Naamkunde. Jaargang 12
(1980)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Naam en verering van de heilige KiliaanKiel, waarnaar de in Duffel geboren Cornelis van Kiel zou zijn bijgenaamd, doet op het eerste gezicht denken aan de wijk aan de zuidkant van Antwerpen die al in de veertiende eeuw een eigen kerkgemeente vormde en een kartuizerklooster herbergde, dat de heerlijkheid der plaats bezat. Na de overdracht der heerlijkheid aan de stad Antwerpen in 1540 was Kiel een der buitenijen of buiten de stadsmuren gelegen kwartieren van de stad Antwerpen. En wel een zeer aanzienlijk kwartier, omdat veel rijke Antwerpenaars er speelhoven of buitenverblijven bezatenGa naar voetnoot(1). Dit Kiel, afgeleid van de oudnederlandse grondvorm Kīla- ‘inham, kreek’Ga naar voetnoot(2) en in middeleeuwse acten doorgaans Kiele gespeld, werd in de volksmond onzijdig en is Het Kiel gaan heten; zoals de Schelde 't Scheld gezegd wordt. Ook te Duffel, de geboorteplaats van Kiliaan, kwam het toponiem Kiel echter verscheidene keren voor. Zie de bovenstaande bijdrage, voetnoot 1. Door de verlatijnsing Kilianus verkreeg Cornelis' bijnaam niet alleen de deftig-arcadische aura van het Antwerpse lustoord, maar deelde hij ook in de glans van op analoge wijze gewormde humanistische geleerdennamen als die van zijn stadgenoot Johannes Vivianus (gestorven in 1598)Ga naar voetnoot(3) en van de door hem bewonderde Johannes TilianusGa naar voetnoot(4). Het zou volledig geruststellend zijn, als kon worden bewezen, dat nog andere van Kiel's in dit punt het voorbeeld van Cornelis hebben gevolgd en dat naar zijn voorbeeld in de administratie van Duffel en omgeving de vorm Kilianus ingang heeft gevonden. Een mogelijk voorbeeld van de eerste toepassing is de naam van de in Duitsland werk- | |
[pagina 100]
| |
zame evangelische predikant Gothofredus Kiliani Dufflaeus (1622-1669), die duidelijk naar Duffel bij Antwerpen verwijstGa naar voetnoot(5). De verlatijnsing van de bijnaam van Kiel tot Kilianus, die heeft plaats gehad tussen 1544 en 1574Ga naar voetnoot(6), zou de latere etymologische identificatie van de bijnaam met de heiligennaam Kilianus mogelijk maken, een identificatie door Plantijn's corrector en vertaler pas na 1599, maar natuurlijk vóór zijn dood in 1607 op schrift gesteld: getuige het manuscripte lemma, dat door Cornelis als kanttekening is aangebracht in het exemplaar van de vierde druk van het Etymologicum (1599), dat bezit is van de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage. Dit ingelaste lemma (het eerste en enige van de letter K). luidt: Kil, Kiliaen, Kilianus, Chilianus, en sluit alle twijfel uit. De eigenlijke inhoud van mijn kleine ‘handreiking’ aan Dr. F. de Tollenaere moet zijn een bespreking van de vraag, hoe onze Cornelis de heilige Kiliaan heeft leren kennen en wat hem kan bewogen hebben, deze heilige aan het einde van zijn leven tot zijn tweede patroon te verkiezen. Aan de beantwoording van deze vraag moet noodzakelijkerwijze een overzicht voorafgaan van de verschillende heilige dragers van deze naam en van hun verering in de middeleeuwen tot omstreeks 1600. Opvallend veel Ierse monniken, niet alleen in Ierland en in Gaëlisch Schotland, maar ook op het vasteland, dat velen hunner in de zevende tot en met negende eeuwen als arbeidsterrein verkozen, droegen namen afgeleid van het oude Ierse woord cill (modern Iers cill; uit te spreken kill), dat al in de laat-Romeinse periode aan het Latijn (cella) was ontleend en klooster, kerkhof of kerk betekende en nog betekentGa naar voetnoot(7). Vanwege het veelvuldig voorkomen meent professor Andres Bigelmair zelfs, dat dit soort naam een groepsbenaming van kloostermannen, | |
