Naamkunde. Jaargang 5
(1973)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Etnica en adjectiva bij toponiemenGa naar voetnoot(*)Toponiemen en hun afleidingen worden naargelang van hun herkomst in wisselende mate in de Nederlandse taalsystematiek geïntegreerd. Vlaamse en Nederlandse plaatsnamen zijn bijna steeds volledig in het Nederlandse derivatiesysteem opgenomen, al rijzen er wel eens moeilijkheden wegens de interferentie van dialect en ABN. Vele vreemde toponiemen echter bevatten derivatie-elementen van niet-Nederlandse origine: concatenatoren. Er kunnen dan ook twee grote morfologische patronen worden onderscheiden voor de afleiding van etnica en adjectiva: een Nederlands en een vreemd. Beide patronen representeren een groot aantal morfologische types. De vreemde herkomst van de toponiemen - die bovendien vaak in vrije variatie staan in de afleiding - en de talrijke derivatiemogelijkheden, maken het moeilijk bindende distributionele eigenschappen van de verschilende suffixen te detecteren. Op basis van enkele distributionele indicaties zullen we nagaan welke mogelijkheden voor de vorming van afleidingen zich voordoen bij enkele recente toponiemen. Zo mogelijk duiden we daarbij de ‘normale’ afleidingen aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herkomst van toponiemenEen synchronische beschrijving van de afleidingen bij toponiemen in het hedendaagse Nederlands dient met de herkomst van deze toponiemen rekening te houden. Alle Nederlandse en Vlaamse toponiemen zijn of van Nederlandse origine of sinds mensenheugnis zo vernederlandst dat ze inheems zijn geworden. Er kan hier een onderscheid worden gemaakt tussen regionaal en algemeen gebruikelijke toponiemen. Elke spraakmakende gemeente heeft het recht zelf haar eigen namen te kiezen. Ze beschikt bovendien over een zekere vrijheid wat de uitspraak en zelfs - bij de afleidingen - wat de spelling betreft. Zo ontstaan in de taal van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een bepaalde plaats wat we lokale of regionale benamingen en vormen kunnen noemen. Die kunnen, afhankelijk van de taalvorm van die plaats, dialect of ABN zijn. Zowel de dialecten als het ABN beschikken over een strategie (regels, procedures) om bij toponiemen afleidingen te vormen. Wegens hun enge verwantschap met het ABN, komt de strategie van de Vlaamse en Nederlandse dialecten grosso modo met die van het ABN overeen. Veelal zal de plaatselijke taalvorm - misschien op de uitspraak na - dan ook dezelfde zijn als de ABN-vorm. In dat geval beantwoordt hij - of hij nu in het dialect is ontstaan of niet - aan de intuïtie van de ABN-spreker: deze ervaart de vorm als regelmatig. Indien, daarentegen, de plaatselijke vorm niet aan de intuïtie van de ABN-spreker beantwoordt, zijn er soms moeilijkheden. Die vinden hun oorsprong in de opvatting als zou men zich moeten laten leiden door de plaatselijke benamingen en vormen bij de keuze van ABN-benamingen en -vormen. Dat elke plaats de vorm van haar eigen namen mag bepalen, hoeft niet te impliceren dat zij die ook aan het ABN mag opleggen. Dialecten en ABN hebben immers een eigen wetmatigheid. De ABN-benamingen en -vormen hoeven dan ook niet voor andere, plaatselijke vormen te wijken, want ‘aangezien zulke namen gewestelijk zijn, hoeven ze ook niet in de algemene taal opgenomen te worden’Ga naar voetnoot(1). De ABN-spreker die Diksmuidenaar, Oudenaardenaar, Gistelnaar, Namens zegt, kan niets worden aangewreven omdat de afleidingen die hij gebruikt volkomen in overeenstemming zijn met de manier waarop in het ABN afleidingen worden gevormd. Of hij die ABN-vormen gebruikt omdat hij niet met de plaatselijke of regionale vormen vertrouwd is of omdat hij ze niet wenst te gebruiken omdat het ABN een even bruikbare, waarschijnlijk zelfs algemenere, vorm heeft, doet absoluut niet ter zake. Een aantal plaatselijke vormen hebben echter, wegens de frequentie waarmee ze worden gebruikt, een plaats in het ABN gevonden. Dat hoeft ons geenszins te verwonderen daar er een voortdurende interferentie tussen ABN en dialecten bestaat. De graad van inschakeling kan erg variëren: meestal is hun distributie regionaal, zelden algemeen. Zo zullen de meeste Vlaamse ABN-sprekers Kortrijkzaan, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ieperling, Naams gebruiken, terwijl talrijke Nederlandse ABN-sprekers het zonder argwaan over Kortrijkenaar of