Naamkunde. Jaargang 12
(1980)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 256]
| |||||||||||||||||
KroniekNederlandSymposion van de Commissie voor Naamkunde en NederzettingsgeschiedenisNaar jaarlijkse gewoonte organiseerde de Commissie voor Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, op 13 december 1980, een symposion waarop Dr. Jozef van Loon (Antwerpen) en Drs. R.A. Ebeling (Groningen) de sprekers waren.
De lezing van J. van Loon over ‘Morfeemgeografie van de Nederlandse herkomstnamen’ was gewijd aan vijf soorten tegenstellingen die bij de bestudering van de Nederlandse herkomstnamen opvallen, nl.: lexicografisch: Vander Meersche / Vanden Bempt; grafisch: Vanacker / Van Akker; fonologisch: Vanden Bussche / Vanden Bossche; morfologisch: Vanden Voorde / Van der Voort; syntactisch: Jan van Bakkers / Bakkers Jan. De bijdrage van Dr. J. van Loon wordt in de onderhavige aflevering van Naamkunde hierboven gepubliceerd.
Drs. Ebeling besprak de vraag in hoeverre de Bentheimse herkomstnamen aan het Nederlandse familienamenpatroon aangepast zijn, tot waar zij in Nederland traceerbaar zijn en welke hun frequentie binnen dit verspreidingsgebied is. Het eerste deel van deze lezing zal in de volgende aflevering van Naamkunde onder de titel: ‘Van Bentheimse plaatsnamen afgeleide familienamen in Noord- en Oostnederland’ worden opgenomen. Graag willen wij hier ook wijzen op de vele, meestal korte naamkundige bijdragen die Drs. Ebeling sinds vele jaren in het tijdschrift Driemaandelijkse Bladen voor taal- en volksleven in het oosten van Nederland, Orgaan van het Nedersaksisch Instituut der Rijksuniversiteit te Groningen, laat verschijnen. H.D. | |||||||||||||||||
M. Schönfelds Veldnamen herdruktDe naamkundigen in Noord en Zuid zullen zich verheugen over de mededeling dat, dank zij onze mede-redacteur Drs. Rob Rentenaar, in 1980, bij de Fa Gysbers & Van Loon te Arnhem, een ongewijzigde | |||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||
herdruk is verschenen van de 2e uitgave (1950) van wijlen Moritz Schönfelds († 1958) ‘Veldnamen in Nederland’. Ofschoon dit boek voor het eerst verschenen is in 1949, kan Drs. Rentenaar in zijn inleiding tot deze herdruk terecht gewagen van een ‘in vele opzichten nog steeds opvallend werk’. In deze inleiding ‘Schönfeld's veldnamen in Nederland en hun auteur’ wijst Rentenaar op het feit dat Schönfeld als het ware zijn Veldnamen uit het niets geschapen heeft. Hij heeft inderdaad alleen kunnen steunen op de naamkundige dokumentatie ingezameld door een eerste vragenlijst, uitgezonden door het Dialecten-Bureau te Amsterdam in 1946, waarvan er 732 exemplaren ingevuld werden, en door een tweede lijst, verzonden door het Bureau voor Naamkunde in december 1948, in het jaar dus van de oprichting van de Naamkunde-Commissie. Op taalkundig-etymologisch terrein echter was Schönfeld, als auteur van de Historische grammatika van het Nederlands (1921) en reeds vroeger van het Wörterbuch der altgermanischen Personen- und Völkernamen (1911, 19652) en tevens als kenner van de Nederlandse en buitenlandse vakliteratuur, beter dan wie ook op het schrijven van zijn Veldnamen en later van zijn Nederlandse waternamen (1955) voorbereid. Bij het herlezen van dit herdrukte standaardwerk wordt men opnieuw getroffen door de bescheidenheid van een groot geleerde die meende ‘een redelijke grondslag te hebben om een voorlopige proeve te geven over de veldnamen in Nederland, waarbij men bedenke dat het hier een taalkundige is die op dit grensgebied aan 't woord komt’ (blz. 12). De heruitgever en de drukker hebben recht op dankbaarheid omdat dit standaardwerk nu weer verkrijgbaar is. Verkoopprijs incl. BTW Fl. 38.00, te bestellen bij de Uitgeverij Gysbers & Van Loon, Bakkerstraat 7-7A, Arnhem.