[pagina 101]
| |
kerke-mannen, monniken, zou zijn geweest, alvorens een persoonsnaam te wordenGa naar voetnoot(8). Ik laat die mening voor zijn rekening. In de Ierse martyrologia van de achtste eeuw staan vier inheemse heiligen genoteerd met de naam Cellach, Cellan, Cillin en Cillian, respectievelijk gevierd op 23 januari, 7 maart, 26 maart en 23 decemberGa naar voetnoot(9). In jongere martyrologia en kalenders vindt men nog elf andere, deze evenwel meestal in de vorm Cellach (en varianten)Ga naar voetnoot(10). Van deze jongere groep wordt één heden ten dage nog vereerd en wel onder de naam Mo ChellócGa naar voetnoot(11). Opvallend is, dat de Kilien van Aubigny, die zijn feest op 26 maart had, van het begin af ook in Ierland vereerd werd, terwijl de Würzburgse Kiliaan-cultus er aanvankelijk onbekend was. De Würzburgse Kiliaans-viering op 8 juli is in het Groene Erin geïmporteerd met het Romeinse Brevier, dat er op de duur de meeste inheemse vieringen heeft verdrongen. Voor zover zij de Ierse taal spreken, vieren de Ieren nu op 8 juli de Würzburgse Kilian onder de naam Cillíne of Cillín (de C uitgesproken als K en de klemtoon op de tweede lettergreep)Ga naar voetnoot(12). Verschillende heiligen van deze naamgroep werden door de Ieren gelatiniseerd tot Cellanus of CellacusGa naar voetnoot(13), maar voor Kiliaan van | |
[pagina 102]
| |
Würzburg is de vorm Cillianus (met het suffix -ianus) bij hen de meest gebruikelijke Latijnse vorm geworden. In veel minder getal dan in het Eiland der Heiligen, zoals Ierland vaak genoemd werd, zijn de talrijke dragers van de Ierse naam, die in de Merovingisch-Karolingische periode op het vasteland werkzaam waren en stierven, in heilige herinnering gebleven. Slechts drie hunner werden en worden op het continent als heiligen vereerd, te weten: Chilien van Luçon in de Vendée, Kilien of Chilien van Aubigny (departement Pas-de-Calais), en Kilian van Würzburg in Beieren. Over de saint Chilien van Luçon kan ik kort zijn, omdat men van hem geen vroeg-middeleeuwse Viten meer heeft. Hij geldt in de overlevering als de initiator in de zevende eeuw van een klooster op de plaats, die in de tiende eeuw zou worden ingenomen door de Benedictijnse abdij Malliacum (Maillé of Maillezais). Een enkele middeleeuwse kalender en het oude proprium van het diocees Luçon vermelden 20 juni als zijn feestdagGa naar voetnoot(14). Zijn feest wordt plaatselijk nog wel herdacht, maar er zijn geen bewijzen, dat zijn cultus ooit verder heeft gereikt dan de bisdommen Luçon en Maillezais, verder dan het uitstralingsgebied van de abdij Maillezais. De Noord-Franse Kilien of Chilien leefde in de zevende eeuw als kluizenaar in Artesië (Artois) en bisschop van Atrecht (Arras). Zijn relieken zijn later van de door hem gestichte abdij bij Aubigny, waar hij overleed, overgebracht naar de abdij Saint-Sauve bij Montreuil. Van hem is onder de naam Chillenus reeds sprake in de Viten van sint Fiacrius en van sint Faro, bisschop van MeauxGa naar voetnoot(15). De auteur van de Vita Faronis, die schreef in 869, verklaart tweemaal, te hebben geput uit een oudere Vita Chilleni, die, zo zij al ooit heeft bestaan, nu toch verloren is. Wel bewaard is een Vita Cilliani, die door sommigen | |
[pagina 103]
| |
