Naamkunde. Jaargang 7
(1975)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
Vreemdelingen in de toponymie van Noordholland
| |
[pagina 128]
| |
klein gebied als Noord-holland is het ondoenlijk alle onderdelen ervan te behandelen. Ik wil mij dan ook hoodzakelijk beperken tot dat deel van de Noordhollandse vernoemingsnamen dat een metaforisch karakter draagt. Namen die met kolonisatie, leen- of bezitsverhoudingen samenhangen laat ik zoveel mogelijk buiten beschouwing. Bovendien heb ik alleen die namen in mijn onderzoek betrokken die ik als zelfstandige vormen heb aangetroffen. Adjektiveringen van vreemde toponiemen spelen dus in principe niet mee. Anderzijds heb ik geen onderscheid gemaakt tussen veldnamen, nederzettingsnamen, huisnamen, boerderijnamen etc., al zal de kans op het voorkomen van vernoemingsnamen bij sommige soorten denotata groter geweest zijn dan bij andere. Dit was bij voorbeeld het geval bij stedelijke winkels en herbergen die vaak vernoemingsnamen van een wervend karakter droegen. Verder heb ik mij hier ook niet bekommerd om het verschil tussen ‘neutrale’ namen en spotnamen, zomin als om dat tussen ‘officiële’ namen en bijnamen. Vernoemingsnamen onderscheiden zich van andere toponiemen doordat hun etymologiseerbaarheid over het algemeen niet relevant is. Het laat ons koud wat de naam Siberië betekent. Van belang is slechts, dat Siberië maar liefst op twaalf plaatsen als veldnaam voorkomt en bovendien nog eenmaal als bijnaam voor het dorp Krommeniedijk (E 67c)Ga naar voetnoot(3). Hetzelfde geldt evenzeer voor namen als Amerika, Elba, Krim, Korea etc. Het is dus niet zozeer de etymologie die ons bij de toponymische vernoemingen moet bezighouden als wel het probleem van het waarom en waarvandaan van deze namen. Vooral de eerste vraag, die van de reden van de naamgeving, is meestal moeilijk te beantwoorden. Soms kunnen we geluk hebben. Als het om jonge namen gaat, is men ter plaatse nog wel bekend met de omstandigheden die tot de vernoeming geleid hebben. Zoiets doet zich bijvoorbeeld voor bij de naam Korea. Buitenlands krijgsgeweld heeft vaak vernieuwend op het lokale namenbestand gewerkt. Ook in Noordholland treffen we namen van oorlogsgebieden als veld- of buurtnamen aan. De jongste in deze bloedige reeks is, bij mijn weten, Korea. We komen deze naam tegen als bijnaam voor een nieuwbouwwijk uit het begin van de vijftiger jaren te Huizen E 127. De onbegaanbaarheid van de toegangswegen en de afgelegenheid van de wijk | |
[pagina 129]
| |
hadden tot deze naamgeving geleidGa naar voetnoot(4). Het achterste stuk van de meent te Blarikum E 128 heet eveneens KoreaGa naar voetnoot(5). Hier speelde dus de ligging een rol. In Laren (E 129) herinnerde men zich nog in 1973, dat een nieuw aangelegde straat in de vijftiger jaren gedurende enige tijd Korea genoemd werd, omdat zij aanvankelijk nogal geïsoleerd lagGa naar voetnoot(6). In Berkhout (E 56) en Zwaagdijk N.- zijde (E 35 b) tenslotte, treffen we midden in het land, dus moeilijk bereikbaar, percelen met de naam Korea aanGa naar voetnoot(7). Uit deze voorbeelden springen twee elementen naar voren die we als benoemingsmotieven kunnen aanwijzen, de afgelegenheid en de terreingesteldheid,. We kunnen dus spreken van een geografisch en een topografisch motief. Als we nog even onder de wapenen blijven, valt nog een derde motief op te merken, een sociaal motief. Een gedeelte van de Nieuwezijdsburgwal in Monnikendam (E 91) draagt de naam de Krim. De bouw dateert uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw toen in Rusland de Krimoorlog woedde. Onder de eerste bewoners, die tot een lage sociale klasse gerekend werden, braken regelmatig vechtpartijen uit. Dit was voor omwonenden aanleiding om deze buurt de naam te geven van het Europese gevechtsterrein dat op dat moment zo sterk in de belangstelling stondGa naar voetnoot(8). De Turken hebben in Europa eeuwenlang een negatief image gehad. Krijgzucht was een van de componenten daarvanGa naar voetnoot(9). De kwade faam van de Turken heeft ook Noordholland bereikt, zoals blijkt uit de bijnaam Klein-Turkije voor het dorp Opperdoes. De inwoners van dit dorp werden door hun omgeving als zeer vechtlustig beschouwd. Uit de associatie ‘zo vechtlustig als Turken’ laat zich de bijnaam van het dorp zeer wel verklarenGa naar voetnoot(10). | |
