Naamkunde. Jaargang 6
(1974)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naamkundig repertoriumVerslag over het dienstjaar 1973-74 over het Researchprojekt F.K.F.O. Nr. 10.119: ‘Naamkundig Repertorium - Machinale bewerking van de onuitgegeven toponymische dokumentatie uit Nederlandstalig Belgie’.
1. Tengevolge van de benoeming van Dr. J. Molemans tot aangesteld navorser van het N.F.W.O., is Lic. A. Thiry sinds 1 oktober 1973 als wetenschappelijk medewerker met de uitvoering van het projekt belast. Mevrouw Mariette Vandenplas-Vandeput heeft zich als ponstypiste, sinds het begin van de verwezenlijking ervan, op 1 oktober 1971, met voorbeeldige ijver en nauwgezetheid van haar taak gekweten.
2. In het vorig jaarverslagGa naar voetnoot(1) werd erop gewezen dat het beschikbaar toponymisch materiaal voor een groot gedeelte gecodeerd is en op 37 magneetbanden werd overgebracht. De codeerprocedure bleef ondertussen ongewijzigd; gezien echter de diversiteit van de toponymische werkelijkheid, werd de specifieke codereeks die de aard van de plaatsnaam moet weergeven, met enkele nummers aangevuld. Aldus werd voor de kolommen 15-16, die de realiteit waarop het toponiem betrekking heeft, aanduiden (zie Naamkunde 4 (1972), 264-266), de lijst van mogelijkheden met de volgende nieuwe nummers in het codesysteem uitgebreid:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We onderscheiden dus thans 50 verschillende cijfercodes, waarmee o.a. ook het complex karakter van bepaalde toponiemen en een bepaalde evolutie in de inhoud van het denotatum kan aangeduid worden.
3. Bewerkte gemeenten.
3.1. In de loop van het dienstjaar 1973-74 werd de dokumentatie van de volgende gemeenten op magneetbanden overgebracht:
Prov. Antwerpen:
Prov. Oost-vlaanderen:
Prov. West-Vlaanderen:
Prov. Brabant:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afgezien van een tiental zgn. ‘regionale verhandelingen’Ga naar voetnoot(2), moeten nog een vijftiental monografieën bewerkt worden voor de input. 3.2. In verband met de inhoud van enkele verhandelingen die in de loop van 1973-1974 gecodeerd werden, dient het volgende te worden opgemerkt: De licentieverhandeling van E. Van Look over Ekeren (1942) bevat ook toponymisch materiaal uit de omliggende gemeenten Brasschaat, Hoevenen en Kapellen, die tot de oude heerlijkheid Ekeren behoorden. De licentiaatsverhandeling van V. Verfaillie over Ieper (1948) heeft niet enkel betrekking op de stad zelf: het glossarium beslaat het gebied van het oorspronkelijke schependom, dat ook de huidige gemeenten Brielen en Sint-Jan omvatte. De licentiaatsverhandeling van P. De Roy over Scherpenheuvel-Schoonderbuken (1944) bevat uitvoerige lijsten van moderne plaatsnamen, meestal geput uit 19e-eeuwse bronnen, uit het gehele kanton Diest (met uitzondering van deze stad zelf). Beknopte glossaria worden samengesteld voor de volgende gemeenten: Assent, Averbode, Bekkevoort, Deurne, Kaggevinne, Kortenaken, Messelbroek, Molenbeek-Wersbeek, Molenstede, Schaffen, Testelt, Waanrode, Webbekom en Zichem. Het aantal vermelde plaatsnamen schommelt hierbij tussen 110 (Messelbroek) en 327 (Zichem). Het aantal behandelde gemeenten is thans gestegen tot 172, d.w.z. een aangroei van 35 t.o.v. vorig jaar; de 37 Philips Tape Encoder (P.T.E.)-magneetbandjes zijn er 47 geworden. Het coderen van de resterende toponymische studies kan verder geen problemen scheppen, zodat een prognose van 70 P.T.E.-magneetbandjes voor de volledige omzetting van het ganse materiaal mag vooropgesteld worden.
