Naamkunde. Jaargang 6
(1974)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
De naam KalmthoutUit het recente overzicht van R. DejonghGa naar voetnoot(1) betreffende de naam Kalmthout blijken er in de loop van onze eeuw een tiental meestal erg uiteenlopende pogingen tot verklaring te zijn gedaan. De laatste (Mansion, Lindemans, Gysseling) stemmen in zoverre met elkaar overeen, dat zij als eerste lid een plant- of boomnaam postuleren met het collectief-suffix -ithi. M. Gysseling identificeert het kalm-element (dat trouwens in Debo's Westvlaams Idioticon met de betekenis ‘kalmus’ voorkomt) met Latijn calamus (= riet) en gaat uit van een collectivum *kalmitja-hulta. Klankwettig had dit echter - met de Romaanse syncope van de a - moeten leiden tot *kelmthout, een bezwaar dat J. Mansion uiteindelijk deed afzien van zijn eerste hypothese. Een tweede mogelijkheid, die Gysseling, overigens aarzelend, gebruikt ter verklaring van de naam Calmais, is uit te gaan van een Latijns calamētum, plaats waar biezen groeien. De vraag rijst echter of de toenmalige naamgevers van Kalmthout, die voor dat bodemeigen fenomeen dan toch over inheemse equivalenten als riet, bies, roos, lis enz. beschikten, de voorkeur aan een vreemdtalige naam zouden hebben gegeven. Mijzelf lijken twee verklaringen plausibel. Men zou kunnen uitgaan van een gemigreerde plaatsnaam van het type Chaumont, Calvum MontemGa naar voetnoot(2) Migratie van plaatsnamen is steeds een zeer verspreid fenomeen geweest; en al blijft deze relatie in het geval Kalmthout historisch het onderzoeken waard, toch lijkt het mij vrij waarschijnlijk dat ze niet gehandhaafd zal kunnen worden. Bij migratie van plaatsnamen blijft de oorspronkelijke vorm inderdaad in de mij bekende gevallen aanvankelijk behouden, en kan hij slechts zelden en secundair een bestanddeel van composita gaan vormen.Ga naar voetnoot(3) De uiteindelijke verklaring van het element kalmet- moet m.i. worden gezocht in de Griekse kruidnaam καλαμίνθη. Kalmthout | |
[pagina 89]
| |
zou dienvolgens oorspronkelijk zoiets betekend hebben als ‘kruizemuntbos’. Het bezwaar van de umlaut kunnen we omzeilen door rechtstreeks uit te gaan van de niet-gesyncopeerde Griekse of de Laatlatijnse vorm calamentum, waaruit Middelfrans calament (14e e.) > Middelengels en Middelnederlands calament > Nieuwengels calamint.Ga naar voetnoot(4) De Duitse verschoven vorm Pfefferminz en de vele andere uit de Romania geïmporteerde kruiden als hederik, kervel, venkel, mierik (swortel), wikke, muur, tijm enz. duiden erop dat een vroege ontlening geenszins ondenkbaar is. Of deze verklaring overeenstemt met de plantkundige realiteit moet aan de palynologie worden overgelaten. Toch vind ik de woorden van J. Goossenaerts zo wonderlijk treffend passen bij de - onafhankelijk daarvan gevonden - kalmunt-etymologie, dat ze m.i. kracht van argument krijgen: ‘... was het oorspronkelijke Kalmthout dus een (wellicht geringe) uithoek, vlak bij of midden in het (toen reeds bestaande? en thans nog altijd en alleen als plaatsnaam voorkomende) Kruisbos, of van een ander ‘hout’. Zeker was dat niet ‘het Dorp’.Ga naar voetnoot(5) Het genoemde Kruisbos bedekte het grootste gedeelte van de gemeentekomGa naar voetnoot(6). Indien nu kon bewezen worden dat aposiopese een courant procédé was bij toponiemvorming, dan ligt een afleiding van Kruisbos uit Kruizemuntbos voor de hand. Een aanwijzing in die zin is misschien te vinden in de benaming van een aangrenzend perceel ‘de Kruisakker’, die op zijn beurt aposiopetisch kan zijn verkort uit ‘Kruisbosakker’.Ga naar voetnoot(7) Het chronologische verschil tussen -hout- en -bos-benamingen in acht genomen, mogen we concluderen dat Kalmthout en Kruisbos in oorsprong wellicht synoniemen zijn.
Antwerpen. J. Van Loon |
|