[pagina 130]
| |
Overigens zijn Noordhollanders nogal vriendelijk voor elkaar geweest. We treffen in deze provincie veel minder sociaal-negatieve vernoemingsnamen aan dan elders, waar wijk- en buurtnamen als De Krim, Lombok, Sebastopol, Korea, Moskou nogal eens uit kwaadaardigheid ontsproten zijn. Een vierde motief dat zich vrij duidelijk laat onderkennen, is het religieuze. Al sinds de late middeleeuwen kennen we naast kloosternamen, huis-, boerderij- en molennamen die naar bijbelse geografische namen vernoemd zijn. Buiten Nordholland vinden we ook wijk- en buurtnamen uit dezelfde sfeer. Voor zover het geen voormalig kloosterbezit betreft, spruiten deze namen meestal voort uit de hoop of de verwachting, dat God zich ten aanzien van het denotatum net zo zal gedragen als ten opzichte van de betreffende plaats in de bijbelGa naar voetnoot(11). Er is in de loop der tijden een grote verscheidenheid aan vernoemingsnamen ontstaan. Een ding hadden deze namen evenwel alle met elkaar gemeen: hun herkenbaarheid. Op het moment van de naamgeving moet het nieuwe toponiem in grotere of kleinere kring het oh-ja-effekt van de Bos-atlas teweeggebracht hebben. Anders had deze specifieke vorm van naamgeving weinig zin. Vrijwel steeds zijn deze namen ook herkenbaar gebleven. Slechts zelden is het niet onmiddellijk duidelijk welke buitenlandse toponiemen bij een vernoeming peet gestaan hebben. Er zijn in Noordholland maar een paar min of meer ‘verduisterde’ vernoemingen aan te wijzen. Het bekendste geval is nog Venetië. We vinden deze naam terug in het Fnidsen te Alkmaar (E 45)Ga naar voetnoot(12), het Venidse te Hoorn (E 58)Ga naar voetnoot(13), het Venedie te Enkhuizen (E 40)Ga naar voetnoot(14) en het Venediën te Purmerend (E 72)Ga naar voetnoot(15). Het gaat hier om oorspronkelijk lage, waterrijke stadsgedeelten die dus kennelijk de vergelijking met de stad der lagunen opgeroepen hadden. Twee andere namen waarbij het vernoemingskarakter niet onmiddellijk meer duidelijk is, zijn Pampus, resp. in het IJselmeer, in de Loos- | |
[pagina 131]
| |
drechtse plassen en te Hoorn en Lastage in Amsterdam. We danken deze namen aan de Hollandse scheepvaartkontakten, want hun voorbeelden moeten in Noordduitsland, meer speciaal in het Oostzeegebied, gezocht wordenGa naar voetnoot(16). Evenmin direkt herkenbaar zijn de veldnaam a. 1596 Bartange te AlkmaarGa naar voetnoot(17) en de naam van het vroegere ambacht Polanen bij Halfweg (E 102)Ga naar voetnoot(18). De eerste is ongetwijfeld een metathesering van Bretagne die we ook in het Utrechtse Portengen terug vinden. Polanen is een van de vormen waaronder Polen in de middeleeuwen bekend was. Literaire namen werden in de middeleeuwen op vele plaatsen in de toponymie toegepast. De romanliteratuur droeg in die tijd een vrij sterk internationaal karakter. Dit blijkt ook uit de literaire toponiemen die weliswaar in verschillende delen van Europa aangetroffen worden, maar toch vaak op dezelfde namen teruggaanGa naar voetnoot(19). Zowel Polen als Bretagne waren belangrijke items in de middeleeuwse letterkunde. Waar wij deze namen als toponiemen tegenkomen, moet dan ook altijd een literaire herkomst overwogen worden. Mogelijk is dit ook met de twee Noordhollandse namen het geval. Tenslotte wil ik ook nog wijzen op de voormalige Kokinjepoort te HaarlemGa naar voetnoot(20). Deze naam hoort ook min of meer in de literaire sfeer thuis. Kokinje is een variant van Cockanje, zoals de naam van Luilekkerland in de Franse middeleeuwse teksten luidde. In feite hebben we hier dus eveneens met een toponymische vernoeming te maken, al had dan ook niemand ooit het land betreden dat voor deze naam had peet gestaan. Cockanje is overigens niet zo zeldzaam als vernoemingsnaam. Bekende voorbeelden zijn Kokkengen (E 185) in | |
[pagina 132]
| |