Kortrijker, Ieperaar, Namens hebben, al zullen ze waarschijnlijk wel Bruggelingen en Antwerps zeggen. Indien men zulke vormen in een beschrijving van het ABN betrekt, zal men er rekening mee moeten houden dat ze in het ABN idiosyncratisch kunnen zijn, ook al zijn ze dat in het dialect niet. Niet-Vlaamse en niet-Nederlandse toponiemen (vele Europese landen en steden) die grondig vernederlandst zijn en waarvan de afleidingen volgens Nederlandse procédés worden gevormd, horen uiteraard in het lexicon bij de Nederlandse eigennamen te worden opgenomen. Vreemde toponiemen worden over het algemeen niet of slechts gedeeltelijk in de Nederlandse taalsystematiek geïntegreerd. Tegen een discriminerende behandeling ervan pleit echter dat er geen autochtone equivalenten in gebruik zijn (wat wel vaak met niet-eigennamen het geval is); dat zij - juist daarom - vrijwel nooit als bastaardwoorden worden gebrandmerkt; dat de afleidingen makkelijk worden geaccepteerd en soms frequenter voorkomen dan afleidingen van Nederlandse toponiemen. Deze ‘intermediaire bastaarden’ verenigen kenmerken van de ontlenende en de lenende taal: gecontamineerd door de eerste, maar toch vreemd, horen ze in geen van beide talen volledig thuis. Doordat het leven meer en meer kosmopolitisch georiënteerd raakt, neemt het aantal vreemde toponiemen dat ons vertrouwd voorkomt, steeds toe. Ook de benamingen voor de inwoners en de adjectieven die de herkomst aanduiden, geraken op die manier bekend en sommige frequent gebruikte worden gemeengoed. De vorm van vele afleidingen bij vreemde, vooral nieuwere toponiemen wordt ongetwijfeld in belangrijke mate bepaald door de manier waarop ze in het Nederlands binnenkomen, namelijk over de telex. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat zoveel nieuwe afleidingen bij toponiemen met de Engelse vormen corresponderen: het Engels is immers bij uitstek dé taal van de informatiemedia. Het Engels laat zich daarbij blijkbaar leiden door de vorm in de taal van het betreffende land of door een derivatieprocédé waarin neo-latijnse vormelementen worden gebruikt (wat ook in de andere westerse cultuurtalen een ruim verpreid procédé is). Vele afleidingen worden zoals de eigenaam zelf aan andere talen ontleend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConcatenatorenIn de meeste afleidingen van vreemde toponiemen komen derivatie-elementen van neo-latijnse origine voor die bijna nooit in afleidingen van inheemse toponiemen worden aangetroffenGa naar voetnoot(2). Ze treden blijkbaar tussen de wortel van het toponiem en het inwoners- of adjectiefsuffix op: ze fungeren als verbindingselement. Volgende morfologische elementen kunnen die functie hebben: /AAN, IAAN, EEZ, EEN, IJN, AAL, OOL, EEK, IAAK, IET, OOT, IOOT, AAT, IAAT, ENZ, ASK/. Een typevoorbeeld van elk: Amerikaan - Amerikaans, Nigeriaan - Nigeriaans, Chinees - Chinees, Chileen - Chileens, Palestijn - Palestijns, Provençaal - Provençaals, Spanjool - Spanjools, Yucateek - Yucateeks, Cytheriaak - Cytheriaaks, Jemeniet - Jemenitisch, Epiroot - Epirotisch, Cyprioot - Cypriotisch, Auvergnaat - Auvergnatisch, Aziaat - Aziatisch, Kretens - Kretenzisch, Bergamask - Bergamaskisch. Gesteld dat deze types kunnen worden geanalyseerd als bestaande uit een wortelmorfeem gevolgd door één of meer derivatiemorfemen, dan zijn er drie correlatiemogelijkheden tussen de derivatiemorfemen in de benaming voor de inwoners en die in het adjectief. De eerste mogelijkheid (a) is die waarbij Amerikaan, Amerikaans wordt geanalyseerd als opgebouwd uit de wortel /AMERIK/, het inwonerssuffix /AAN/ en het adjectiefsuffix /AANS/. De tweede (b) leidt het adjectief af van de benaming voor de inwoners met het suffix /S/. De derde (c) rekent met de wortel /AMERIK/, de concatenator /AAN/, het adjectiefsuffix /S/ en de nulallomorf van het inwonersmorfeem. De laatste twee zijn duidelijk beter dan de eerste. Terwijl (a) maar liefst 19 verschillende inwonerssuffixen en 18 verschillende adjectiefsuffixen nodig heeft om bij 19 wortels inwonersnamen en adjectieven te vormen, doen (b) en (c) het elk met 21 verschillende suffixen en/of concatenatoren. Het aantal suffixen zou trouwens nog sprongsgewijze toenemen indien andere appellativeringen en verbaliseringen in de beschouwing werden betrokken en men voor (a) zou kiezen: Amerikanisme, Amerikanist, Amerikanisatie, amerikaniseren. De redundantie in (a) is maximaal: dat wijst erop dat er een generalisering werd gemist. (a) is dus geen optimale morfologische analyse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook tegen (b) met zijn 19 inwonersuffixen en 2 adjectiefsuffixen zijn er bezwaren in te brengen van grammaticale en semantische aard. Bij alle toponiemen waarbij de inwonersnaam met een fonologisch gerepresenteerde allomorf van het inwonersmorfeem van {ETN} wordt gevormd, vormt men adjectieven op basis van de wortel van het toponiem en niet op basis van de inwonersnaam: Brussels, Gents, Hollands, Syrisch en niet *Brusselaars, *Gentenaars, *Hollanders, *Syriërs. Vanuit grammaticaal standpunt wordt het adjectief dus gevormd bij de wortel en niet bij de inwonersnaam. Semantisch is er weinig reden voor een ander standpunt: die adjectieven hebben primair de betekenis van, met betrekking tot ‘toponiem’. Dat toponiem kan echter metonymisch worden gebruikt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de inwoners, zoals ‘stad’ voor ‘stedeling’ in de hele stad wist het = alle stedelingen wisten het. Bijvoorbeeld: Amerika trekt zich terug uit Viëtnam = de Amerikanen trekken zich terug. Indien een toponiem metonymisch voor de inwoners wordt gebruikt in het syntagma dat aan een adjectiefderivatie ten grondslag ligt, kan het adjectief als aan de inwonersnaam gerelateerd worden geïnterpreteerd. Bijvoorbeeld: Nederlandse eetgewoonten = eetgewoonten in Nederland / van Nederlanders. Als het adjectief grammaticaal noch semantisch van de inwonersnaam wordt afgeleid indien die met een fonologisch gerepresenteerde morf van {ETN} wordt gevormd, is er weinig reden om een andere procedure te volgen indien hij met een niet-fonologisch gerepresenteerde morf van {ETN} wordt gevormd. (b) is dus niet zo'n beste analyseGa naar voetnoot(3). Mogelijkheid (c) is het meest verfijnd: ze heeft de voordelen van (b) met betrekking tot het aantal derivatiemorfen, maar ze heeft niet zijn nadelen. Inwonersnaam (3 morfen) en adjectief (2 morfen) worden niet rechtstreeks van de wortel afgeleid, maar door middel van een concatenator (16 morfen) indien dat nodig is. De term concatenator is van ShapiroGa naar voetnoot(4). Hij definieert hem als volgt: ‘a concatenator is defined as a morpheme whose sole, primary, or ancillary function in a given formation is to link base to suffix’ (p. 58). Hij kan een semantische waarde hebben. Wij wijken van Shapiro's opvattingen in zoverre af dat we voor de identificatie van een foneemcombinatie als concatenator niet de eis stellen dat ze ook als suffix moet voorkomen in andere formaties. Indien we die eis wel zouden stellen, zou dat tot een vierde mogelijkheid (d) aanleiding geven waarbij Amerikaans wordt geanalyseerd als /amerik, /aan/1, /aan/2 en /s/. /aan/2 is de concatenator die wortel en adjectiefsuffix verbindt, een morf van een morfeem dat een verbindende functie heeft en de semantische waarde behorend bij. /aan/1 drukt eveneens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behorend bij uit, maar heeft bovendien een additieve semantische waarde waardoor het een morf van {etn} wordt. De bezwaren hiertegen zijn dat de distributie van /aan/1 en /aan/2 volledig parallel loopt; dat hun semantische waarde grotendeels dezelfde is; dat /aan/1 toch een concatenator zou zijn als de inwonersallomorf fonologisch wordt gerepresenteerd: Afrikaner. Een concatenator is essentieel een functioneel element dat morfemen met elkaar verbindt. Hij heeft een vage semantische waarde die heel in het algemeen kan worden aangeduid als met betrekking tot, behorend bij. Door zijn semantische waarde verschilt hij van wat gewoonlijk heet: verbindingsmorfemen (Trubetzkoy), paramorfemen (De Groot), ‘empty morphs’ (Hockett), ‘stem-formatives’ (Gleason), ‘inskottsmorfem’ (Sigurd), bindfonemen(Botha)Ga naar voetnoot(5). Omdat concatenatoren, op enkele schaarse uitzonderingen als Kortrijkzaan, Wervikaan, Harelbekaan, Deerlijkaan na, niet bij inheemse plaatsnamen voorkomen, kan men in Van LoeyGa naar voetnoot(6) z'n terminologie niet eens van leensuffixen spreken. Indien deze opvatting van morfeemindeling wordt geaccepteerd, wordt het aantal produktieve inwonerssuffixen gereduceerd tot /aar, enaar, iër, er, i, ø/ (waarvan de eerste twee overwegend bij gemeentenamen voorkomen) en het aantal adjectiefsuffixen tot /s, isch, er/ (waarbij het laatste steeds een variant is van /s, isch/). Bij vergelijking met andere westerse cultuurtalen valt het op dat afleidingen van toponiemen in wisselende mate worden geïntegreerd. Vergelijk:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Engels en het Frans kunnen het onderscheid tussen de benaming voor de inwoners en het adjectief enkel met syntactische middelen duidelijk maken; de andere talen ook met morfologische. Door suffigering met aan de respectievelijke talen eigen adjectief- en inwonerssuffixen worden die vreemde woordvormen min of meer in de eigen taalsystematiek opgenomen. Het streven naar inschakeling in de eigen taalsystematiek, dat tevens een streven naar grotere duidelijkheid is, leidt tot een conglomeraat van derivatie-elementenGa naar voetnoot(7). In het Nederlands wordt het morfeem {etn}in tegenstelling tot het morfeem {adj}fonologisch niet gerepresenteerd na concatenatoren op enkele gevallen naGa naar voetnoot(8). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Morfologische patronenIn het Nederlands bestaan er twee procédés om etnica en adjectiva van toponiemen af te leiden. Bij het ene komt het suffix onmiddellijk na de wortel; bij het andere wordt het van de wortel gescheiden door een concatenator. Schematisch ziet het eerste, Nederlandse patroon er als volgt uit: mt stelt het toponiemsuffix, mi het inwonerssuffix en ma het adjectiefsuffix voor. In dit patroon komen mi-suffixen voor die in het andere nauwelijks of niet optreden: /aar, enaar, iër/. Het mi /er/ dat hier ook frequent is, staat slechts zelden na een concatenator (mc). De ma zijn van onverdacht Nederlandse herkomst of ze hebben sinds lang burgerrecht verworven: /s, isch, er/. Nederlandse plaatsnamen en ook namen van volken worden vaak zonder toponiemsuffix gevormd: dit wordt met het teken ‘ø’ aangeduid. Dit symbool geeft aan dat het betreffende monomorfematische toponiem met andere toponiemen die wel een toponiemsuffix hebben, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dus bimorfematisch zijn, wordt geclassificeerd. Het is dus geen allomorf van /ië, land, a, .../. Het is immers analytisch noch classificatorisch nodig toponiemen met ‘ø’ als afleidingen te beschouwen voor zover dat vanuit het huidige Nederlands kan worden beoordeeld. Voorbeelden: Brussel, Japan, Jemen, Niger, Oslo, Palts, Rotterdam, Siam. Het morfeem {etn} heeft wel een nulallomorf die wordt aangeduid met het symbool ‘Ø’. Het patroon met concatenator, dat in vele andere cultuurtalen ook voorkomt en waarbij de concatenator tussen de wortel en het suffix staat, is niet-Nederlands. De concatenator is net als de wortel overgenomen. mi /Ø/ is wel geen ongewoon, maar toch ook niet het meest gebruikelijke inwonerssuffix in het Nederlands. Het is echter het normale mi na een mc. Het is natuurlijk wel zo dat de inwonersnaam geen suffix met een fonologische representatie hoeft te krijgen omdat het wegens de concatenator toch al duidelijk is; met andere woorden, het contrast met het toponiem is reeds voldoende klaar. Het adjectief wordt wel in het Nederlandse systeem ingepast door na de Nederlandse suffixen /s, isch/ te voegen. Dezelfde inpassing vindt men voor de inwonersnaam in de volkstaal en sporadisch in het ABN. Hiervoor wordt /er/ gebruikt: Amerikaander, Afrikaner, Maltezer, enzovoort (cf. ook Duitse en Afrikaanse inwonersnamen op /er/). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Morfologische typesBeide morfologische patronen vertegenwoordigen een aantal types. De toponiemen uit elk type hebben het appellatief- en adjectiefsuffix en de concatenator gemeen, behalve het laatste type. Als indelingscriterium fungeren de vormen van het adjectief, het appellatief en het toponiem in die volgorde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De types 1, 2, 3, 4, 5, 15, 16, 17, 18, 26 horen in het Nederlandse morfologische patroon, de andere in het niet-Nederlandse. Buiten deze 26 types, waaraan twee produktieve morfologische patronen ten grondslag liggen, zijn er nog een aantal idiosyncratische patronen.
