten: Douwe (kaart 13), Sjoerd (kaart 17), Sytse (kaart 18) en Wytse (kaart 19). Daarnaast ook een aantal combinatiekaarten, waarop we ons moeten beperken tot de vijf kerngemeenten die voor elke naam de hoogste percentages hebben: kaart 14, waarop Douwe, Jelle en Lieuwe elkaar ten dele (zwart) overlappen, kaart 15 voor Douwe en Bauke, vooral in het westen en kaart 16 voor Jelle en Auke. Bij Sjoerd heb ik ook aangegeven dat de oudere vorm Sierd uit Sieuwerd vooral in Opsterland en Schoterland bewaard is: hij komt er nog even
Lijst 7: Friese topnamen en hun kerngemeenten (Kaart 12)
|
Gemeente |
Douwe |
Sjoerd |
Sytse |
Jelle |
Tjeerd |
Auke |
Bauke |
Wytse |
Lieuwe |
Totaal |
Durk |
Workum: |
D4 |
|
S9 |
J7 |
T3 |
|
B1 |
|
:5 topn. |
|
Wonser.: |
D2 |
|
S5 |
|
T9 |
A10 |
B2 |
|
:5 topn. |
(D10) |
Harl.: |
|
J8 |
|
:1 topn. |
(D1) |
Barrad.: |
D9 |
S10 |
|
J3 |
|
A7 |
B8 |
|
:5 topn. |
(D4) |
Ferw.: |
|
T1 |
|
B5 |
|
L6 |
:3 topn. |
(D3) |
W.dong.: |
D5 |
S7 |
|
J5 |
T6 |
|
B9 |
|
L4 |
:6 topn. |
(D5) |
O.dong.: |
D6 |
|
T5 |
|
L2 |
:3 topn. |
(D7) |
Kollum.: |
|
S10 |
|
T8 |
|
W6 |
|
:3 topn. |
|
Hem.O.: |
|
B3 |
W9 |
L1 |
:3 topn. |
(D8) |
Gaast.: |
|
A4 |
B6 |
|
:2 topn. |
|
Hask.: |
|
S8 |
|
A5 |
|
:2 topn. |
|
Wymbr.: |
D3 |
S2 |
S3 |
J1 |
|
A1 |
|
W8 |
L5: |
:7 topn. |
|
Sneek: |
|
T4 |
|
:1 topn. |
|
Baard.: |
D1 |
|
J2 |
|
A3 |
B4 |
|
L3 |
:5 topn. |
|
Idaard.: |
|
S1 |
S6 |
|
A9 |
B7 |
W2 |
|
:5 topn. |
(D6) |
Le.deel: |
D7 |
S3 |
|
J6 |
T10 |
|
B10 |
|
L10 |
:6 topn. |
(D2) |
Wstell.: |
|
- |
|
Ostell.: |
|
W5 |
|
:1 topn. |
|
Schot.: |
|
S2 |
|
W10 |
|
:2 topn. |
|
Opst.: |
|
S1 |
J10 |
|
W3 |
|
:3 topn. |
|
Small.: |
|
S6 |
S4 |
|
T7 |
A6 |
|
W4 |
L9 |
:6 topn. |
|
Tietj.: |
D8 |
S5 |
S7 |
J4 |
|
A2 |
|
W7 |
L7 |
:7 topn. |
|
Achtk.: |
|
S9 |
S8 |
J9 |
|
W1 |
|
:4 topn. |
(D9) |
Dant.: |
D10 |
S4 |
|
T2 |
A8 |
|
L8 |
:5 topn. |
|
| |
| |
veel voor als Sjoerd (kaart 17). Dit geldt ook voor het vaak conservatieve Hindeloopen, maar voor dit stadje hebben we te weinig naamdragers voor een verantwoorde vergelijking.
Het kerngebied van Wytse (kaart 3 en 19) ligt duidelijk in het zuidoosten, terwijl we Sytse ook veel in het westen vinden (kaart 18). Over het algemeen zijn deze friese namen dus vooral bewaard tussen de twee uitersten (de noordkust en de zuidgrens) met hun concentraties van kerkelijke namen. Op de etymologische mogelijkheden wil ik nu niet al te zeer ingaan. Gemakshalve verwijs ik voor deze friese namen naar J. Van der Schaar (1964) onder Douwe ‘duif’, Sieuwerd (Sjoerd), Siet (Sytse), Jelle/Gelle (waarin: ‘geld, vergelding’), Tjaard (waarover meer bij M. 1972, 9), Aue/Ave, Baue/Bavo, Wide (Wytse) en Leeuwe, maar liever: Lieuwer.
| |
2.2. Andere geografische tegenstellingen.
Al is de tegenstelling tussen kerkelijke en germaanse of friese voornamen wel het belangrijkst, toch wil ik kort even ingaan op enkele andere tegenstellingen van verschillende aard.
| |
2.2.1. Dirk, Durk, Derk en T(s)jerk (kaart 20).
Van oudgermaans standpunt uit gezien zijn Dirk, Durk, Derk en Tjerk (uitgesproken als Tsjerk) naamvormen van een oudgermaanse grondvorm. Terwijl uit de oudfriese naamvorm Thiadrik met een stijgende tweeklank ia de nieuwfriese vorm Tsjerk ontstond, ontwikkelden zich nederlands Dirk en Derk uit Diedrik. Maar in de 15de eeuw drong Dirk ook in Friesland binnen, zoals ik al in 1972 (11) en 1979 (173) heb laten zien. In Holland kwam Dirck al in de 13de-14de eeuw als naam van graven het meest voor van de germaanse namen (J. Van der Schaar 1953, 99).