Utrecht en Koekange (F 87) in Drente. Verder komt in Zaltbommel (K 117) twee maal de veldnaam Cokinje voorGa naar voetnoot(21). In Strée (Hen.) bestaat de naam CocagnesGa naar voetnoot(22). De Flou wijst op het bestaan van het leengoed Cocagne te Isbergues (Pas-de-C.) en de straatnaam a. 1789 den Cockaengnewegh te Méteren (Nord)Ga naar voetnoot(23). In Engeland was Cockanje op verschillende plaatsen als veldnaam bekendGa naar voetnoot(24). Trouwens, ons eigen Luilekkerland is ook in de toponymie terecht gekomen. We vinden het als straatnaam te Leeuwarden a. 1749 Luy LeckerlandtGa naar voetnoot(25). Nauw verwant met de vraag naar het motief bij de vernoeming naar vreemde toponiemen is die naar de associaties die daarbij een rol gespeeld hebben. Ook hier doet zich het probleem voor, dat het antwoord meestal niet te vinden is. Slechts door vergelijking van gelijksoortige namen of naamtypen kunnen we er soms iets meer over te weten komen. Laat ik dit met een aantal voorbeelden proberen duidelijk te maken. In de Valkoogpolder (E 010) vinden we dicht bij elkaar de veldnamen Californië, Goudmijn en Wildernis. Vernoemingsnamen komen vaak in semantisch samenhangende groepen voor. Het is dus niet onmogelijk te veronderstellen, dat deze drie namen enige relatie met elkaar hebben. Na de goudvondsten van 1848 werd Californië voor velen een symbool voor de goede verwachtingen die men ten aanzien van grond en bodem koesterde. Dit blijkt bij voorbeeld uit een beschrijving van Drente uit 1865: ‘Meer dan twee en zeventig duizend millioen turven zijn er uit dat veen-Californië te halen’Ga naar voetnoot(26). Onze eerste twee namen kunnen een toespeling zijn op de goede kwaliteit van de grond. Ze worden evenwel vergezeld door de naam Wildernis. Dit kan er misschien op duiden dat we hier met spotnamen te doen hebben. Voor ons maakt dat echter weinig verschil uit. Het is bekend, dat veel expressieve namen zowel positief als negatief gebruikt konden wordenGa naar voetnoot(27). Als we Californië met de associatie van voorspoed en vruchtbaarheid mogen verbinden, gaat dat dan ook op voor Amerika als geheel? | |
[pagina 133]
| |
De literatuur kent verschillende semantische associaties voor de naam Amerika: afgelegen gebied, land van onbeperkte mogelijkheden en voorspoed, het tegenovergestelde van dit laatste, boerderij of land waarvan de eigenaar naar Amerika vertrokken is of had willen vertrekkenGa naar voetnoot(28). De naam Amerika werd ook gegeven aan ontginningen of aan nederzettingen en wijken waarvan de huizen als blokhutten gebouwd warenGa naar voetnoot(29). Als huisnaam kon Amerika ook de aanduiding van een tabakswinkel zijnGa naar voetnoot(30). Het toponiem Amerika kent in Noordholland een grote frekwentie. We vinden het twee maal als veldnaam in Warmenhuizen (E 16), verder in Schoorl (E 17), Bergen (E 18), Koedijk (E 19), Wimmenum bij Egmond binnen (E 43), Heilo (E 44), Westgraftdijk (E 67a), Warder (E 75), Den Burg (A 8)Ga naar voetnoot(31). Een gehucht bij Lambertschaag (E 30) draagt de naam AmerikaGa naar voetnoot(32) evenals een buitenplaats bij Weesp (E 121)Ga naar voetnoot(33). Tenslotte vinden we in de Haarlemmermeer een boerderij Klein AmerikaGa naar voetnoot(34). Helaas zijn de associaties bij de meeste van deze gevallen erg onduidelijk. Het Heiloose Amerika lag in de buurt van Rusland en Siberië en mag daarom misschien met ‘afgelegenheid’ geassocieerd wordenGa naar voetnoot(35). Hetzelfde neem ik aan voor het akkertje in de duinen bij Wimmenum waar we ook de naam Transvaal aantreffen. Veldnamen die vernoemd zijn naar slagvelden of oorlogsgebieden plegen meestal in de eerste plaats op afgelegenheid te duiden. Mogelijk kunnen we | |
[pagina 134]
| |
ook de Amerika's in Warmenhuizen, Schoorl en Bergen in hetzelfde associatievlak plaatsen. In die plaatsen komt namelijk ook de veldnaam Lombok voor die in het hele land als ‘afstandaanduider’ bij veldnamen bekend is. Eén naam uit onze reeks is een ondergeschoven vernoemingsnam, n.l. die in Koedijk. Een moderne opgave noemt het betreffende stuk land weliswaar Amerika, maar een andere, iets oudere, Ameraike. Deze laatste vorm wijst ons de weg naar de oorspronkelijke betekenis van de naam. In 1820 vinden we de vorm het Noorderste Amerijke geattesteerdGa naar voetnoot(36) en in 1531 t Noerder Ane Maryen landtGa naar voetnoot(37). Wat aanvankelijk een samenstelling met een persoonsnaam was, is in later