in de negende, door anderen op de tiende eeuw wordt gedateerdGa naar voetnoot(16). Later vindt men nog vormen als: Chilianus, Cilianus, Killianus, Kylianus. Enerzijds ontstond daaruit de gewone Franse vorm Chilien, anderzijds in de Picardische streektaal, die de Ierse k-uitspraak bewaarde, de vorm Kilien. Van de veertiende tot in de zeventiende eeuw vermelden de breviaria der streek de heilige nog als KillianusGa naar voetnoot(17). Tot het einde van het Ancien Régime stond de door Chillenus gestichte abdij van Aubigny in Noord-Frankrijk bekend als abdij Saint-Kilien. Het feest van saint Kilien (Chilien) van Aubigny werd in de eerste eeuwen gevierd op 26 maart, op dezelfde dag dus als de Cillín van de boven vermelde Ierse martyrologia der achtste eeuw. Dit is het enige voorbeeld van een Kiliaan, die in de vroege middeleeuwen zowel in Ierland als op het vasteland verering genoot. Het feest van de Kilien van Aubigny was toen op het vasteland ook veel verder verbreid dan thans het geval is. Men vindt het vermeld op de oudste kalenders en martyrologia van Sint-Vaast en van Corbie (beide tiende eeuw: Chillianus), van Echternach, Trier en Fulda, en nog ten jare 1521 in een Brevier van ChartresGa naar voetnoot(18). Sedert het einde der middeleeuwen is het cultusgebied beperkt tot de abdij Aubigny en de bisdommen Meaux, Atrecht en Terwaan. Evenmin als de Chilien van Luçon heeft de Kilien van Aubigny een plaats gekregen in het Martyrologium Romanum, dat tenslotte in 1583 door Rome algemeen zou worden voorgeschreven en waarin Kiliaan van Würzburg als enige drager van zijn naam is vertegenwoordigd. Heeft de cultus van Kilien van Aubigny aanvankelijk tot over de Rijn en de Seine gereikt, hij moet ook in de Zuidelijke Nederlanden van enige invloed zijn geweest. Vooreerst in het bisdom Terwaan, waar hij zelfs officiële verering genoot en waartoe ook het zuidelijk deel van de tegenwoordige provincie West-Vlaanderen tot 1559 behoorde. En vandaaruit is de Artesische heilige eenmaal ook verder noord- en oostwaarts bekend geweest. Een zeer illustratief bewijs levert | |
[pagina 104]
| |
de Vita van sint Lieven, een falsum kort vóór 1050 gefabriceerd door een monnik van Sint-Baafs bij Gent, die de brutaliteit had zich uit te geven voor de heilige Bonifatius van MainzGa naar voetnoot(19). Deze Pseudo-Bonifatius maakte van de Kiliaan van Aubigny een gezel of hulpprediker van de heilige Lieven, die 12 november de marteldood zou hebben ondergaan in de door hem gekerstende gouw Brabant. Het zou volgens Joachim Dienemann aan de populariteit van dit Gentse voorbeeld zijn toe te schrijven, dat in de dertiende of veertiende eeuw het feest van Kilien van Aubigny werd verschoven van 26 maart naar 13 novemberGa naar voetnoot(20). Het zij terzijde opgemerkt, dat ook in Ierland het feest van Kilien omstreeks die tijd is verschoven, niet evenwel naar 13 november, maar naar 23 octoberGa naar voetnoot(21). Ook een monnik met Ierse naam, van Ierse geboorte en Ierse vorming uit de zevende eeuw was de Kiliaan, eerste bisschop van Würzburg, die in 689 (juist twintig jaren na de dood van Kilien van Aubigny) met twee gezellen al even Iers van naam: Colomanus (of Colonatus; niet te verwarren met Columbanus) en Tota(n)nus, de marteldood stierf en algemeen wordt herdacht op 8 juli. De onbekende auteur van de oudste Passio, die omtrent 750 werd opgesteld, deelt mede, dat de martelaar van Würzburg van zichzelve Killena heette, maar al tijdens zijn leven (tunc iam) door het volk van die streek Kilianus werd genoemdGa naar voetnoot(22). Deze passage wekt verbazing en vergt verklaring. Blijkens schriftelijke informatie van professor David Greene te Dublin luidt de naam in het Oudiers Cillén, dat vaak Cilléne wordt en later ook Cillíne, maar nooit Cilléna. De vorm Killena, met uitgang -a, is niet Oudiers en de heilige Kiliaan kan zijn naam zo niet hebben uitgesproken. Het zij toegegeven, maar de foute opgave van de Beierse auteur van de Passio lijkt mij wel verklaarbaar en daarom vergeeflijk: ik denk, dat hij de Ierse naam heeft weergegeven zoals deze in zijn germaanse oren klonk. Hoe dit ook zij, taalkundig is de vorm Killena | |