Het is wel opmerkelijk dat we in de oudfriese oorkonden Dirck eerder aantreffen (in O. III, 2 van 1403) dan Thiarck. Bij de eerste zes personen die er Dirck heten, zijn er vier geestelijken. J.H. Brouwer (25-27) vond in Franekeradeel in 1511 en 1514 Dirk 12 keer naast Tsjerk 9 maal, terwijl de kerkelijke namen daar toen al veel sterker stonden dan de voornaamste friese: naast Jan/Hans (61 ×) kwam Douwa veel minder voor (31 ×). Hollands Dirck met zijn onfriese beginconsonant is dus wel degelijk tegelijk met de vloed van kerkelijke namen in Friesland opgedrongen in de 15de eeuw.
| |
| |
| |
| |
Omstreeks 1700 werd zijn stamklinker tot een u gerond, evenals in woorden als wirk ‘werk’ en wird ‘woord’. Maar in veel gevallen werd Durk onder ambtelijke invloed toch nog als Dirk opgetekend. Zo heeft het geen zin de naamvormen Durk en Dirk, die in 1811 en 1812 werden vermeld per gemeente in kaart te brengen. Wel heb ik van Dirk, Durk en het zeldzame Derk als één grondvorm een kaart getekend (kaart 20). Zijn verspreiding in het noordwesten komt overeen met die van de gelijktijdig binnengedrongen kerkelijke namen als Pieter, Frans, Simon (kaart 2, 3, 4, 7 en 8).
Omdat Tjerk niet zo veel gebruikt wordt, hebben alleen de vijf hoogste percentages van deze friese vorm enige waarde voor een vergelijking. Zoals we op kaart 20 zien, komt Dirk/Durk het meest voor in de vier kustgemeenten Harlingen, Barradeel, Ferwerderadeel en Westdongeradeel en ook in Leeuwarderadeel, maar Tjerk in Barradeel en Oostdongeradeel en verder vooral iets zuidelijker: in Wonseradeel, Baarderadeel en Leeuwarderadeel. Dit steunt de veronderstelling dat de middelned. D-vorm in het bijzonder aan de noordwestkust is binnengedrongen, terwijl de friese Tj-vorm zich vooral zuidelijker heeft gehandhaafd.
| |
2.2.2. Sjoerd en Sierd uit Sieuwerd (kaart 17).
De oudgermaanse vorm Sigi-ward ‘zege-wachter’ werd in het Oudfries verkort tot Sîwerd, waarin de stamklinker van het eerste deel met de w van het tweede een dalende tweeklank vormde. Deze naamvorm Sieuwerd, verkort tot Sierd, kwam in 1811 en 1812 nog voor, verspreid over verschillende gemeenten. Maar al vroeg was over het algemeen de dalende tweeklank stijgend geworden en samengevallen met die uit Sê-ward ‘zee-wacht’ (M. 1980, 176). Het resultaat Siûrd vinden we onder meer in de oudfriese oorkonden. Onder invloed van de nederlandse spelling schrijft men later meestal Sjoerd. Op onze kaart 17 zien we de tien kerngemeenten van Sjoerd: de vijf met de hoogste percentages zijn weer zwart gemaakt.
Met Douwe behoort Sjoerd tot de meest gebruikte friese voornamen. De oude vormen Sierd en Sieuwerd komen te weinig voor om ze na berekening der percentages in kaart te kunnen brengen. In drie gemeenten vinden we Sierd nog even vaak als Sjoerd: 9 keer in Opsterland (0.55%), 4 maal in Schoterland (0.49%) en 3 maal (0.85%) in het schiereilandje Hindeloopen, dat in menig opzicht een conservatief dialect heeft. Maar omdat dit stadje zo klein is, laat ik zijn cijfers
| |
| |
| |
| |
buiten beschouwing. Op de kaart van Sjoerd heb ik daarom Sierd alleen aangegeven in Opsterland en Schoterland.
| |
2.2.3. Gerrit in het westen en Geert in het oosten (kaart 21).
Uit de oudgermaanse naam Gêr-hard ‘hard als een speer’ is de veel gebruikte nederlandse en friese naamvorm Gerrit ontstaan met verkorting van de lange stamklinker in het eerste bestanddeel en eveneens een verzwakking van het tweede. De naamvorm Geert kan worden verklaard door aan te nemen dat het eerste bestanddeel zich beter heeft gehandhaafd dan het tweede, waarvan alleen de slot-t is overgebleven. Het is opmerkelijk dat de ene naamvorm zo sterk staat in het westen en de andere in het oosten, waardoor hun kerngebieden (van elk: vijf kerngemeenten) elkaar zelfs niet raken (kaart 21).
| |
2.2.4. Rienk en Eelke tegenover Rients en Eelt(s)je (kaart 22-23).
Voor de etymologie van deze namen verwijs ik naar J. Van der Schaar (1964) onder Rien en Ale. Waarschijnlijk moeten we uitgaan van oudfries Renick, Revenick, waarin oudfries *hreven ‘raaf’ (M. 1977, 84-87) en van oudfries Alef uit Adolf, nederl. Odulf, uit oudgerm. Audawulf ‘rijke strijder’ (M. 1982, 72). De laatste consonant van Rienk en Eelke is door een laat-oudfriese palatalisering en assibilering tot -tsj- geworden. Aan het slot is deze combinatie tot -ts vereenvoudigd (in Rients), maar in Eeltsje is hij bewaard, al werd (en wordt?) hij naar het voorbeeld van de nederlandse vekleinuitgang vaak als -tje gespeld, in elk geval bij het optekenen in 1811 en 1812.