tijd niet meer begrepen en langzamerhand d.m.v. reïnterpretatie tot een toponymische vernoeming geëvolueerd. Dit vormt een aanwijzing te meer voor de grote produktiviteit van dit soort namen in de afgelopen een-, tweehonderd jaar. Daarmee zijn we tegelijk aangekomen bij de vraag of het mogelijk is bepaalde vernoemingstypen te dateren. Vrij vaak is de terminus post quem heel eenvoudig te vinden. Het gehucht Elba bij Hem (E 61 a) moet zijn naam in ieder geval na de verbanning van Napoleon naar het eiland Elba ontvangen hebbenGa naar voetnoot(38). De datering van de veldnaam a. 1844 Sint Helena te Grotebroek (E 38) wordt eveneens door het lot van Napoleon bepaald. Dat geldt ook voor de boerderijnaam Waterlo in de HaarlemmermeerGa naar voetnoot(39), de herbergnaam de Vlakte van Waterloo die in 1820 in Nieuweramstel geïntroduceerd werd en de naam van de lak- en oliefabriek Waterlo die we in 1852 in dezelfde plaats tegenkomenGa naar voetnoot(40). De ondergang van Napoleon werd verder nog vereeuwigd in de boerderijnaam Quatre Bras in de HaarlemmermeerGa naar voetnoot(41), de huisnaam Quatre Bras in Bennebroek (E 113b)Ga naar voetnoot(42), de | |
[pagina 135]
| |
boerderijnaam Quatre Bras in de Beemster (E 73a)Ga naar voetnoot(43) en de villanaam Quatre Bras in Hilversum (E 161)Ga naar voetnoot(44). De talrijke Oostindie's en andere Indische namen zullen zeker niet ouder zijn dan het einde van de zestiende eeuw toen Indië binnen onze gezichtskring kwam. Dat gaat ook op voor Spitsbergen dat in 1596 door Barents ontdekt werd. Spitsbergen is een veldnaam in Grotebroek (E 38) en Lutjebroek (E 38 a), een boerderijnaam in de Beemster (E 73a)Ga naar voetnoot(45) en verder ontmoeten we het in de naam Spitsbergens Braeck te Oostzaan (E 87)Ga naar voetnoot(46). De boerderijnaam Kijkduin in de Beemster houdt de herinnering aan de zeeslag uit 1673 levendGa naar voetnoot(47). De veldnaam Citadel in Assendelft (E 82) vindt zijn oorsprong in een episode uit de Belgische opstand/vrijheidsoorlog toen de Citadel van Antwerpen belegerd werdGa naar voetnoot(48). De vaderlandse kruitdamp stijgt ook op uit de veldnamen Atjeh in Oterleek (E 48), Atsje < Atjeh te Andijk (E 36), Adje < Atjeh in Koedijk (E 19) en de duinnaam Kraton te Bloemendaal (E 95)Ga naar voetnoot(49). Dit zijn sporen die de opstand/ vrijheidsoorlog van de Atjehers tussen 1873 en 1904 in de Noordhollandse toponymie heeft achtergelaten. De koloniale gebeurtenis die we evenwel het meest frekwent in onze namen weerspiegeld vinden, is de opstand/ vrijheidsoorlog van de bewoners van Lombok in 1893-1894. Lombok is een veldnaam in Den Hoorn (A 7), Medemblik (E 14), Warmenhuizen (E 16), Schoorl (E 17), Bergen (E 18), Koedijk (E 19) (2 x), Enkhuizen (E 40), Venhuizen (E 40a), Sintpankras (E 47), Uitgeest (E 65), Westgraftdijk (E 67 a) en een gehucht te Oudeniedorp (E 25)Ga naar voetnoot(50)) en te Hem (E 61a)Ga naar voetnoot(51). Generaal Vetter heeft bij zijn expeditie ook ‘de schatten van Lombok’ veroverd. In hoeverre dit de populariteit van de naam beïnvloed heeft, heb ik niet uit kunnen maken. | |
[pagina 136]
| |
Tegelijk met Lombok werd Bali ‘gepacificeerd’. Daarom mogen we het ontstaan van de veldnaam Bali in den Hoorn, Uitgeest en Enkhuizen wel in of na 1894 dateren. In deze plaatsen kwam ook de naam Lombok voor. Of dit ook op gaat voor de boerderijnaam Bali bij t' Zand (E 6c) durf ik niet te zeggenGa naar voetnoot(52). Na dit Nederlandse kanongebulder wil ik nog wijzen op een paar internationale ‘geweldvernoemingen’ uit de negentiende en twintigste eeuw. Daar is in de eerste plaats de Krimoorlog, die overal in Europa tot het benoemen van buurten, ontginningen, stukken land etc. aanleiding gegeven heeft. Noordholland is hierin niet achtergebleven. De Krim in Monnikendam hebben we al ontmoet. Verder vinden we De Krim als naam voor een duinvallei ten noorden van De Cocksdorp (A5)Ga naar voetnoot(53), een stuk land te Schagerbrug (E 8), een duinvallei te Egmondbinnen (E 43),Ga naar voetnoot(54), een gehucht bij Zwaag (E 57)Ga naar voetnoot(55) en een stuk land bij Warder (E 75)Ga naar voetnoot(56). Schönfeld heeft er al op gewezen, dat we met deze naam op moeten