[pagina 105]
| |
verder te verwaarlozen. Alleen historisch is hij nog de moeite van het onthouden waard, omdat hij terugkeert bij Johannes de Luterbech omstreeks 1350 (zie aantekening 22) en natuurlijk ook verschijnt in de gedrukte uitgaven der Passio, waarvan de eerste in 1603 het licht zag. Wèl van naamkundig belang is het vervolg der mededeling, waarin de auteur der Passio verklaart, dat de heilige al in zijn levensdagen door het volk van de streek Kilianus werd genoemd. Dit kan overdreven klinken, maar feit is, dat de heilige al in een Frankisch-Beierse acte van 779 Kilianes heet en dat nog in de Frankische periode in Beieren een viertal monniken, ongetwijfeld ook Ieren van geboorte of formatie, in acten optreedt onder de definitieve, volledig gelatiniseerde naamsvorm KilianusGa naar voetnoot(23). Van de vele spellingvarianten, die daarna worden aangetroffen, zijn de voornaamste: Kylianus, Cilianus, Chilianus, Cillianus, Quillianus, alsmede het wat verwarrende GilianusGa naar voetnoot(24). Er moet even worden stil gestaan bij het suffix -ianus in de naamsvorm Kilianus, waartoe de Ierse naam van de apostel van Würzburg vrijwel van het begin af werd gelatiniseerd. Op gelijke wijze werd ook verlatijnst bij de naam van zijn naam- en landgenoot, de apostel van Artois, in Aubigny. Voor het eerst op het continent duidelijk aanwijsbaar in de Vita Cilliani (spreek uit Killiani), die in de negende of tiende eeuw werd samengesteld. In zijn Ierse vaderland evenwel, waar hij sedert zijn dood werd vereerd, nog in de periode van het Oud-Iers dus, werd de heilige van Aubigny in de Latijnse liturgie op 26 maart herdacht als C(h)illianus, o.a. in het Martyrologium van Tamlacht, dat van ca. 800 dateert. Als dan later geleidelijk de verering van de Kiliaan van Würzburg in Ierland doordringt, wordt ook deze daar liturgisch herdacht onder een -ianus-naam, zij het dan met de vorm Celianus, die hem in de middeleeuwen speciaal eigen zal zijn en onderscheidde van andere Ierse naamgenoten, wier naam werd gelatiniseerd tot Cellanus of CellacusGa naar voetnoot(25). Dit parallelle verschijnen van verlatijnste | |
[pagina 106]
| |
Kiliaansnamen met het suffix -ianus, in Beieren, in Artois en in Ierland, kan niet het gevolg zijn van een exclusief locale ontwikkelingGa naar voetnoot(26), maar is eerder te verklaren uit een algemeen proces van suffixsubstitutie, naar analogie van het frequente -ianus-suffix in Romeinse persoonsnamenGa naar voetnoot(27). De oudste vermelding van het Würzburgse Kilianusfeest van 8 juli vindt men in het metrische martyrologium van Wandelbert, dat in 848 werd samengesteld. Daaruit werd het in Parijs overgenomen door Usuardus (gestorven in 877), wiens Martyrologium in heel het Westen toonaangevend zou blijven tot aan de algemene invoering van het Romeinse in 1583Ga naar voetnoot(28). Ook buiten Würzburg werden al in de elfdetwaalfde eeuwen Kilianusofficies samengesteld, in gebruik genomen en verbreidGa naar voetnoot(29). De algemeen-Duitse en de internationale verbreiding van het Würzburgse Kilianusfeest is bevorderd door twee factoren. De eerste was de verheffing van de bisschop van Würzburg tot hertog van Oost- | |
