Naamkunde. Jaargang 9
(1977)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Naamkundig RepertoriumVerslag over het dienstjaar 1976-1977 betreffende het Researchprojekt F.K.F.O. nr 10.119: ‘Naamkundig repertorium - Machinale bewerking van de onuitgegeven toponymische documentatie uit Nederlandstalig België’. 1. Het zesde en laatste dienstjaar - in de loop waarvan de definitieve bewerkingen van het gecodeerd toponymisch materiaal dienen te worden uitgevoerd - was haast integraal gewijd aan de correctie van de voorlopige outprints. In het voorjaar 1977 kregen we de beschikking over de resterende listings, die de naamkundige documentatie, zoals die door Mevr. M. Vandenplas-Vandeput in de loop van de twee vorige dienstjaren op de PTE-magneetbanden TRP 346 tot en met TRP 370 werd overgebracht, bevatten. Hiermee was de primaire output afgesloten, zodat de definitieve correcties telkens per afzonderlijk PTE-bestand op het corpus van de zeventig 600 feet-banden konden aangebracht worden.
2. Bij de correctie van het globale corpus moest het gecodeerde materiaal uiteraard nauwkeurig vergeleken worden met de oorspronkelijke documentatie, nl. de naamkundige doctorale dissertaties en licentiaatsverhandelingen. Hierbij kan men onderscheid maken tussen de alfanumerieke codes en de gelemmatiseerde naamkundige attestaties. | |
2.1. Alfanumerieke codes.Voor een gedetailleerde beschrijving van het codesysteem verwijzen we naar de jaarverslagen over 1972-73 (Naamkunde 4 (1972), 263-68) en over 1973-74 (Naamkunde 6 (1974), 198-99). Het volstaat hierbij op te merken dat het gecombineerd letter- en cijfermateriaal, onderverdeeld in zeven deelzones, volgende gegevens verstrekt: vindplaats van de naamkundige attestatie, nummer van de verhandeling, datering en aard van de bronnen, aard van het denotatum (toponymische werkelijkheid), inlichtingen over de al dan niet medegedeelde etymologie, over fonetische aanduidingen en over de opgenomen varianten. Het verifiëren van deze alfanumerieke codes verliep zonder problemen. | |
[pagina 260]
| |
Enkel de deelzone in verband met de toponymische realiteit werd gewijzigd voor een relatief groot aantal lemmata. Dit wordt verklaard door het feit dat het systeem van de realiteitsomschrijving voor het denotatum tijdens het proces van het coderen zelf uitgebreid werd tot een geheel van 50 verschillende mogelijkheden (zie Naamkunde 6 (1974), 198-199). De eerst gecodeerde verhandelingen moesten dus voor wat de deelzone van het denotatum betreft, naderhand enigszins bijgewerkt worden met behulp van de nieuwe specificaties. De laatste deelzone - over het aantal opgenomen varianten - bleek bovendien niet zeer relevant; daarom werd, op enkele uitzonderingen na, consequent code 1 toegepast, d.w.z. alle varianten worden opgenomen. Hieraan dient nog toegevoegd dat attestaties met alleen grafemische verschillen (ck vs. k, ae vs. aa) niet als varianten worden beschouwd. | |
2.2. Lemmata & varianten.Bij de verbetering van de attestaties zelf ging de meeste aandacht uit naar de orthografie van de lemmata, waarbij het van belang was, met het oog op de latere bruikbaarheid, een uniform en consequent spellingssysteem toe te passenGa naar voetnoot(1). De lemmata zijn tot op zekere hoogte gemoderniseerdGa naar voetnoot(2). Het gebruik van de hedendaagse gangbare orthografie - zelfs met een ietwat ‘radicale’ voorkeur voor k i.p.v. c in Anlautpositie (konvent, kollege) - is tevens toegepast op antroponiemen, met uitzondering evenwel van 20e eeuwse straatnamen, genoemd naar bekende dorpsgenoten, historische figuren, enz. Als meest opvallend Zuidnederlands taalfenomeen vermelden we nog het behoud van het diminutiefsuffix -(s)ke, behalve i.v.m. een trefwoord zoals straat en indien tevens je-vormen bij de varianten geattesteerd zijn. Als norm voor de schrijfwijze van gehuchten, toponymische complexen, hoeven, kastelen en woudnamen geldt over het algemeen genomen het werk van A. Houet, Modern Woordenboek der Belgische Gemeenten (Brussel, s.d.). Net zoals de orthografie van de lemmata werd ook de splitsing van de trefwoorden in hun samenstellende bestanddelen tot een consequent systeem uitgewerkt. Als voornaamste criterium voor het splitsen geldt de analyse van het compositum in vrije morfemen of autonome lexemen, zodat bv. et-meers wordt gesplitst, etting daarentegen niet. In dit verband | |
[pagina 261]
| |