Het bleek bezwaarlijk beide naamvormen Rienk en Rients op één kaart duidelijk aan te geven en hetzelfde geldt voor Eelke en Eeltsje. Daarom leek het beter beide -k-vormen op kaart 22 en beide -tsj-vormen op kaart 23 te lokaliseren. Omdat deze namen niet zo veel voorkomen, moeten we ons beperken tot de vijf kerngemeenten van deze vier naamvormen. Het beeld dat beide kaarten opleveren, is op het eerste gezicht weinig duidelijk. Toch vindt men bij vergelijking dat de -k- vormen vooral in het noordoosten en zuiden zijn bewaard. De jongere -tsj-vormen vinden we juist in het tussenliggende gebied: het westen en midden, waar de laat-oudfriese palatalisering en assibilering blijkbaar zijn ontstaan (J.J. Loopstra 89).
| |
| |
| |
| |
| |
3. De voornamen van de gemeente het Bildt in 1749 (kaart 24).
Op grond van wat we hiervoor onder 2.1. hebben besproken, mogen we aannemen dat de samenstelling van de bevolking op het platteland van Friesland (en Groningen) in de loop van de 18de eeuw maar weinig is gewijzigd. Gezien de herkomst der huwelijkspartners uit de eigen gemeente of de naaste omgeving zal het karakter der voornamen door de strenge vernoemingsgewoonten over het algemeen ongeveer hetzelfde zijn gebleven. Er vestigden zich toen in elk geval niet veel vreemdelingen op het platteland. Zoals vermeld onder 1.1. zijn de namenlijsten uit 1811 van de gemeente Het Bildt (aan de noordwestkust) niet bewaard.
Daarom lijkt het wel van belang de voornamen na te gaan die de bewoners van Het Bildt in 1749 droegen, volgens de zogenaamde quotisatiekohieren, die in 1980 door P. Nieuwland zijn uitgegeven. De bewoners van 1749 waren voor een groot deel de (over)grootouders en naamgenoten van de bewoners in 1811. Wanneer ik de voornamen meetel van de mannen die blijken uit de vermelding van hun weduwe, kom ik voor 1749 op een totaal van 611 mannen met voornamen. Er zijn er namelijk ook van wie alleen de initialen worden vermeld. Ik geef nu een lijstje van de meest gebruikte kerkelijke namen (de grondvormen) en van andere namen of naamvormen. We kunnen geen studie maken van de voornamen in de quotisatiekohieren van alle friese gemeenten, want het kan nog jaren duren, eer deze zijn uitgegeven. Daarom beperk ik me nu tot de gegevens van Het Bildt uit 1749.
De meest gebruikte namen (grondvormen): |
Jan, Johannes |
13.9% |
Cornelis |
4.7% |
Pytter |
6.2% |
Klaas, Laas |
4.4% |
Jacob |
4.7% |
Hendrik, Heine |
3.9% |
Enkele andere namen (naamvormen) ter vergelijking: |
Dirk |
3.2% |
Lieuwe |
0.8% |
Symon |
1.1% |
Frans |
0.8% |
Tjeerd |
0.9% |
Marten |
0.8% |
Opmerkelijk is dat enkele friese namen toen niet op Het Bildt voorkwamen, namelijk Auke (wel Ouwe) en Wytse. De naamvormen Rienk en Eelke ontbreken niet, maar Rients en Eelt(s)je wel. Wanneer we nu net doen of de voornamen van 1749 in 1811 in dezelfde verhouding
| |
| |
| |
| |
voorkwamen (wat niet onmogelijk en wel waarschijnlijk is), dan kunnen we proberen deze gegevens voor Het Bildt op onze lijsten en kaarten te verwerken. Bij die voor de friese namen hoeft er dan weinig of niets gewijzigd te worden. Maar de lijsten en kaarten van Dirk en veel kerkelijke voornamen geven een ander beeld.
In lijst 4 zouden we op grond van de gegevens uit Het Bildt voor de kerkelijke topnamen vijf gemeenten moeten opnemen, door toevoeging van Het Bildt met vier topnamen: Klaas, Jacob, Cornelis en Simon. Daardoor houdt Weststellingwerf op deze lijst drie topnamen over (Cornelis: C5 vervalt hier) en Barradeel houdt er vijf (hier vervalt Simon: S5). Op kaart 4 blijven dan de drie gemeenten met 5 of 6 topnamen zwart: Harlingen, Barradeel en Ferwerderadeel, terwijl het tussen beide laatste gemeenten gelegen Bildt gearceerd wordt, evenals Weststellingwerf.