passen omdat er ook een ander toponymisch element in het spel kan zijnGa naar voetnoot(57). Deze waarschuwing geldt ook voor Noordholland. In Zaandam (E 86) is de Krimp de naam van een buurtGa naar voetnoot(58) en in Lutjebroek (E 38a) werd in 1844 de veldnaam Krimswerf vermeld. Een ander oorlog die de gemoederen in Nederland nogal heeft opgeklopt, was de Boerenoorlog. De eerder genoemde veldnaam Transvaal in Wimmenum herinnert er aan, evenals de gelijkluidende naam van een duinvallei in Bergen (E 18)Ga naar voetnoot(59). Uit Bloemendaal (E 95), Aardenhout en Overveen (E 94) is de duinnaam het Kopje bekendGa naar voetnoot(60). | |
[pagina 137]
| |
Dit is geen Nederlandse naam, maar een vernoeming naar de Koppies in Transvaal. Nog in 1884 was ‘kopje’ als naam voor een hoogte in ons land niet bekend. Dit blijkt uit het tijdschrift De Navorscher van dat jaar waarin, naar aanleiding van een oorlogsverslag uit Zuidafrika, naar de betekenis van het woord gevraagd werdGa naar voetnoot(61). Ander internationaal geweld is in Noordholland dun gezaaid. Een buurtje te Zaandam draagt de naam CubaGa naar voetnoot(62). Misschien heeft het zijn naam te danken aan de operette-oorlog die de krantenkoning Hearst in 1898 tussen de Verenigde Staten en Spanje organiseerde. De veldnaam Abessinië in Binnenwijzend (E 35*) herinnert aan de Afrikaanse avonturen van Mussolini in 1935. Mogelijk kan de veldnaam Oekraïne in Westwoud (E 35) gerelateerd worden aan de Duitse inval in Rusland in de tweede wereldoorlog. De hierboven genoemde namen hebben met elkaar gemeen, dat ze aan een bepaalde gebeurtenis gekoppeld waren. Daardoor was de terminus post quem van hun onstaan aan te wijzen. De duur van hun populariteit is moeilijker aan te geven. Sommige namen zijn nog lang in de naamgeving toegepast, zoals blijkt uit de boerderijnamen Quatre Bras, Waterlo en Elba in de HaarlemmermeerGa naar voetnoot(63). Deze polder is in 1852 drooggemalen. Alle boerderijnamen moeten er daarom van na dat jaar dateren. Er zijn echter ook verschillende vernoemingsnamen met een onduidelijker chronologisch referentiekader. Willen we daar iets meer geleding in aanbrengen dan moeten we ook hun verspreiding bekijken. Voor het ontstaan van toponymische vernoemingen is de aanwezigheid van een bepaalde hoeveelheid externe geografische informatie bij de bevolking een absolute voorwaarde. Sommige gebieden nu vertonen concentraties van vernoemingsnamen die onder eenzelfde noemer zijn te brengen. Blijkbaar hebben we dan met een zeer gerichte geografische kennis te doen. Als we de haard van deze kennis kunnen ontdekken, valt er misschien ook iets meer te zeggen over de onstaanstijd van de namen die er uit voortgesproten zijn. Ik heb al een aantal malen ons koloniale verleden aangeroerd. De meest frekwente naam daaruit is Oostindië. Ik vond Oostindië als | |
[pagina 138]
| |
veldnaam in Den Hoorn (A 7)Ga naar voetnoot(64), Sibekarspel (E 29)Ga naar voetnoot(65), Wervershoof (E 34)(2x), Oostblokker (E 35a), Zwaagdijk noordzijde (E 35b)Ga naar voetnoot(66), Grotebroek (E 38), Lutjebroek (E 38a)Ga naar voetnoot(67), Oudendijk (E 53)Ga naar voetnoot(68), Berkhout (E 56)Ga naar voetnoot(69), Schellinkhout (E 59), Zuidschermer (E 68 a),Ga naar voetnoot(70), De Rijp (E 69)Ga naar voetnoot(71), Kwadijk (E 73), Warder (E 75), Middelie (E 76)Ga naar voetnoot(72), Edam (E 77) (2x), Koog aan de Zaan (E 85)Ga naar voetnoot(73), Oostzaan (E 87)Ga naar voetnoot(74). Daarnaast vinden we nog a. 1844 de veldnaam Indiën in Lutjebroek (E 38a), de boerderijnamen Klein Indië en Oost Indië bij Sloterdijk (E 104)Ga naar voetnoot(75), het Oostindisch vaartje te Haarlem (E 97)Ga naar voetnoot(76) en de voormalige polder Oostindië te Kortenhoef (E 159)Ga naar voetnoot(77). Tot dezelfde groep reken ik ook de veldnaam Java in Berkhout (E 56), de herbergnaam Bantam te Hoogkarspel (E 37)Ga naar voetnoot(78) en de Bantammerstraat in Amsterdam (E 109)Ga naar voetnoot(79). De buitenplaats Bantam bij Hilversum (E 161) is mij bekend sinds de tweede helft van de negentiende eeuwGa naar voetnoot(80). In de Beemster vindt men een boerderij genaamd JacatraGa naar voetnoot(81). | |
[pagina 139]
| |