H.D. | |||||||||||||||||
Toponymie en historische geografie.Zoals reeds werd medegedeeld in de Kroniek verschenen in de 11e jg. (1979) blz. 329-330 van Naamkunde werd te Brussel, van 25 tot 27 april 1979, een colloquium georganiseerd rond het thema: ‘Bronnen voor de historische geografie van België’. De lezingen die op dit Colloquium werden gehouden, zijn thans volledig opgenomen in de HandelingenGa naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||
zodat men ze nu kan bestuderen: vóór het Colloquium beschikte men alleen over een catalogus van de tentoonstelling ingericht naar aanleiding van het colloquium, met een samenvatting van de lezingenGa naar voetnoot(2). Heel in het bijzonder willen wij de aandacht vestigen op een methodologisch belangrijke lezing van Prof. Dr. D.P. Blok over ‘De toponymie als bron voor de historische geografie: mogelijkheden en beperkingen’ (blz. 43-59, met 2 kaarten). Vooraf bakent de spreker zijn onderwerp af en wenst niet te handelen over de bronnen die de toponymist aanwendt, omdat die vrijwel dezelfde zijn voor de algemene en voor de regionale geschiedenis alsmede voor de historische geografie, maar met dien verstande echter dat 1) voor de naamkundige de dialectische uitspraak van de eigennamen voor hun verklaring belangrijk is, dat 2) originele naamsvormen en kopieën in oorkonden in de toponymie onderscheiden worden en 3) dat taalkundig onmogelijke lokaliseringen van oude vermeldingen van plaatsnamen buiten beschouwing gelaten worden (bv. Deusone kan niet geïdentificeerd worden met Doesburg in Gelderland maar wel met Diesen in Brabant). De toponymie kan vooreerst zelfstandig materiaal voor de historische geografie aanbrengen door de conclusies die uit de etymologie van de plaatsnamen afgeleid kunnen worden. Aldus worden opgesomd:
Ten aanzien van de bewijskracht van de etymologisch te verklaren toponiemen maakt Blok een eerste restrictie: 1. vooreerst omdat wij het taalmateriaal niet kennen dat de mensen ter beschikking heeft gestaan op het ogenblik dat de namen gegeven werden, moeten wij ons met woordvelden, zoals ‘boswoorden’, tevreden stellen, waarvan wij de onderlinge verhoudingen, de nuances, nauwelijks kennen; 2. vervolgens wanneer wij geïsoleerde woorden uit een woordveld naar hun betekenis willen onderscheiden, moeten wij rekening houden met grote verschuivingen in de betekenisontwikkeling in de tijd en in de ruimte. Dit blijkt uit de geschiedenis van woorden zoals dorp, lo, wijk, waarvan wij de concrete betekenis op het ogenblik van de naamgeving, die meestal ouder is dan de 13e eeuw, als de eerste | |||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||
mnl. teksten verschijnen, niet kunnen achterhalen. Maar anderzijds is diezelfde betekenisontwikkeling voor de historische geografie weer een belangrijk gegeven, omdat zij de evolutie van de werkelijkheid illustreert. B.v. betekent -laar 1) deel van het bos dat de mens intensief gebruikt, 2) open plek in het bos, 3) bosweide, 4) weide (vgl. Helsen, Gehuchtnamen (1979), blz. 35-36).
Een tweede restrictie wat betreft de hulp van de toponymie aan de historische geografie, komt voort uit de naamkeuze, waarbij omgekeerd de geografie de toponymische verklaring aan de hand kan doen. Dit wordt aangetoond door de verklaring van de waterloop Medemblik, 9e eeuw Medemolaca ‘middelste waterloop’ waarvoor de historische geografie aantoont dat drie leken in de vroege middeleeuwen het Westfriese veengebied ontwaterden, waarvan de Medemolaca de middelste was.