Een duidelijker beeld krijgen we, als we ook op lijst 5 en kaart 5 rekening mogen houden met de gegevens voor Het Bildt. In lijst 5 verschijnt Het Bildt dans als een kerngemeente voor niet minder dan zeven topnamen: Jan, Pytter, Klaas, Jacob, Cornelis, Frans en Symon. Dit gaat vooral ten koste van Oostdongeradeel, dat van zijn acht topnamen er drie kwijt raakt (Pieter, Klaas en Frans). Terwijl Het Bildt nu zwart is, evenals Harlingen, Barradeel, Ferwerderadeel en Kollumerland, wordt Oostdongeradeel in plaats van zwart, gearceerd, evenals Westdongeradeel en ook Baarderadeel (dat Simon als topnaam verliest) en Weststellingwerf (zie kaart 24).
Ook een aantal andere kaarten van kerkelijke namen zouden veranderen, maar ik wijs alleen op de kaart van Dirk, waarop Het Bildt in plaats van een vraagteken een D. krijgt, terwijl Westdongeradeel deze verliest (vergelijk: kaart 20). Zo vormen dan de vier aaneengesloten kustgemeenten: Harlingen, Barradeel, Het Bildt en Ferwerderadeel met Leeuwarderadeel als vijfde gemeente het kerngebied van Dirk. We zien dus bijna hetzelfde beeld als op kaart 24, waar we dezelfde vier aaneengesloten kustgemeenten vinden, maar met Kollumerland als vijfde.
Als we dus inderdaad voor Het Bildt de voornamen der (over)grootouders uit 1749 mogen gebruiken voor de ontbrekende namen der kleinkinderen uit 1811, krijgen we bij Dirk en bij de kerkelijke topnamen ongeveer hetzelfde kerngebied: Het Bildt tussen zijn buren langs de kust, Harlingen, Barradeel en Ferwerderadeel en op kaart 24 ook Kollumerland. Dit laatste gebied ligt aan de Lauwerszee en de grens met Groningen. Het is ten dele ook laat ingepolderd, evenals Het Bildt.
| |
| |
Dit versterkt het vermoeden dat in deze gemeenten de vreemde invloeden op de voornamen bijzonder sterk zijn geweest ten tijde van de vestiging in de nieuwe polders (vergelijk hiervoor: 2.1.2.).
| |
4. Samenvatting
De voornamen van 24.051 Friezen, die in 1811 en 1812 in 39 friese gemeenten zijn opgetekend, tegelijk met de verplichte familienamen, zijn in 1977-1982 per gemeente uitgegeven in een achtdelig Repertorium van familienamen. Ondanks dat het materiaal uit twee gemeenten (waaronder Het Bildt) is verloren geraakt en verschillende andere gemeenten te weinig gegevens opleveren voor een enigszins betrouwbare naamgeografische verwerking, blijkt ons onderzoek toch wel enkele perspectieven te openen. Al zijn onze kaarten door de vele leemten erg gebrekkig en vaak weinig duidelijk, bij nader toezien tekent zich wel een neerslag af van enige taalhistorisch-geografische tegenstellingen en ontwikkelingen.
Op het platteland en in de kleine steden trouwden de meisjes bijna altijd met jongens uit de eigen plaats of de naaste omgeving. Dit is vastgesteld voor de 18de eeuw, maar geldt ook wel voor wat vroegere perioden. Bovendien werden door de strenge vernoemingsgewoonten de voornamen der grootouders, ooms en tantes goed bewaard in vele generaties en stambomen. Daarom mogen we veronderstellen dat de verbreiding der voornamen over de gemeenten vrij vast lag en slechts heel geleidelijk kon veranderen. Het is echter niet gemakkelijk de factoren te vinden die ergens wijzingen veroorzaakten. Deze problemen wil ik daarom graag aan de historici en genealogen voorleggen.
De eerste tegenstelling en ontwikkeling die opvalt, is dat de kerkelijke namen Jan, Pieter, Klaas, Jacob, Cornelis, Andries, Marten, Simon en Frans zo sterk zijn komen te staan in twee ver uiteen gelegen gebieden, vermoedelijk de streken waar ze sinds de 15de eeuw in Friesland zijn binnengedrongen:
(1) | in de noordelijke kuststrook van Harlingen tot de grens met Groningen, |
(2) | in de twee zuidoostelijke gemeenten langs de friese taalgrens, in Weststellingwerf vooral. |
Welke factoren hebben de verschuivingen in deze streken bepaald? Handel en kustvaart in samenhang met inpolderingen van Het Bildt en van het Lauwerszeegebied? Kerkelijke en andere invloeden van elders
| |
| |
| |
| |
via de bevolking der grote kloosters, die er vooral in de noordelijke kuststrook tot de hervorming bestaan hebben? De concentratie van de drie niet-bijbelse heiligennamen Klaas, Frans en Marten aan de noord-(west)kust pleit voor een invoerperiode vóór de hervorming, dus in de late Middeleeuwen.