De hier opgesomde namen hebben met elkaar gemeen, dat het merendeel uit veldnamen bestaat, dat er vrij wat vroege vermeldingen onder voorkomen en dat het zwaartepunt ervan in het oosten van Westfriesland en in het gebied ten oosten van de Schermer ligt. Merkwaardigerwijs komt dit verspreidingsgebied enigzins overeen met dat van een groep namen uit een totaal andere windrichting, namelijk Spitsbergen, Noorwegen en Groenland. De vermeldingen van Spitsbergen heb ik hierboven al gegeven. Noorwegen treffen we aan als naam van een duingebied aan de rand van de ZijpeGa naar voetnoot(82), als veldnaam in Andijk (E 36), Lutjebroek (E 38a)Ga naar voetnoot(83), Hensbroek (E 49), Berkhout (E 56)Ga naar voetnoot(84), Middelie (E 76) en als huisnaam in Amsterdam (E 109)Ga naar voetnoot(85). Bij Groenland moeten we natuurlijk opassen, omdat er ook een Nederlands woord ‘groenland’ bestaat. Dit is echter in de eerste plaats een term uit Oostnederland, waar men de hooilanden langs de beken ‘groenlanden’ noemde. In Noordhollandse bronnen ben ik het woord niet tegengekomen. Ook de Noordhollandse dialekt-woordenboeken kennen geen historische vermeldingen. Alleen Boekenoogen geeft een contemporain citaat dat evenwel een weinig autochthone indruk maaktGa naar voetnoot(86). Ik waag het er daarom maar op en geef, onder het nodige voorbehoud, de vermeldingen van Groenland die ik in Noordholland aangetroffen heb. Groenland komt voor als naam van een boerderij in het noorden van de Zijpe (E 9a)Ga naar voetnoot(87), als veldnaam in Obdam (E 28), Andijk (E 36), Hoogkarspel (E 37), Grotebroek (E 38), Lutjebroek (E 38a), als boerderijnaam te Wimmenum bij Egmond binnen (E 43)Ga naar voetnoot(88), als veldnaam in Hensbroek (E 49)Ga naar voetnoot(89), als naam van een buurt bij Schermerhorn (E 51)Ga naar voetnoot(90), als veldnaam in Grosthuizen (E 52), | |
[pagina 140]
| |
[pagina 141]
| |
in Heemskerk (E 66)Ga naar voetnoot(91), als boerderijnaam in de Beemster (E 73a)Ga naar voetnoot(92) en als veldnaam bij Edam (E 77)Ga naar voetnoot(93). Voorts treffen we de naam Groenland aan in de veldnaam de Groote Groenlandsven te Midwoud (E 31)Ga naar voetnoot(94), de boerderijnaam de Groenlandsche visserij in Jisp (E 70)Ga naar voetnoot(95), de wegnaam Vinckepat Groenlantsche padt in Zaandam (E 86)Ga naar voetnoot(96) en de naam van de molen de Groenlandse visscherij of Groenland die in 1717 te Zaandam gebouwd werdGa naar voetnoot(97). Wat hebben Groenland en Oostindië nu met elkaar te maken? Op het ogenblik niets, maar in een vroegere periode van de Nederlandse geschiedenis vrij veel. Daarvoor moeten we terug naar de tijd van de grote economische bloei van de Republiek in de zeventiende eeuw. De Nederlandse handel en visserij waren sinds het einde van de middeleeuwen in opkomst. In de zeventiende eeuw werd hun groei nog versterkt door twee nieuwe fenomenen, de vaart op Indië en de Groenlandse visserij of walvisvaart. Zowel in het exotische Insulinde als in de barre Poolzee verschenen gestadig meer Hollandse schepen. Die schepen moesten ook bemand worden. Het blijkt nu, dat een niet onaanzienlijk deel van de bemanningen afkomstig was uit het oosten van Westfriesland en de streek ten oosten van de SchermerGa naar voetnoot(98). Dat is dus juist het gebied waar we ook de meerderheid van de hierboven genoemde ‘Indische’ en ‘Poolzee’ namen aantreffen. Mijnsinziens hebben we hier niet zo maar met een toevallige samenhang te maken. Wie verre reizen doet, kan veel verhalen. Maar wie dan ook nog vernoemingsnamen wil geven, moet wel een gehoor vinden bij wie die namen aanslaan. In een gebied waar zoveel mensen van de scheepvaart afhankelijk waren, zullen namen als Oostindië, Spitsbergen, Groenland iets ‘gezegd’ hebben. Sommigen hadden familieleden die op deze verre streken voeren. Anderen hadden zelf lang | |
[pagina 142]
| |
