Naamkunde. Jaargang 6
(1974)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vroege systematische straatnaamgeving in het 14de-eeuwse DelftSinds de onderzoekingen van achtereenvolgens Van Gelder, Meertens en Jørgensen geldt het Amsterdamse Lastage-kwartier als vroegste voorbeeld van systematiek in de straatnaamgeving; in de 16de eeuw werden daar immers de Koningstraat, Keiserstraat, Ridderstraat en Jonkerstraat door de stedelijke overheid als zodanig benoemdGa naar voetnoot(1). Schrijver dezes onderzocht in samenwerking met vriend en kollega Henk Van Viegen het straatnamenbestand van de stad Delft en meent uit het ten dienste staande materiaal argumenten te kunnen ontlenen om de Delftse stadsuitleg van rond 1358 als vroeger voorbeeld van systematische straatnaamgeving te kunnen poneren. Het betreft hier een aantal straatnamen waarin personen van aanzienlijke Delftse huize vernoemd werdenGa naar voetnoot(2).
Ter adstruktie worden de volgende argumenten aangevoerd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad 1.In het zuidoostelijk stadsdeel treffen we vijftien persoonsstraatnamen aanGa naar voetnoot(3):
Slechts zeven straten in dit stadsdeel zijn niet naar een persoon benoemd, hetgeen een verhouding van 2:1 inhoudt. De persoonsstraatnamen omvatten vrijwel alle oost-westverbindingen; alleen de straat die later Broerhuislaan heet, kent in oudere bronnen geen vermeldingGa naar voetnoot(8).
In de overige stadswijken, tesamen in oppervlakte vier maal zo groot als de zuidoostelijke uitleg, komen zowel relatief als absoluut aanzienlijk minder persoonsstraatnamen voor. Te lokaliseren zijn: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Minder nauwkeurig te lokaliseren, maar op grond van overzichtelijke bronnen enigszins te plaatsenGa naar voetnoot(9):
In het geheel niet te plaatsen:
Kramer rekent de Poppesteeg tot de ambachtsnamen en neemt een poppenmaker als naamgever aan; het eerste lid kan echter ook de mansnaam Poppe zijnGa naar voetnoot(10). Door de late vermelding valt de naam overigens buiten ons onderzoek, dat wij in de tijd willen beperken tot 1500. Tegenover de negen bovengenoemde straatnamen staan er ongeveer veertig met een ander soort naam, hetgeen inhoudt een verhouding van 2:9. Vergelijken we beide verhoudingen met elkaar en kalkuleren we het verschil in oppervlakte hierbij in - de dichtheid van het stratennet komt in beide gevallen met elkaar overeen - dan komt de totale verhouding in koncentratie persoonsstraatnamen op 12:1. Wij zijn van mening dat een dergelijke diskrepantie niet ‘toevallig’ is en nemen derhalve voor het zuidoostelijk stadsdeel bewuste straatnaamgeving aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad 2.Het achterhalen van de personen die model stonden voor de straatnamen werd in hoge mate bemoeilijkt door het ontbreken van goed bronnenmateriaal. Veel oud-archief van de stad Delft moet bij de brand van 3 mei 1536 verloren zijn gegaan. Ten dienste stonden ons echter de regesten van de Delftse statenkloostersGa naar voetnoot(11), kerke- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DELFT omstreeks 1500
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke stukken die berusten in het Bisschoppelijk Archief te Haarlem en losse aantekeningen, in het Gemeente Archief van Delft op fiches verzameld. Vier personen bleven ons echter geheel onbekend: Pieter Stander, Tevens werd ons niet duidelijk wie of wat model heeft gestaan voor de Donkerstraat. Meertens haalt de naam aan bij zijn bespreking van ‘donkere straten’Ga naar voetnoot(14), Kramer herleidt de naam tot een zekere Jan Donker, die in de 14e eeuw geleefd moet hebbenGa naar voetnoot(15). Wij kunnen uit beide lezingen geen keuze maken: aanwijzingen voor verduistering door bomen etc. zijn niet te vinden, evenmin als Jan Donker. De oudere bronnen spreken vrijwel alle over Droncken- of Dronkaert- en slechts eenmaal over Doncke stege. Er is voorshands geen aanleiding om een zekere heer Donker aan te nemen wiens naam tot een pejorativum zou zijn verbasterd. Overigens stond de omgeving van de Donkerstraat in de 15de eeuw ongunstig bekendGa naar voetnoot(16). Iets meer valt te zeggen over: Jan Gysen, Jan Gysen's worden diverse malen genoemd tussen 1392 en 1539 in de regesten van de statenkloosters. De vroegste is Jan Ghisensz., vermeld in een regest van het Agnes-kloosterGa naar voetnoot(17). De straatnaam komt in de bronnen voor het eerst in 1472 voorGa naar voetnoot(18). Nadere identifikatie is onmogelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Claes Daentgensz. moet tussen 1367 en 1420 overleden zijn, getuige een vermelding in het Grafboek van de Oude Kerk. Nadere bepaling is niet mogelijk, de lant-naam dateert van vóór 1432Ga naar voetnoot(19).
