Naamkunde. Jaargang 12
(1980)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Siebengewald aan de Nederlands/Duitse grens.
| |
[pagina 229]
| |
De Noordlimburgse plaatsnaam SiebengewaldOp het Congres van Wenen - bij de ineenstorting van Napoleon's rijk in de slag van Waterloo, 18 juni 1815 - werden de grenzen van het grondgebied der Verenigde Nederlanden geregeld en bevestigd via de Grondwet van 1815. Hierbij stonden de oostgrenzen van Limburg nog niet helemaal vast. Op diverse plaatsen moesten in detail nog regelingen getroffen worden met de Pruisen, zo ook in Siebengewald. Er was een gezamelijke Nederlandse en Pruisische commissie benoemd tot regeling van de grensscheidingen, waarna de kaarten konden worden gemaakt en de genummerde grenspalen geplaatst. Te Emmerik werd op 23 december 1818 de definitieve grenskaart, bestaande uit veertig bladen, door beide partijen voor akkoord ondertekend en voorzien van een proces verbaal van grensbeschrijving in in duplo. Een set van deze documenten lag op het departement van Buitenlandse Zaken te Den Haag en is daar bij de komst van de Duitsers in 1940 verbrandGa naar voetnoot(1). De grensveranderingen in Noord-Limburg waren grotendeels een gevolg van het feit, dat de grens op een afstand van minstens 800 rijnlandse roeden (= kanonschotafstand) van de Maas verwijderd moest blijven, zoals reeds in het traktaat van Wenen van 31 mei 1815 bepaald was. Het toenmalige gehucht Siebengewald was een klein gedeelte van het tegenwoordige Siebengewald. Dit lag besloten tussen het huidige grenskantoor Gaesdonck langs de Augustinusweg - die vroeger Plees(t)endijk en Plässe straot heette -, vervolgens circa twee kilometer | |
[pagina 230]
| |
langs de grens (via de buurtschap Vreij, die nog onder Plees hoorde) en weerkerend naar de GaesdonckGa naar voetnoot(2). Dit gehucht Siebengewald werd van de Pruisische gemeente Weeze afgescheiden, in ruil voor de exclave van het dorp Afferden, die in de gemeente Weeze lag. De exclave, het Grote Pleese veld, 40 ha. voortreffelijke grond, werd zodoende opgeheven en het aan Nederland blijvende gedeelte van Afferden grensde aan het aan Nederland afgestane Siebengewald. In de navolgende jaren zijn er van tijd tot tijd verdere grenscorrecties opgetreden, doch deze zijn van geringe betekenis. Officieel kwam Siebengewald bij Koninklijk Besluit van 19 november 1817Ga naar voetnoot(3) definitief tot de Nederlanden te behoren, en wel tot de gemeente Bergen (L). Wij kennen een tussen-periode, dat ook Siebengewald onder Belgisch bestuur komt (1830-1839). Verschillende inwoners van de gemeente Bergen hebben dan ook als Belgisch soldaat meegestreden tegen de Noordelijke Nederlanden in de Tiendaagse veldtocht (2-12 augustus 1831). Kerkelijk werd Siebengewald - na de afscheiding van de parochie Hassum (BRD) - in 1823 bij de parochie Afferden gevoegd, ingevolge de grenstrekking. Pas in 1863 werd de zelfstandige parochie Siebengewald opgericht.
