Naamkunde. Jaargang 13
(1981)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
OudaanAls we het Middelnederlandse woord oudaen, oudane willen benaderen, dan is het ongetwijfeld nodig eerst de verschillende vindplaatsen naast elkaar te leggen. De best bekende oudaan is ongetwijfeld de Antwerpse straatnaam Oudaan, vroeger Oudaanstraat. Die straat dateert er vermoedelijk uit de 14de eeuw. De naam Oudane komt er voor in 1374: op het einde van de 14de eeuw is er een huis inde Cammerstrate opten hoec vanden Oudane en in 1395 een ander huis inde OudaenstrateGa naar voetnoot(1). Prims en VerbeeckGa naar voetnoot(2) noemen in 1399 twee camere metten hove in d'Oudane gestaen. Uit de aantekeningen van de Burbure citeren ze in 1422 een huys opten hoec van der ouder danen. Van de 16de eeuw af is het Oudaenstraetken geattesteerd. Maar in 1494 evenwel kwam al de korte naam voor: strate geh. de doudaneGa naar voetnoot(3). Er is een oudaan in Turnhout in 1515 en in Utrecht en omgevingGa naar voetnoot(4). In Rotterdam is er een Oudaanstraat. In 's-Gravenwezel (Kempen) was er een Oudaan [dɔ.uda.n]: 1699 opde audane, ± 1777 Doudaen (Ferraris), 19de e. Daudaene, Oud'hane, d'Oudane, D'OudenaenGa naar voetnoot(5). Ook in Halle is er sprake van de Doddaine, voor metselwerk aan de stadsversterkingenGa naar voetnoot(6). En in Nijvel is er een Parc de la Dodaine. In Edingen is de oudaan in een hele reeks oude vormen en varianten geattesteerd: 1424 l'ouvrage dou dosdane; 1425 doddaulne, doedaene entre la porte de Bruxelles et le nuef vivier; 1430 le dosdaulne de le terre dehors le porte de le ghaine; 1426 au doddaulne; 1428 ung dodaulne de terre à la porte de Hoves devant celluy qui y est faict de piere pour che l'autre par devant estoit effondret de le grande yauwe qui avoit estet; 1445 une écluse | |
[pagina 227]
| |
devant le dosdaene; 1511 au dodaneGa naar voetnoot(7); 1501 dodanne en dehors de le porte de hoves; 1559 ung pret gisant les la dodane; 1561-64 la dodaine; 1599-1602 depuis ladite odane jusques a la porte de le gheyne; 1654-55 entre lautanne et speycken; 1724 tot aen den houdandGa naar voetnoot(8). Maar ook in het westelijke Middelnederlands was het woord gebruikelijk. In Duinkerke heette een vestingtoren Oudane-Toren: 1596 houdane, oudehane; s.d. l'Oudaen torre. De FlouGa naar voetnoot(9) noemt verder in Duinkerke een wijk en straat van die naam: de Oude Haene (vóór 1662); rue d'Oudane, rue houdhaene (17de e.); houdaene (s.d.); ruelette Oudehaenestraete (1766). Ook in Menen was het woord bekend. De stadsrekeningen van 1594-95 delen ons mee: Dat huerlieder zoude beliefven te verstane tot upmaecken van een speye ende houdane aen de nederwaert straete up de beke, ...omme thoudene water tot fortificatie deser stede en de retenuen van water ofte houdanen daerinne wesendeGa naar voetnoot(10). In Kortrijk tenslotte waren er aan de Leie en de omwalling eveneens oudanen vanaf omstreeks 1400: oudaene tusschen den nieuwen torre up de Leye ende den Broel; als sy overzaghen by bevelene van proost ende scepenen de platche om eene oudane te makene ende vande veste inden BroelGa naar voetnoot(11). Evenals in Duinkerke werd hier naar de oudaan een toren de Oudaantoren genoemd: ‘de toren, met eender oudane' in den Vijver, en tegenover den H.