[pagina 107]
| |
Frankenland (Main-Franken) door keizer Frederik Barbarossa in 1168, waarvan meteen de verheffing van de Würzburgse kerkpatroon tot landspatroon van het hertogdom het gevolg was. Een tweede factor was de grote populariteit der Legenda Aurea, die door Jacobus de Voragine, O.P. (gestorven in 1298), was samengesteld in de jaren 1260-1267. Weliswaar ontbreekt de naam Kiliaan in de 182 capita tellende oorspronkelijke redactie van dit Lombardijse verzamelwerk, maar de Kiliaan-Vita moet er al spoedig aan zijn toegezegd, want zij draagt het nummer 200 en is dus in rangorde een der eerste van de 262 toegevoegde onechte capitaGa naar voetnoot(30). Universeel tenslotte werd het Würzburgse Kilianusfeest, toen het als enige van alle Kilianusfeesten werd opgenomen in de liturgische wetgeving van Rome (Brevier 1562, Martyrologium 1583). Sedertdien hadden de feesten van de twee Franse Kiliaans en van de Kiliaans van Ierland (uitgezonderd natuurlijk het daar reeds doorgedrongen feest van de Würzburgse Kiliaan) slechts waarde als diocesaan of plaatselijk eigen. Reeds geruime tijd vóór dit optreden van de Romeinse wetgeving, laten wij zeggen omstreeks 1500, was in bijna alle bisdommen van Duitsland en Scandinavië de liturgische verering van Kiliaan van Würzburg voorgeschreven door bisschop, domkapittel en synode. In de Nederlanden evenwel hadden de diocesane wetgevers zich daarvoor veel minder ingespannen of zelfs helemaal niet. In het bisdom Utrecht was de liturgische verering van Kiliaan helemaal niet voorgeschreven, hoewel zijn naam er in particuliere kalenders voorkwam. Een soortgelijke toestand had men in het bisdom Kamerijk, dat tot benoorden Antwerpen reikte: wel hier en daar plaatselijke verering, maar geen enkele bisschoppelijke regeling voor het geheel van het diocees. Goed en wel beschouwd, hebben alleen de bisschoppen van Luik en van Doornik de liturgische verering van Kiliaan van Würzburg voorgeschreven. Doornik was zelfs het enige bisdom, waarin Kiliaansdag (8 juli) als geboden rustdag goldGa naar voetnoot(31). | |
[pagina 108]
| |
Bij het geval Luik dient even te worden stilgestaan, omdat hier de Kilianus-traditie waarschijnlijk het eerste is ingevoerd. Blijkens het diocesane Luikse Missale van 1497, was de viering er reeds vóór dat jaar bisschoppelijk geregeld, en zelfs al lange tijd daarvóór. De Ordinarius van het O.L. Vrouwe-kapittel van Tongeren, die in 1437 werd geschreven, bevat reeds een officie voor het Kilianusfeest van 8 juliGa naar voetnoot(32). De Ordinarius van de O.L. Vrouwe-kerk te Maastricht (hs. 71 A 13 der. Kon. Bibliotheek te 's Gravenhage), die iets ouder is dan de Tongerse, vermoedelijk twintig jaar ouder, vermeldt reeds hetzelfde feest. Ook het Missale van de St. Servatius-kerk te Maastricht (hs. 78 D 44 der genoemde Kon. Bibliotheek), dat van de eerste helft der 15e eeuw dateert, vermeldt hetzelfde feest als te vieren met drie lectiones en één collecta. Het is al duidelijk, dat in het bisdom Luik de liturgische verering van St. Kiliaan op zijn laatst in het begin der 15e eeuw officieel is ingevoerd. En mogelijk nog eerder, want de naam van de heilige staat al genoteerd in de kalender van het Necrologium van de St. Servaaskerk van Maastricht, dat kort na 1338 werd aangelegdGa naar voetnoot(33). Een bewijs van liturgische verering is zulk een kalenderinschrijving natuurlijk nog niet, maar er volgt toch op zijn minst uit, dat St. Kiliaan in Maastricht