Naast de etymologie is de chronologische stratificatie van namentypen, dus van groepen van plaatsnamen, gevormd door afleiding met hetzelfde suffix of door samenstelling met hetzelfde grondwoord, voor de historische geografie belangrijk. Samengestelde plaatsnamen zijn als type stratigrafisch niet te plaatsen omdat zij in zeer verschillende tijden kunnen gevormd zijn, maar binnen bepaalde gebieden kunnen zij onderling wel in een relatieve stratificatie worden ondergebracht. Wat de chronologie van de heem-namen betreft, kan Blok verwijzen naar zijn eigen opzoekingen, waarin hij criteria voor het bepalen van de ouderdom der heem-namen heeft uitgewerkt om een inzicht te krijgen in de bewoningsgeschiedenis van Nederland. De bij middel van suffixen afgeleide oudere naamlagen kan men best op grond van hun etymologiseerbaarheid in een chronologisch systeem trachten te vatten. Deze stelling illustreert Blok door het probleem van de bewoningscontinuïteit tussen de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, mede op grond van twee kaarten. De eerste van deze kaarten stelt de plaatsnamen voor die zeker in de Romeinse tijd bestonden, omdat zij in antieke bronnen vermeld worden. Er zijn enkele vergissingen geslopen in de schrijfwijze op de kaart van de Vlaamse plaatsnamen: Kelf = Kelfs, Montenake = Montenaken. Deze eerste kaart wordt aangevuld door een tweede die de plaatsnamen aanduidt die ofwel op grond van hun etymologie prehistorisch zijn, of die genoemd zijn naar waterlopen met prehistorische namen. Blok staat terecht kritisch tegenover het begrip continuïteit van de bewoning, die niet beperkt moet zijn tot de plaats zelf, vermits continuïteit van één nederzetting de continuïteit van een aantal namen kan meebrengen. Vervolgens is het mogelijk dat de bewoning tijdelijk onderbroken werd met behoud van de oude naam of namen. Ten slotte kan de bewoning zich verplaatst hebben samen met de naam, wat toepasselijk is op het site van Nijmegen (Noviomagus). | |||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||
Samenvattend besluit Blok zijn lezing als volgt: ‘Rekening houdend met deze drie correctiefactoren, meen ik toch te kunnen stellen, dat de hier gegeven methode van namenstratificatie een bijdrage kan geven aan de geschiedenis van de bewoning in die tijden waarover andere bronnen zwijgen. En aangezien iedere bewoning van invloed is op het landschap, zal men ook voor de landschapsgeschiedenis deze gegevens niet kunnen missen’.
H.D. | |||||||||||||||||
Ruilverkaveling en veldnamen.Een loffelijk initiatief van de Ruilverkavelingscommissie Westerbork heeft geresulteerd in de uitgave van een veldnamenpublicatie getiteld ‘Met namen in Börck’ van de hand van A.H. Booij. Het boekje bevat een ruime keuze uit de door het Nedersaksisch Instituut te Groningen verzamelde collectie Westerborkse veldnamen, door de auteur per naamgevingscategorie (bodemgesteldheid, flora, fauna enz.) van kommentaar voorzien. Bronvermeldingen worden in dit kommentaar over het algemeen niet gegeven; wel is een litteratuurlijst toegevoegd. Een groot gedeelte van de besproken toponiemen vindt men terug op het in de publicatie opgenomen kaartmateriaal, dat bestaat uit overzichtelijke (hertekende) fragmenten van de kadastrale minuutplans en een overzichtskaart, die de situatie van nà de ruilverkaveling weergeeft. Gegevens over bodemgebruik en de omvang van de veestapel in de periode 1878-1978 zijn verwerkt in enkele tabellen. Met het verschijnen van ‘Met namen in Börck’ is weer een stukje van Nederlands veldnamentotaal binnen handbereik gebracht van een breed publiek. Het in 1979 verschenen boekje is een uitgave van de Plaatselijke Commissie Ruilverkaveling Westerbork in samenwerking met de Gemeente Westerbork. De prijs bedraagt Fl. 2,-.