-Geestmolen, bij den Neveldriesch, werd in 1459 gebouwd. Men noemde hem toen den nieuwen edelen toren, later den H.-Geesttoren. Hij was voltooid in 1462’Ga naar voetnoot(12). In 1578 in den keer ghaende naer torrekin vander Oudaen buten de DoornicpoorteGa naar voetnoot(13); 1564-65 den Oudaentorre, den Rommelaere naest doudaeneGa naar voetnoot(14). Die toren werd ook wel ‘Oude Toren’ genoemd. De naam bestaat nog in 1637: torrekin | |
[pagina 228]
| |
ghestaen up de veste ..., de Rommelaere torre, den Houdaentorre, den torre zonder cappe tusschen den Houdaentorre ende de DoornikpoorteGa naar voetnoot(15); 17de eeuw: houdaene torre... torre met eender hoedaeneGa naar voetnoot(16). Verder is er in 1635-36 nog sprake van de nieuwe oudaen in de LeieGa naar voetnoot(17). Laten we nu de betekenis van het woord onderzoeken, zodat we er de begripsomschrijving van kunnen geven. Vooral uit de Kortrijkse en Edingse excerpten blijkt de term in verband te staan met omwalling en afdamming. Prims en VerbeeckGa naar voetnoot(2) wijzen erop dat Van Langeren in zijn studie over de afwatering in Antwerpen (1661) herhaaldelijk spreekt van de ‘Dodanen der Antwerpsche ruien’, d.w.z. in- of afdammingen, dammen naast de gracht. Froissart X, 240 heeft het over ‘les dodanes des fossés de la ville’. En Prims en Verbeeck voegen eraan toe, dat er inderdaad zo een indamming met sluis was bij de Kammerpoort. Deze betekenis komt inderdaad goed overeen met de beschrijving van de oudanen in MenenGa naar voetnoot(10), zodat StallaertGa naar voetnoot(18) het woord i.v. houdane, dat hij ten onrechte onder de H alfabetizeert, wellicht terecht als dam, keerdam interpreteert. De uitvoerigste en duidelijkste omschrijving van het begrip vinden we bij Van Bossele in zijn al geciteerde studie over De Vesting KortrijkGa naar voetnoot(15) (p. 345): ‘Wij vermelden hier terloops dat de hele omwalling gekompartimenteerd was door middel van “oudanen”. Iedere “oudaen” bestond uit een gemetselde dwarsmuur, uitgerust met een ophaalsluis, waarvan het mechanisme beschermd werd door een overkapping (monnikskap). Hierdoor was het mogelijk afzonderlijke delen van de grachten leeg te laten lopen, resp. om herstelwerk uit te voeren aan de muren, de brugpijlers of de grachten uit te diepen. Een bijkomend voordeel was dat men door het oordeelkundig openen of sluiten van een aantal sluizen een grotere waterstroming kon verwekken waardoor de watermolens optimaal konden werken’. Dat het woord al vroeg ondoorzichtig en onbegrepen geworden was, blijkt uit de vele - vaak volksetymologische - varianten, waarvan | |
[pagina 229]
| |
