Naamkunde. Jaargang 12
(1980)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Naar een eigen methode in de naamgeografie.Toen ik enkele maanden geleden door de Commissie voor Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis te Amsterdam werd aangezocht een lezing te houden over een naamgeografisch onderwerp, was dat voor mij een welgekomen aanleiding om bepaalde inzichten uit te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werken die ik om methodologische redenen in mijn dissertatie ‘Morfeemgeografie en -geschiedenis van de Nederlandse familienamen’Ga naar voetnoot(2) niet had kunnen behandelen. Door mijn jarenlange ervaring met naamrepertoria en archieven was bij mij het vermoeden gerezen dat ook in de klasse der toponymische toenamen streng afgebakende dialectarealen te ontdekken vielen. Enkele van die arealen zijn zelfs met een ongeoefend oog nog goed waar te nemen en zijn in de naamkundige literatuur dan ook allang geen onbekenden meer: het praktisch volledig ontbreken van voorzetselnamen in het Duitse taalgebied (Bach, Dürkheim, Lehnbach, Adorf, Knippenberg...)Ga naar voetnoot(3) tegenover hun massaal voorkomen in de Nederlanden; de typisch Oostnederlandse namen met Te (Ten Brink, Ten Kate, Ter Haar)Ga naar voetnoot(4); te vermelden is ook - hoewel niet Nederlands - de tegenstelling in het Duitse taalgebied tussen Zuidduitse namen op -er (Ingelheimer, Enzensberger, Scheidegger), de meer centraal te lokaliseren namen zonder affix (Bach, Adorf) en de Noordduitse op -mann (Bachmann, Lachmann, Brinkmann)Ga naar voetnoot(5). Bij mijn eigen onderzoek naar verdere geografische tegenstellingen binnen het Nederlands heb ik zoveel mogelijk contrasten buiten beschouwing gelaten die niet strikt antroponymisch-linguistisch te noemen zijn. Zo is de oppositie tussen Vandemeersche en Vandenbempt eerder van algemeen appellativische-lexicologische aard, die tussen Vandenbroecke en Vandenbroeck heeft te maken met apocoperingswetten van het Nederlands die men beter met de bestaande dialectatlassen kan bestuderen enz. In verband met de Middelnederlandse morfologie brengt de naamgeografie eveneens bepaalde feiten aan het licht. Het woord ‘voort, voorde’ (= doorwaadbare plaats) moet in het Oudvlaams mannelijk zijn geweest, in het Kempisch daarentegen vrouwelijk blijkens de nog bestaande tegenstelling Vande(n) voorde/Vervoort; ‘Cruce’ was in het Oudvlaams vrouwelijk, in het Oudbrabants echter onzijdig (vgl. Vercruysse(n)/Vandecruys; indien vrouwelijk had laatstgenoemde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naam de uitgang -en moeten krijgen); ‘heide’ was vrouwelijk in het Brabants en Noordoostvlaams (Verheyden), mannelijk (of onzijdig?) in het West- en Zuidoostvlaams (Vandenheede, Vanhee)Ga naar voetnoot(6). Hoe interessant het uitwerken van zulke tegenstellingen ook moge zijn, ze behoren in feite niet tot het domein van specifiek naamkundig onderzoek en zullen in navolgend betoog dan ook niet verder aan de orde komen. Evenmin beoog ik een onderzoek van sociografische aard over migratie van familienamen, zoals dat in de laatste jaren o.m. door Buitenhuis voor Noord-Brabant is gebeurd. Bij alle soortgelijke onderzoekingen levert de naamkunde ongetwijfeld zeer verdienstelijk werk, maar bevindt zij zich per slot van rekening toch maar steeds in een ondergeschikte rol ten opzichte van andere disciplines zoals de historische klankleer, de lexicologie of de demografie. Het is een belangrijke, bijna existentiële vraag voor de naamkunde of zij in staat is een eigen methodologie te ontwikkelen en resultaten af te werpen die geen herhaling bevatten van inzichten die even goed of zelfs beter door andere deeldisciplines kunnen worden verkregen. M.a.w.: is een naamkunde mogelijk die andere vakgebieden niet naar de ogen kijkt, maar zelfstandig poogt haar eigen wetmatigheden te ontdekken? Onderhavige studie wil een kleine bijdrage zijn tot de oplossing van die vraag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De evoluties Vander > Ver en Vanden > Van.2.1 De overgang Vander > Ver als dialectgeografisch verschijnsel.Het uitgangspunt van mijn onderzoek vormen naamvarianten als Verstraeten/Vanderstraeten, Verheyden/Vanderheyden, Verschueren/Vanderschueren enz. Het is reeds langer bekend dat namen als Verstraeten, Verschueren e.d. geëvolueerd zijn uit een voorstadium met vander. Lindemans, Van Gorp en Peene hebben er destijds reeds uitvoerige bijdragen aan gewijd. Lindemans en Van GorpGa naar voetnoot(7) toonden met archiefmateriaal aan dat de overgang vander > ver in de Antwerpse Kempen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedateerd moest worden omstreeks 1400-1450. PeeneGa naar voetnoot(8) dateerde de overgang in Zuid-West-Vlaanderen (Kortrijk) omstreeks 1550. Tussen de overgang in de Antwerpse Kempen en in West-Vlaanderen blijkt aldus een tijdkloof te liggen van tenminste 100 jaar. Dat laat reeds vermoeden dat we met een geografisch expansief verschijnsel te maken hebben. De opmars ervan heb ik, zonder exhaustief te willen zijn, in volgende tabel weergegeven. Het valt daarbij op (men zie de gegevens voor Herentals) dat de door Van Gorp vastgestelde overgangsfase met meer dan een eeuw moet worden vervroegd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is natuurlijk best mogelijk dat de expansie van de vernieuwing zich niet als een continu golfverschijnsel heeft voorgedaan, maar dat zij sprongsgewijs eerst de grote centra heeft veroverd en dan pas de daarop georiënteerde kleinere gemeenten en gehuchten. Door de aard van het archiefmateriaal is daarover nauwelijks enig uitsluitsel te verkrijgen. Toch lijken de mij ter beschikking staande gegevens de conclusie te wettigen dat de overgang vander > ver in een stroomversnelling is geraakt nadat hij in de grote steden ingang had weten te vinden. Zo stelt men vast dat het ongeveer anderhalve eeuw heeft geduurd vooraleer het verschijnsel vanuit het stadje Herentals het nauwelijks 40 km verder gelegen Antwerpen wist te bereiken; amper | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 jaar daarna blijkt het reeds tot in de verste uithoeken van West-Vlaanderen te zijn doorgedrongen! De ver-vormen hebben zich ook naar het noorden en het oosten toe verspreid. Het valt daarbij op dat de chronologische verschillen tussen het Noordbrabantse Oisterwijk, Utrecht en Belgisch-Limburg niet erg groot zijn en dat de overgang er in de 16e eeuw is gebeurdGa naar voetnoot(47). De nieuwe vorm heeft zich niet in alle Nederlandse dialecten weten in te burgeren. Met het materiaal in de Nederlandse Repertoria van Familienamen (zie kaart) is nog heel goed na te gaan dat boven de Grote Rivieren enkel nog de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Gelderland aan de evolutie hebben deelgenomen, althans het zuidelijke gedeelte ervan; het verschijnsel is echter totaal onbekend gebleven in Noord-Holland, Drente, Overijsel en de noordelijker provincies. Ook in België is vander niet overal geëvolueerd tot ver. Met de moderne telefoongidsen kan nog heel precies worden vastgesteld dat ver- onbekend gebleven is in het zuiden van de provincies Oost-Vlaanderen en Brabant. Voor Belgisch-Limburg, waar van-namen om nader aan te halen redenen weinig frequent zijn, heb ik getracht met behulp van de parochieregisters de isomorfen wat scherper te trekken. Het resultaat van mijn archief- en telwerk is te zien op de bijgevoegde kaart, die bij gebrek aan voldoende gegevens aan de west- (Holland en Zeeland) en oostkant (Nederlands-Limburg en Duitsland) oningevuld moest blijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 De oorzaken.Reeds J. LindemansGa naar voetnoot(48) en L. PeeneGa naar voetnoot(49) hebben gewezen op de vergelijkbare overgang van Middelnederlands elkander, malkander naar elkaar, mekaar. Peenes vaststellingen waren gebaseerd op menigvuldige vindplaatsen van 16e-eeuwse overgangsvormen vander > vaer in zuidelijk West-Vlaanderen (Vaerhille, Vaereecke, Vaerbrugge). Nu zijn der- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijke markante