Amsterdam. Loes H. Maas | |||||||||||||||||
VlaanderenPersonaliaOnderscheiding.Op zaterdag 18 oktober 1980 werd in de bovenzaal van het Kortrijkse stadhuis een academische zitting gehouden naar aanleiding van de presentatie van het boek van Dr. Frans Debrabandere, Kortrijkse Naamkunde 1200-1300, dat hierboven kritisch wordt besproken door Dr. C. Marynissen. | |||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||
Nadat ondergetekende de wetenschappelijke activiteit van Dr. Debrabandere geschetst, en inzonderheid de betekenis van zijn publikaties voor de ontwikkeling van het antroponymisch onderzoek in Vlaanderen, belicht had, sprak de auteur over het ontstaan van zijn jongste werk. Daarna verklaarde hij, op grond van zijn uitvoerige Westvlaamse dokumentatie, de familienamen van de Kortrijkse burgemeester, schepenen en stadssekretaris en dit op vaak humoristische maar steeds overtuigende wijze. | |||||||||||||||||
Sterfgeval.Nadat in de voorgaande 11e jaargang (1979), blz. 321 van Naamkunde werd gememoreerd dat Dr. Richard Billiet, de auteur van ‘De toponymie van Herne’, uitgegeven in 1955, op 1 juni 1979 vereerd werd met het ere-burgerschap van zijn geboortedorp Herne, moet hier worden medegedeeld dat R. Billiet op 14 december 1980, na een pijnlijke, met moed gedragen ziekte, te Leuven is overleden. De westbrabantse streekgeschiedenis heeft door dit afsterven een ijverige beoefenaar verloren die zijn vele vrienden indachtig zullen zijn.
H.D. | |||||||||||||||||
Naamkundige verhandelingen in 1980.Aan de vroeger in dit tijdschrift (zie Naamkunde 11 (1979), 325) verschenen lijsten van naamkundige licentieverhandelingen, dienen, wat het Leuvens Instituut voor Naamkunde aangaat, de hiernavolgende van het academiejaar 1979/80 te worden toegevoegd: | |||||||||||||||||
Antroponymie
| |||||||||||||||||
Toponymie
Aan de Rijksuniversiteit te Gent werden de volgende licentieverhandelingen afgewerkt: | |||||||||||||||||
AntroponymieG. Berings, Een onderzoek van de patrocinia van de parochiekerken in het Scheldebekken vanaf het vroegste christendom tot 1559. | |||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||
Toponymie
Aan de ‘Université Libre de Bruxelles’ werd een verhandeling afgewerkt door Monique Mebis over ‘Toponymie van Watermaal-Bosvoorde’.
Aan de ‘Université de Liège’ kwamen de volgende licentieverhandelingen tot stand: | |||||||||||||||||
Antroponymie
| |||||||||||||||||
Toponymie
Leuven. C. Marynissen | |||||||||||||||||
Instituut voor NaamkundeNieuwe uitgaven van het Instituut voor Naamkunde.Buiten de nieuwe uitgaven vermeld op blz. 136 van de afleveringen 1-2 van de lopende 12e jaargang van Naamkunde, kan hier worden medegedeeld dat de volgende publikaties verschenen, of ter perse zijn:
| |||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||
Lopende opdrachten.Vergeleken met de opdrachten gedurende de vorige jaren (zie Naamkunde 11 (1979), blz. 325-326) zijn weinig veranderingen te vermelden. Vooreerst is het verheugend dat, evenals aan de andere Universiteiten, op het Leuvens Instituut voor Naamkunde steeds nieuwe naamkundige licentieverhandelingen worden afgewerkt (zie hierboven) onder de leiding van Professor Dr. R. van Passen en van Dr. C. Marynissen en anderdeels van Docent Dr. W. van Langendonck. Dr. C. Marynissen heeft de bibliografische overzichten over de plaats- en persoonsnamenstudie grotendeels bijgewerkt, zijn medewerking verleend aan de heruitgave van E. Förstemanns Altdeutsches Namenbuch, die door de Zentralstelle te Freiburg im Breisgau wordt voorbereid, en zeer talrijke vragen om inlichtingen, die aan het Instituut voor Naamkunde gericht worden, beantwoord. Dr. W. van Langendonck heeft de Bibliographia Onomastica 1977-1978 die in Onoma XXV (1981) zal verschijnen, in druk gegeven. Verder heeft hij, samen met Dr. C. Marynissen, talrijke kaartbladen van de topografische basiskaart van België, die door het Nationaal Geografisch Instituut heruitgegeven wordt, op toponymisch gebied gereviseerd.