Well was een van de drie voormalige heerlijkheden, Afferden, Heijen en Well, waaruit in de aanvang van het Frans bestuur de gemeente Bergen gevormd was. Niet alleen Afferden, maar ook het dorp Well werd vergroot met delen van de Pruisische gemeenten Walbeck, Twisteden en Goch. Bij Koninklijk Besluit van 18 april 1818Ga naar voetnoot(4), werd tenslotte nogmaals bepaald, dat Siebengewald onder de gemeente Bergen viel. De gemeente Ottersum had het gebied er namelijk gaarne bij gehad. Bij reglement voor het bestuur ten platten lande van Limburg van 14 februari 1818 is Siebengewald, na een korte inlijving, wederom van Ottersum afgescheiden en bij Bergen gevoegd. | |
[pagina 231]
| |
Grote delen van het huidige Siebengewald hebben tot het begin van de vorige eeuw behoord tot het rechtsgebied van Weeze, een ander belangrijk deel viel onder het rechtsgebied van de Heer van Afferden, op kasteel Blijenbeek gezeten, en een klein deel viel onder het rechtsgebied van Asperden bij Goch. Dit maakt de bestudering van het verleden van Siebengewald bepaald niet eenvoudiger. | |
Rechtsverhoudingen te Siebengewald.De oudste vermelding ‘zeuenghe waet’ dateert van 1326. Doordat ‘gewaald’ of ‘gewaet, gewait’ gerekt werd, is de schrijfwijze met dubbele vokaal begrijpelijk. Langs beide oevers van de benedenloop van de Niers waren grote wouden. Tussen Hommersum, Hassum en Goch lagen het Heemholt- en het Kamervorstwoud, zuidelijke uitlopers van het RijkswoudGa naar voetnoot(5). Het betrof in grote trekken het hele gebied tussen Gennep en Goch, van het Maasven in Gennep tot aan de Vrouwenpoort in Goch. Aan de westzijde ervan en een zijriviertje van de Niers, de Kendel, hebben ontginningen plaats gevonden en is een kleine buurtschap ontstaan, die in een oorkonde van 1346 Sevengewalde heet, gelegen tussen het Twisteder veld en de Vliderzaele, thans Flieray. Geleidelijk is de naam van de buurtschap Sevengewalde, vooral na 1800, naamgevend gaan werken op het grotere woongebied, dat wij heden Siebengewald noemen. Het omvat de buurten Kreeftenheide, Flieray, Vreij, aan de Grenzen, op de Belt, de Grote- en Kleine Horst, de Drieangel en Koekoek. Bij de definitieve grensvaststelling tussen Nederland en Pruisen in de periode 1816-1818 zijn, zoals reeds gezegd, stroken Pruisisch grondgebied van Weeze aan de Nederlandse zijde terecht gekomen en bij Siebengewald bij de gemeente Bergen gevoegd. Dit gebied vinden wij heden ten dage nog prachtig gekleurd ingetekend op de Kleefse kadasterkaarten uit 1732 onder ‘Bauerschaft Siebengewalt’Ga naar voetnoot(6). | |
[pagina 232]
| |
Uit de oudste akte van 24 augustus 1326Ga naar voetnoot(7) blijkt duidelijk, dat Zeuenghe waet binnen het gebied van de woudgraaf van Weeze viel. Op die dag waren Reinoud, zoon van graaf Reinoud van Gelre en graaf Dirk van Kleef in de kerk van Weyse (= Weeze) tesamen gekomen met nog verschillende ridders uit de omgeving en voyl gheloyfsuumer lude (‘veel geloofwaardige mannen’) om de wederzijdse rechtspraak en bevoegdheden te regelen, zodat daarover in de toekomst geen misverstanden meer zouden heersen. Er waren dus kennelijk al verschillende moeilijkheden geweest. Aan de heren van Herteveld - een geslacht, dat vanaf 1179Ga naar voetnoot(8) in de oorkonden voorkomt - werden toen, onder bepaalde voorwaarden, speciale bevoegdheden verleend, die zij namens de Gelderse graaf moesten vervullen. De regeling zegt o.a. ‘voert wisen en seghen deese zelve lude, dat eyn here der guede van Herteveld voerghenant, is eyn waytgreve in der Zeuenghe waet’Ga naar voetnoot(9). De waytgreve ‘woudgraaf’ had o.a. als taak via leenvorsters toe te zien op de veiligheid van de banen en wegen door het bos, de jacht, het kappen van bomen, het steken van plaggen op de heide of turf uit het moeras. Een deel van de boete-opbrengsten kwam hem ook toe. De rechtspraak over Sevengewalde in enge zin, viel onder de schepenbank van Weeze; het nabij gelegen Plees viel grotendeels onder de schepenbank van Afferden en de rest onder de schepenbank van Asperden. De schepenbank Weeze viel onder de heerlijkheid Weeze. Een heerlijkheid hield een complex van heerlijke rechten in, waarbij het rechterschap in de oude betekenis, namelijk het recht vorderen van de schepenen (en niet uitspreken), het meest essentiële onderdeel vormde. Andere heerlijke rechten waren het heerlijk jachtrecht, het heerlijk visrecht, het molenrecht, de klokkenslag e.a. De heerlijkheid Weeze | |