overgangsvormen met vaer niet bekend uit andere dialecten die de overgang naar ver- hebben meegemaakt, maar dat is geen bezwaar om ook daar mutatis mutandis een gelijkaardige evolutie als bij het woordje elkaar aan te nemen. PeeneGa naar voetnoot(50) veronderstelde dat de overgang vander > vaer er was gekomen door intense beklemtoning van de eerste lettergreep en wees in dat verband op de Kortrijkse uitspraak van namen als Vándenabeele en Vánderstraeten met initiële klemtoon. Die voorstelling van zaken lijkt me echter niet juist. Vooreerst is beginklemtoon bij van- namen uitzonderlijk zodat zeker niet alle ver-evoluties daardoor kunnen worden verklaardGa naar voetnoot(51). Verder ziet men niet goed in waarom een aanvangsaccent de overgang van vander naar vaer meer in de hand zou kunnen werken dan een bijaccent. Gesteld dat vander-namen toch alle ooit een initieel accent zouden hebben gekend, dan zouden we bij sommige ook sporen moeten aantreffen van een ontwikkeling naar een gutturale nasaal: Vanderstraeten > Vangerstraeten. Men vergelijke daartoe slechts Poperings makangers (= malkander), Oudantwerps angt (= hand), de Kempische familienaam Mangelschots < Mandelschot enz.Ga naar voetnoot(52). Van dergelijke evoluties bij vander-namen is echter geen enkel spoor. Ten slotte: indien Peenes voorstelling van zaken juist was, zouden we op dit ogenblik in West-Vlaanderen vaar- namen met initieel accent moeten aantreffen en niet de nu alomtegenwoordige onbeklemtoonde ver-vormen (*Váarstraete, *Váarbrugge ...). De condities die de overgang van vander naar ver m.i. wel hebben bepaald, waren: toonloosheid en verdoffing van de betekenisloos geworden voorzetselaanloop, een verschijnsel dat ook vandaag nog in de Kempen waar te nemen is (b.v. Rik Vlooy = Rik van Looy, Rien Vəbeeck, wat zowel als Verbeeck of Van Beeck kan geïnterpreteerd worden). Historische voorbeelden van zulke prefixverwarring zijn: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijkevorsel 1464-70 verlinden = van liindenGa naar voetnoot(53) In ruimer fonologisch verband moet hier gewezen worden op de zeer frappante tegenstelling tussen Zuid en Noord bij de uitspraak van woorden met een protonische klinker (konijn, papier, kapot). Blijkens de kaarten van StroopGa naar voetnoot(58) worden die woorden in het noorden met een gereduceerde vocaal uitgesproken (kenijn, pepier, kepot) in het zuiden behoudt de vocaal echter zijn volle klinkerkwaliteit (m.i. met zuid-noord-gradaties), vaak zelfs ondersteund door een heterogene consonant (kornijn, pampier). Het kan niemand ontgaan dat de contouren van dat verschijnsel opvallende overeenkomsten vertonen met de verdeling van vander/ver en elkander/elkaar (cf. infra). Het zou mij dan ook niet verwonderen, mochten de drie genoemde verschijnselen op dezelfde oorzaak teruggaan. Als oorzaak van de tegenstelling kepot/kapot heeft Stroop gesuggereerd dat Vlamingen meer geneigd zouden zijn ‘naar de letter’ te sprekenGa naar voetnoot(59) (i.c. de Franse, maar ook de Nederlandse). Ik ben niet geneigd hem daarin bij te treden, vooral niet nu gebleken is dat puur Nederlandse toch courante spreektaalverschijnselen als elkander/elkaar, vander/ver dezelfde contouren bezitten. Veeleer acht ik een fundamenteel verschijnsel daarvoor verantwoordelijk, dat tot nog toe nooit de aandacht van dialectologen heeft gekregen: de eigen tonologie van beide dialectarealen. Een van de opvallendste kenmerken waarin (Belgisch-)Brabantse dialecten zich van Noordantwerpse, Noordbrabantse en Hollandse onderscheiden is hun nagenoeg amelodisch karakter en het ontbreken van toonhoogteverschillen binnen een woordgroep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is mede dat verschijnsel dat de taal van Vlamingen voor Nederlanders vaak zo staccato en ‘naar de letter’ in de oren doet klinkenGa naar voetnoot(60). Ondanks de grote overeenkomsten tussen de door Stroop ingetekende woorden en het vander/ver- en elkander/elkaar-verschijnsel, zijn er ook opvallende verschillen. In het Oostlimburgs blijkt reductie van protonische vocalen, zelfs in een woord als soldaat, de algemene regel te zijn. Het is mij voorlopig een raadsel waarom er dan ook geen sporen te vinden zijn van de overgang vander > ver. In het hele Westvlaams blijkt de protonische vocaal in Romaanse leenwoorden zijn volle kwaliteit te behouden. Toch is vander er omstreeks 1600 overal tot ver geëvolueerd. De afwijking is echter m.i. eenvoudig te verklaren via de overgangsvormen met vaer, die omstreeks 1600 in Kortrijk worden aangetroffen. Die vormen wijzen erop dat bij de overgang vander > ver in het Westvlaams andere principes aan het werk zijn geweest dan in de Kempen. In tegenstelling tot de reducerende dialecten (Kempen, Utrecht, Noord-Brabant) zou vander in W.-Vlaanderen niet eerst zijn verdoft tot zoiets als vəndər maar zijn volle vocaal hebben behouden. Wel zou de a zijn genasaleerd door de volgende n, die daarop zijn dentale kwaliteit verloor, waarna dan syncope van de d intrad: vander > vãder > vaer > ver; het genasaleerde tussenstadium is te vergelijken met de huidige Kempische uitspraak van hand /hãt/ en ander /ãder/. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 De overgang vanden > van.De reductie van tweelettergrepige voorzetselaanlopen heeft niet alleen zijn sporen nagelaten bij vander-namen. Ook bij namen met inleidend vanden komen soortgelijke verkortingen voorGa naar voetnoot(61). Aldus blijken in het Zuidnederlandse vander-gebied veel meer namen met de volle aanloop vanden voor te komen dan in de ver-dialecten. Typisch Zuidoostvlaamse en Zuidbrabantse namen als Vandendaele Vandendriessche, Vandensteen, Vandenhoof, Vanden Eeckhout, Vandenheede komen in ver-dialecten voor als Vandaele, Vandriesse, Vansteen, Vanhoof, Van Eeckhout, Vanhee. De isomorf tussen vanden- en van-varianten blijkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
echter lang niet zo scherp af te lijnen als de tegenstelling vander/ver. Voor dit gebrek aan homogeniteit zijn een aantal oorzaken verantwoordelijk. a) Bij gebrek aan historisch materiaal kan niet steeds worden uitgemaakt of namen als Van Kerkhove, Van Doorne, Van Steene, Van Looy, Van Hoof wel ooit een voorstadium met vanden hebben gekend. Het is mogelijk dat sommige direct moeten afgeleid worden van gehucht- of gemeentenamen waarbij geen lidwoord kon optreden (o.a. Stene bij Oostende, Kerkhove in Oost-Vlaanderen, Looy = Tessenderlo, Hove bij Antwerpen enz.). Soms kan de naamgeografie daardoor ook ophelderingen verstrekken over de etymologie van bepaalde familienamen. De naam Van Roy, die zeer vaak voorkomt in de 17e-en 18e-eeuwse parochieregisters van St.-Lambrechts-Woluwe en er dus blijkbaar autochtoon is, moet afgeleid worden van een gemeentenaam (is dat het nabijgelegen St.-Agatha-Rode?) en niet van een veldnaam, aangezien hij dan Vandenroy zou geluid hebben (Woluwe behoort tot het vander/vanden-conserverende dialectgebied). Min of meer zekerheid over een voorstadium met vanden heeft men slechts wanneer de van-naam een vanden-variant bezit die er geografisch nauw bij aansluit. b) Een tweede moeilijkheid berust in het feit dat in het ver-gebied niet alle vanden-namen tot van zijn geëvolueerd. Die overgang is namelijk geconditioneerd door de anlaut van het hoofdwoord. Aldus heeft vanden zich normaal tot van kunnen ontwikkelen vóór een vocaal of een h (die in het zuidwesten trouwens niet wordt uitgesproken) (b.v. Vanacker, Vanhee, Vanhove, Van Hauwe enz.), vóór een dentaal (Van Daele, Van Driesse, Van Torre, Van Steen, Vanneste), een gutturaal (Van Goor, Van Gucht, Van Keer, Van Craen) of een liquida (Van Laer, Van Loock, Van Loo, Van Rooy); echter niet vóór bilabialen (Van den Bempt, Van den Brande, Van den Berg, Van den Broecke, Vandemoortel, Vandepoel, Vandeputte, Vandewalle, Vandeweghe, Vandewouwer) en labiodentalen (Vandevijver, Vandevelde, Vandevoorde, Vandeven). Soms echter blijkt van i.p.v. vanden toch vóór p of b voor te komen: Van Bulck, Van Bogaert (Waasland), Van Put. Hier dient genealogisch onderzoek uit te maken