In elk geval wijken de beide genoemde gebieden, de noordelijke en de zuidelijke stroken, bij de voornaamtypen af van het centrale platteland. J.A. Faber (396-397) heeft op de agrarische sector gewezen als een belangrijke stabiliserende factor. Hij heeft verondersteld dat de stabiliteit van de friese plattelandssamenleving het behoud was van de friese taal. We mogen echter de factoren die de taalveranderingen bewerken, niet zonder meer op één lijn stellen met de invloeden op de keuze der voornamen.
De friese namen, waarvan vooral Douwe, Sjoerd, Sytse, Jelle, Tjeerd, Auke, Bauke, Wytse en Lieuwe veel voorkomen, blijken in het bijzonder thuis te horen in het overgrote deel van Friesland tussen de net vermelde uiterste stroken (de noordwestkust en de Stellingwerven in het zuidoosten). Wymbritseradeel en meer centraal gelegen gemeenten vormen de kernen van dit gebied. Daarentegen ontbreken Douwe, Sytse, Jelle, Tjeerd en Lieuwe geheel in Ooststellingwerf. Er zijn twee voornamen, die men niet alleen als kerkelijke, maar ook als germaanse namen kan beschouwen. Gezien hun verbreiding in Friesland sluit elk van deze twee zich aan bij een van de genoemde groepen: Simon bij de kerkelijke en Hendrik bij de germaanse namen. De cultus van de heilige duitse keizer Hendrik II heeft hier blijkbaar geen rol gespeeld.
Dirk/Durk is ook een germaanse naam, maar de naamvorm Dirk met zijn D- is oorspronkelijk middelnederlands. Vermoedelijk is hij tegelijk met de kerkelijke namen in de 15de en 16de eeuw vooral aan de noordwestkust Friesland binnengedrongen. Het zuiver-friese equivalent T(s)jerk komt aan deze kust nog wel voor, maar staat meer naar het zuiden sterker. Een typisch friese tegenstelling hebben we nog gevonden tussen enerzijds de noordoostelijke en zuidelijke streken waar Rienk en Eelke hun -k-vormen hebben bewaard en anderzijds het centrale gebied ertussenin, waar Rients en Eelt(s)je hun -tsj-vormen danken aan een laat-oudfriese palatalisering en assibilering.
Terwijl Sierd en Sieuwerd nog voorkomen, vooral in enkele uithoeken, hoort de jongere naamvorm Sjoerd blijkbaar thuis in hetzelfde centrale gebied, dat zoveel friese namen volop heeft bewaard in verzet tegen vreemde invloeden en dat tegelijk ook een haard was voor eigen
| |
| |
friese vernieuwingen. Tenslotte wijs ik nog op de tegenstelling tussen twee germaanse naamvormen: Gerrit, vooral in het westen, en Geert, meer in het oosten. Vermoedelijk sluiten Geert en Hendrik zich hier aan bij gebieden in Groningen en Drente, waarvoor mij onvoldoende gegevens ter beschikking staan.
Van de gemeente Het Bildt in het noordwesten zijn de namenlijsten uit 1811 en 1812 niet bewaard. Wel hebben we de voornamen van Het Bildt uit 1749, dus van (over)grootvaders der bewoners van 1811. Als het karakter der voornamen toen weinig veranderde, kunnen we deze ter vergelijking gebruiken. De friese namen Auke en Wytse kwamen er niet voor, Rients en Eeltje evenmin. Maar in het veelvuldig gebruik van Dirk en de voornaamste kerkelijke namen lijkt Het Bildt een sterke schakel te vormen tussen de aansluitende kustgemeenten Harlingen, Barradeel, Het Bildt en Ferwerderadeel (kaart 24). Ook Kollumerland langs de Lauwerszee en de grens met Groningen deed er blijkbaar volop aan mee, meer dan de Dongeradelen. Dit zou kunnen wijzen op vreemde invloeden via de inpolderingen van Het Bildt en in Kollumerland.
Park Arenberg 62.
NL-3731 ET De Bilt.