‘oude haan’ wel de meest verspreide is. In Antwerpen was Oudaan aanleiding tot het ontstaan van een naamverklarende sage; ‘(h)oud aan’ zou de oorlogskreet zijn geweest van de Antwerpenaren, die in 1453 door de troepen van Filips de Goede werden aangevallen. Deze sage verklaart de vormen ‘Rue tiens ferme’ en ‘Rue ne lâchez pas’ in de Franse tijd. ‘Het verbasterde “Oude-haanstraat” werd vanzelfsprekend vertaald door “rue du vieux coq”, die pas ca. 1840 de plaats ruimt voor “rue (h)oudaen”’, schrijft Vande WegheGa naar voetnoot(1) 353-4. Via ‘van der ouder danen’ (de Burbure) ontstond zelfs de gedachte aan ‘rue du vieux daim’. In dit woord oudaan is het adj. oud a.h.w. zo voor de hand liggend, dat ‘d'oudaentorre’ in Kortrijk ‘d'ouden torre’ werd. Zelfs wetenschappelijk geschoolde naamkundigen lieten zich verschalken. MoermanGa naar voetnoot(19) verklaart de naam van het 13de-eeuwse kasteel Oudaen aan de Vecht als ‘oude a’, d.w.z. ‘oud water’ (Osa. aha, Germ. ahwō). Deze verklaring werd zelfs onlangs overgenomen door HelsenGa naar voetnoot(5), die bovendien vergelijkt met de Fn. Van der Ouwera. Het is duidelijk dat oude a wel de pln. Ouda kan opleveren, maar nooit Oudaen of OudaneGa naar voetnoot(20). Over de interpretatie doudane = dodane = dos d'âne hebben we het beneden nog. Nu we weten wat oudaen zeker niet is, wordt het tijd om naar de werkelijke herkomst van het woord te zoeken. Vooreerst blijkt uit de boven aangehaalde excerpten overduidelijk dat oudaan primair een appellatief is, een soortnaam. Verder meen ik te mogen stellen dat Mnl. oudaen, oudane hetzelfde woord kan zijn als Duits Altan, Altane. De evolutie van al/ol + d/t tot ou in het Nederlands is bekend (vgl. altare, Mnl. outaer, outer, Alta Ripa en Wvl. pln. Outrijve). Bovendien verklaart het naast elkaar bestaan van een ml. en een vrl. vorm Altan(e) in het Duits meteen ook de Mnl. vormen oudaen en oudane en ook de verwarring met ‘oude hane’. In het Mnl. was en in het Westvlaams is het woord hane nl. een zwak subst., met -e-uitgang (Wvl. [ɔ:nə]). Laten we nu even herkomst en betekenis van D. Altan nagaan. Het woord is van Italiaanse herkomst: altana, uit alto, Lat. altus ‘hoog’. Het vrl. woord altana verklaart de Duitse vrl. variant Altane. De Romaanse herkomst blijkt b.v. uit het vers bij Hans Sachs (II.4,49): ‘mit | |
[pagina 230]
| |
altanen auf welsch manier’ (1535). Volgens KlugeGa naar voetnoot(21) is Altane f. ‘ein schwäb. - bair. - österr. Wort, das um 1470 als altän f. bei M. Beheim und 1489 in der Münchener Bauordnung begegnet’. Is er nu ook een betekenisverband mogelijk tussen altana/Altane en oudane? Voor altana vinden we in de woordenboeken: ‘Loggia o terrazzo coperto sopra il tetto di un palazzo’Ga naar voetnoot(22), ‘belvédère’Ga naar voetnoot(23), ‘open plaats op een dak; overdekte galerij, balkon’Ga naar voetnoot(24); voor Altan: ‘vom Erdboden aus gestützter balkonartiger Anbau, Söller’Ga naar voetnoot(25). GrimmGa naar voetnoot(26) noemt ook een Altandach ‘tectum planum’. Duitse dialektwoordenboekenGa naar voetnoot(27) geven de volgende betekenissen voor Altan(e): ‘kleiner Balkon, Erker’Ga naar voetnoot(28), ‘Galerie, Balkon’Ga naar voetnoot(29), ‘Balkon, Veranda’Ga naar voetnoot(30), ‘vorspringende Plattform an der Hausfront’Ga naar voetnoot(31), ‘Altan, Söller, Gartenhaus’Ga naar voetnoot(32), ‘Altane, wie nhd.’Ga naar voetnoot(33), ‘Söller, Balkon, Veranda... Wort und Sache wurden von welschen Baumeistern importiert, sind aber nicht recht volkstümlich geworden; ... zuerst in einer Münchner Bauordnung um 1470 ...; bald darauf urkundl.: zwo Eysnen Stangen zu der Altan im Chor... Klosterneuburg (a. 1501)’Ga naar voetnoot(34). We sluiten met een interessant citaat uit het Beiers woordenboekGa naar voetnoot(35): ‘Ain zimer sunderlinge durch disen graben ginge uber disen garten hin dan, daz waz gehaissen dy altan’ (1462). Is de betekenis van Altane in overeenstemming te brengen met die van | |