reeds omtrent 1338, voorzichtiger gezegd: omstreeks 1350, in ere werd gehouden en het voorwerp was van een particuliere, populaire verering. Over de ouderdom en de omvang van de populaire Kilianusverering in de Nederlanden mogen wij ons echter geen illusies maken. Een bruikbare graadmeter daarvoor is de verbreiding van de eerste Middelnederlandse vertaling van de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine. Die vertaling, een Zuidmiddelnederlandse, zoals te verwachten, werd gemaakt in 1357 en wordt toegeschreven aan de ‘Bijbelvertaler van 1360’. Van deze vertaling zijn door Dr. J. Deschamps 45 handschriften gesignaleerd, beschreven en onderzocht, maar slechts 7 ervan bevatten het hoofdstuk over St. Kilianus. Van deze 7 is er geen ouder dan | |
[pagina 109]
| |
ca. 1430, en dan nog zijn zij gecopieerd in nonnenkloosters en duidelijk ten behoeve van nonnenGa naar voetnoot(34), die daarmede de liturgische lezingen van St. Kiliaansdag in haar moedertaal konden volgen. Resumerend stellen wij vast, dat de naam van St. Kiliaan in Maastricht omstreeks 1350 reeds bekend was, maar dat de oudste bewijzen van liturgische verering in het bisdom Luik pas van het begin der 15e eeuw dateren, en dat parallel daaraan de Zuidmiddelnederlandse lezingen van de Kilianus-Vita ook pas sedert diezelfde tijd aanwijsbaar zijn. Bij verdere delving naar bronnen, zal er nog wel een en ander voor de dag komen, dat de geconstateerde leemte van ca. 1350 tot ca. 1400 zal opvullen, maar dit zal geen verandering brengen in de voorlopige indruk, dat de officiele Kilianus-verering ten onzent vrij laat is binnengedrongen, zich traag heeft verbreid en zeker nooit gemeengoed van het volk is geworden. In de folklore der Zuidelijke Nederlanden heeft de verering van St. Kiliaan zelfs niet het minste spoor nagelatenGa naar voetnoot(35). In een getijdenboek van een commanderij ener geestelijke ridderorde in de omgeving van Aken ontbreekt aan de Litanie van Alle Heiligen nog de naam van St. Kilianus, maar wordt onder de Maagden een Sinte Kiliana aangeroepen, waarvan de naam verder geheel onbekend isGa naar voetnoot(36). Blijkbaar heeft de samensteller niet goed geweten, of hij met een man danwel met een vrouw te doen had. Als de clerus het al zo slecht wist, hoe weinig kennis omtrent Kiliaan zal men dan kunnen verwachten bij de gewone mensen? | |
[pagina 110]
| |
Van een geleerde als Cornelis van Kiel, die meer dan een halve eeuw bij Plantijn letterlijk in en van de boeken heeft geleefd, mag men toch wel meer dan een doorsnee-kennis van onze heilige verwachten. Te oordelen naar zijn Haagse aantekening (Kil, Kiliaen, Kilianus, Chilianus), die als résumé kan gelden van de kennis, die hij tussen 1599 en 1607 omtrent Sint Kiliaan bezat, heeft hij deze kennis niet alleen geput uit gedrukte boeken, maar moet hij ook over gegevens uit handschriftelijke bronnen hebben beschikt. Een populaire Vita Kiliani was al tweemaal in incunabeldrukGa naar voetnoot(37) en nog eens tweemaal in postincunabeldrukGa naar voetnoot(38) verschenen, voordat Cornelis van Kiel het levenslicht aanschouwde. Een verkorte uitgave van de tweede Passio van Kiliaan van WürzburgGa naar voetnoot(39) werd door L. Surius in 1573 uitgegeven in een verzamelbundel, die meermalen werd herdruktGa naar voetnoot(40). In 1598 is Surius' Kilianus-tekst nog eens afzonderlijk uitgegeven door N. SerariusGa naar voetnoot(41). De eerste Passio, die van ca. 750 dateert, werd voor de eerste maal uitgegeven door de canonist Henricus Canisius, oomzegger van de heilige Petrus Canisius, S.J., uit Nijmegen, in zijn verzamelwerk Antiquae Lectiones, dat in 1603 in Ingolstadt van de pers kwamGa naar voetnoot(42). Dit was niet alleen een editio princeps, maar tevens de eerste op handschriften gebaseerde uitgave van enigerlei Kilianus-Vita. Van de Kilianus van Augbigny bestond in die tijd nog geen enkele gedrukte Vita. De vervalste Vita, waarin deze Kiliaan als metgezel wordt toegevoegd aan sint Lieven, verscheen pas in 1605 in drukGa naar voetnoot(43), | |