augustus 1982,
H.T.J. Miedema
| |
| |
| |
5. Bijlagen
5.1. Percentages in de kustgemeenten: west- en noordkust.
1a. De Westkust |
Workum |
Wonseradeel |
Harlingen |
Barradeel |
|
665 m. |
1500 m. |
452 m. |
671 m. |
Jan, Johannes e.d. |
9.9% |
10.8% |
19.0% |
12.2% |
Pieter, Pier e.d. |
4.9% |
6.1% |
3.5% |
7.1% |
Hendrik, Heine e.d. |
2.2% |
2.3% |
3.3% |
1.7% |
Klaas, Lykle e.d. |
3.4% |
4.0% |
4.4% |
4.7% |
Jacob, Koop e.d. |
'2.7% |
2.6% |
3.7% |
4.1% |
Cornelis, Kees |
0.9% |
1.0% |
2.6% |
2.3% |
Dirk, Durk, Derk |
0.9% |
2.0% |
3.7% |
3.4% |
Douwe (naamvorm) |
3.0% |
3.1% |
0.4% |
2.0% |
Sjoerd (naamvorm) |
0.9% |
1.4% |
0.8% |
1.4% |
Sytse (naamvorm) |
1.0% |
1.3% |
0.6% |
0.2% |
Jelle (naamvorm) |
0.9% |
0.5% |
0.8% |
1.6% |
Tjeerd (naamvorm) |
1.3% |
1.0% |
0.4% |
0.7% |
Auke (naamvorm) |
0.4% |
0.8% |
0.2% |
0.8% |
Bauke (naamvorm) |
1.5% |
1.4% |
- |
0.8% |
Wytse (naamvorm) |
0.1% |
0.3% |
0.6% |
0.4% |
Lieuwe (naamvorm) |
0.4% |
0.4% |
0.2% |
0.7% |
Andries, Anders e.d. |
1.0% |
0.6% |
0.6% |
0.5% |
Marten, Merten e.d. |
1.3% |
0.8% |
1.5% |
0.8% |
Frans, François |
0.4% |
0.6% |
1.3% |
1.0% |
1b. De Noordkust |
Ferwerderadl |
W.dongeradl |
O.dongeradl |
Kollumerland. |
|
1085 m. |
602 m. |
941 m. |
881 m. |
Jan, Johannes e.d. |
12.7% |
14.1% |
14.7% |
14.6% |
Pieter, Pier e.d. |
7.6% |
7.1% |
5.7% |
6.1% |
Hendrik, Heine e.d. |
3.3% |
1.8% |
2.4% |
4.1% |
Klaas, Lykle e.d. |
4.1% |
2.8% |
3.7% |
4.4% |
Jacob, Koop e.d. |
2.3% |
2.3% |
3.9% |
3.7% |
Cornelis, Kees |
1.8% |
1.4% |
1.3% |
1.7% |
Dirk, Durk, Derk |
3.6% |
2.8% |
2.6% |
1.5% |
Douwe (naamvorm) |
1.4% |
2.6% |
2.5% |
0.9% |
Sjoerd (naamvorm) |
0.8% |
1.6% |
0.6% |
0.4% |
Sytse (naamvorm) |
0.8% |
0.4% |
0.8% |
1.0% |
Jelle (naamvorm) |
0.4% |
1.1% |
0.7% |
0.6% |
Tjeerd (naamvorm) |
1.4% |
1.1% |
1.1% |
1.1% |
Auke (naamvorm) |
0.3% |
0.3% |
0.2% |
0.5% |
Bauke (naamvorm) |
1.0% |
0.8% |
0.4% |
0.3% |
Wytse (naamvorm) |
0.7% |
0.6% |
0.5% |
0.9% |
Lieuwe (naamvorm) |
0.9% |
1.1% |
1.3% |
0.6% |
Andries, Anders e.d. |
1.1% |
0.6% |
1.1% |
0.3% |
Marten, Merten e.d. |
1.1% |
0.9% |
1.7% |
1.5% |
Frans, François |
1.0% |
1.4% |
0.5% |
0.4% |
| |
| |
| |
5.2. Het tussengebied: het zuidwesten en het midden.
2a. Het Zuidwesten |
Hemel. Oldef. |
Gaasterland |
Haskerland |
Wymbritseradl. |
|
503 m. |
494 m. |
638 m. |
848 m. |
Jan, Johannes e.d. |
6.1% |
15.1% |
12.2% |
10.6% |
Pieter, Pier e.d. |
2.9% |
4.2% |
3.9% |
5.8% |
Hendrik, Heine e.d. |
3.1% |
4.8% |
5.0% |
1.8% |
Klaas, Lykle e.d. |
1.3% |
2.4% |
4.0% |
3.0% |
Jacob, Koop e.d. |
2.1% |
3.4% |
3.4% |
2.8% |
Cornelis, Kees |
1.1% |
1.4% |
1.2% |
1.4% |
Dirk, Durk, Derk |
2.1% |
1.6% |
1.4% |
1.2% |
Douwe (naamvorm) |
1.3% |
0.6% |
0.3% |
3.0% |
Sjoerd (naamvorm) |
1.1% |
0.8% |
1.5% |
2.2% |
Sytse (naamvorm) |
0.7% |
- |
0.7% |
1.5% |
Jelle (naamvorm) |
0.7% |
0.8% |
0.7% |
1.6% |
Tjeerd (naamvorm) |
0.1% |
0.6% |
0.6% |
0.3% |
Auke (naamvrm) |
0.3% |
1.0% |
0.9% |
1.7% |
Bauke (naamvorm) |
1.1% |
1.0% |
0.4% |
0.7% |
Wytse (naamvorm) |
0.7% |
0.4% |
0.4% |
0.8% |
Lieuwe (naamvorm) |
1.5% |
0.2% |
0.3% |
0.9% |
Andries, Anders e.d. |
1.1% |
0.2% |
1.0% |
0.2% |
Marten, Merten e.d. |
0.1% |
1.0% |
0.6% |
0.9% |
Frans, François |
0.7% |
0.4% |
0.1% |
0.2% |
2b. Het Midden |
Sneek |
Baarderadl |
Idaarderadl |
Leeuwarderadl. |
|
585 m. |
668 m. |
605 m. |
838 m. |
Jan, Johannes e.d. |
13.8% |
10.4% |
9.9% |
10.8% |