[pagina 231]
| |
oudane? We menen van wel! De betekenis ‘balkon’ kan worden opgevat als ‘van op de grond ondersteund, balkonachtig aanbouwsel, overdekt platform, terras’. Kranzmayer geeft als omschrijving ook ‘Vorsprung’, wat zeer goed past voor een in de gracht uitspringende muurdam. Ook in het Beierse excerpt uit 1462 staat de betekenis van Altan al heel dicht bij die van onze oudaan. Dat de oudanen het - volgens Van BosseleGa naar voetnoot(15) - mogelijk maakten om herstelwerk uit te voeren aan muren of brugpijlers, wijst op het platform- of terrasvormige ervan. Ook de overkapping waarover Van Bossele l.c. spreekt, stemt overeen met de betekenis ‘terrazzo coperto’Ga naar voetnoot(22), ‘overdekte galerij’Ga naar voetnoot(24). We menen dan ook dat de betekenisverschuiving van ‘balkon, terras, platform’ naar ‘terrasvormige dwarsmuur’ heel normaal te noemen is, zodat er wel geen semantisch bezwaar is tegen de identifikatie Altane = oudane. Vanwege de ontwikkeling van al tot ol en van ol + dent. tot ou, moet het woord al vrij vroeg in onze woordenschat zijn opgenomen. Er is evenwel een probleem aan verbonden: aan altana, Altan zou normaal Mnl. outane moeten beantwoorden. Maar we kunnen ons goed voorstellen, dat het woord al vrij vroeg met ald/old ‘oud’ geassocieerd werd. Bovendien komt het woord Altan(e) in talrijke Zuidduitse dialekten in de vorm AldaneGa naar voetnoot(36) en Aldan voor, nl. in FrankfurtGa naar voetnoot(28), de PfalzGa naar voetnoot(29), VorarlbergGa naar voetnoot(30), BadenGa naar voetnoot(31), SchwabenGa naar voetnoot(33)Ga naar voetnoot(36). Het is ook niet uitgesloten dat Duitse metselaars het woord naar onze streken brachten, dat het woord Altane/aldane met alt ‘oud’ geassocieerd werd, en als ‘oudane’ vermiddelnederlandst werdGa naar voetnoot(37). Nu zeiden we boven al dat Van Langeren in zijn studie over de afwatering in Antwerpen (1661) het over dodanen heeft en dan zou het woord wel naar Fr. dos d'âne kunnen verwijzen. Inderdaad, GodefroyGa naar voetnoot(38) vermeldt onder het trefwoord dodasne ook de varianten dodane en dodenne, ‘s.m. et f., éminence, revers d'un fossé’. De betekenis stemt dus wel overeen met die van oudaan. Als interpretatie | |
[pagina 232]
| |
voegt de auteur eraan toe: ‘proprement dos d'âne’. Naast het citaat uit Froissart geeft hij ook de volgende voorbeelden: ‘Avironné de grosses dodennes et de haulx palis’ (Trahis.de France, p. 155, Chron. belg.); ‘Pres de la porte, ou il y avoit une petite dodenne quy le garantissoit du trait’ (Ib.); ‘Defense de planter sur les tierauls et dodanes de la ville arbres, vignes ne autres empeschemens’ (Lille 1419); ‘Copper la ramille... qui estoit croissant sur les dodasnes des fosses’ (Cart. Esdras de Corbie ..., 1437); ‘Et demoura tout le jour es fosses derriere une dodenne’ (Monstrelet, Chron.); ‘Il regarde et voit l'une des couleuvres qui se someilloit sur ung dodane’ (Percef., vol. VI, éd. 1528); ‘autour des dodennes des rempars’ (Lille, 1595). HuguetGa naar voetnoot(39) geeft alleen de vorm dodenne ‘terme de fortification. Revers d'un fossé’. Hij vermeldt hetzelfde Rijselse excerpt uit 1595 en ook ‘De ce déduit fut ouy longue espace le bruit perchant mur, tranchiz et dodenne, Retombissant par la forest d'Ardenne’ (Lemaire de Belges, Les Chansons de Namur IV, 297). Ook het FEWGa naar voetnoot(40) noemt Ofr. dodasne ‘revers d'un fossé’, met dodène als vorm in het Rouchis en dodenne in het Boons (Boulogne) ‘digue’. Een betekenis die dicht bij die van ‘platform’ staat, is morv. dodâne ‘catafalque, estrade en forme de cercueil’. Nu zouden we ons natuurlijk kunnen voorstellen, dat het woord oorspronkelijk Frans is en dat de anlaut-d van dodane door Dietssprekenden als het proklitische lidwoord d'(de) werd geïnterpreteerd en dus het woord als d'odane, d'oudane. Dit zou trouwens de enige mogelijkheid zijn, als de etymologie (< dos d'âne), die door Godefroy en von Wartburg voorgestaan wordt, juist is. Ik meen evenwel deze etymologie als volksetymologie te mogen beschouwen. Het valt toch op dat in de excerpten van Godefroy en Huguet slechts één keer de vorm dodasne (met s) voorkomt; alle andere voorbeelden geven dodane of dodenne. Als het Franse woord werkelijk uit dos d'âne ontstaan was, zou dan niet de meerderheid van de Oudfranse vormen de s vertonen, dus dodasne? En zou een aan Oudfrans dodasne ontleend Middelnederlands woord dan niet ook die s bevatten (vgl. Kezenet uit Quesnoy, aalmoes uit almosne)? Daarom houd ik liever de omgekeerde mogelijkheid voor de werkelijkheid: het Mnl. woord d'oudane werd, met | |
[pagina 233]
| |
geagglutineerde proklitische d (lidwoord de), in het Noordfrans als dodane overgenomen en achteraf als dodasne, dos d'âne gereïnterpreteerd. En wellicht is het niet te vermetel te veronderstellen dat ook modern Frans dos d'âne tenslotte op d'oudane teruggaat: ‘toit, pont en dos d'âne.... Terme de marine: ouverture en demi-cercle, faite à certains bâtiments, pour couvrir le bout de manivelle du gouvernail’Ga naar voetnoot(41); ‘Corps qui a deux surfaces inclinées l'une vers l'autre et qui aboutissent en angle. Ezelsrug, m. Dos-d'âne, ouverture en forme de demi-cercle que l'on fait à quelques vaisseaux pour couvrir le passage de la manivelle. Boog boven de stuurplecht’Ga naar voetnoot(42). Is er hier geen semantisch aanknopingspunt met de overkapping op de oudaan, die precies ook diende om het mechanisme te beschermen? Vreemd is het tenslotte dat dit oude woord niet in het Middelnederlands Woordenboek van Verwijs en Verdam terechtgekomen is en dat het woord ook in onze dialekten niet overleefd schijnt te hebben. Of toch? GhijsenGa naar voetnoot(43) noemt in Zuid-Beveland 'n 'oud-an, 'ouwan ‘'n hokje tegen de muur. Zie afdek’. Het woord staat er onder de h gealfabetizeerd, wat betekent dat de auteur het woord als ‘houd-aan’ interpreteert. Maar kan het niet een overblijfsel zijn van het oude woord oudaan ‘aanbouwsel, uitsprong’? Brugge. F. Debrabandere |
|