[pagina 233]
| |
was, volgens de akte van 1326, verdeeld. De lage heerlijkheid of -rechtspraak was gedeeld en behoorde toe aan de graaf van Gelre, de graaf van Kleef en de heer van Herteveld. De hoge heerlijkheid of -rechtspraak, het hooggericht (het beslissen over dood of leven) en de klokkenslag (het recht om bij klokgelui de weerbare manschappen op te roepen), was geheel aan de graaf van Gelre voorbehouden. | |
Een verklaring van de naam Sevengewalde.Wat het tweede bestanddeel betreft, hebben wij reeds de uitgestrekte bos-, heide- en moerasgebieden vermeld. Buiten het woord ‘wald’ - in de dialecten ten O. van de Maas is -ald niet tot -oud ontwikkeld - zodat wij vanaf 1346Ga naar voetnoot(10) in de bronnen meestal Sevengewalde aantreffen. De huidige naam in de 18e eeuw, tijdens het Pruisisch bestuur, ingeburgerd. Omtrent het latere ‘Sieben’ is een verklaring uit het Keltische sibuinna (= kleine beek), natuurlijk te vergetenGa naar voetnoot(11). De kleine beek zou de Donre of Kendel kunnen zijn, een zijriviertje van de Niers, dat vroeger, vóór de grensscheiding van 1815-1818, door Siebengewald stroomde. Men is eerder geneigd te denken aan de zevenboom die nog nabij Siebengewald voorkomt. De jeugd gaat 's winters schaatsen bij de Sevenböm. Onder Afferden is het Zevenboomsven gelegen, een toponiem dat wij reeds in 16e en 17e-eeuwse documenten aantreffenGa naar voetnoot(12). De zevenboom is een jeneverbesstruik, die ook Wacholder of waghel heetGa naar voetnoot(13). In het naburige Lomm bij Arcen, werd in de 18e eeuw een cijns- of belastingheffing geïnd, de wagheltapGa naar voetnoot(14). De altijd groen- | |
[pagina 234]
| |
blijvende jeneverbesstruik met zijn kleine bessenGa naar voetnoot(15), is een heesterachtig, soms boomachtig sterk vertakt gewasGa naar voetnoot(16). Opvallend is dat het Engelse woord voor de jeneverbesstruik savin, savin tree of savine isGa naar voetnoot(17). Een bepaalde jeneverbesstruik heet in het latijn sabina, in het ndt. Sevenbaum. De Noord-Limburgse plaats Sevenum, in de veertiende eeuw Sevenheim, zou kunnen ‘woonplaats bij de sevenbomen’ betekenen. ‘Gewelde of woude’ wordt in een middeleeuws woordenboekGa naar voetnoot(18) omschreven als ‘eyn wylde stede in de gewelde off die kanten of soimen (“randen”) der walde’, het bos zelf of de boszoom. Bij dit woord zou men echter umlaut verwachten, dus geweld in plaats van gewald. Eerder denken we aan gewald of gewoutGa naar voetnoot(19) in de betekenis van macht, zeggingsschap, beschikking over. Daar komt nog bij dat het middellatijnse equivalent van dit gewald, potestas, óók ‘aandeel in de gemene grond’ kan betekenenGa naar voetnoot(20). In Siebengewald hebben wij de bijzondere situatie, dat nog in 1492 het territoir behuisd is met zes keutersteden (ses kaeter) en een bouwhof (eynen bauhof)Ga naar voetnoot(21). Oorspronkelijk vormden Asperden, Kessel aan de Niers, Hommersum en Hassum met de daarbij behorende buurtschappen, zoals delen | |
[pagina 235]
| |
