Ook deze mogelijkheden doen zo hypothetisch aan dat wij - zonder nieuwe aanwijzingen - voorlopig aan de eenvoudigste verklaring de voorkeur geven: b, ook bij J. De Vries te vinden onder Wijkel, dus: bos van Wike, Wika. De persoonsnaam Wika komt in de oudfriese oorkonden vrij veel voor, zowel voor mannen als voor vrouwen.
In de naaste omgeving treffen we dit naamtype: persoonsnaam in de genitief met een soortnaam als *lauha- ook in Warns aan. Gysseling (1960, Warns en 1969, 49) reconstrueert *Wardas lauh, bos van Ward, op grond van drielettergrepige vermeldingen uit de 12de en 13de eeuw. Merkwaardig is dat de oude vormen gedurende het proces van verkorting blijkbaar beïnvloed zijn door het naamtype op -ens uit -ingja.
Hiervan vinden we een mooi voorbeeld in het naburige kustdorp Mirns, in 1132: Midlinge, later Myrnls, twee maal in 1544 (Sipma III, 54 kopie). Gysseling (1960, Mirns en 1969, 46) verklaart het uit *Middilingja, een collectief-afleiding van middila ‘middelst’. Deze naam zou dus kunnen slaan op de gemeenschap bij het middelste der drie kliffen aan deze zuidkust, want wat nu het Mirnserklif heet, ligt tussen het Roodeklif en het Oudemirdumerklif.
Ten slotte nog de beide andere lauha-namen die Gysseling voor dit gebied heeft aangewezen: Sondel en Scharl. De eerste is in dit tijdschrift al in 1973 verklaard als ‘bos op een zandige plaats’, waarbij het eerste deel der samenstelling zal teruggaan op *Sende uit *sandja, een afleiding van sand. De oude vormen Sendel en Sindel zijn door de (zuidhoekse) dialectvorm Sondel verdrongen (Miedema 113).
Voor Scharl bij Warns zijn geen oude vormen bekend. Sipma II, 154 van 1487 (kopie) geeft Scherl. In die tijd wisselden ar en er nog vaak, b.v. Warns in diezelfde oorkonde naast Wernse, een jaar eerder (Sipma II, 135, kopie). Daarom zouden de engelse plaatsen North en South Scarle naamgenoten kunnen zijn van ons Scharl.
Ekwall ziet er het oudeng. Scearn-lêah in: ‘een vuil bos’, waarin scearn ‘mest, vuil, modder’ kan betekenen. Dit woord is nog in het Fries bekend in (rûch)skerne ‘mesthoop.’ Vermoedelijk schuilt de oudfri. vorm skern ‘mest’ ook in een plaatsnaam als Scharnegoutum (Moerman 88). Maar in Scharl moet dan de n van skern geassimileerd zijn.
Een vriendelijker en eenvoudiger verklaring geeft misschien schar of schaar, nu fries skar of sker (eng. share), voor een aandeel in algemene (weide) grond, meent of mienskar (Postma, 34-35 en 127; Schönfeld