Pieter, Pier e.d. |
5.8% |
6.7% |
3.9% |
7.1% |
Hendrik, Heine e.d. |
3.0% |
1.3% |
2.3% |
2.9% |
Klaas, Lykle e.d. |
3.5% |
3.7% |
2.9% |
2.5% |
Jacob, Koop e.d. |
2.0% |
4.1% |
2.9% |
3.4% |
Cornelis, Kees |
1.0% |
0.8% |
1.3% |
1.3% |
Dirk, Durk, Derk |
1.1% |
1.6% |
2.8% |
3.6% |
Douwe (naamvorm) |
1.5% |
3.5% |
0.8% |
2.2% |
Sjoerd (naamvorm) |
0.6% |
1.1% |
3.1% |
1.9% |
Sytse (naamvorm) |
0.5% |
0.1% |
1.3% |
0.8% |
Jelle (naamvorm) |
0.6% |
1.6% |
0.6% |
0.9% |
Tjeerd (naamvorm) |
1.1% |
0.5% |
0.9% |
0.9% |
Auke (naamvorm) |
0.6% |
1.0% |
0.8% |
0.5% |
Bauke (naamvorm) |
0.6% |
1.0% |
0.9% |
0.7% |
Wytse (naamvorm) |
0.6% |
0.2% |
1.1% |
0.4% |
Lieuwe (naamvorm) |
0.5% |
1.1% |
0.1% |
0.7% |
Andries, Anders e.d. |
0.8% |
0.8% |
0.4% |
0.4% |
Marten, Merten e.d. |
0.6% |
0.4% |
1.3% |
0.8% |
Frans, François |
0.8% |
0.5% |
0.3% |
0.8% |
| |
| |
| |
5.3. De Wouden (het oosten): het zuidoosten en middenoosten.
3a. Het Zuidoosten |
W.stellingw. |
O.stellingw. |
Schoterland |
Opsterland |
|
1283 m. |
513 m. |
806 m. |
1610 m. |
Jan, Johannes e.d. |
19.4% |
18.9% |
14.8% |
13.6% |
Pieter, Pier e.d. |
3.6% |
4.6% |
3.2% |
2.9% |
Hendrik, Heine e.d. |
6.3% |
8.3% |
6.5% |
6.2% |
Klaas, Lykle e.d. |
3.7% |
3.8% |
2.9% |
1.8% |
Jacob, Koop e.d. |
4.4% |
6.8% |
3.3% |
3.1% |
Cornelis, Kees |
1.7% |
0.7% |
1.6% |
5.9% |
Dirk, Durk, Derk |
2.0% |
1.1% |
0.8% |
0.9% |
Douwe (naamvorm) |
0.1% |
- |
1.1% |
0.4% |
Sjoerd (naamvorm) |
0.4% |
0.3% |
0.4% |
0.5% |
Sytse (naamvorm) |
0.1% |
- |
1.7% |
2.2% |
Jelle (naamvorm) |
0.7% |
- |
0.7% |
0.8% |
Tjeerd (naamvorm) |
0.3% |
- |
0.4% |
0.8% |
Auke (naamvorm) |
0.3% |
0.7% |
0.7% |
0.7% |
Bauke (naamvorm) |
- |
0.1% |
0.4% |
0.6% |
Wytse (naamvorm) |
0.1% |
0.9% |
0.7% |
0.9% |
Lieuwe (naamvorm) |
0.2% |
- |
0.1% |
0.3% |
Andries, Anders e.d. |
2.0% |
1.1% |
1.6% |
1.3% |
Marten, Merten e.d. |
0.8% |
0.5% |
0.4% |
0.5% |
Frans, François |
0.3% |
0.1% |
0.2% |
0.06% |
3b. Het Middenoosten |
Smallingerl. |
Tietjerk.dl |
Achtkarsp. |
Dantumadl. |
|
1225 m. |
1193 m. |
798 m. |
906 m. |
Jan, Johannes e.d. |
12.5% |
13.2% |
11.5% |
11.2% |
Pieter, Pier e.d. |
2.8% |
4.6% |
3.1% |
4.8% |
Hendrik, Heine e.d. |
5.2% |
3.1% |
5.1% |
4.1% |
Klaas, Lykle e.d. |
1.7% |
3.1% |
2.0% |
3.5% |
Jacob, Koop e.d. |
3.1% |
1.9% |
3.1% |
2.5% |
Cornelis, Kees |
1.7% |
1.2% |
1.2% |
1.2% |
Dirk, Durk, Derk |
1.5% |
1.9% |
2.1% |
1.6% |
Douwe (naamvorm) |
1.3% |
2.0% |
0.2% |
1.7% |
Sjoerd (naamvorm) |
1.7% |
1.8% |
1.5% |
1.8% |
Sytse (naamvorm) |
1.3% |
1.1% |
1.1% |
0.9% |
Jelle (naamvorm) |
0.6% |
1.1% |
0.8% |
0.6% |
Tjeerd (naamvorm) |
1.1% |
0.3% |
0.5% |
1.4% |
Auke (naamvorm) |
0.8% |
1.5% |
0.6% |
0.8% |
Bauke (naamvorm) |
0.4% |
0.5% |
0.3% |
0.2% |
Wytse (naamvorm) |
0.9% |
0.8% |
2.3% |
0.2% |
Lieuwe (naamvorm) |
0.7% |
0.8% |
0.5% |
0.7% |
Andries, Anders e.d. |
0.2% |
1.5% |
1.0% |
0.8% |
Marten, Merten e.d. |
1.1% |
0.8% |
1.0% |
0.9% |
Frans, François |
0.1% |
0.1% |
0.2% |
0.3% |
| |
| |
| |
5.4. Lijstje van de 24 kaarten.
1. | Gemeentenamen |
2. | Pieter in het noordwesten en Hendrik in het zuidoosten |
3. | Frans in Sneek en het noordwesten en Wytse in het zuidoosten |
4. | De 4 gemeenten met de meeste kerkelijke topnamen (lijst 4) |
5. | De 8 gemeenten met de meeste kerkelijke topnamen (lijst 5) |
6. | Jan en Jacob in het noordwesten en zuidoosten |
7. | Klaas, Cornelis, Simon en Frans vooral in het noordwesten |