Geen van deze patronen is uiteraard produktief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DistributieDe distributie van de toponiem-, adjectief- en inwonerssuffixen en van de concatenatoren kan door verschillende factoren worden bepaald: op het segmentele vlak door de fonologische vorm van de wortel, het suffix of de concatenator, door de correspondentie tussen toponiemsuffix, inwonerssuffix en adjectiefsuffix, door het accent; eufonie en duidelijkheid, gebruik en analogie spelen eveneens een rol. De fonologische vorm van de wortel kan bepaalde suffixen uitsluiten. Suffixen en concatenatoren die dezelfde fonologische vorm als het laatste deel van de wortel hebben, worden vermeden: *Tunees-ees, *Tasmaan-aan, *Deventer-er. Het adjectief Deventer, een haplologische en haplografische vereenvoudiging van *Deventer-er, komt wel voor. Het adjectiefsuffix /s/ treedt regelmatig op na wortels op /-s/; maar indien die door /-ü(n)/ worden gevolgd, blijft /-ü(n)/: Parijs-s (Parijse modebladen), Oppuurs-s (Oppuurse burgemeester), Vaals-s (Vaalse jongens), Asse-s (het Assese karnaval), Assen-s (de Assense burgemeester). Toch ook: Tems-s (de Temse sporthal). Anderzijds conditioneert de foneemstructuur van de wortel soms de vorm van het suffix of de concatenator. Zo krijgen landnamen en zelfs een paar Vlaamse plaatsnamen met wortel op /-ik/ de concatenator /aan/: Amerikaan, Jamaïcaan, Wervikaan. Vlaamse en Nederlandse plaatsnamen met wortel op /-ül, -ür, -ün/ hebben /aar/ als inwonerssuffix en /s/, soms naast /er/, als adjectiefsuffix. De concatenator /eez/ komt, op enkele uitzonderingen na, steeds na wortels op vocaal plus sonoor (plus consonant) voor: Chinees, Katangees, Siamees. De keuze van de concatenator determineert meteen de vorm van het adjectiefsuffix: /s/ na /aan, iaan, eez, een, ijn, ool, eek, iaak/, /isch/ na /iet, oot, ioot, aat, iaat, enz, ask/. De distributie van inwoners- en adjectiefsuffixen en van concatenatoren kan ook mee door de vorm van het toponiemsuffix worden bepaald. Er bestaat, met andere woorden, een correspondentie tussen het toponiemsuffix en de derivatiesuffixen. Produktieve correspondenties zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het accent speelt een minder belangrijke rol dan men op het eerste gezicht zou kunnen denken. De keuze /er, enaar/ in Nederlandse plaatsnamen is geen kwestie van accent; die tussen /er, aar/ houdt met de regel dat opeenvolgingen van onbeklemtoonde syllaben van de vorm /-ülür, -ürür, -ünün/ worden vermeden, verband: *Brussel-er, *Deventer-er, *Leuven-er. Nederlandse plaatsnamen hebben meestal een initiaal of een finaal accent. Voorbeelden van plaatsnamen met een geaccentueerde niet-initiale (ante)penultima zijn weinig talrijk: Boortmeer'beek, Oostduin'kerke. Suffigering met /aar, enaar, er/ en met /s, er/ brengt geen verandering in de accentuering. Bij vreemde toponiemen ligt het accent steeds op de wortel, behalve bij die met /ije/: Hongarij'e, Mantsjoerij'e, Turkij'e. De toponiemsuffixen /ia, ië/, het inwonerssuffix /iër/ en het adjectiefsuffix /isch/ vereisen het accent op de voorafgaande syllabe, dit is op de laatste syllabe van de wortel: Boli'via, Nige'ria, Roeme'nië, Senegam'bië; Peloponne'siër, Spora'diër; Ethio'pisch, Egyp'tisch. Accentverschuiving treedt hierbij niet op: alle toponiemen die met /iër, isch/ worden gesuffigeerd, dragen altijd het accent op de laatste syllabe van de wortel. Slechts die met wortel op /-on/ schijnen zich daaraan te ontrekken: Ba'bylon, Ca'lydon, Pli'xion (een fictieve naam). Bij Ambon, Aragon, Asuncion, Ceylon, Gabon, Saïgon waar het accent wisselt, komen geen afleidingen met /iër, isch/ voor, wel met /er, s/ en /eez/Ga naar voetnoot(9). Alle concatenatoren krijgen het hoofdaccent (op de laatste syllabe zo ze dissyllabisch zijn): Amerikaan', Nigeriaan', Viëtnamees', Chileen', Argentijn', Cevennool', Provençaal', Yucateek', Cytheriaak', Jemeniet', Epiroot', Cyprioot', Auvergnaat', Aziaat', Kretens', Bergamask'. Het accent verschuift van de wortel naar de concatenator. Bij de toponiemen op /ije/ doet zich het omgekeerde voor omdat het inwoners- en adjectiefsuffix niet-syllabisch zijn: het accent verschuift van het toponiemsuffix naar de ultima van de wortel in de afleidingen: Hongarij'e - Hongaar'. Afleiding met een concatenator of een suffix dat op het accent invloed heeft, leidt tot een veranderende prominentieverhouding | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van grondwoord versus afgeleid woord. Immers, indien het suffix of de concatenator het hoofdaccent krijgt, wordt de prominente syllabe van de wortel automatisch afgezwakt en haar vocaal verkort (reductie). Eufonie en een streven naar duidelijkheid spelen eveneens een rol, ook al kan die niet duidelijk worden bepaald. Vandaar dat afleidingen van lange (waar ligt de grens?) namen vaak papieren vormen zijn en erg gekunsteld aandoen: Wulveringemnaar, Vliermaalrotenaar, Heist-op-den-Bergenaar. Soms worden lange samengestelde namen verkort: Paulownaër (Anna-Paulowna), Latems (St.