4. In de loop van het afgelopen dienstjaar is bovendien gezorgd voor een volledige en betrouwbare kopie van de P.T.E.-bandjes. Twee motieven hebben een rol gespeeld bij het nemen van deze beslissing. In de eerste plaats waren dit veiligheidsoverwegingen: indien de originele bandjes door een ongelukkig toeval mochten beschadigd raken of verloren gaan, zou er toch nog een identiek dubbel voorhanden zijn, aan de hand waarvan men het origineel zou kunnen reconstrueren. Naast de beveiliging van de gecodeerde dokumentatie, moest er ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gestreefd worden naar een betere hanteerbaarheid van het uitgebreid materiaal. Bij de definitieve bewerking van het gehele repertorium door de computer is het immers noodzakelijk dat alle magneetbanden tegelijk beschikbaar zijn. Vermits het materiaal telkens per gemeente op de P.T.E.-banden werd geregistreerd, moeten de gegevens in hun totaliteit min of meer ‘gelijktijdig’ door de computer behandeld worden, zodat de beperkte alfabetische registers van de afzonderlijke verhandelingen kunnen ontrafeld worden en uiteindelijk opgenomen in een algemeen alfabetisch repertorium. Enkel hierom reeds zou het de moeite lonen de inhoud van de P.T.E.-bandjes (600 feet elk) over te brengen op 2 grotere magneetbanden van elk 2400 feet. Een technisch procédé maakt het inderdaad mogelijk het omvangrijk materiaal, geregistreerd op de P.T.E.-bandjes, als het ware samen te persen op die 2400 feet-banden, terwijl toch de op ieder bandje opgenomen gegevens, gesloten bewaard blijven. De kopiebanden kunnen gemakkelijker getransporteerd worden en zijn bovendien zonder moeite te manipuleren. Technische moeilijkheden waren er de oorzaak van dat deze ogenschijnlijk eenvoudige bewerking langer duurde dan verwacht. Nadat die problemen waren opgelostGa naar voetnoot(3), kon elk P.T.E.-bandje in ongeveer 8 seconden, door de computer van het Universitair Rekencentrum te Heverlee, op een 2400 feet-band overgebracht worden; voor sommige kleine banden noteerden we zelfs een Central Processing Unit-tijd van 4 seconden. De volledige behandelingsprocedure bestaat telkens uit drie onderdelen. De onbeschreven 2400 feet-band moet eerst voorzien worden van een label, dit als extra-beveiliging. Hiervoor werd beroep gedaan op een IBM-procedure die identificatiezones op de magneetband plaatst. Men verhindert zodoende dat derden op de band zouden schrijven, indien deze band door een fout van de operator in het computercentrum verkeerd gemonteerd wordt. Vervolgens worden een aantal P.T.E.-bandjes op één grote band gekopieerd, waarbij men voor de kopie van elke kleine band een afzonderlijke jobstep programmeert. Tenslotte volgt het ‘uitprinten’ van elke overgenomen kopie, ook weer m.b.v. een aparte opdracht. De ponskaarten, waarop men in codetaal aan het automatisch systeem vraagt deze opdrachten uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te voeren met behulp van gekatologeerde standaardprocedures (utility programs), worden eerst ingelezen en omgezet in machinetaal. Na de input wordt de job volgens de hem toegekende prioriteit in het werkgeheugen van de computer opgeslagen. Wanneer het kopieerwerk van de P.T.E.-magneetbandjes op de 2400 feet-banden voltooid is, wordt het ‘nieuw’ materiaal afgedrukt op kettingformulieren. Deze listings van de output zijn een handzaam werkinstrument, aan de hand waarvan met het toponymisch materiaal, dat de P.T.E.-bandjes in een oncontroleerbare vorm bevatten, kan vergelijken met de gecodeerde bron, de oorspronkelijke verhandelingen, zodat men eventuele codeerfouten kan verbeteren. Dit noodzakelijk, doch aanzienlijk onderdeel van het projekt dient nog te worden uitgevoerd. Gelet op de omvang van het materiaal is het begrijpelijk dat de outprint, op vooralsnog 47 kettingformulierreeksen, niet in een handomdraai kon worden afgeleverd, alhoewel de behandelingsprocedure van het corpus op zichzelf geen problemen stelt.