of het inderdaad uitzonderingen op de regel zijn, dan wel-wat waarschijnlijk is - of deze namen af te leiden zijn van oorspronkelijke lidwoordloze plaatsnamen (Putte is b.v. de naam van twee gemeenten uit de provincie Antwerpen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c) De ontwikkeling van vanden naar van blijkt ook in chronologisch opzicht niet geheel parallel te lopen met de overgang vander > ver. In Vorselaar is de overgang vander > ver in de jaren ca. 1467-76 reeds een voldongen feit, maar bij de vanden-namen is van een soortgelijke ontwikkeling op dat ogenblik nog geen spoor: vanden eynde, vanden style, vanden dycke, vanden goire, vanden sype, vanden spreete, vanden hoveGa naar voetnoot(62). Hetzelfde stelt men vast in Geel voor de jaren ca. 1442-1450Ga naar voetnoot(63) en Duffel in de periode 1497-1524Ga naar voetnoot(64). De evolutie vanden > van blijkt dus heel wat later te hebben plaatsgegrepen dan die van vander > ver. De oorzaken daarvan zijn mij vooralsnog niet duidelijkGa naar voetnoot(65). Niet zelden blijkt vanden voor te komen waar we volgens de zopas ontdekte wetmatigheden eerder van zouden verwachten (zie de lijst in het volgend hoofdstuk). Het is natuurlijk mogelijk dat het gevallen van migratie betreft uit streken waar vanden-namen volledig (zoals in Zuid-Brabant) of ten dele (zoals in Noord-Brabant) intact zijn gelaten. Zoals we daarnet hebben vastgesteld, moeten we er echter ook rekening mee houden dat vanden veel later tot van is geëvolueerd dan vander > ver en dat ook in het ver-gebied autochtone vanden-namen (nl. vóór labiale anlauten) zijn blijven bestaan. Die factoren kunnen ertoe hebben bijgedragen dat de normale van-namen toch weer vervangen werden door oorspronkelijke vanden-vormen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4 Ver-namen in elkander-dialecten.Indien Peenes veronderstellingen juist zijn, zou de isoglosse tussen vander- en ver-gebieden (grosso modo ook tussen vanden en van) ongeveer moeten samenvallen met een lijn die elkander- en elkaar-dialecten van elkaar scheidt. Dat blijkt, volgens lukraak ingewonnen informatie (onze dialectatlassen bevatten geen kaarten of zinnetjes met deze woorden; de oudere idiotica zijn onbetrouwbaar), althans voor België in grote delen te kloppen. In Gent, Brugge, Antwerpen, Izegem, Kortrijk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Torhout, Essen luidt het wederkerig voornaamwoord ‘elkaar’ (of varianten daarvan als ‘makare’, ‘bekaar’). Het zijn inderdaad ook ver-dialecten. In Leuven, Brussel, Hoeselt, waar vander en vanden bewaard zijn gebleven, luidt het voornaamwoord volgens onze verwachtingen inderdaad ook ‘malkanderen’Ga naar voetnoot(66). Er zijn echter ook in het oog springende afwijkingen. Het dialectgebied rond Aarschot blijkt als wederkerig voornaamwoord slechts ‘malkanderen’ te kennen, terwijl het namenmateriaal er ten overvloede getuigt van een autochtone aanwezigheid van ver-namen. Dezelfde vaststelling geldt voor Londerzeel. In het Zuidwestvlaamse ver-gebied (Poperinge en omgeving) vertoont het wederkerig voornaamwoord evenmin verdoffing en syncope; het komt er voor als ‘makangers’, wat erop lijkt te wijzen dat bij beklemtoonde lettergreep progressieve (‘makangers, kartong’), bij niet beklemtoonde regressieve nasalering (‘vãder’) heeft plaatsgevonden. Uit de dialecten van Aarschot, Londerzeel en Poperinge blijkt dat ver- en elkaar-isoglossen niet volledig samenvallen. Wanneer we ingaan op de verschillen tussen beide woorden, hoeft dat echter ook niet te bevreemden. Beide vertonen weliswaar een onmiskenbare gelijkenis, maar zijn geenszins identiek. Elkaar is o.m. steeds drager van betekenis gebleven, het propriaal gefossiliseerde van echter niet (vandaar dat vander niet tot ver kon evolueren in woordgroepen waar het zijn voorzetselfunctie bleef behouden, zoals b.v. in Middelnederlands ‘die chijns vander hoeven bedraecht’). Het betekenisverlies en de pure lettergrepigheid van de voorzetselaanlopen is er ook de uiteindelijke oorzaak van dat in het Zuiden voorzetselnamen zeer vaak aaneengeschreven worden (Vandenabeele, Vanacker), ver-namen zelfs altijdGa naar voetnoot(67). Een tweede belangrijk verschil ligt in de andere beklemtoning van vander- en elkánder. Door betekenisverlies en gebrek aan voldoende beklemtoning is het niet verwonderlijk ver-vormen ook aan te treffen in dialecten waar elkander is blijven bestaan. In diachronisch opzicht is trouwens hetzelfde vast te stellen. De ver-vorm was in het Middelnederlands reeds bekend vóór we de eerste elkaar-vormen zien verschijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5 Vander-namen in Holland.Ook het omgekeerde doet zich voor. Er bestaan dialectarealen die wel de evolutie elkander > elkaar hebben doorgemaakt, maar niet die van vander > ver of vanden > van. Dat is met name zo in het Hollands (vgl. Van der Maat, Van der Stoel, Van der Schaar). Voor een verklaring van die afwijking dienen we een beroep te doen op de ontstaansgeschiedenis van de Hollandse familienamen. De lettergrepen van vander konden uiteraard slechts worden samengetrokken tot ver bij veelvuldig gebruik in de dagelijkse omgangstaal. In het zuiden van het Nederlandse taalgebied was aan die voorwaarde voldaan. Vrijwel iedereen droeg er van in de Middeleeuwen één, en slechts één, vaste toenaam. In het Noorden daarentegen, waar de toenamen pas in 1811 bij wet werden vastgelegd, heeft zeer lang een systeem met dubbele toenamen bestaan. Voor de dagelijkse omgang gebruikte men een steeds wisselend patronymicum op -sen (Jan Pietersen, zoon van Pieter Jansen). Zoals De Lang voor de Gooise namen heeft aangetoond, ontstond dan vanaf de zestiende eeuw in toenemende mate de gewoonte om naast het patroniem een tweede toenaam te gaan voeren b.v. Jan Pietersen van der MaatGa naar voetnoot(68). De laatste naam was waarschijnlijk niet voor alledaags gebruik bestemd, maar werd slechts toegevoegd vanuit een burgerlijk standsgevoel of om iemands identiteit wat nader te preciseren. De kans was namelijk groot dat in een zelfde dorp verscheidene personen Pieter Jansen of Jan Pietersen heetten. De ongebruikelijkheid of de geringe frequentie van de tweede toenaam (beroepsnamen, herkomstnamen) blijkt uit het feit dat ze in archiefstukken vaak niet voorkomen, de patronymica daarentegen wel (Jan Pietersen van der Maat werd meestal kortweg Jan Pietersen geheten). Ook de huidige spelling van de Hollandse familienamen geeft daar nog blijk van. In tegenstelling tot Zuidnederlandse familienamen worden voorzetsel, lidwoord en hoofdwoord vrijwel steeds los van elkaar geschreven (Van der Maat, Van de Brink enz.). Het jongere en het - ik zou haast zeggen af en toe artificiële - schrijftalige karakter van de Hollandse herkomstnamen komt ook tot uiting in de vaak diachronisch afwijkende morfologie van het dativische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lidwoord: Van der Stoel, Van der Valk, Van der Woude, of in duidelijk jongere morfemen: Van 't Hof, Van het Reve, Van de Berg. Dialecten waar toponymische toenamen reeds van in de Middeleeuwen tot het vaste en erfelijke toenamenbestand behoren, bewaren over het algemeen nog getrouw de Middelnederlandse uitgangen: Van den Broek, Van der Kerken, Van den Hoof, Ten Haar, Ten Veen (voor afwijkingen als Van der Veken, Vandersteen, zie infra). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6 Vander naast ver in N.-Brabant en Utrecht.De provincies N.