-Martens-Latem); meestal heeft dat homonymie tot gevolg: Petegems (Petegem-aan-de-Schelde, Petegem-aan-de-Leie), Kapellenaar (Kapellen, Sint-Jacobs-Kapelle, Sint-Pieters-Kapelle, Sint-Ulriks-Kapelle). Als afleidingen stroef of onwelluidend zijn, wordt meestal een omschrijving gebruikt: de inwoners van ..., (die) van.... Ten slotte bepaalt het gebruik en de analogie met reeds bestaande vormen mee of een bepaalde afleiding wordt gehonoreerd of niet. Vele vreemde toponiemen worden met hun afleidingen overgenomen. Naarmate zij vaker worden gebruikt, wordt hun klankvorm ons meer vertrouwd, minder vreemd. De vermelde fonologische, paradigmatische en accentuele eigenschappen zijn eerder indicatief dan imperatief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Recente toponiemenAanduidingen voor de vorming van afleidingen bij toponiemen bestrijken slechts een beperkt aantal gevallen. Zo is het te verklaren dat bij recente toponiemen kan worden geaarzeld tussen verschillende vormen. Het meest frappante voorbeeld hiervan is Zaïre. Bij Zaïre zijn verschillende afleidingen mogelijk: Zaïraan - Zaïraans, Zaïriaan - Zaïriaans, Zaïrees - Zaïrees, Zaïriër - Zaïrisch, Zaïer - Zaïers. Zaïreen - Zaïreens en Zaïroot - Zaïrotisch, hoewel fonologisch mogelijk, mogen uitgesloten worden geacht wegens de onproduktiviteit van -een en -oot. Aanvankelijk werden vooral Zaïraan(s) en Zaïriaan(s) gebruikt, nu schijnen deze het te hebben afgelegd voor ZaïreesGa naar voetnoot(10). Srilan(g)ka of Sri Lan(g)ka (Ceylon. 1972). Het is niet duidelijk of de nasaal dentaal of velair is en evenmin of het toponiem in één woord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt gespeld of niet. Voor de afleidingen doet dat er trouwens niet aan toe. Er zijn me uit het taalgebruik nog geen afleidingen bekend. Volgens bovenstaande correspondentietabel liggen Srilankaan - Srilankaans of Srilankees - Srilankees het meest voor de hand. Mogelijk zijn ook Lankaan - Lankaans en Lankees - Lankees. Al deze vormen kunnen ook met een velaire nasaal voorkomen. De C.B.A.N. stelt Srilangkaan en Srilangkaans voorGa naar voetnoot(11). Bangladesh, ook Bangladesj gespeld, is de naam waaronder het vroegere Oost-Pakistan sinds zijn onafhankelijkheid bekend staat. Op 16 februari 1972 verscheen er in de kranten het volgende nogal raadselachtige berichtje: ‘De burgers van Bangladesj heten officieel Bengalezen, zo bepaalde de regering van Sjeik Moedjiboer Rachman dinsdag. Dat betekent dat het woord Bengalezen alleen in politieke betekenis zal worden gebruikt en dus geen etnische of kulturele inhoud heeft. Ook de leden van de tot een ander ras en taalgroep behorende minderheden, zoals Bihari's of Pundjabi's, die in Bangladesj wonen, zijn dus Bengalezen.’ (De Standaard 16-02-72). In het BRT TV-journaal van 15-02-72 werd die beslissing aangekondigd als ‘... inwoners heten Bengali’. Het betreft hier klaarblijkelijk een vertaling uit het Engels dat de keuze laat tussen Bengalese, Bengali en Bengalee. In het Nederlands worden onder Engelse invloed, meer en meer vormen op -i gebruikt: Israëli, Pakistani, Iraqi, Hindoestani, Zanzibari, Bengali en dergelijke, in plaats van Israëliër, Pakistaan of Pakistaner, Irakees, Hindoe(staner), Zanzibarees, Bengalees. Van Dale (1961) vermeldt: Israëli (als enige vorm buiten Israëliet dat een andere betekenis heeft); Pakistani (enkel als meervoud bij Pakistaan, Pakistaner); Hindoestani (als de lingua franca in het grootste deel van India). In het Supplement (1970) worden geen afleidingen met -i vermeld. De C.B.A.N. stelt voor als Nederlands equivalent van Bangladesh de naam Bengalen te gebruiken. Als inwonersnaam en als adjectief zou dan Bengalees kunnen fungeren. Daar Bangladesh op dit ogenblik de enige courante aanduiding voor het vroegere Oost-Pakistan is, staat het nog te bezien of de Commissie het tij nog kan keren. Bengali, Bengalees en Bengaals zijn regelmatige afleidingen bij het toponiem Bengalen; als inwonersnaam of adjectief bij Bangladesh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn ze idiosyncratisch. Nochtans laat de Nederlandse taalsystematiek de