5. De outprint.
5.1. De kettingformulierreeksen maken het ons mogelijk de prognoses met betrekking tot het verwerkt materiaal scherper te stellen. De outprint vermeldt o.m. het aantal afgedrukte regels (codereeksen) en vermits elke codereeks overeenkomt met één record, kan men zonder moeite de totaliteit van de gegevens berekenen. Een optelling leverde 324.159 records op.
5.2. We kunnen verdere statistische gegevens uitwerken, wanneer we de records opsplitsen in lemmata en varianten. Na het beëindigen van de kopieerprocedure hebben we deze berekening aan de computer toevertrouwd. Dank zij de encodeertechniek is het immers mogelijk voor het systeem de lemmata te onderscheiden van de varianten: op de laatste variant van elk trefwoord volgt het dollarsymbool, zodat men het systeem enkel behoeft te vragen het aantal van deze symbolen te bepalen om het totaal van de toponiemen te kennenGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het rekenprogramma is tegelijkertijd een stelselmatige eliminatie van de lemma-records opgenomen; deze laatste bewerking geeft ons de som van de varianten. We verkrijgen aldus exacte cijfers, nl. 122.233 toponiemen en 201.926 varianten. Indien men deze twee basisgegevens (aantal toponiemen en aantal varianten) door elkaar deelt, komt men tot een zuiver gemiddelde van 1,65 varianten per lemmaGa naar voetnoot(5). De ervaring van het coderen leert echter dat dit laatste cijfer weinig representatief is, omdat de uitersten waarop het gemiddelde steunt, te ver van elkaar liggen. We moeten inderdaad rekening houden met een meerderheidsgroep van lemmata die door slechts één variant gevolgd wordenGa naar voetnoot(6); anderzijds is er een belangrijke reeks toponiemen waarbij men ten minste 5 verschillende vormen noteert. Tenslotte kan nu ook het gemiddeld aantal toponiemen per gemeente exact bepaald worden: de deling van 122.233 toponiemen door 172 bewerkte gemeenten levert een gemiddelde van 711 toponiemen per gemeente op. We vestigen er nog eens de aandacht op, dat dit eindcijfer enkel betrekking heeft op de thans gecodeerde monografieën, met uitsluiting dus van de ‘regionale verhandelingen’, die nog niet op band zijn gebracht. Zoals in het vorige jaarverslag wordt opgemerktGa naar voetnoot(7), zal het eindcijfer dalen zodra men de nog zopas genoemde verhandelingen in de berekening betrektGa naar voetnoot(8).
5.3. Het vooralsnog gecodeerd toponymisch materiaal kan statistisch als volgt worden samengevat:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4. De listings van het gekopieerd toponymisch materiaal zijn volledig in ons bezit. De gescheiden kettingformulieren worden in hangmappen bewaard en zullen, zoals gezegd, systematisch vergeleken worden met de gecodeerde verhandelingen om eventuele vergissingen te kunnen rechtzetten. De verbeteringen worden op de P.T.E.-bandjes aangebracht en daarna wordt een nieuwe kopie op 2400 feet-banden gemaakt. Deze laatste vormen dan de volumes waarmee het definitief programma zal uitgevoerd worden. Tijdens die eindfase moeten er een aantal werkbanden beschikbaar zijn, vermits de drie onderdelen van het programma - alfabetisering, retrograde alfabetisering en alfabetische concordantie - telkens een tussenstadiumGa naar voetnoot(9) vereisen dat aan de feitelijke opdracht voorafgaat. We mogen hopen dat er zich bij de definitieve uitvoering van het projekt geen technische problemen zullen stellen.
Instituut voor Naamkunde, Leuven. A. Thiry |
|