-Brabant en Utrecht behoren, gezien de grote aantallen dergelijke namen, ongetwijfeld tot het ver-gebied. Nochtans is de toestand er lang niet zo homogeen als bij de Zuidnederlandse ver- en vander-arealen. Namen waarbij vander en vanden er namelijk niet tot ver of van zijn geëvolueerd, zijn er op zijn minst even talrijk aan te treffen. Naast de kwantiteit wijst ook hun morfologie (de uitgang -en in Noordbrabants Van der Schuren of het nulmorfeem in Utrechts Van der Schuur; cf. infra) op hun autochtoon Noordbrabants of Utrechts karakter. Aangezien beide naamvormen doorlopend door en naast elkaar voorkomen (zie de kaart; namen met vanden en van werden niet ingetekend), moet dat verschijnsel andere dan dialectgeografische oorzaken hebben. Hier komt dan de sociolinguistiek om de hoek kijken. Het kaartbeeld samen met inzichten die we hiervoren hebben verworven, dwingt er als het ware toe aan te nemen dat vander- en ver-namen naast elkaar tot ontwikkeling zijn gekomen door een verschil in taalregister. Hiervoren is gesteld dat ver-namen zijn ontstaan door hun courant gebruik in de spreektaal en dat vander-namen in Holland in die vorm bewaard zijn gebleven door hun lagere gebruiksfrequentie. Het kon dus best zijn dat een toponymische toenaam reeds sedert eeuwen erfelijk was in een bepaald geslacht, maar dat men er slechts sporadisch (door standsgevoel, ter verduidelijking) gebruik van maakte. Zo komen de leden van de Zundertse familie Van Lantschot van 1445 tot ca. 1585 vrijwel uitsluitend met patronymische toenamen in de bronnen voor (Henric Jan Christiaens, Jan Henric Christiaens, Jan Jacop Christiaens enz.). Slechts tegen het eind van de zestiende eeuw moet de vadersnaam Christiaens plaats maken voor de reeds lang bestaande herkomstnaam Van Lantschot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelijkaardige voorbeelden vindt men bij tal van Noordbrabantse geslachtenGa naar voetnoot(69). Het is bijgevolg niet ondenkbaar dat nakomelingen van een geslacht een verschillende familienaam gaan dragen en dat b.v. een tak van de familie Van Lantschot zich Christiaens is blijven noemen. Of ook dat bepaalde leden van een geslacht ver-namen zijn gaan voeren, terwijl een andere tak aan de oudere vander-vorm is blijven vasthouden. Zo is een tak van de Eindhovense familie Van den Dael Van Dael gaan heten, terwijl een andere zich Van den Dael is blijven noemenGa naar voetnoot(70). Het spreekt vanzelf dat de naamkunde hier niet buiten de hulp van de genealogie kan. Die slechts zal in elk geval apart een antwoord kunnen geven op de vraag of het verschil tussen vander/ver- en vanden/van-varianten mogelijk ook correspondeert met standsverschillen. Lindemans heeft erop gewezen dat de Vlaamse adel aan de oude vander- vormen is blijven vasthouden (de Van der Noot's, de Van der Straten's) en dat dit verschijnsel bij sommige geslachtsnamen zelfs tot hypercorrecte vormen heeft geleid. Aldus fatsoeneerden tot aanzien gekomen takken van de Oostvlaamse geslachten Versaren en Vernimmen hun namen tot Vandersaren en Vandernimmen, hoewel die namen nooit een voorstadium met vander hebben gehad (het zijn oude metroniemen met veren- = vrouwen)Ga naar voetnoot(71). Al moet de taalkunde hier het woord overlaten aan de stamboomvorsers, dan beschikt zij toch nog over een eigen vrij overtuigend argument voor het feit dat het verschil tussen de vander- en ver-namen in N.-Brabant als een verschil in taalregister moet verklaard worden. Met behulp van het Familienamenrepertorium voor Noord-Brabant stelt men vast dat de syncope van de d - een typisch spreektaal verschijnsel - slechts bij ver-namen, maar nooit bij vander-namen optreedt. Men vindt er 1259 × Verheijen, maar slechts 7 × Van der Heijen; 93 × Verweyen, doch geen enkele Van der Weyen! Een andere aanwijzing voor het omgangstalige karakter van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver-namen in Noord-Brabant is te vinden in de zo typisch Noordbrabantse drieledige naamconstructies van de 16e tot de 18e eeuw. Er waren daarbij twee patronen mogelijk: een waarbij de laatste toenaam bij het patroniem werd geïncorporeerd (Jan Peter Brouwers, Jan Jan Peters) en een waar die toenaam werd geëxtraponeerd (Jan Geertsen de Bresser, Peter Jansen van Hasselt). Het is een vrij algemene regel dat extrapositie steeds optreedt bij van-namen (Hendrik Mattijsse van den Bogert, Jan Claessen vander Linden), maar dat ver-namen meestal geïncorporeerd voorkomen (Jan Jan Verberne, Peeter Jan Verhoeven, Andries Jan Verheijen)Ga naar voetnoot(72), wat erop wijst dat patroniem en toenaam als één geheel werden ervaren en vaak samen zullen zijn gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7 Vander naast ver in Zuid-Nederland.Het kaartbeeld presenteert voor nederlandstalig België in feite homogenere dialectarealen dan in werkelijkheid het geval is. Ook in het vander-gebied blijken autochtone ver-namen voor te komen, terwijl het ver-gebied ook zijn eigen vander-namen heeft. a) In het zuidelijke vander-gebied zijn ver-namen bekend die wegens hun hoeveelheid of hun lokale beperktheid niet aan migratie kunnen worden toegeschreven: het Zuidlimburgse Verjans, de Zuidbrabantse namen Verbelen, Verbesselt, Verheylewegen, Vernimmen, Verleysen enz. Deze namen hebben echter op geen enkel ogenblik van hun bestaan een ouder stadium met vander- gekend. Zij zijn namelijk af te leiden van oude moedersnamen met het prefix veren (= vrouwe): Jane of Jehane (Verjans luidde oorspronkelijk Verjaenen; de -s is pas ontstaan in de 16e eeuw onder invloed van het vaak voorkomende patroniem Jans)Ga naar voetnoot(73), BesseleGa naar voetnoot(74), (Isa)bele, Heylwich, Imma, Leysa. b) Veel moeilijker is echter de verklaring van vander-namen in het overigens vrij homogene ver-gebied. In de doopregisters van de provincie Antwerpen, lopend van ca. 1600-ca. 1800, zijn enkele van die markante afwijkingen (inclusief de namen met vanden):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de beoordeling van de lijst houde men er rekening mee dat enkele van de genoemde dialecten (o.a. Rijkevorsel, Essen, Meer, Meerle e.d.) in feite meer Noordbrabants dan Antwerps te noemen zijn (zij kenden namelijk ook het drieledige naamtype Jan Jan Verheyen) en dat vander-namen er als sociolinguistische varianten (cf. § 2.6) te beschouwen zijn. Onder de genoemde afwijkingen zitten ongetwijfeld ook gevallen van migratie, uit Zuid-Oost-Vlaanderen, Zuid-Brabant of Noord-Brabant. Expliciete vermelding van vreemde herkomst wordt in de parochieregisters echter pas na 1750 gebruikelijk, zodat men vóór die tijd bijna steeds is aangewezen op de naamgeografie. Men lette daarbij op namen als Van den Eede (Beerse, Hoevenen, Kapellen), Van der Sloten (Ranst) die typisch Zuidoostvlaams zijn (Aalst, Dendermonde), Van der Sijpen (Meerle), Van den Dries (Kessel), Vanderborgt (Ramsel), die karakteristiek zijn voor Zuid-Brabant; Van den Heuvel (Weelde), Van de Sande (Balen) zijn ten slotte zeer frequent in Noord-Brabant. Een geval van expliciet vermelde migratie is de familienaam Vanderhaege in 's-Gravenwezel (3 ×). In de doopregisters staat de stamvader opgegeven als afkomstig uit Zierikzee, wat gezien de vander-aanloop en tevens de uitgang -e (cf. infra) volledig klopt met onze bevindingen. c) Historisch gemakkelijk te verklaren afwijkingen zijn namen als Vander Velde, Vanderveken, Vanderven. De vander-vorm is echter niet origineel Middelnederlands maar is in een eerder recente periode door een dissimilatie van vanden vóór een v-anlaut uit Vanden Velde enz. ontstaan. Merkwaardig is alleszins dat sommige van die secundaire vander-namen in de Kempen nog tot ver-namen zijn verder geëvolueerd (Vervecken, Verdijck). d) Een problematisch geval is ten slotte de naam Vanderauwera, die teruggaat op een Lierse plaatsnaam (in 1284 oudera). De toenaam is reeds geattesteerd in 1312 (willelmus vander ouder aa)Ga naar voetnoot(75) en komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te Lier in de jaren 1416-26 nog 12 × voor (vander oudera)Ga naar voetnoot(76). Andere oude vindplaatsen zijn: Duffel ca. 1497-1505 cathelynen van oudera, peeter van ouwera, merten van ouwer a, bertelmeeus van ouwer a, geertruyt van ouwer AaGa naar voetnoot(77) Alles aan deze naam laat verwachten dat hij normaal tot een ver-naam zou zijn geëvolueerd, temeer daar mag verondersteld worden dat de overgang vander > ver zich bij langere namen vlugger kon voltrekken. De enige verklaring die ik kan bedenken - en ik laat ze graag staan voor een betere - is dat het vrij omvangrijke drielettergrepige hoofdwoord na de syncope van de d nauwelijks nog enig consonantisme vertoonde. Zijn de gebruikers van de naam zich van het gevaar bewust geweest, dat de naam daardoor tot een totaal onherkenbare vorm (b.v. ‘Vraura’) kon ineenschrompelen. (Vgl. Frackers uit Verackers in 1638 te WaalwijkGa naar voetnoot(80), Amerongen 16e eeuw: Van Proyen = Van PoederoyenGa naar voetnoot(81), het Oostvlaamse Van Draeghen uit Vanderhaegen)? Een soortgelijk geval is de naam Vander Auwermeulen. Hij wordt te Lier reeds vermeld in de jaren 1418-1475Ga naar voetnoot(82), maar is evenmin tot ver geëvolueerd (zie de gegevens boven voor Putte bij Mechelen). Eveneens opvallend is de Noordbrabantse naam Van der Aa. In tegenstelling tot andere vander-namen bezit hij nauwelijks ver-varianten. Heeft men ook bij die namen aangevoeld dat zij op den duur tot Vrouwermeulen of Vraa konden atrofiëren? e) Meer dan de provincie Antwerpen telt de provincie West-Vlaanderen op dit ogenblik nog namen met niet geëvolueerd vander. Wegens hun hoeveelheid en hun karakteristieke e-uitgang (cf. infra) moeten ze wel autochtoon Westvlaams zijn. Enkele vaak voorkomende namen zijn Vanderbeke, Vandercruysse, Vanderplaetse, maar vooral Vanderhaege en Vanderschaege. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de 17e-18e-eeuwse lijsten van nieuwe poorters in MenenGa naar voetnoot(83) blijken ver-namen weliswaar ruim in de meerderheid te zijn, maar ook vander-vormen zijn lang niet zeldzaam (o.a. Vander Plancke, Vander Meersche). Ook van uit vanden is veruit de sterkst vertegenwoordigde vorm, maar namen als Vande(n)steene en Vande(n)casteele zijn frequent. Een verklaring voor deze Westvlaamse afwijkingen heb ik voorlopig niet. Ongetwijfeld speelt in Menen de onmiddellijke nabijheid van de vander/ver-isomorf een grote rol. Genealogisch onderzoek zal moeten uitmaken of het gevallen van migratie betreft of niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Geografische verschillen in de flexie.3.1 De tegenstelling Verbrugge/Verbruggen.Binnen de kategorie der vander/vanden- en ver/van-namen zijn in het Nederlands nog andere geografische tegenstellingen te bespeuren. Zij hebben weliswaar meer te maken met problemen van algemener taalkundige aard dan met zuiver antroponymische (zie § 1). De naamkunde brengt hier echter feiten aan het licht die ook voor de studie van het Middelnederlands volledig nieuw zijn. Het betreft de morfologie van het hoofdwoord in namen ingeleid door vander- en ver-. Namen als Verdonk of Verburg hebben in dit opzicht weinig revelerends te bieden aangezien zij zowel Utrechts als Antwerps of Westvlaams kunnen zijn. Anders ligt het echter bij namen als Verhoeven, Verschueren, Versteegen, Verstraeten. In de provincies Limburg, Brabant, Antwerpen en Oost-Vlaanderen blijken die namen steeds de uitgang -en te vertonen. In West-Vlaanderen en het uiterste noordwesten van Oost-Vlaanderen (Eeklo) echter vindt men in plaats daarvan uitsluitend vormen op -e: Verschure, Verstrate, Verbrugghe, Verhaeghe, Vanderhaeghe enz. Zelfs met de gegevens uit telefoonboeken is nog vrij nauwkeurig na te gaan dat de isomorf tussen en- en e-vormen een bijna rechte lijn vormt, lopende van Oudenaarde tot Zelzate. Dat het geen loutere spellingkwestie is of een bureaucratische ingreep van de laatste eeuwen, blijkt uit het feit dat de tegenstelling reeds in het Middelnederlands bestond. In Eksaarde, Oudenaarde, Herentals, Lier, Kampenhout, Brussel, Mechelen (voor de bron- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermelding zie infra) komen in de Middeleeuwen op een paar uitzonderingen na uitsluitend namen voor van het type vander - en. Hetzelfde constateert men te GeraardsbergenGa naar voetnoot(84), OisterwijkGa naar voetnoot(85), NijmegenGa naar voetnoot(86) enz. In het Westvlaamse Ieper daarentegen treft men uitsluitend vander - e aanGa naar voetnoot(87) en ook in Brugge is dat zoGa naar voetnoot(88). Hoe meer we de vrij scherpe scheidingslijn tussen e- en en-namen naderen, des te groter wordt ook het aantal mengvormen. In Kortrijk vormen omstreeks 1400 vander - e-namen zeer duidelijk de meerderheid, maar varianten met -en zijn helemaal niet zeldzaam en hebben bij sommige namen zelfs de bovenhand: 32 × van der crucen/10 × van der cruce, 12 × van der straten/5 × van der strate, 9 × van der leyen/4 × van der leye, 4 × van der brugghen/1 × van der brugghe, 11 × van der apostelrien/6 × van der apostelrieGa naar voetnoot(89). In Gent dat zich ongeveer op de grens tussen beide arealen moet bevonden hebben, is de verwarring ook het grootst. In de stadsrekeningen van 1351-1364 vindt men massale hoeveelheden van zowel vander - e- als vander - en-namen, met nochtans een duidelijk overwicht van de eersteGa naar voetnoot(90). In één gebied ten slotte, het noordwesten van Oost-Vlaanderen, vertonen historische en moderne vormen opmerkelijke afwijkingen. Op dit ogenblik behoort het gebied zeker tot het e-areaal, maar in de Middeleeuwen was de en-uitgang er blijkbaar algemeen: Eeklo 1399: 3 × van der Brueghen, 2 × van der Weyen, 3 × van der Leyen, telkens eenmaal Van der Wedaghen, Van der Heyden, Van der Fonteynen, Van der Lenden, tegenover slechts eenmaal Van der Scuere, Van der Smesse, Van der LuereGa naar voetnoot(91). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geografische tegenstelling tussen e- en en-vormen is echter niet beperkt gebleven tot familienamen, maar treedt ook op in tal van toponiemen. Plaatsnamen met de oude zwakke en-uitgang van het vrouwelijk zoals Hoogstraten, Terneuzen, Terlanen (bij Brussel), Terkameren (dito), Nieuwerkerken, Membruggen, Tervuren, Terhulpen, Kapellen, Durmen (een wijk van Hamme aan de Durme) zal men vergeefs zoeken in West-Vlaanderen (de n van Duinkerken is niet oorspronkelijk!). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 De Middelnederlandse flexieklasse II.Het naamkundig contrast tussen e- en en-vormen gaat terug op een verschijnsel van veel algemenere aard, namelijk op het oude, Westgermaanse flexieverschil tussen zgn. ō- en n-stammen. In het Oudhoogduits is dat onderscheid nog gaaf bewaard, in het Middelnederlands blijken beide flexieklassen door elkaar te lopen:
Men kan zich de vraag stellen of in het Middelnederlands volledige willekeur heerste dan wel of het oorspronkelijke systeem volgens nieuwe criteria werd gerestructureerd. Van Loey schrijft: ‘Er ontbreekt nog een uitvoerige studie over het gebruik van de genitief en datief op -e, resp. -en’Ga naar voetnoot(94). Dat de geografie van moderne familienamen in die Middelnederlandse wanorde met zulke verrassende scherpte klaarheid zou brengen, zal wel door niemand zijn vermoed. Zoals te verwachten is de scherpe lijn die we tussen e- en en-morfemen bij de familienamen konden waarnemen, ook bij Middelnederlandse appellativa vast te stellen. In geheel Brabant, Antwerpen, Limburg, Noord-Brabant en Gelderland (althans toch Nijmegen) hebben alle vrouwelijke substantieven op -e genitief- en datiefvormen op -enGa naar voetnoot(95). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Even ondubbelzinnig is de toestand in Petegem (Leie), waar we omstreeks 1290 ondanks de nabijheid van de e/en-isomorf vrijwel alleen en-vormen aantreffenGa naar voetnoot(96). En dat het gebied rond Eeklo in tegenstelling tot de huidige toestand (namen op -e) in de Middeleeuwen tot het en-areaal behoorde, wordt ook in de appellativische woordenschat weerspiegeldGa naar voetnoot(97). Toch is de Middelnederlandse toestand complexer dan alleen op grond van de scherpe verdeling bij de moderne familienamen blijkt. Bij de gewone appellativa van flexieklasse II (vrouwelijke substantieven met vocalische auslaut: kerke, siele, tale...) komen ook in Westvlaamse teksten vele genitieven en datieven op -en voor. Voor Brugge zijn in de jaren 1295-97 volgende vaak voorkomende gevallen te noteren (exhaustief): 27 prochie/11 prochien, 19 kerke/10 kerken, 1 abdesse/12 abdessen, 5 stede/1 steden, 0 vrouwe/4 vrouwen, 7 rente, 4 maniere, 3 tale, 3 capitele, geen enkele maal renten, manieren, talen enz.Ga naar voetnoot(98). De vraag is of bij het gebruik van beide vormen volledige willekeur heerste dan wel of zij volgens bepaalde regels werden onderscheiden. Een vergelijking met het Middelhoogduits dringt zich op. Aanvankelijk werden daar de oorspronkelijke ō- en n-flexieklassen nog duidelijk uit elkaar gehouden, maar naar het einde van de Middeleeuwen toe vervaagt dat onderscheid en constateert men dat woorden van de ene klasse naar de andere zijn overgelopenGa naar voetnoot(99). Die wisselingen zijn echter niet willekeurig. De zwakke verbuiging werd gaandeweg voorbehouden voor concretiserende substantieven (voorwerpen, personificaties...), de sterke voor meer abstracte begrippen. Het zou dus kunnen dat ook in het Middelnederlands een dergelijke restructurering heeft plaatsgevonden. Het is echter meteen duidelijk dat in het Middelnederlands niet dezelfde criteria werden gehanteerd als in het Laatmiddelhoogduits. Immers, aangezien bij toponymische toenamen duidelijk sprake is van concrete nomina (brug, straat...), zou men daarbij uitsluitend de zwakke flexie verwachten. Dat klopt weliswaar voor Oost-Vlaanderen, Brabant, Limburg en Gelderland (Van der Straten, Van der Steegen enz.), maar beslist niet voor West-Vlaanderen waar we uitsluitend de e-uitgang aantreffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verwarring in onze Middelnederlandse grammatica's moet voor een deel zeker worden toegeschreven aan het feit dat de geografische verdeling tussen e- en en-vormen bij de appellativische woordenschat lang niet zo duidelijk te zien is als bij de moderne familienamen. Toch stelt men bij de gewone soortnamen in essentie dezelfde verhoudingen vast. In Oost-Vlaanderen en Brabant ziet men overwegend, zoniet uitsluitend, en-uitgangen verschijnen bij alle vrouwelijke substantieven waarvan de nominatief op -e eindigt: brugghen, kercken, straten enz. In West-Vlaanderen is het beeld iets verwarder. Men vindt er in overwegende mate e-uitgangen, maar blijkens de bovenvermelde gegevens kan ook -en er niet onbekend geweest zijn. Met het Corpus-Gysseling beschikkken we nu vooral voor Brugge over zo'n massa materiaal dat een nauwkeuriger analyse van deze gevallen mogelijk wordt. Zo stelt men vast dat sommige substantieven uitsluitend e-uitgangen krijgen: rente, tale, maniere, stede; bij andere overweegt de e-vorm zeer duidelijk op de varianten met -en (prochie/prochien, kerke/kerken). Bij enkele echter schijnt ook het Westvlaams duidelijk de voorkeur aan zwakke uitgangen te geven: abdessen, vrouwen. Is het een statistische toevalligheid dat het de twee enige persoonsaanduidingen uit de hele reeks betreft? Weer brengt hier de naamkunde het doorslaggevende bewijs dat dit inderdaad zo is geweest. De uitgang -en blijkt namelijk - ook in Brugge - de enig mogelijke te zijn bij de talrijk voorkomende vrouwelijke voornamen: kathelinen, claren, diedelen, clarinen, lisebetten, maergrieten, sconen, ymmezoeten, aghaten, clemmen, adelisenGa naar voetnoot(100)! Hoewel de hele kwestie nog in haar details nader onderzoek behoeft (waarom b.v. ook en-vormen bij kerke en prochie?), is de oorzaak van de voortdurende wisselingen in de tweede flexieklasse nu duidelijk. We weten nu dat het oude Westgermaanse verschil tussen n- en ō-flexieklassen, naargelang van het dialectareaal, op tenminste drie verschillende manieren werd gerestructureerd: in het Middelhoogduits wordt de zwakke flexie mettertijd de klasse van de vrouwelijke concreta, in Brabant en Oost-Vlaanderen (wschl. ook Limburg en Gelderland) wordt alles gesyncretiseerd in de en-klasse met uitzondering van enkele restanten van de oude ja-klasse (cf. infra), in West-Vlaanderen ten slotte wordt de zwakke flexie karakteristiek voor zowel appellativische als propriale persoonsaanduidingen, de sterke uitgangen worden voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behouden voor de overige substantieven. Tot deze laatste categorie behoorden ook de toponymische herkomstnamen die we nu nog steeds met de typisch Westvlaamse -e als Vercruysse, Verstraete, Verbrugghe e.d. aantreffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Restanten van oudere flexieklassen.Over het algemeen is de isomorf tussen en- en e-types in familienamen zo scherp dat men nauwelijks uitzonderingen verwacht. In elk geval zijn mij in West-Vlaanderen geen namen op -en bekend. In Antwerpen en Brabant hebben namen als Verhoeven, Verhaeghen, Verbruggen, Verheyden, Vergauwen en talloze andere zonder uitzondering steeds -en. Toch blijken historisch ook namen met -e voor te komen. De hierna opgesomde bronnen vertonen steeds en-vormen (van der eecken, van der brugghen, van der straeten enz.), behalve in volgende (exhaustieve) gevallen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men merkt op dat de ‘uitzonderingen’ op -e steeds bij dezelfde woorden blijken voor te komen: beke, mere, hage... Met de normale Brabantse apocope (16e-17e eeuw) moesten uit die namen klankwetmatig moderne vormen ontstaan als Verbeeck, Vermeir, Verhaegh enz. De laatste naam komt in het Brabants en het Antwerps echter niet (meer) voor, tenzij als Verhaghen, wat aantoont dat ‘haghe’ mettertijd naar de zwakke flexieklasse is overgelopen. Verbeeck en Vermeir hebben zich echter tot vandaag kunnen handhaven, zij het met geografische verschillen. ‘Beke’ en ‘mere’ zijn namelijk in Zuid-Oost-Vlaanderen en Zuid-Brabant (grosso modo het vander-gebied) ook naar de zwakke flexie overgelopen. Vandaar dan ook familie-namen als Vanderbeken (Vanderbeeck is mij onbekend; Vanderbeke komt wel voor, zoals te verwachten valt in de zone waar vander/ver-isoglosse en e/en-isomorf ongeveer samenvallen, d.i. tussen Schelde en Leie) en Vandermeiren (Vandermeire en Vandermeir zijn mij niet bekend). Verbeeck en Vermeir(e) hebben zich kunnen handhaven; de eerste is algemeen in de provincie Antwerpen, de tweede is sterk vertegenwoordigd in de streek van Dendermonde maar is in de provincie Antwerpen eveneens zwak geworden (Vermeiren). Moeten we veronderstellen dat substantieven als ‘beke, mere, haghe...’ als enige uit een zeer grote reeks sterk geflecteerd zijn gebleven? Wanneer we op zoek gaan naar de oorzaken van die uitzonderingen, blijkt weer eens dat we geconfronteerd worden met problemen van de historische spraakkunst. Men stelt namelijk vast dat deze substantieven in oorsprong niet vrouwelijk, maar mannelijk of onzijdig waren. Men vergelijke met het Duitse ‘der Bach’, met de plaatsnamen Den Haag en het nu onzijdige ‘het meer’. Door hun vocalische uitgang in het Oudnederlands (‘baki, mari, hago’) zijn ze dan feminina geworden, maar slechts in Z.-O.-Vlaanderen en Zuid-Brabant zijn ze niet alleen in genus maar ook in de flexie volledig met de vrouwelijke zwakke substantieven (Vanderbeken, Vandermeiren naar ‘der tonghen, der zielen’) samengevallen. De moderne en historische naamgeografie levert hier belangrijke aanvullingen op de traditionele Middelnederlandse spraakkunsten. Het blijkt namelijk dat in het Middelnederlands niet slechts twee flexieklassen van het type II hebben bestaan (t.w. -e en -en), maar dat bovendien nog restanten te vinden zijn van de oude ja-klasse, waar genitief en datief steeds (tenzij met regionale verschillen) met de uitgang -e verschijnen en die aan de hierboven geschetste tendensen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(-en algemeen in Brabant, -e algemeen in West-Vlaanderen) hebben weerstaan. ‘Beke, mere, hage’ staan in dat opzicht trouwens niet alleen. Ook de substantieven ‘deure, zale’ blijken in het Middelnederlands slechts met e-vormen voor te komenGa naar voetnoot(108). Het is dan ook geen toeval in de hierboven opgesomde lijst de toenamen ‘van der zale’ (Eksaarde) en ‘van der deure’ (Brussel) aan te treffen. En dat zijn trouwens niet de enige. Blijkbaar hebben ook ‘scaghe, keele, waghe’ en de hydroniemen Nete en (haar bijrivier de) Wimpe (blijkens de familienaam Verwimp) tot deze klasse behoord. Schematisch voorgesteld ziet de drievoudige reorganisatie van het systeem er als volgt uit: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4 De tegenstelling Verschuren/Verschuur.Met de Zuidnederlandse