vorming van een appellatief met het suffix -er toe: Bangladesher. Hoewel bij ethica op -er normaliter adjectiva op -s horen, is dat hier, wegens de fonologische vorm van de wortel - die immers op een sisklank eindigt - niet mogelijk. Ook de vorm op -isch helpt ons niet uit de impasse: *Bangladeshisch lijkt door zijn opeenstapeling van [ε∫i.s] om eufonische redenen zo goed als uitgesloten. Daar concatenatoren bij toponiemen met een fonologische vorm als Bangladesh niet plegen voor te komen en daar adjectiefvorming met het suffix -er tot Nederlandse of naar analogie met het Duits gevormde toponiemen beperkt is, zijn de mogelijkheden voor een regelmatige adjectiefafleiding uitgeput. Bij Biafra, de Nigeriaanse Oostprovincie die in 1969 enige tijd vergeefs voor haar onafhankelijkheid heeft gestreden, kwamen afleidingen met de concatenator -aan voor: Biafraan - Biafraans. Deze concatenator is immers produktief bij toponiemen op het suffix -a. Blijkens de hierboven genoemde correspondenties had ook -ees gekund wegens de wortelstructuur van het toponiem. De vormen met -aan zijn normatief geworden. In 1964 werd Nyassaland een onafhankelijke republiek onder de naam Malawi. Naar analogie met Baliër - Balisch, Boeroendiër - Boeroendisch en Maliër - Malisch (die alle drie ook met de concatenator -ees voorkomen) en Somaliër - Somalisch luiden de afleidingen Malawiër - Malawisch. De vormen met -ees zijn bij Malawi niet mogelijk omdat het niet de daarvoor vereiste wortelstructuur (wortel op een sonoor eventueel nog door een consonant gevolgd) heeft. Ze zouden slechts mogelijk zijn als er wortelvariatie zou optreden zoals bij Mali dat een wortelvariant op /n/ heeft: /mali,malin/: /malawi, malawin/. Zowel de C.B.A.N. als de G.D.B.Z. opteren voor Malawiër als inwonersnaam en Malawisch of Malawies als adjectief. Dat men bij Tsjaad verschillende kanten opkan voor de vorming van afleidingen blijkt voldoende uit de door mij geraadpleegde woordenboeken en -lijsten. Van Dale 1970 (p. 2770) vermeldt Tsjadiër - Tsjadisch; Verschueren 1968 (supplement p. 35) noteert Tsjadiaan - Tsjadisch; C.B.A.N.: Tsjadiër - Tsjaads; Gabriël 1965 (p. 173) laat de keuze tussen Tsjader - Tsjaads en Tsjadiaan - Tsjadiaans; Historische Woorden (p. 50) en G.D.B.Z. (p. 331) kunnen geen benaming voor de inwoners aanbevelen, maar wel een adjectief: Tsjaads. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tsjaad hoort dus in de afleidingstypes 1 (Hollander - Hollands), 7 (Nigeriaan - Nigeriaans) en 15 (Syriër - Syrisch). Alle vermelde vormen zijn mogelijk. Door het voorkomen van Tsjader en Tsjadiër vormt Tsjaad een uitzondering op de regel dat -er en -iër steeds in complementaire distributie staan. De door Gabriël vermelde vorm Tsjader is mogelijk onder Duitse invloed ontstaan. Hij staat ook het zwakst. Bij Lesotho (Basutoland. 1966) en Botswana (Beetsjoeanaland. 1966) zijn me uit het taalgebruik geen afleidingen bekend. De C.B.A.N. beveelt Sotho en Tswana zowel voor de inwonersnaam als voor het adjectief aan. Voor Tswana heb ik één bewijsplaats gevonden: ‘Dicht bij Rustenburg in Zuid-Afrika, liggen belangrijke platina mijnen. Twee daarvan vallen binnen het gebied van het nu autonoom geworden thuisland der Tswana's, en zullen daar blijvend deel van blijven uitmaken [...]’ (Notarisblad. Leuven 23-05-73). Één van de volkeren van het Bantoeras is (volgens De Landen der Wereld en hun Beschaving. Rotterdam s.a., p. 7) dat der Botswanen. Zowel Lesotho als Botswana zijn genoemd naar de volken die in die streken wonen. De regelmatige, ‘systematische’ afleidingen zijn echter niet Sotho en Tswana. We zouden eerder Lesothoër - Lesothoos en Botswaan - Botswaans of Botswanaër - Botswanaas of nog Botswanees - Botswanees verwachten. In de G.D.B.Z. zijn wel de landnamen maar geen afleidingen opgenomen. De Duitse ‘Kommission für die Schreibweise geographischer Namen in kartographischen Erzeugnissen der DDR’ beveelt Botswaner - Botswanisch en Lesothoer - Lesothisch aan. Daaraan beantwoorden in het Nederlands respectievelijk Botswaan - Botswaans en Lesotho(ër) - Lesothoos. *Botswanaan is uitgesloten wegens zijn fonologische structuur. Voor Botswanees, te vergelijken met Ghanees en Guyanees, geldt dat bezwaar niet. Ook Botswanaas en Lesothoos zouden geen problemen opleveren, ware het niet dat het met het adjectiefsuffix -s corresponderende appellatiefsuffix -er na landnamen met