zijn er enkele moeilijkheden aan te wijzen. Men bedenke immers dat het splitsen dikwijls reeds op zichzelf een (al dan niet) steekhoudende etymologische interpretatie veronderstelt, zodat enige terughoudendheid hier niet overbodig lijkt. We kunnen bij wijze van voorbeeld verwijzen naar het element te(e)r in toponiemen als ‘aan het herenteerke’, ‘bij het hazelteerke’, waar blijkens ouder vergelijkingsmateriaal het optreden van te(e)r als autonoom morfeem niet zonder meer duidelijk is. In dergelijke gevallen, wanneer er twijfel heerst omtrent de lexeemwaarde van het element, wordt de splitsing niet toegepast. Dat is trouwens niet zo'n groot gezwaar omdat die elementen toch gemakkelijk terug te vinden zijn in de retrograde lijst. Op analoge wijze worden elementen als -man en -aard, zoals bijvoorbeeld in ‘een beemd genaamd de blekman/de lokaard’, meestal als (niet afgezonderd) personificatiesuffix beschouwd, tenzij het tegendeel duidelijk blijkt uit de context, zoals bijvoorbeeld in ‘Wilderse - aard / ijzeren - man’. Voor de eventuele splitsing van gemeentenamen in hun samenstellende bestanddelen worden de etymologische verklaringen in M. Gysselings Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (1960) als norm gebruikt. Antroponiemen worden in de regel niet gesplitst, behalve in een aantal gevallen met ‘beroepsnamen’, waar er kan getwijfeld worden aan het strikt antroponymisch karakter van de naamgeving, zoals bijvoorbeeld in ‘laken-makers-straat / ketel-boeters-toren’. Voornamen zijn bovendien niet opgenomen als gelemmatiseerd bestanddeel, tenzij waar het moderne straatnamen betreft: ‘guido-gezelle-straat’, maar ‘jansenakker’ (met als variant ‘jan jansen-akker’!). Tenslotte blijft splitsing meestal achterwege, wanneer in een reeks attestaties het eerste bestanddeel met sterke genitiefuitgang -s een (mogelijk) antroponymisch karakter vertoont. We citeren in dit verband twee attestaties uit de doctorale dissertatie van R.C. van den Eeckhaut, Toponymie van het Land van Brecht (1958), nl. ‘kerscoots-bloc’ (ca. 1400) en ‘keerschootsbloken’ (1571). Het toponiem ‘ke(e)r-schot’ komt als gehucht voor onder Rijkevorsel, aangrenzende gemeente t.o.v. Brecht, waar in de tweede helft van de 15de eeuw de persoonsnaam Jan van kerschote/Jan van den keerscote vermeld wordt, terwijl we er in 1610 de naam Marie Kerschots aantreffen. Het element ‘ke(e)rschoots’ in ‘kerschoots-blok’ (lemma) verwijst dus blijkbaar naar de persoonsnaam die van het oorspronkelijk toponiem werd afgeleid. Theoretisch zou een hypo- | |
[pagina 262]
| |
thetische vorm ‘(een blok genaamd) het keerschot’ in Brecht dus het resultaat kunnen zijn van de volgende evolutie: het keerschot < het keerschots (toponiem afgeleid van persoonsnaam)) < jan keerschots blok/jans blok van den keerschote < jan keerschots/jan van keerschote (herkomstnaam) < keerschot (gehucht). | |
3. Definitieve bewerkingen.Het globale corpus van 70 PTE-magneetbanden is inmiddels overgebracht op één 2400 feet-magneetband, waarbij de 70 gescheiden bestanden van de eerste kopieGa naar voetnoot(3) nu tot één gesloten volume aaneengeschakeld zijn. Het geconcateneerd bestand (tweede kopie) wordt vervolgens met het oog op de drie bewerkingen (alfa, retro en concordantie) in aangepaste vorm herschreven op drie nieuwe 2400 feetmagneetbanden. De drie feitelijke bewerkingen, uit te voeren met behulp van de centrale computer van het Universitair Rekencentrum te Heverlee, werden reeds schematisch beschreven in het jaarverslag 1974-75 (Naamkunde 7 (1975), 271), zodat we hierover niet verder hoeven uit te weiden. Als resultaat van deze bewerkingen zullen drie reeksen kettingformulieren met alfabetisch register, retrograde alfabetisch register en alfabetische concordantielijst, telkens in tweevoud, als outprint worden afgeleverd. Daarenboven zullen de drie 2400 feet-banden met voornoemde bewerkingen gebruikt worden als basismateriaal voor het samenstellen van 6 stellen microfiches. Elk pakket microfiches bevat in drie afzonderlijke delen: de alfa, retro en concordantiebewerkingen, a ratio van 270 listingpagina's en supplementaire index per fiche. | |
4. Conclusies.Het bewerkt naamkundig materiaal, overgebracht op magneetband en gedrukt aan de hand van kettingformulieren en microfiches, bestrijkt een periode van 50 jaar, nl. vanaf de eerste toponymische dissertatie in 1925 tot en met de licentiaatsverhandelingen die in de loop van het academiejaar 1974-75 zijn tot stand gekomen. De oorspronkelijke PTE-magneetbanden worden bewaard in het Instituut voor Naamkunde te Leuven (Blijde-Inkomststraat 21), terwijl | |
[pagina 263]
| |
de vijf 2400 feet-banden - d.i. de eerste kopie, de geconcateneerde kopie en drie banden met respectievelijk alfa-, retro- en concordantiebewerkingen - in het Universitair Rekencentrum te Heverlee zullen bewaard blijven. De listings van de definitieve output zullen in een aantal volumes gebundeld worden tot drie afgeronde registers, die samen met een equivalent stel microfiches, ter beschikking van de onderzoekers zullen staan in het Instituut voor Naamkunde. Bovendien zullen drie sets microfiches bezorgd worden aan de universitaire centra van Brussel, Gent en Luik, die aan de verwezenlijking van het projekt hun medewerking verleend hebben, zodat ook de aldaar voorhanden zijnde naamkundige documentatie in het repertorium kon verwerkt worden. Samen met het eindverslag over het projekt, zal een handleiding voor het gebruik van het corpus worden opgemaakt.
Leuven. A. Thiry |
|