tegenstelling tussen en- en e-namen (Verstraete/Verstraeten) zijn de morfologische varianten nog niet uitgeput. Naast de vormen Verschueren/Verschuere komen ook varianten met een zgn. nulforfeem voor: Verschuur, Versteeg, Verhoef, Verkuil, Verheij, Verlaen, Verkerk enz. Ook hier gaat het om geografische tegenstellingen. Voor een Zuidnederlander klinken deze namen allerminst vertrouwd, voor Noordnederlanders zijn ze alledaags. Met behulp van de Nederlandse Repertoria van Familienamen is nog nauwkeurig na te gaan dat vormen als Verhoef, Verschuur e.d. uitgesproken Zuidhollands, Utrechts en Zuidgelders zijn en dat de isomorf met Verhoeven, Verschuren e.a. ongeveer samenvalt met de Maas. Dat naast de ver-namen ook namen met vander (Van der Schuur, Van der Hoef) in hetzelfde dialectgebied voorkomen, is boven reeds verklaard: het optreden van ver-namen in Utrecht en Zuid-Gelderland houdt in dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die namen ooit in de 16e of 17e eeuw, toen de overgang vander > ver plaatsvond, mondgemeen zijn geweest (misschien slechts voor één lid van het geslacht), terwijl de vander-vormen ofwel heel recent werden gevormd ofwel gedurende eeuwen een latent en slechts schrijftalig bestaan hebben geleid. De vraag die ons dan meer speciaal interesseert, is hoe de isomorf tussen de Noordbrabantse en- en de Utrechts-Gelderse Ø-namen (Verhoeven/Verhoef) tot stand is gekomen. Voortgaand op eerder gemaakte vaststellingen voor België (Verbrugge/Verbruggen), zouden we kunnen aannemen dat boven de Grote Rivieren in de Middeleeuwen de voorkeur werd gegeven aan de sterke flexie (Van der Stege, Van der Hoeve; ver bestond toen uiteraard nog niet). In oude Utrechtse teksten zijn dergelijke namen op -e inderdaad ook overgeleverd:
Met de apocope van de -e, die reeds zeer vroeg en overvloedig in Utrecht (ook in het Gelders en het Hollands) geattesteerd wordt (in 1378/9 b.v.: kerc, brug, rog, Eem, die Rijc, die Veer)Ga naar voetnoot(114), leidde dat ten slotte tot namen als Verwey, Vermaat enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat aan de gevolgde redenering echter afbreuk schijnt te doen, is het feit dat in oude Utrechtse teksten vaak de voorkeur werd gegeven aan de zwakke en-flexie. In 1378-9 overwegen in elk geval zwakke genitieven en datieven als: hoppen, weijden, bottelrijen, coeken, ghersten, tollen, herbergen...Ga naar voetnoot(115). Het betreft echter steeds weer appellatieven en geen familienamen. Men kan zich dan ook afvragen of het overwegen van de en-uitgang in appellatieven niet aan oostelijke (Gelderse, Brabantse?) schrijftaalinvloeden is toe te schrijven. In het nabijgelegen Arnhem blijken inderdaad in 1353-77 zwakke datieven op -en duidelijk autochtoon te zijn: van der Hegghen, van der Hellen, van der Lynden, van der Weyden enz.Ga naar voetnoot(116). Mochten zulke vormen ook in Utrecht autochtoon zijn geweest, dan zou men er nu namen als Vermaten, Verstegen, Verweyden e.d. moeten aantreffen, wat zeker niet het geval is. Een tweede probleem vormt de Utrechtse naam Van der Linde(n), die normaal in overeenstemming met Verhoef, Versteeg enz. Van der Lint of Verlint zou moeten luiden. Mogelijk hangt die afwijking samen met de ontstaansgeschiedenis van de e-apocope. De e-apocope - dat blijkt weer eens uit de naamgeografie - heeft namelijk niet in alle omgevingen gelijktijdig plaatsgegrepen. In de provincies Antwerpen en Brabant is de apocopering van de eind-e sinds de 17e eeuw algemeen (Van Hoof, De Groof, Verbeeck, De Groot), behalve bij een stemhebbende explosieve dentaal. Vandaar familienamen in beide provincies als De Wildde (ook De Wil komt voor), Vandevelde (ook Vandevel bestaat), Vandesande (naast Van Sant), Van den Brandde, Van den Eynde. Misschien is ook die auslautende d er in Utrecht voor verantwoordelijk geweest dat Van der Linde niet tot Van der Lint of Verlint is geëvolueerd. In de plaats daarvan vinden we 1577 × Van der Linden en 255 × Van der Linde (eigenaardig genoeg komt Verlinde(n) niet voor). Deze naam is trouwens nog om een andere reden opmerkelijk. Hij is namelijk de enige ver/vander-naam met een duidelijk overwicht aan zwakke vormen op -en. Aangezien dat een duidelijk niet-Utrechts kenmerk is (cf. supra), kan de vraag worden gesteld of de herkomst van deze naam niet in Gelderland of Brabant te zoeken is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Betekenisaspecten bij de toponymische toenaamgeving.4.1 Toenamen met en zonder voorzetselaanloop.Na deze eerder empirische vaststellingen met cijfers, isoglossen en archivalisch materiaal weze het mij geoorloofd bij wijze van afsluiting wat speculatiever in te gaan op meer essentiële, semantische eigenschappen van de Nederlandse herkomstnamen. Enkele van de vragen die ons daarbij zullen bezighouden, zijn: waarom beschikt het Nederlands in tegenstelling tot andere taalgebieden over zovele namen met voorzetselaanlopen; waarom gebruiken het Overijsels en het Drents namen met te; wat is er de oorzaak van dat bij vele toponymische toenamen het voorzetsel is weggevallen; enz. Er is vooreerst de reeds lang bekende tegenstelling met het aangrenzende Duitse taalgebied, waar voorzetselnamen ternauwernood nog voorkomen. Dat is echter niet steeds zo geweest. In de Middeleeuwen b.v. waren inleidende voorzetsels lang niet onbekend, maar ze zijn er om een tot nog toe nooit achterhaalde reden geleidelijk aan volledig verdwenen: Johan von deme Bache → Johann BachGa naar voetnoot(117). Ook in het Nederlands moet dat verschijnsel af en toe zijn voorgekomen. Dat blijkt uit naamparen als Eeckhout/Van den Eeckhaut, Pee/Van Pee (< St.-Anna-Pede), Schoubroeck/Van Schoubroeck, Mast/Van der Mast, Nieuwenhuizen/Van Nieuwenhuizen, Polfliet/Van Polfliet en vele andere. Vermoedelijk gaat het Hollands daarin verder dan het Zuidnederlands, wat voornamelijk blijkt bij eenlettergrepige toponiemen: Schoorl, Dijk, Bos, Baan, Hoff, Kuil, Jagt enz. De oorzaak van het voorzetselverlies moet m.i. gezocht worden in de gewoonte personen enkel met hun toenaam te noemen (Jan van den Bos = Bos). In Vlaanderen, Brabant en Antwerpen is dit antroponymisch verschijnsel waarschijnlijk (ook nu niet) nooit erg gebruikelijk geweest. Mijn vermoeden is dat het slechts voorkwam bij sociale prominentie, ruimere bekendheid of gewoon opvallendheid van de genoemde persoon. Ook de vorm van de naam lijkt daarbij in het Zuiden een rol gespeeld te hebben. Meerlettergrepige namen als Eeckhaut, Polfliet blijken vaak zonder voorzetselaanloop voor te komen, eenlettergrepige daarentegen (Van Loon, Van Laer, Van Bael enz.) zijn zonder voorzetsel voor een Vlaming nauwelijks denkbaarGa naar voetnoot(118). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het Limburgs daarentegen is het gebruik van de alleenstaande toenaam waarschijnlijk vrij algemeen geweest. De familienamen geven daar trouwens nog overvloedig blijk van, zij het dan ook indirect, omdat de meeste Limburgse namen nu in de genitief staan: Camps, Broeckx, Bergs, Kessels, Weckx (< Wijk-s), Dex (< Dijk-s), Beeks, Wiers (< Wijer-s, = vijver), Poels, Hellemonts, Weerts. In de Limburgse parochieregisters ontmoet men van ca. 1600 tot 1800 volgende identificaties:
In volgende gevallen is het voorzetsel pas vrij recent weggevallen (de uitgang vertoont steeds een genitiefmorfeem -s of -en):