Meer valt te zeggen van Gerrit Naghel, Gerrit Naghel wordt door Boitet twee maal genoemd als schepen van de stad; hij bekleedde het ambt in 1347 en 1348Ga naar voetnoot(20).
Louwerys Foyen was eveneens schepen en wel in 1345, 1355 en 1356. Al in 1372 draagt een steeg zijn naam, in 1386 gevolgd door een laanGa naar voetnoot(21). Dat vrij vroeg verbastering tot Jan Foyen optreedt is wellicht te wijten aan analogie-vorming naar Jan Gysen, Jan Oudyns, Jan Mols.
Jan Mols Dircksz. staat ook als schepen geboekt en wel in 1347 en 1357. Ruwaard Albrecht van Beieren verbande hem op 20 mei 1359 uit de stad en de landen van zijn broeder, de krankzinnige graaf Willem VGa naar voetnoot(22). We mogen hieruit afleiden dat Mols een der voornaamste leiders was van het Kabeljauwse verzet tegen de ruwaardGa naar voetnoot(23). Een straat draagt zijn naam in 1384, een laan in 1400Ga naar voetnoot(24). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob Gerritsz. deelde het lot van Jan Mols en was voordien schepen in 1357 en 1358, volgens Visser zelfs schout in 1359, maar staat bij Boitet overigens niet als zodanig vermeldGa naar voetnoot(25). De straat komt voor in 1432.
Harmen Kocke wordt door Kramer als landbezitter in 1365 aangeduidGa naar voetnoot(26). Helaas geeft Kramer geen verwijzingen, zodat herkomst van deze informatie ongenoemd blijft. Kocke wordt genoemd in Grafelijkheidsrekeningen van het Henegouwse huis uit 1334, tesamen met Jan Koec en Hein Koec, beide Gerritsoen, zodat we ons drie broers mogen voorstellen. Dat de familie een zeker aanzien genoot bewijst het schepenambt van Jan in 1341 en van Hein in 1352 en 1358. Visser noemt Jan Koec ook bij de verbannenen, maar dit is niet in overeenstemming met het charter.
Een apart probleem is de Pieterstraat. Kramer voert de naam terug op een zekere Pieter Meester Pietersz., in 1340 en 1348 schepen van de stadGa naar voetnoot(27). De eliminering van een der Pieter-namen is dan alleszins begrijpelijk. Veel oude vermeldingen luiden overigens Sint(e) Pieter stg., hetgeen zou wijzen op associatie met de bekende heilige en vervaging van de gedachte aan de zoon van Meester Pieter. De oudste vermelding luidt Griete Pietersteghe...Ga naar voetnoot(28).