[pagina 111]
| |
maar het is zeer de vraag, of de tijdgenoten daarin de Kiliaan van Aubigny herkend hebben. Kortom: er waren tegen 1600 reeds voldoende drukken bij de hand, waaruit Cornelis van Kiel iets meer te weten kon komen omtrent de Kiliaan van Würzburg, wiens naam hij al vroeg uit de liturgie van de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk van Antwerpen had leren kennenGa naar voetnoot(44). Afgezien van de Canisiusuitgave van 1603 met de Killena-naam, vond hij in alle voorhanden drukken slechts de naamsvorm Kilianus. De Chillenus-naam van Aubigny zou pas in de achttiende eeuw door de eerste druk van de Vita Faronis bekend worden. Bezien wij nog eens de boven weergegeven Haagse aantekening, dan missen wij daarin de Killena- en de Chillenus-vormen en treffen er alleen de Kilianus- en de Chilianus-vormen aan. De vermelding van de Chilianus-vorm is in zoverre verrassend, dat die vorm ontbreekt in alle drukken, die aan Cornelis van Kiel bekend konden zijn. Welke Chilianus aan Cornelis bij het schrijven van zijn Haagse aantekening voor ogen stond, is niet uit te maken, daar deze vorm zowel in de handschriftelijke overlevering van Kiliaan van Würzburg als in die van Kilien van Aubigny wordt aangetroffen. Hoe dat laatste ook moge zijn, wij kunnen in ieder geval de conclusie trekken, dat Cornelis van Kiel de vorm Chilianus direct of indirect heeft ontleend aan de handschriftelijke overlevering. Ik ben geneigd te veronderstellen, dat Cornelis hem te danken heeft aan pater Heribertus Rosweyde, prefect van het College der Jezuïeten in Antwerpen sedert 1603. Heribertus Rosweyde, geestelijke vader der latere Bollandisten, had een plan opgezet voor de uitgave van een critische, systematische, collectie van heiligenlevens in 18 delen, waarvan het lijvige prospectus in 1607 bij Plantijn verscheen, gecorrigeerd natuurlijk door Plantijn's corrector Cornelis van Kiel. Ten behoeve van deze onderneming had hij een verzameling aangelegd van afschriften van oude martyrologia, welke verzameling terecht is gekomen in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (handschrift II 760). Zelfs originele handschriften van | |
[pagina 112]
| |
martyrologia had hij bijeengebracht; zo bezat hij o.a. het twaalfdeeeuwse martyrologium van de Utrechtse Sinte-Marie-Kerk, dat hij uit Engeland had aangekocht en dat in de negentiende eeuw zou belanden in het Museum Meermanno-Westreenianum te 's Gravenhage. In deze goudmijn van Rosweyde lagen nieuwe Kilianusgegevens voor het grijpen en allicht ook voorbeelden van de naamsvorm Chilianus. Maar ook de mogelijkheid van andere tussenschakels is niet uit te sluiten, want het gonsde tn Antwerpen van hagiografische bedrijvigheid in die dagen, zowel bij de clerus als bij de prentenmakers. In dit contrareformatorisch klimaat kan Cornelius Kilianus, die intussen een oude man was geworden, de schok van herkenning (of van herbewustwording?) hebben gekregen, die hem bewoog tot een her-interpretatie van zijn bijnaam als naam van een heilige Kilianus.
Rijswijk ZH. P.C. Boeren |
|