van het huidige Siebengewald, een zg. ‘Markgenossenschaft’, die een groot woud, het Heem- of Heimholt als gemeenschappelijk bezit haddenGa naar voetnoot(22). Uit het midden van de veertiende eeuw kennen wij een wijsdom, dat in een afschrift van priorin Eva van Wachtendonk († 1558) van klooster Grevendaal bewaard is. In dit wijsdom worden de rechten van de geërfden, in het bijzonder van de omwonenden in dit gemene woud genoemd en meer in detail hun rechten op hout, gras en heide. Toen de cistercienserinnenabdij Grevendaal bij Asperden in 1259Ga naar voetnoot(23) van dit gemeenschappelijke woud enkele aangrenzende stukken als het hunne meenden te moeten beschouwen, legden de berechtigden zich hierbij pas neer, zodra de abdij haar onrecht had toegegeven. De hoofdhoeve van dit Heemholt heeft in Hommersum gelegen en is zeer waarschijnlijk als een oude Konings- of Herenhof door keizer Hendrik II aan graaf Gerhard van (Vlaanderen) Gelre overgegeven bij de overplaatsing naar Wassenberg (elfde eeuw). In het afschrift wordt het wijsdom een ‘condschap’ genoemd, dat niet alleen de rechten van de ‘ryddere ind knaepen’, maar ook ‘andere arme luyden, die umme dat waldt geseten syn ind in den walde geholtet syn, ywelyck nae synen rechten van aldes bys her toe’. Meestal bestonden zulke rechten in het genot van de natuurlijke voortbrengels van de grond: hout, plaggen, turf, heide, gras, e.a. Daartegenover stond natuurlijk de verplichting tot het onderhouden der wegen, stegen, waterafvoeren, enz. Op de gemene heide dreven de inwoners hun koeien, paarden, varkens, geiten, schapen, ganzen, haalden grond weg, staken er plaggen, bulten of groes om in de stallen te strooien of voor de bouw van huizen en hutten. Zij staken turf in de ‘peelen’ voor de brand. In het bos hadden drie soorten hout een bijzondere bescherming: eiken, beuken en linden. De vruchten van eiken en beuken waren hét maal voor de varkens in de herfstGa naar voetnoot(24). In het Heemholt mochten de meeste hoeven, die gerechtigd waren, elk dertig varkens en één beer in het woud hebben. De personen, die de marken of gemene gronden gebruikten, droegen verschillende namenGa naar voetnoot(25). Iedere markgenoot, d.w.z. ieder die sinds jaar en dag een vuurplaats (= hoeve) had, maakte aanspraak op zijn aandeel. Wilde | |
[pagina 236]
| |
iemand zich in de mark vestigen, dan had deze de toestemming van alle markgenoten nodigGa naar voetnoot(26). | |
Het viergewalt.In vroeger eeuwen was ‘gewalt’ een algemeen gebruikt woord. Een goed voorbeeld uit de direkte omgeving van Siebengewald willen wij niet onvermeld laten. In 1334Ga naar voetnoot(27) werd door Hendrik, Heer van Gennep en Hendrik Schardenberg van Heijen toestemming verleend aan Heyne Gonzelszoon om een weg aan te leggen van zijn goed de Mortel, dat reikte van over de beek, de Duynre (= Donre, Kendel) aen die viergewait. Hendrik Schardenberg wordt met name genoemd als gerechtigde in het Heemholt-woud, in de ‘condschap’ van ca. 1350. Een eeuw later, in 1437Ga naar voetnoot(28) werd er door Adolf, hertog van Kleef, toestemming verleend aan Hendrik Spaenrebock, heer te Heijen, tot het timmeren van een hofstad, een boerenhoeve, later ‘de Burcht’ geheten, ‘inn dat Langevene, inn dat Vyrgewalt’ gelegen. Het is ongetwijfeld een versterkte huisvesting geweestGa naar voetnoot(29). Keren wij nu weer terug naar Siebengewald. Er waren daar, met betrekking tot het gebruiksrecht op de gemene grond, volledig geërfden met gelijkwaardige gebruikersrecht en daarnaast waren er ook nog mensen met beperkte gebruikersrechten. Het aandeel aan het gemeenschappelijk bos of wald heette houtgewalt, dus een gebruikersbevoegdheidGa naar voetnoot(30). | |
[pagina 237]
| |
Gezien de plaatsnaam Viergewald, is men geneigd, om vier en sieben toch allebei als telwoorden te beschouwen. Ons is nog niet duidelijk, of het eerder genoemde Twistede synoniem is met Tweestede, en als zodanig het getal twee hier letterlijk moet worden opgevat. Wij willen voorlopig concluderen, dat in het Sevengewalde volledig en beperkt geërfden woonden, en wel zeven gebruikgerechtigde families of groepen, elk naar hun recht, gerechtigd gebruik te maken van de gemene grond met de heide, ongetwijfeld oorspronkelijk bosgebied.
Venray. M.P.J. van den Brand |
|