H.D. | |||||||||||||||||
Symposium rond het thema Dialectwoordenboeken.Op 4 oktober 1980 werd in het Maaspaviljoen te Maastricht een symposium over dialectwoordenboeken georganiseerd door de Culturele Raad van Limburg (Afdeling Volkscultuur) en door de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde. De presentielijst vermeldt ruim 70 deelnemers. Uiteraard lag in dit symposium de nadruk meer op de dialect- dan op de naamkunde, maar vermits enerzijds de naamkundige woordenboeken aanwendt bij de verklaring van zijn materiaal en anderzijds omdat de dialectische lokale uitspraak een belangrijk hulpmiddel is voor de etymologie van de eigennamen, kan men als naamkundige uit de aangeboden lezingen heel wat leren. Dr. F. Claes, S.J., de befaamde specialist op het gebied van de 16e-eeuwse lexicografie van het Nederlands en van de Latijn-Germaanse woordenboeken, hield een inleiding over dialectwoordenboeken en belichtte de historische aspecten ervan, terwijl J. Cajot de inventarisatie van woordenboekinitiatieven in de beide provincies Limburg, van af ca 1850, mede op basis van een onlangs gehouden enquête, behandelde. Over het aanleggen van een woordenboek van het moderne dialekt van Gronsveld en van Hasselt handelden resp. G. Jaspers en X. Stae- | |||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||
lens. Benevens de dialectische uitspraak van familienamen moet ook die van locale toponiemen en van de namen der omliggende gemeenten in een hedendaags dialectwoordenboek worden opgenomen. Drs. P. Goossens hield een lezing over ‘Stand van zaken met betrekking tot het Woordenboek van de Limburgse Dialecten (WLD) van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde’. Dit woordenboek zou tussen het voltooide Rheinisches Wörterbuch enerzijds en het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (zie hierover J. Weijnen in Mededelingen v.d. Nijmeegse Centrale voor Dialecten Naamkunde 16 (1977-1978), blz. 94-96; 111) en het Woordenboek van de Vlaamse dialecten (zie hierboven de recensie door J. Goossens) anderzijds, een schakel en een onmisbaar sluitstuk hebben gevormd. Sedert 1977 is de toekomst van het WLD wegens financiering van de uitgave door de genoemde Centrale onzeker geworden en zou een andere financieringsbron dienen gezocht te worden. Ook de naamkundigen zouden zich verheugen mocht dit Woordenboek kunnen gedrukt worden, vermits, naar het voorbeeld van de thans verschijnende Vlaamse en Brabantse dialectwoordenboeken het woordmateriaal systematisch naar gebruikssferen geordend is. Het eerste deel van het WLD zou gewijd zijn aan de agrarische terminologie met o.m. als onderdelen: akker- en weidebouw, behuizing en landerijen; in het derde deel, dat de zgn. algemene woordenschat zou behandelen, zouden o.m. het landschap en landschappelijke aspecten (vlak land, heuvels, dalen, bos, heide, vennen, wegen, waterwegen) ter sprake komen. Zie over het WLD A. Weijnen, op. cit., 96-97; 111.
H.D. | |||||||||||||||||
Westvlaamse naamkundige cursus.Het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde organiseerde in het najaar van 1979 en 1980 twee cycli van een cursus voor heemkundige vorsers. Onder de lesgevers noteren we een paar van onze trouwe medewerkers. In de eerste cyclus gaf Dr. M. Gysseling een les over de Westvlaamse toponymie en Dr. F. Debrabandere over het gebruik van woordenboeken. In de tweede cyclus, voorzien in het jaar 1981, geeft Dr. F. Debrabandere een les over de persoonsnamenstudie.
H.D. |
|