gevaren of waren nog matroos. Voor velen was aan deze nieuwe namen in ieder geval een bepaalde gevoelswaarde verbonden. De voorwaarden die tot toponymische vernoemingen konden leiden, waren dus in voldoende mate aanwezig. Mijn veronderstelling, dat bepaalde vernoemingsnamen vooral onder invloed van het scheepsvolk ontstaan zijn, wordt nog versterkt door de namensituatie in de Zaanstreek. Het is opvallend, dat er in dat gebied zo weinig namen van de bovengenoemde typen te vinden zijn. Op het eerste gezicht is dat verwonderlijk, want de Zaanse industrie had al vroeg internationale kontakten. De namen van vreemde landen waren er dan ook zeker niet onbekend. Het verschil met de eerder genoemde Westfriese gebieden is echter, dat het percentage zeevarenden in de Zaanstreek al vroeg erg laag lag omdat de industrie aan velen werkgelegenheid verschafte. Persoonlijke betrokkenheid bleek in de zeventiende en achttiende eeuw een belangrijk element bij het onstaan van toponymische vernoemingen. Was deze betrokkenheid gering, dan was ook de kans op het onstaan van dit type namen klein. In de bijbelse sfeer is Eben Haezer in Noordholland vrij goed dateerbaar. Deze naam had Samuel aan een gedenksteen gegeven die hij na een overwinning op de Filistijnen opgericht had (1 Sam 7:12). Ik trof Eben Haezer aan als naam van een boerderij in de Waardpolder bij Kolhorn (E 11)Ga naar voetnoot(99), een in 1879 omgebouwde molen te Wormer (E 70a)Ga naar voetnoot(100), een in 1865 geopend liefdadig gesticht te Bloemendaal (E 95) waar arme meisjes tot dienstbode opgeleid werdenGa naar voetnoot(101), een in 1861 geopend gebouw van de Christelijk Gereformeerden in Haarlem (E 97)Ga naar voetnoot(102), een boerderij in de Houtrakpolder ten noorden van Halfweg (E 102)Ga naar voetnoot(103), een boerderij in Sloten (E 103)Ga naar voetnoot(104), twee boerderijen in de HaarlemmermeerGa naar voetnoot(105) en een boerderij te Amstelveen (E 118)Ga naar voetnoot(106). In vier gevallen was de datering eenvoudig omdat | |
[pagina 143]
| |
het jaar van de bouw of de omdoping bekend was. De overige zijn echter ook tamelijk goed dateerbaar. De Waardpolder werd ingedijkt in 1847. De Haarlemmermeer kwam droog in 1852 en de IJpolders in 1876. De boerderij in Sloten was in ieder geval, blijkens de oudste editie van de TMK in 1854 nog niet gebouwd. Hjelmqvist heeft er op gewezen, dat de naam Eben Haezer vaak gekoppeld werd aan belangrijke politieke, religieuze of sociale keerpunten in de samenleving of in het partikuliere bestaan. Verder paste men de naam ook vaak toe bij gebouwen van protestantse sektenGa naar voetnoot(107). Dezelfde conclusies kunnen waarschijnlijk ten aanzien van Noordholland getrokken worden. Eben Haezer blijkt daar een naam te zijn die men vooral in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw gegeven heeft aan gebouwen die met de Afscheiding te maken hadden en aan boerderijen in nieuwgewonnen land. Namen zijn eveneens dateerbaar als we kunnen aantonen, dat ze door dezelfde persoon of groep van personen gegeven zijn. We treffen in Europa op verschillende plaatsen bewust gecreëerde velden van vernoemingsnamen aan. Het is een verschijnsel dat samenhangt met de opkomst van de geleerde grootgrondbezitter in de achttiende eeuw. Een bekend voorbeeld uit Engeland was Thomas Hollis die aan honderden stukken land namen gaf die verband hielden met de Oudheid en de Puritan Revolution. Hieronder waren ook verschillende toponymische vernoemingenGa naar voetnoot(108). Op het Deense eiland Funen komt een groot aantal boerderijnamen voor die genoemd zijn naar Europese hoofdsteden, plaatsen uit de Oudheid en de noordse mythologie, gebieden in Azië en Amerika etc. Deze namen dateren uit 1787 en stammen voor het grootste deel uit de koker van een dichter en een grootgrondbezittersechtpaar. Een onbewezen traditie zegt, dat de dichter in ieder geval de namen uit de klassieke oudheid voor zijn rekening genomen had, terwijl de echtgenote van de landeigenaar de noords-mythologische namen bedacht hadGa naar voetnoot(109). In Pommeren is het onder grootgrondbezitters een tijd lang mode geweest hun bezitting namen van vreemde steden en landen te gevenGa naar voetnoot(110). Omdat in Nederland nu eenmaal alles vijftig jaar later gebeurt dan elders, moeten we tot in de negentiende eeuw wachten voordat | |
[pagina 144]
| |