Redelijkerwijs is dan ook te verwachten dat het aantal van-namen in Limburg lager zal liggen dan in Antwerpen, Brabant of Oost-Vlaanderen, waar afzonderlijk gebruikte toenamen niet zo gebruikelijk warenGa naar voetnoot(120). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Herkomst- en woonplaatsnamen.De Nederlandse antroponymie maakt buiten van nog van een hele reeks andere voorzetsels gebruik: te (Terhaar), op (Opdenacker), in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Indestege), aan (Aandenboom), uit (Uyttenhove). Ook daar blijken bij geografische analyse merkwaardige correlaties aan het licht te komen. Voldoende bekend is het gebruik van te-namen in Noord-Oost-Nederland. Er is echter meer. In het Vlaams en het Brabants krioelt het van van-namen, maar de andere voorzetsels komen er nauwelijks voor. Alleen uit haalt nog een zekere frequentie: Uytterhoeven, Uyttebroeck, Uytenhove, Uytendaele, Uytterelst, Uytterhaegen, Uyttersprot. Ze zijn sterk vertegenwoordigd in Oost-Vlaanderen. Verder zijn er Opdebeeck (Mechelen), Bovendaerde (Oost-Vlaanderen) en nog enkele andere. In het Limburgs daarentegen wordt het aantal van-namen naar de Maaskant toe steeds maar kleiner (een gedeeltelijke oorzaak zagen we in 4.1). In de plaats daarvan treden andere voorzetsels op. Een goed beeld van de verhoudingen krijgen we via onderstaande lijst met exhaustieve voorbeelden uit de gichtregisters van de gemeenten Zonhoven (West-Limburg) en Bree (Oost-Limburg). In Zonhoven 1453-ca. 1480Ga naar voetnoot(121): op, aan, te, in: naeck optie beeck (21), ghysken ghinder after (31), thys opt warscap = thys in gheen waerschoet = thys opt waerschoet (113, 139), jan lenairts ter moelen = jan vander moelen (70), thys ten oppelzonuwen (70), rembout ter bruggen (117), reimbout ter donck (228), jannes inde molen = jannes den moller (288-9), willem inden mesthoff (348), peter in dii herberghe (353; deze naam bestaat nog steeds!), stas in die waerde (354), willem aenden putte alias willem peters (354-5), jan op die hoeve = jan op gheen hoeve = jan hoefman (201-2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meret = geert van merhout (369; ook zijn voornaam is typisch niet-Limburgs!), hennen van boxraeck der sceper (387), johan van hulst alias lantmeters (387-8). In BreeGa naar voetnoot(122): op, in: 1438 heyn in gheen schoen = heyn monick, 1447 heynric op vostart = 1487 heyn op vostartz, 1463 pouwels op gheen Aa = 1502 pouwels op die Aa, 1487 jan in die dael alias jacobs. In Zonhoven stellen we 30 van-namen vast tegenover 14 andere voorzetsels, in Bree 4 van-namen naast 4 andere. Voor een dialectgeograaf kan de sterke vertegenwoordiging van voorzetsels als in, op, aan enz. tegenover van geen toeval zijn. Zeker niet wanneer men constateert dat het niet zo maar een oppervlakkig verschil in voorzetsels betreft, maar een semantische tegenstelling. De enige in het Vlaams, Brabants en Antwerps echt gebruikelijke voorzetsels van en uit drukken verwijdering of herkomst uit, de Limburgse op, aan, in en het Oostnederlandse te zijn intern-lokaliserende bepalingen. Laatstgenoemd voorzetsel is ook in Limburgse namen niet onbekend. In Maasmechelen bestaat nog altijd de familienaam Terwingen en in de parochieregisters van Leut en Meeswijk is in de 17e-18e eeuw herhaaldelijk sprake van de familie Terhaegh = Der Haegh. Te blijkt echter in Limburgse familienamen niet zo produktief te zijn geweest als in Oost-Nederland. Men zal opwerpen dat ook in Vlaanderen en Brabant familienamen met lokaliserende voorzetsels voorkomen: Opdenbosch, Opdorp, Ophalvens, Opstal. Het wordt echter duidelijk dat deze namen afgeleid moeten worden uit oorspronkelijke van-namen, wanneer we ze vergelijken met hun nog steeds bestaande varianten: Vanopdenbosch (bedoeld is Kapellen-op-den-Bos), Van Opdorp, Van Opstal (gehucht van Buggenhout); Ophalvens (Ninove) gaat terug op Opalfene (Teralfene). Moeilijker is de verklaring van namen als Opdebeeck en Bovendaerde. Varianten met van heb ik niet kunnen vinden. Gezien hun uitzonderlijk karakter lijkt me echter de conclusie gewettigd ze als oorspronkelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van-namen te beschouwen (Van Opdebeke?, Van Bovendaerde?) of migratie uit Limburg aan te nemenGa naar voetnoot(123). Zoals men aan de hand van de lijsten uit Zonhoven en Bree kan vaststellen, waren ook in Limburg van-namen niet onbekend. Aan de ‘Gleichungen’ kan men echter merken dat een tendens bestond ze te vermijden: van ghestel = ghestelman, jan van belgen = jan belgen. Bovendien hebben de meeste nog duidelijk het karakter van een herkomst- en niet van een woonplaatsnaam: van cyney (Chiny), van kynre (Kinrooi), van boxraeck (Bokrijk), van gheync (Genk) e.v.a. De in-, aan- en op-namen daarentegen gaan waarschijnlijk terug op gehucht- of huisnamen in Zonhoven of Bree zelf. Hetzelfde geldt voor de Oostnederlandse te-namen. Vatten we de gegevens in een schema samen:Met deze onvermoede inzichten zijn vanzelfsprekend nog niet alle vragen opgelost. Waarom hebben b.v. het Vlaams en het Brabants in hun familienamen geen onderscheid gemaakt tussen herkomst- en woonplaatsnamen? Uit tal van bronnen blijkt namelijk onomstotelijk dat personen met een van-naam nog de plaats bewonen waarnaar zij werden genoemd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theoretisch gesproken zouden alle genoemde van-naamdragers dus even goed Optloo, Teneynde, Terstraten hebben kunnen heten, zoals dat in Limburg of Drente het geval was. Nu zijn dergelijke woonplaatsvoorzetsels in de Middeleeuwen ook in Brabant, Antwerpen (en ongetwijfeld ook in Vlaanderen) niet onbekend geweest, zoals mag blijken uit volgende voorbeelden:
Hun aantal blijft echter miniem klein wanneer we ze vergelijken met de van-namen. Geen enkele (met uitzondering dan misschien van Opdebeeck?) heeft zich trouwens als geslachtsnaam kunnen handhaven. Dat zulks niet is geschied hangt m.i. samen met het zeer vroege opkomen van vaste en erfelijke geslachtsnamen in het zuidwesten van ons taalgebied. Omstreeks 1300 droeg vrijwel iedereen er niet enkel zo maar een toenaam (dat was toen reeds overal zo), maar een vaste en onveranderlijke geslachtsnaam. Weliswaar kon de hoeve, het huis of enige andere woonplaats waarnaar de familie genoemd was, nog steeds familiebezit zijn (zoals in de voorbeelden hierboven), maar het is duidelijk dat niet alle dragers van dezelfde geslachtsnaam daar nog verbleven. Het is mijn vermoeden dat door die uitzwerming en door het dwingende gebruik van vaste geslachtsnamen de vannamen ontstonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel mij daarvan geen sporen bekend zijn (men zou dan trouwens over Nederlandse documenten uit de 12e of vroege 13e eeuw moeten beschikken, acht ik het mogelijk dat de stamvader van b.v. het geslacht Vergouwen als pachter of eigenaar van het goed Tergouwen ooit Tergouwen, Op die Gouwe zou genoemd zijn. Toen de geslachtsnamen echter vast werden en de nakomelingen Tergouwen naar elders gingen uitzwermen, paste het lokaliserende ter semantisch niet meer op hen en ontstond een van-naam, die dan van de weeromstuit op het familielid overging dat op het ouderlijke stamgoed was blijven wonenGa naar voetnoot(137). Deze hypothese wordt gedeeltelijk bevestigd door wat we in Drente en Limburg vaststellen. In beide gebieden droeg weliswaar iedereen reeds een toenaam van in de Middeleeuwen, maar die lag geenszins vast. Dat blijkt voornamelijk uit de studie van de patroniemen, uit de morfologie van de Limburgse namen op -issen, -sen e.d.Ga naar voetnoot(138). Op dezelfde manier kon het voorkomen dat iemand zijn oorspronkelijke toenaam ruilde voor de naam van de boerderij waar hij b.v. was ingetrouwd. In zulk systeem lag het voor de hand lokaliserende voorzetsels te blijven gebruiken. Dat ze ten slotte toch in vaste geslachtsnamen zijn versteend (wat in Vlaanderen en Brabant dus niet is gebeurd) vindt zijn oorzaak waarschijnlijk in de toenemende druk van overheidswege (de parochieregisters en later de burgerlijke stand) om vaste en onveranderlijke toenamen te gaan gebruiken. Voor de duidelijkheid vatten we alles nog eens samen in twee fictieve stambomen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat mijn beschouwingen niet volledig uit de lucht zijn gegrepen, wordt geïllustreerd door een treffend voorbeeld uit Eindhoven. Tot in de jaren 1620-40 wordt de Eindhovense familie Van de Sterre, eigenaars van de gelijknamige herberg, doorlopend naast elkaar Van der Sterre of In de Sterre geheten. Na die datum is de herberg in andere handen overgegaan en vindt men nog alleen de naam Van der Sterre. Hoe de overgang van in/van naar van is verlopen, valt af te lezen uit volgende excerptenGa naar voetnoot(139):
Antwerpen, U.F.S.I.A., december 1980. Jozef van Loon |
|