Samenvattend kunnen we stellen dat de achterhaalbare personen allen behoorden tot de stedelijke elite van de jaren '40 en '50 van de 14de eeuw. Sommigen van hen speelden een rol in de Kabeljauwse stellingname van de stad rond de aanvaarding van het ruwaardschap door Albrecht van Beieren. Wij zijn niet van mening dat hierdoor alle vernoemde lieden, verzetshelden' zouden zijn: het verbanningscharter noemt veel andere namen die niet in een straatnaam vereeuwigd werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad 3.Het derde argument berust op het onderzochte basis-materiaal, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen aanwijzingen leverde voor oudere benamingen dan de onder 1-15 genoemde namen. Wel komen al vroeg in de 15de eeuw naast Louwe Foyen stg. en de Lou/Jan Foyen ln. als nevenvormen Gasthuisstraat resp. Gasthuislaan voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad 4.Onder de overige persoonsstraatnamen verstaan we de straatnamen genoemd onder a-i. Geen der vernoemde personen heeft relatie met de naamgevers van het zuidoostelijk stadsdeel: Dirck Langhe en Vrou Jutte niet omdat hun namen al voor 1350 in het namenbestand waren opgenomenGa naar voetnoot(29), Gerrit Jacobsz., Jacob Hugensz. en Mr. (Jan) Hugensz. niet omdat zij in later tijd hun rol binnen de Delftse stadsvesten speeldenGa naar voetnoot(30). De overige personen zijn niet achterhaalbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad 5.Zeven straten in het zuidoostelijk stadsdeel die dateren van voor 1500 hebben geen persoon als naamgever:
In dit lijstje zijn niet opgenomen de Nieuwe Delft (die naam geldt ook voor gedeelte in overige stadsdelen), de vesten (later bebouwd) de Kruisstraat, Oranjestraat en de ‘Vlaamse straatjes’ (later aangelegd) en de straten zuidelijk van de Breestraat (vielen 1355 nog niet onder stadsvrijheid). Van de namen genoemd onder I-VII houdt alleen de Tuynaert stg. (ook Tuner = tuinier) geen direkt verband met een evidente grootheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of lokale situatie. De Pontemarckt verwijst naar de turfponten, de Wyngaertstraat naar een taveerne (?), de Hop stg. naar hoppakhuizen, de Kerkweg naar de Nieuwe Kerk, de Broerhuys str. naar het Minderbroederskonvent op de plaats van de huidige Beestenmarkt. De naam Zac kan in verband worden gebracht met een ‘daling in de weg’. Ook hier dus geen willekeurige naamgeving; dat de namen voor het publiek aansprekelijk waren, getuigt hun lange levensduur. Alleen van de Tuynaert stg. zijn weinig vermeldingenGa naar voetnoot(31). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KonklusieOp grond van bovenstaande argumenten menen wij te kunnen stellen dat de benoeming van de straten die na de stadsrechtuitbreiding van 1355 ten zuiden van de Langendijk zijn aangelegd, niet willekeurig is geschied, maar bewust streefde naar vereeuwiging van diverse belangrijke personen binnen de stedelijke overheid. Dat deze poging tot vereeuwiging geslaagd is, bewijst het tot op de dag van heden voorkomen van Molstraat, Molslaan, Harmenkokslaan en Jacob Gerritstraat. Toch lijkt het ons niet waarschijnlijk dat de naamgeving op last van de overheid is geschied: we mogen ons de stedelijke magistratuur vlak na 1359 immers anders samengesteld voorstellen dan de Kabeljauwse faktie van de jaren '40 en '50. Dat diverse namen binnen enkele tientallen weer verdwijnen of verbasterd worden, wijst ook op het ontbreken van ‘officiële’ naamgeving. Wij stellen daarom ook in dit geval de ‘volksmond’ verantwoordelijk, maar dit geeft dan tevens een indikatie voor de gedachtenwereld van dat Delftse ‘volk’ kort na de ontmanteling van de stad op last van de ruwaard! De strijd tussen 1355 en 1359 lijkt ons te kort om aan te kunnen nemen dat de vernoemde heren zich aan een der laenen gevestigd en op deze wijze hun naam aan de straten verleend zouden hebben. Dit zou eerder het geval kunnen zijn bij de straten, maar dan nog blijft het merkwaardig dat zo veel straten in de nieuwe uitleg een persoonsnaam dragen. Mocht er inderdaad van systematische straatnaamgeving in het zuid-oostelijk deel van het middeleeuwse Delft sprake zijn, dan is dit, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeten naar de huidige stand van onderzoek, het vroegste voorbeeld in West-Europa. Noch Meertens, noch Jørgensen konden immers oudere voorbeelden dan de Lastage-staten vindenGa naar voetnoot(32). Desondanks moeten we de systematiek in de straatnaamgeving wat Delft betreft als een geïsoleerd verschijnsel zien en niet als ‘schoolmakend’ zoals dit volgens Jørgensen bij Amsterdam wel het geval is.
Amsterdam. Rudolf W. Poortier |
|