Naamkunde. Jaargang 13
(1981)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 239]
| |||||||
De familienaam ItsweireItsweire is een familienaam die tegenwoordig uiterst zeldzaam geworden is. Niettemin zijn er in oudere bronnen hier en daar sporen van die naam te vinden, ook van varianten. Zonder op volledigheid aanspraak te maken kan ik, alleen al uit Vlaamse Stam een 10-tal, vooral 18de-eeuwse vermeldingen geven, alle uit de omgeving van Sint-Winoksbergen, Hazebroek en Wervik-Menen: Itsweire a. 1691 (2X), 1728 en 1748; Itsweiren a. 1705; Itswerd a. 1707; Itswert a. 1708 en 1759 en Itsweert a. 1734 en 1738Ga naar voetnoot(1). Toevallig vond ik daarnaast ook nog sporadisch: Itsweert in Menen a. 1645Ga naar voetnoot(2), Itsweere in Sint-Winoksbergen a. 1646-47Ga naar voetnoot(3) en in Houtem (Veurne) a. 1697Ga naar voetnoot(4). Mijn belangrijkste bron is evenwel de 76ste jaargang van Biekorf. Onder de titel ‘Yetzweirt of Yetsweerts’ vraagt C.D.R. daarin naar varianten van de familienaam van Jacobus Yetzweirtius (Sint-Winoksbergen a. 1541). Niet tevergeefs overigens. In de volgende aflevering al geeft J.R. voor het Wervikse: Yetzzwerre a. 1530; Yetzweerdt a. 1559-69 en Ietsweert a. 1623 en N. Huyghebaert uit minder gelokaliseerde bronnen (o.a. Hazebroek): Yetzwert a. 1512 en 1523 en Yetsweirt a. 1594Ga naar voetnoot(5). Een nog oudere vindplaats (voorlopig mijn oudste) is: Jan Yetzwert in Sint-Winoksbergen a. 1424Ga naar voetnoot(6). Er is dus een vrij grote verscheidenheid van varianten, nagenoeg gelijkmatig te verdelen in twee- en drielettergrepige die van elkaar verschillen wat de auslaut betreft. Bovendien valt het op dat de lange ie in de anlaut ca. 1600 tot korte i evolueert en de z in de inlaut tot s. | |||||||
[pagina 240]
| |||||||
Het prototype moet dus iets geweest zijn als *Ietzwe(e)r(r)e of *Ietzwe(e)rt, naamsvormen die gemakkelijk te verklaren zijn als varianten van het in het Middelnederlandsch Woordenboek vermelde appellatief eetsweerre dat ‘gezworene’ betekentGa naar voetnoot(7). Van dat woord werden er door E. Gailliard nog talrijke andere varianten opgetekend uit ‘De Keure van Hazebroek van 1336’: etzweer, eeswer, eeszweer, eeszwere, in het meervoud: etzweers, eeswers, eeszweers, eetswerres, eetzweerers enz. Aldus noemde men daar (en ook elders) de stedelijke ambtenaren die in ons taalgebied meestal aenbringers genoemd werden en die o.m. belast waren met de aangifte van overtredingen bij het gerecht of de overheidGa naar voetnoot(8). Zich baserend op de frequentere Hazebroekse varianten zonder t beschouwt Gailliard het eerste lid van deze samenstelling als mnl. ee (got. aiws): ‘wet’Ga naar voetnoot(9). Daarentegen verklaren de auteurs van het Mnl. Wdb. het m.i. terecht als mnl. eet (got. aiths): ‘eed’Ga naar voetnoot(10). Daarvoor pleiten mnd. en mhd. eitswereGa naar voetnoot(11) en ook het feit dat het werkwoord zweren toch gewoonlijk eed als object heeft. Het tweede lid is natuurlijk een nomen agentis op -re bij mnl. swerenGa naar voetnoot(12). Wellicht is het woord eetsweerre als appellatief vrij vroeg in onbruik geraakt, zodat de toenaam die er inmiddels uit ontstaan was, ongehinderd vervormingen kon ondergaan tot Itsweire:
| |||||||
[pagina 241]
| |||||||
Kortom, de overgang van mnl. eetsweerre tot Itsweire via de hierboven vermelde varianten, is in alle opzichten normaal te noemen.
Ieper. W. Beele |
|