8. | Simon/Simen in het noordwesten (10 kerngemeenten) |
9. | Klaas en Marten vooral in het noorden en noordwesten |
10. | Cornelis en Andries in het noordwesten en zuidoosten |
11. | De 6 gemeenten met de meeste friese topnamen (lijst 6) |
12. | De 11 gemeenten met de meeste friese topnamen (lijst 7) |
13. | Douwe in 10 kerngemeenten |
14. | Douwe, Jelle en Lieuwe |
15. | Douwe en Bauke |
16. | Jelle en Auke |
17. | Sjoerd (in 10 kerngemeenten) en Sierd |
18. | Sytse in 10 kerngemeenten (in west en oost) |
19. | Wytse in 10 kerngemeenten (vooral in het oosten) |
20. | Dirk/Durk en T(s)jerk (beide in 5 kerngemeenten) |
21. | Gerrit in het westen en Geert in het oosten |
22. | Eelke en Rienk in het noordoosten en zuiden |
23. | Eelt(s)je en Rients tussen het noordoosten en zuiden |
24. | De 9 gemeenten (Het Bildt 1749 inbegrepen) met de meeste kerkelijke topnamen (Vergelijk kaart 5 en paragraaf 3) |
| |
6. Bibliografie
Breuker, Ph.H., Enkele sociale en demografische aspecten van het dorp Bozum in de zestiende en de zeventiende eeuw. Groniek. Gronings historisch tijdschrift 76 (1982), 57-73. |
Brouwer, J.H., Ien en oar oer Fryske nammen. Frysk jierboek 1946 (Assen, 1947), 21-36. |
Faber, J.A., Drie eeuwen Friesland. Economische en sociale ontwikkelingen van 1500 tot 1800. Leeuwarden, 1973. |
Goossens, J., Naar een Nederlandse familienaamgeografie. Naamkunde 10 (1978), 213-233. |
Gysseling, M., Overzicht over de Noordnederlandse persoonsnamen tot 1225. Groningen, 1966. |
Kohlheim, V., Namenmode und Selektionsprinzipien. Zur Terminologie der Sozio-onomastik. Onoma 21 (1977), 523-533. |
Loopstre, J.J., De assibilatie in de oudfriese oorkonden. Haarlem, 1935. |
M. = Miedema, H.T.J. |
M. 1963 = De herkomst van de huwelijkspartners op het Groningse platteland in de achttiende eeuw. Groningse volksalmanak voor 1963, 131-136. |
| |
| |
M. 1965 = Genealogie en naamkunde in het noordoosten van Nederland, in: Brouwer, J.H. en Miedema, H.T.J., Studies over Friese en Groningse familienamen (Amsterdam, 1965), 29-49. |
M. 1972 = Proeve van een historische voornamengeografie van Groningen en aangrenzende gebieden, in: Heeroma, K. en Miedema, H.T.J., Perspectief der doopboeken (Assen, 1972), 1-66. |
M. 1977 = De breking en zijn uitwerking in oudfriese namen met Briocht (naast Brecht). Naamkunde 9 (1977), 79-88. |
M. 1979 = Frysk en frjemd by foarnammen yn Fryslân. Philologia Frisica anno 1978 (Leeuwarden, 1979), 169-190. |
M. 1980 = De oudfriese persoonsnamen Liola en Siola. Naamkunde 12 (1980), 174-179. |
M. 1981 = De Fryske foarnammen fan de Frânske tiid (1811-1812). Fryske Nammen 3 (1981), 106-115. |
M. 1982 = Hear Wol, Sint Eal en de fryskens fan har nammen, in: Breuker, Ph.H. en Zeeman, M. (red.), Freonen om ds. J.J. Kalma hinne (Leeuwarden 1982), 71-79. |
Nieuwland, P. en Stenekes, B., Repertorium van familienamen in 1811-1812 in Friesland aangenomen of bevestigd. Leeuwarden, 1977-1982, 8 dln. |
Nieuwland, P., De quotisatiekohieren. Namen, beroepen en welstand van de Friese bevolking in 1749. Deel 1. Leeuwarden, 1980. |
O. = Oudfries(ch)e oorkonden, deel I-III uitgegeven door P. Sipma en deel IV, uitgegeven door O. Vries. 's-Gravenhage, 1927-1977. |
Van der Schaar, J., Uit de wordingsgeschiedenis der Hollandse doop- en familienamen. Assen, 1953. |
Van der Schaar, J., Woordenboek van voornamen. Utrecht-Antwerpen, 1964. |
|
|