leen van de koning van Frankrijk), waarvan nog slechts een twaalftal was uitgegeven.
De mate waarin Wilhelm's Corpus wat het Nederlands betreft onvolledig is (en gezien zijn opzet om alleen charters op te nemen ook moest zijn) blijkt uit het feit dat Vlaanderen in Gysseling's Corpus I met niet minder dan 1466 documenten is vertegenwoordigd (d.w.z. tweederde van het totale aantal).
Daarnaast moet men voor de 13de eeuw het begrip Nederlands in een iets ander geografisch perspectief zien, dat wil zeggen, het kerngebied van de taal lag ruwweg binnen de driehoek Calais-Düsseldorf-Egmond. Men kan nu moeilijk vaststellen in hoeverre het laat west-Frankische taalgebied in Noord-Frankrijk tussen de zesde en de tiende eeuw Oudnederlands genoemd kan worden, omdat de bestaande teksten daarvoor of te fragmentarisch zijn (namen van Merovingische muntmeesters, Germaanse toponiemen) of te corrupt (de Lex Salica). Het Nederrijns, gesproken in het gebied tussen Maas en Rijn, in het zuiden begrensd door de zogeheten Benrather linie en in het Noorden door het gebied rond Kleef wordt algemeen beschouwd als Nederlands. De Nederduitse dialecten ten oosten van de IJsel, begrensd door het Fries in het Noorden en overgaand in Duitse (Saksische) dialecten aan de oostkant, werden altijd al als niet-Nederlands beschouwd. Omdat ze echter vallen binnen het bereik van ons hedendaagse standaard-Nederlands heeft Gysseling een aantal documenten uit deze gebieden opgenomen in het Corpus.
De nadruk moet niet alleen gelegd worden op het aspect van de volledigheid, maar ook op de betrouwbaarheid van de transliteratie.
Gysseling, een uitstekend paleograaf en oud-conservator, is bij uitstek deskundig op het gebied van filologisch onderzoek van de bronnen die in archieven zijn bewaard.
Omdat zijn werk aan het Corpus altijd een een-manswerk is geweest, heeft Gysseling steeds de gelegenheid gehad al het geschrevene, al het materiaal, ieder dialect, iedere grafische variant of ortografische bijzonderheid in een groter kader te plaatsen en ze met elkaar te vergelijken.
Het belang hiervan voor de localisering en de datering van de verschillende documenten behoeft geen nadere uitleg. Men denke vooral aan die gevallen waarin de textuele gegevens schaars waren.
Met deze uitgave heeft de studie van het Nederlands als aparte taal en als dialect van het Zuidgermaans eindelijk het materiaal gekregen