wortel op vocaal zelden voorkomt: vergelijk Indiaas - Indiaër, Indisch - Indiër, Indiaans - Indiaan; Oegandaans - Oegandaan, Oegandaas - Oegandaër, Oegandees - Oegandees. De semantische differentiatie tussen adjectieven bij de wortel /ind/ doet zich niet voor bij de appellatieven: in plaats van Indiaër gebruikt men steevast Indiër. Bij de afleidingen van Oeganda, die vrije varianten zijn van elkaar, worden zowel Oegandaan als Oegandees als inwonersnaam gebruikt ook al | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geeft men voor het adjectief de voorkeur aan Oegandaas. Het ziet ernaar uit dat er bij landnamen met wortel op vocaal voor het appellatiefsuffix -er nog een zekere huiver bestaat, die bij plaatsnamen met wortel op vocaal minder uitgesproken is: Bredaër, Djakartaër, Osloër, Tokioër. Appellatiefafleidingen met Ø zonder concatenator zijn frequent bij toponiemen op het suffix -land: Basutoland, Nama(kwa)land, Nyassaland, Somaliland, Swaziland om alleen maar de Afrikaanse te noemen. Ze komen ook voor bij toponiemen op het suffix -ië, -ije, -je, -en, -e, -staan, -ø. De C.B.A.N. geeft één voorbeeld met het appellatiefsuffix Ø bij een toponiem op -a: Guyana - Guyaan - Guyaans. Klankwettig lijken Botswaan - Botswaans dan ook aanvaardbaar. De andere vormen zijn echter evenzeer mogelijk. De afleidingen bij Zambia en Tanzania staan niet meer ter discussie: de keuze van de taalgebruikers en de lexicologische commissies is op de vormen met concatenator -iaan en/of -iër en -isch gevallen. Zowel de C.B.A.N. als de G.D.B.Z. en Verschueren 1968 houden het bij Zambiaan(s) en Tanzaniaan(s). Van Dale 1970 heeft Zambiër - Zambiaans en Tanzaniër - Tanzaniaans. Formeel gezien hoort bij een adjectief met de concatenator -iaan een appellatief met dezelfde concatenator en bij een appellatief met het suffix -iër een adjectief met het suffix -isch, tenzij een fonologische, morfologische, accentuele of eufonische conditie zich daartegen verzet. Dat is hier niet het geval: Zambisch en Tanzanisch worden door het systeem toegelaten, maar ze zijn niet (erg) gebruikelijk. Er zijn trouwens nog andere mogelijkheden: Zambees (cf. de rivier de Zambezi), Tanzanees en - gesteld dat de landnaam ook Tanzanië kan luiden - Tanzaniër - Tanzaans, Tanzaan - Tanzaans (cf. Tasmaniër - Tasmaans, Aquitaan - Aquitaans), maar ook die zijn niet gebruikelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitOp enkele moeilijke gevallen na kan men bij bijna alle toponiemen een inwonersnaam en een adjectief dat de herkomst aanduidt, vormen. Vaak is er zelfs meer dan één afleiding mogelijk en kan het toponiem in verschillende afleidingstypes worden geclassificeerd. Tussen de vormen die op het niveau van het systeem, dat alle functionele, distinctieve opposities en regels die in een taal voorkomen en alle grammaticale combinatiemogelijkheden bevat, worden toegelaten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de vormen van het niveau van de uiting, dat alle vormen die op een bepaald ogenblik en in een bepaalde situatie daadwerkelijk worden gerealiseerd, bevat, ligt een derde niveau: de normGa naar voetnoot(12). Dit niveau filtert de vormen die het systeem toelaat. Bepalend voor de norm is wat reeds werd gerealiseerd in de taal. Op dit niveau wordt beslist welke mogelijkheden van het systeem mogen worden gerealiseerd. De traditie dient als richtsnoer voor de ‘normale realiseringen’. Vermeldenswaard is dat vormen met een concatenator dikwijls boven de meer Nederlandse vormen zonder concatenator worden verkozen. Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat de vreemde afleidingen wegens het voorkomen van heldere klinkers in de concatenatoren welluidender zijn en beter in de mond en in het oor liggen dan de Nederlandse afleidingen met alleen -er en -s. Meestal zijn er geen condities aan te wijzen die op eenduidige wijze de vorm van de gederiveerde inwonersnamen en adjectiva bepalen. Sommige vormen zijn wel waarschijnlijker, dat wil zeggen meer te verwachten dan andere op grond van analogie en invloed van andere talen en ook wel op grond van schaarse fonologische gegevens, maar daardoor worden hun concurrenten nog niet uitgesloten. Op het niveau van het systeem moeten al die mogelijke vormen worden opgenomen. Het gebruik wijst dan na verloop van tijd wel uit welke afleidingen de ‘normale’ worden.
Leuven. Willy Smedts Aspirant N.F.W.O. |
|