Naamkunde. Jaargang 10
(1978)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bruggestraat contra Brugse straat in West-VlaanderenNaar aanleiding van de samenvoeging van gemeenten is men de laatste tijd overgegaan tot de wijziging van een groot aantal straatnamen. Voor wat West-Vlaanderen betreft, heeft men van de gelegenheid gebruik gemaakt om voor wegen ‘leidende naar...’ met een (gewezen) gemeentenaam als eerste lid, op veel plaatsen principieel het naamstype Bruggestraat (type I) te vervangen door het type Brugse straat (type II), ook al gebeurt dat niet altijd even consequent. Wie enigszins met de plaatselijke toestand vertrouwd is, kan zich moeilijk van de indruk ontdoen dat men daarbij vaak een nieuwe naamsvorm gecreëerd heeft, die met het levende taalgebruik geen uitstaans heeft. Om die indruk te bevestigen heb ik het toponymisch woordenboek van K. De FlouGa naar voetnoot(1) uitgeplozen om er na te gaan volgens welk systeem dergelijke Westvlaamse plaatsnamen door de eeuwen heen gevormd werden. In mijn onderzoek zijn alle vroegere Westvlaamse gemeenten betrokken geworden (ook die welke inmiddels naar Henegouwen overgeheveld zijn), 253 in het totaal. Er werd voor elk van die gemeenten een nauwkeurige telling gemaakt van het aantal namen, eindigend op de lexemen -straat, -weg, -steenweg enz. Dat gebeurde niet alleen voor het aantal trefwoorden (approximatief het aantal straten in de diverse dorpen opgetekend), maar ook telkens voor het aantal vermeldingenGa naar voetnoot(2) onder elk trefwoord, om zo een volledig juist beeld te krijgen van de onderlinge verhouding tussen beide naamstypesGa naar voetnoot(3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier volgt nu het resultaat, althans voor wat de acht meest voorkomende lexemenGa naar voetnoot(4) betreft:
Het is duidelijk dat een indeling in drie groepen zich opdringt:
Hier weze echter opgemerkt dat de meeste vermeldingen van deze groep (vooral die met -steenweg en -kalsijde) vrij recent zijn. Op een drietal uitzonderingen na, dateren ze allemaal uit de vorige of het begin van deze eeuw. Als men de oudere attestaties (vooral die met -voetweg dan) afzonderlijk neemt, lijkt type II heel wat veelvuldiger gevolgd te worden. Vermits type II ook in het huidige gebruik preferentieel is (althans in de streek die ik het best ken), kan men zich afvragen of de door De Flou opgetekende attestaties niet een enigszins vals beeld geven. Er zouden wel eens een aantal 19de-eeuwse ‘papieren’ naamsvormen van type I bij kunnen zijn; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de amper 3 attestaties van type I dateren er 2 van 1911 en 1 van 1846. Bij de oudere is het dus overal type II. Een gelijkaardige indeling in drie groepen blijkt ook mogelijk te zijn voor de namen met minder voorkomende lexemen als tweede element:
Het tweede element is in deze groep in 11 van de 12 gevallen Bruggeweg, in het andere geval Tieltweg nl. Roeselaarse Tieltweg te Ardooie. Uiteindelijk zijn er ook nog de straatnamen gevormd met een tweede element dat een hapax is (bv. -jokweg, -hooiweg, -ventweg) of slechts sporadisch opgetekend werd (bv. -boterweg, -dosseweg, -kerkwegel). Uiteraard zijn die te zeldzaam om voor elk afzonderlijk een conclusie te trekken, maar wanneer men ze als groep neemt, is er ook een licht overwicht (19 tegen 14) voor type I. Wat nu de geografische spreiding van beide naamstypes betreft, valt het onmiddellijk op dat de neiging om type II te gebruiken geleidelijk toeneemt naar het noorden en het oosten van de provincie toe. Ze is bijgevolg het grootst bij de namen gevormd met gemeenten uit de streek ten noorden van Brugge, alsook met gemeenten gelegen langs de grens met Oost-Vlaanderen over de hele lengte. Dat geldt zowel voor groep A als voor groep B en die tendens is ook zonder moeite te bespeuren in plaatsnamen bestaande uit een gemeentenaam plus een niet-straatnaam als tweede lid (bv. -broek(en), -dijk, -hoek, -kasteel, -meers(en), -polder, -poort, -vaart, -veld, -watergang) en uiteraard ook in de daarvan afgeleide straatnamen (bv. -dijkstraat, -kasteelweg, -molenweg, -schorredijkstraat, -watermolenweg). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe dan ook, het blijft een ontegensprekelijk feit - en dat was hetgeen ik wilde bewijzen - dat men in het overgrote deel van West-Vlaanderen eeuwen lang de voorkeur gegeven heeft aan type I bij de vorming van de meeste straatnamen. Dat wordt door de cijfers bewezen. Men mag zelfs de ‘wankele’ groep B (256 trefwoorden, 304 vermeldingen) volledig bij het type II van groep C voegen (65 trefwoorden, 139 vermeldingen), dan nog behoudt het type I van groep A (1564 trefwoorden, 3429 vermeldingen) een overweldigende meerderheid, niettegenstaande men het thans fel onrecht aandoet. Heeft het dan wel zin nu overal systematisch type II in te voeren, ongeacht het plaatselijk gebruik? Schept men daardoor geen nieuwe nodeloze kloof tussen spreek- en schrijftaal? Neemt men geen volksvreemde houding aan als men een niet-inheemse naamsvorm opdringt, het moge dan nog zijn met het doel de taaleenheid te bevorderen? Is taaleenheid inzake eigennamen (want dat zijn straatnamen toch!) wel strikt noodzakelijk? Het ware m.i. derhalve wenselijk dat men type I in West-Vlaanderen zoveel mogelijk behoudt. Voor namen op -straat lijkt me dat een absolute noodzaak, behalve misschien in een paar noordelijke of oostelijke grensgemeenten, waar de volksmond het anders wil. Voor namen op -weg bv. kan men daarentegen op een meer genuanceerde wijze te werk gaan: ook daar is type I blijkbaar verantwoord, doch in die gevallen waar het huidige -weg een moderne variant is van een vroeger -steenweg of -kalsijde enz. - en dat is nogal vaak zo - kan men eventueel ook terecht type II verkiezen. Wat men in geen geval mag doen is alles over dezelfde kam scheren. Het plaatselijk gebruik moet immers altijd en overal de enige wet blijvenGa naar voetnoot(7). De eigennamen zijn de naamkundige monumenten van een streek: ze behoren tot het patrimonium en moeten in hun structuur geëerbiedigd worden.
Ieper. W. Beele |
|