we een enigszins verwante situatie tegenkomen. In de Eierlandse polder op Tessel dragen bijna alle boerderijen geografische vernoemingsnamen. De Catologus van Eijerland van 1840Ga naar voetnoot(111) noemt Breda, Padang, Madura, Buitenzorg, Weltevreden, Bern, Samarang, Zeeland, Riogrande, Siberie en Zoersel. De kaart van Tessel van 1854Ga naar voetnoot(112) kent verder Antwerpen, Araken, BlandenbergGa naar voetnoot(113), Den Burg, Burst, Dordrecht, Gent, Guano, Herentals, Herrewijn, 's-Hertogenbosch, Leyden, LochristiGa naar voetnoot(114), Melle, Prinsenhage, Rotterdam, Vianen. De oudste editie van de TMK 1:50000, blad 9 (uitg. 1859) voegt daar nog aan toe Holland en WageningenGa naar voetnoot(115). Eierland werd in 1835 verkocht aan een aantal Nederlandse aannemers en de Belgische handelaar De CockGa naar voetnoot(116). Na de aankoop stichtten zij een Societeit van Eigendom die 200 aandelen uitgaf. Tot bedrijfsleider, belast met de indeling en cultivering van de nieuwe polder, stelden zij M.D. Teenstra aanGa naar voetnoot(117). Deze was een uit Groningen afkomstige boer met een nogal avontuurlijke levenswandel welke hem zowel in Oost- als Westindië gebracht had. Al op jeugdige leeftijd had hij zich met landbouwexperimenten bezig gehouden. Bovendien genoot hij enige faam als journalist en amateurhistoricus. Ongewone boerderijnamen waren voor deze selfmade intellektueel geen onbekend verschijnsel. Zijn vader bewoonde in Zuurdijk de boerderij Castor, gelegen naast de boerderij Pollux. Zelf had hij de boerderij Arion gesticht. Na zijn terugkeer uit Indië noemde hij zijn huis in Ulrum Noord Indië. Aan het door hem verbouwde bedrijf van zijn oom gaf hij de naam Onrust, naar het eilandje bij Java. Een boerderij in dezelfde streek die na een brand herbouwd was, kreeg van hem de naam Bromo, genoemd naar de enige werkende vulkaan op JavaGa naar voetnoot(118). | |
[pagina 145]
| |
Gezien zijn voorgeschiedenis is het niet onwaarschijnlijk, dat Teenstra richtingaangevend geweest is bij de benoeming van de boerderijen in de Eierlandse polder. Speciaal de Indische namen zullen uit zijn pen gekomen zijn. De Nederlandse en Belgische namen houden waarschijnlijk alle verband met de afkomst van ondernemers en aandeelhouders. Voor een aantal staat dat in ieder geval vast. Verder zal de naam Siberië sprekend genoeg geweest zijn voor de situatie in de nieuwe polder. Het volgende citaat uit een beschrijving uit 1837 wijst maar al te duidelijk in die richting: ‘Dit laatste [sc. droogte en overstuiving van zand] is, op het zo zeer aan winden blootgestelde Eijerland, eene verschrikkelijke plaag, zoo wel des winters bij vorst, als bij zomerzonneschijn; planten, die den eenen dag een gunstig voorkomen hebben, zijn dikwerf des anderen daags tot op den wortel toe zwart geworden door het scherpe en aanhoudend geselende zand, hetwelk door den wind als eene sneeuwjacht in Siberië voortgezweept wordt.’Ga naar voetnoot(119). Vrijwel alle namen die we tot nu toe hebben zijn ontstaan door een onmiddellijke vernoeming naar een toponiem elders. Sommige zijn echter eerst langzamerhand uit andere naamsvormen tot vernoemingsnamen geëvolueerd. Zo'n verandering kon enerzijds vooral grammatikaal van aard zijn, anderzijds meer semantisch. Het eerste geval treffen we aan in de veldnaam a. 1630 Amsterdammer landen in Katwoude die in moderne tijd Amsterdam luidtGa naar voetnoot(120), een ander voorbeeld is de veldnaam Amsterdammer te Grotebroek (E 38) die ook als Amsterdam opgegeven wordt. Iets dergelijks zien we ook bij de veldnaam Haarlemmerstuk of Stad Haarlem in Limmen (E 63). De ander vorm van evolutie is die waarbij een vernoemingsnaam door reïnterpretatie uit een andersoortige naam ontstaat. We hebben deze ontwikkeling al waargenomen bij de veldnaam Amerika in Koedijk. Hij is ook werkzaam geweest in de veldnaam Griekenland op Marken die uit Griekesland ontstaan isGa naar voetnoot(121). Als het gehucht Disseldorp te Limmen als Dusseldorp opgegeven wordt, zitten we waarschijnlijk in dezelfde sfeer. | |
[pagina 146]
| |
Deze ontwikkelingen hadden moeilijk plaats kunnen vinden als de toponymische vernoeming als naamgevingstype niet zo populair geweest was. Ze vormen daarom een aanwijzing temeer, dat vernoemingsnamen ook in Noordholland een welbekend en veelverbreid type toponiemen geweest zijn.
Amsterdam. R. Rentenaar |
|